6.3. Nabetaling en HIR
[Regeling vervallen per 22-12-2011 met terugwerkende kracht tot en met 09-12-2011]
Het komt voor dat grond wordt verkocht aan een projectontwikkelaar en dat daarbij
wordt overeengekomen dat de koopsom, welke bestaat uit een bepaald bedrag per m2, aanzienlijk wordt verhoogd indien de grond binnen een bepaald aantal jaren een bouwbestemming
krijgt. Het is dan mogelijk dat ter zake van die verhoging van de koopprijs pas meer
dan drie jaren na het jaar van vervreemding winst hoeft te worden genomen of zelfs
mag worden genomen (BNB 1973/212* en BNB 1990/75). Ook is het mogelijk dat de herinvestering
ruim voor het jaar van winstrealisatie heeft plaatsgevonden.
In artikel 14 van de Wet IB 1964 was geregeld dat de boekwinst kan worden gereserveerd
‘bij het bepalen van de in een kalenderjaar genoten winst’ en dat de reserve in de
winst wordt opgenomen ‘uiterlijk in het vierde jaar volgend op dat waarin de reserve
is ontstaan’. Het jaar waarin de reserve is ontstaan ‘bij het bepalen van de in het
kalenderjaar genoten winst’, is het jaar waarin de boekwinst wordt genoten, dus het
jaar van winstrealisatie.
In artikel 3.54, eerste lid, is evenwel toegevoegd dat de reserve alleen kan worden gevormd met het oog op herinvestering
in bedrijfsmiddelen ‘in het jaar van de vervreemding of in de daarop volgende drie
jaren’, terwijl in het vijfde lid is bepaald dat de reserve in de winst wordt opgenomen
‘uiterlijk in het derde jaar na het jaar waarin de reserve is ontstaan’.
In gevallen waarin het jaar van winstrealisatie niet hetzelfde is als het jaar van
vervreemding kan het voorkomen dat de herinvestering wel plaatsvindt binnen drie jaren
na het jaar van winstrealisatie, maar niet binnen drie jaren na het jaar van vervreemding.
De in de vorige alinea vermelde toevoeging aan artikel 3.54, eerste lid, zou dan tot gevolg hebben dat geen HIR kan worden gevormd.
Goedkeuring
Nu de wetgever niet heeft aangegeven dat hij op dit punt een materiële wijziging beoogde
ten opzichte van de regeling onder de Wet IB 1964, keur ik voor zoveel nodig goed
dat voor de toepassing van artikel 3.54, eerste lid, de zinsnede ‘jaar van vervreemding’ wordt opgevat als ‘jaar van winstrealisatie,
mits een gevolg van vervreemding’.
Wanneer in een eerder jaar wordt geherinvesteerd dan het jaar waarin de boekwinst
wordt gerealiseerd, kan met betrekking tot die investering de afboeking van de HIR
pas aan de orde komen in het jaar waarin de boekwinst tot uitdrukking wordt gebracht
en die HIR wordt gevormd.
Indien op grond van feiten en omstandigheden het verkregen recht op een hogere koopprijs
binnen goed koopmansgebruik wordt geactiveerd, zoals in de situaties die aan de orde
waren in BNB 2001/85* en BNB 2004/419, kan een later tot uitdrukking komende winst
op het geactiveerde vorderingsrecht niet worden gereserveerd door middel van een HIR,
omdat in zoverre geen sprake is van winst ter zake van de vervreemding van een bedrijfsmiddel.