Subsidieregeling ESF 2007–2013

[Regeling vervalt op nader te bepalen datum].
[Regeling vervallen per 01-09-2009.]
Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2007.
Geldend van 01-01-2007 t/m 02-03-2007

Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 december 2006 Directie Arbeidsmarktbeleid, nr. AM/ESM/06/100794, tot de besteding van gelden uit het Europees Sociaal Fonds ter verwezenlijking van de doelstelling ‘Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid’ (Subsidieregeling ESF 2007–2013)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Overwegende dat het noodzakelijk is dat met betrekking tot de besteding van de gelden die voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 uit het Europees Sociaal Fonds aan Nederland worden toegewezen ter verwezenlijking van de doelstelling Regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel b, van verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (PbEU 2006, L210), nadere regels worden gesteld in het verlengde van en met inachtneming van die verordening, alsmede verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 juli 2006 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1784/1999 (PbEU 2006, L210), en Commission regulation setting out rules for the implementation of Council Regulation (EC) no. 1083/2006 laying down general provisions on the European Regional Development Fund, the European Social Fund and the Cohesion Fund and of Regulation (EC) No. 1080/2006 of the European Parliament and of the Council on the European Regional development Fund;

Gelet op de artikelen 3, eerste en vierde lid, 5 en 8, eerste lid, van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • begunstigde: de subsidieaanvrager aan wie krachtens deze regeling subsidie is verleend;

  • CREBO: het Centraal register beroepsopleidingen, bedoeld in artikel 6.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • gedeeltelijk-arbeidsgeschikte: een persoon met een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten naar een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 80%;

  • gedetineerde: een persoon ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een vrijheidstraf of vrijheidsbenemende maatregel in een justitiële inrichting plaatsvindt of ten aanzien van wie een bevel tot verpleging van overheidswege is gegeven als bedoeld in artikel 37b of 38c van het Wetboek van Strafrecht;

  • Implementatieverordening: de ‘Commission regulation setting out rules for the implementation of Council Regulation (EC) no 1083/2006 laying down general provisions on the European Regional Development Fund, the European Social Fund and the Cohesion Fund and of Regulation (EC) No 1080/2006 of the European Parliament and of the Council on the European Regional development Fund’;

  • instelling: een opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.1 of 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, dan wel een instituut als bedoeld in artikel 12.3.8 van die wet;

  • jongere: een persoon van 18 jaar of ouder, doch jonger dan 24 jaar;

  • laaggekwalificeerd: een opleiding hebbend tot en met MBO-4 niveau;

  • minister: de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • Operationeel Programma: het Operationeel Programma ESF Doelstelling 2, 2007–2013, dat is opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;

  • oudere: een persoon van 45 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar;

  • praktijkonderwijs: het onderwijs, bedoeld in artikel 10f, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • project: een samenhangend geheel van activiteiten met betrekking tot een gebied als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid;

  • startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7, onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • subsidieaanvrager: de aanvrager van een subsidie op grond van deze regeling;

  • verordening: verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad van de Europese Unie van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999 (PbEU 2006, L210);

  • voortgezet speciaal onderwijs; het onderwijs dat wordt gegeven op een school of instelling waaraan voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra wordt verzorgd;

  • werkende: een persoon, jonger dan 65 jaar, die op grond van een arbeidsovereenkomst, dan wel een aanstelling in openbare dienst, arbeid verricht als werknemer, of die arbeid verricht als zelfstandige zonder personeel.

Artikel 1.2. Doel van de regeling

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 De minister verleent met inachtneming van deze regeling en onder het voorbehoud, bedoeld in artikel 56, vierde lid, van de verordening subsidie ten behoeve van projecten op het gebied van:

    • a. toeleiding van werklozen naar de arbeidsmarkt als bedoeld onder Actie A van het Operationeel Programma;

    • b. re-integratie van gedetineerden en jongeren in jeugdinrichtingen als bedoeld onder Actie B van het Operationeel Programma;

    • c. praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld onder Actie C van het Operationeel Programma;

    • d. verbetering arbeidsmarktpositie werkenden als bedoeld onder Actie D van het Operationeel Programma; of

    • e. sociale innovatie als bedoeld onder Actie E van het Operationeel Programma.

  • 2 Indien de Europese Commissie op het tijdstip van subsidieverlening nog niet heeft ingestemd met het Operationele Programma, wordt de subsidie, bedoeld in het eerste lid, verleend onder de voorwaarde dat de Europese Commissie instemt met dat Operationele Programma.

  • 3 In geval van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in het tweede lid, kan de minister de subsidie aanpassen aan het gewijzigde Operationele Programma, dat wel de instemming van de Europese Commissie heeft verkregen.

Artikel 1.3. Subsidieplafond

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 2 De minister kan met betrekking tot de verdeling van het maximaal beschikbare bedrag, bedoeld in het eerste lid, over de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 voorafgaande aan het aanvraagtijdvak, bedoeld in artikel 5.1, een maximaal beschikbaar bedrag voor een kalenderjaar vaststellen. Indien de minister het maximaal beschikbaar bedrag voor een kalenderjaar na 2007 vaststelt, doet hij daarvan mededeling in de Staatscourant.

Artikel 1.4. Verdeling maximaal beschikbaar bedrag Actie C

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 Voor het bepalen van het bereiken van het maximaal beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onder c, dan wel indien ten behoeve van projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder c, voor een kalenderjaar een maximaal beschikbaar bedrag is vastgesteld, het bereiken van het voor dat kalenderjaar vastgestelde maximaal beschikbaar bedrag, worden de in een kalenderjaar in een aanvraagtijdvak ingediende subsidieaanvragen met betrekking tot projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder c, in volgorde van tijdstip van ontvangst behandeld, waarbij alleen volledige subsidieaanvragen in behandeling worden genomen.

  • 2 Van een volledige subsidieaanvraag als bedoeld in het eerste lid is sprake, indien is voldaan aan de artikelen 5.1, tweede lid, tot en met 5.6. Wanneer de subsidieaanvrager in de gelegenheid is gesteld om zijn onvolledige subsidieaanvraag aan te vullen, geldt als tijdstip van ontvangst het tijdstip van ontvangst van de volledige subsidieaanvraag.

  • 3 Indien volledige toekenning van een subsidieaanvraag zou leiden tot overschrijding van het maximaal beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, onder c, dan wel indien ten behoeve van projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder c, voor een kalenderjaar een maximaal beschikbaar bedrag is vastgesteld, overschrijding van het voor dat kalenderjaar vastgestelde maximaal beschikbaar bedrag, wordt de subsidieaanvraag geheel afgewezen.

Artikel 1.5. Verdeling maximaal beschikbaar bedrag Actie D en E

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 Na afloop van een aanvraagtijdvak worden de volledige subsidieaanvragen met betrekking tot projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder d en e, in rangorde geplaatst. Daarbij worden de subsidieaanvragen met betrekking tot projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder d, beoordeeld naar de mate waarin het voorgestelde project voldoet aan de criteria, bedoeld in artikel 2.4.3, en de subsidieaanvragen met betrekking tot projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder e, beoordeeld naar de mate waarin het voorgestelde project voldoet aan door de minister in de Staatscourant te publiceren criteria.

  • 2 Van een volledige subsidieaanvraag als bedoeld in het eerste lid is met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder d, sprake, indien is voldaan aan de artikelen 5.1 tot en met 5.7, en met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder e, indien is voldaan aan de artikelen 5.1 tot en met 5.6. Wanneer de subsidieaanvrager in de gelegenheid is gesteld om zijn onvolledige subsidieaanvraag aan te vullen, wordt de aangevulde subsidieaanvraag bij het bepalen van de rangorde in aanmerking genomen, indien de minister die volledige subsidieaanvraag binnen de door hem gestelde hersteltermijn heeft ontvangen.

  • 3 Indien het subsidiebedrag dat op grond van deze regeling verleend kan worden aan de subsidieaanvrager wiens subsidieaanvraag als eerste in de rangorde is geplaatst lager is dan het van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 1.3, eerste lid, dan wel indien ten behoeve van projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder d of e, voor een kalenderjaar een maximaal beschikbaar bedrag is vastgesteld, het bereiken van het voor dat kalenderjaar van toepassing zijnde maximaal beschikbaar bedrag, verleent de minister dat subsidiebedrag. Indien aan de subsidieaanvrager van de in de rangorde volgende subsidieaanvraag een subsidiebedrag verleend kan worden dat lager is dan het bedrag dat na de beslissing op de eerste subsidieaanvraag van het van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag resteert, verleent de minister ook aan die subsidieaanvrager dat subsidiebedrag en zo vervolgens.

  • 4 Indien in de rangorde een subsidieaanvraag aan de orde is, waarvan het gevraagde subsidiebedrag hoger is dan het bedrag dat na de beslissingen op eerdere in de rangorde geplaatste subsidieaanvragen van het van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag resteert, wordt de subsidieaanvraag geheel afgewezen.

Artikel 1.6. Aanwijzing van autoriteiten

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 Als managementautoriteit als bedoeld in artikel 59, eerste lid, onder a, van de verordening wordt aangewezen het Agentschap SZW van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

  • 2 Als certificeringsautoriteit als bedoeld in artikel 59, eerste lid, onder b, van de verordening wordt aangewezen de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

  • 3 Als auditautoriteit als bedoeld in artikel 59, eerste lid, onder c, van de verordening wordt aangewezen de Auditdienst van het Ministerie van Financiën.

Artikel 1.7. Algemene Regeling SZW-subsidies

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

De Algemene Regeling SZW-subsidies is niet van toepassing.

Hoofdstuk 2. Subsidiabele projecten

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Paragraaf 1. Projecten in het kader van Actie A

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Artikel 2.1.1. Doel projecten Actie A

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder a, heeft tot doel werklozen naar de arbeidsmarkt te geleiden.

Artikel 2.1.2. Eisen ten aanzien van projecten Actie A

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder a, komt slechts voor subsidie in aanmerking indien wordt voldaan aan door de minister in de Staatscourant bekend te maken eisen.

Paragraaf 2. Projecten in het kader van Actie B

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Artikel 2.2.1. Doel projecten Actie B

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder b, heeft tot doel gedetineerden van 15 jaar of ouder die in de laatste of voorlaatste fase van hun detentie verkeren, waaronder begrepen ter beschikking gestelden ten aanzien van wie de rechter heeft bepaald dat die maatregel beëindigd zal worden, of civielrechtelijk in Jeugdinrichtingen verblijvende jongeren, een startkwalificatie te doen verwerven, of anderszins voor te bereiden op een functie op de reguliere arbeidsmarkt en na afloop van hun detentie, dan wel hun civielrechtelijk verblijf in een Jeugdinrichting, op een reguliere arbeidsplaats te doen plaatsen.

Artikel 2.2.2. Eisen ten aanzien van projecten Actie B

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder b, komt slechts voor subsidie in aanmerking indien:

  • a. het project past binnen het doel, bedoeld in artikel 2.2.1;

  • b. het project een duur van ten hoogste 12 maanden heeft;

  • c. ten aanzien van de in artikel 2.2.1 genoemde personen de methodiek van individuele trajectbegeleiding wordt toegepast;

  • d. reeds tijdens de detentieperiode, dan wel verpleegperiode, over de vorm en inhoud van de individuele trajectbegeleiding contact wordt opgenomen met de gemeente, waar de deelnemer aan het project, naar zijn zeggen, na zijn invrijheidstelling zijn woonplaats als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Wet werk en bijstand zal hebben;

  • e. het project niet mede wordt gefinancierd uit andere structuurfondsen of communautaire initiatieven; en

  • f. de projectresultaten om niet beschikbaar worden gesteld aan de minister of door hem aangewezen derden.

Paragraaf 3. Projecten in het kader van Actie C

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Artikel 2.3.1. Doel projecten Actie C

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder c, heeft tot doel leerlingen die staan ingeschreven bij een school voor praktijkonderwijs, dan wel bij een school voor voortgezet speciaal onderwijs, voor te bereiden op, of toe te geleiden naar een functie op de reguliere arbeidsmarkt, dan wel beschermde arbeidsmarkt,of toe te geleiden naar een vervolgopleiding op MBO-1 niveau of naar het Beroepsbegeleidend onderwijs.

Artikel 2.3.2. Eisen ten aanzien van projecten Actie C

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder c, komt slechts voor subsidie in aanmerking indien:

  • a. het project past binnen het doel, bedoeld in artikel 2.3.1;

  • b. het project een duur van ten hoogste 12 maanden heeft;

  • c. het project start na 1 augustus van een kalenderjaar;

  • d. het project gericht is op deelnemers van 15 jaar of ouder, die naar het oordeel van de school in aanvulling op het reguliere onderwijs ondersteuning nodig hebben ten tijde van de periode dat de deelnemers als leerling voor het praktijkonderwijs staan ingeschreven en begeleiding na het verlaten van de school ten behoeve van arbeidsintegratie, dan wel ondersteuning nodig hebben ten tijde van de periode dat de deelnemers als leerling voor het voortgezet speciaal onderwijs staan ingeschreven en begeleiding na het verlaten van de school ten behoeve van arbeidsintegratie;

  • e. de onder d bedoelde deelnemers door de school zijn geregistreerd als deelnemer aan een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder c;

  • f. het project niet mede wordt gefinancierd uit andere structuurfondsen of communautaire initiatieven;

  • g. de projectresultaten om niet beschikbaar worden gesteld aan de minister, of door hem aangewezen derden; en

  • h. de subsidie op grond van deze regeling wordt aangewend voor de bekostiging van de navolgende activiteiten:

    • arbeidskundig onderzoek;

    • leerlingwerkplaatsen in directe samenhang met branches en bedrijven, uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de school;

    • branchegerichte cursussen voor leerlingen met een civiel effect;

    • vormgeven en intensivering van begeleiding na het verlaten van de school, niet zijnde stagebegeleiding, op basis van een overeenkomst; of

    • ondersteuning van de onder 1° tot en met 4° genoemde activiteiten door netwerkvorming in relatie tot arbeidsintegratie.

Paragraaf 4. Projecten in het kader van Actie D

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Artikel 2.4.1. Doel projecten Actie D

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder d, heeft tot doel de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt van laaggekwalificeerde werkenden te vergroten.

Artikel 2.4.2. Eisen ten aanzien van projecten Actie D

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 Een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder d, komt slechts voor subsidie in aanmerking indien:

    • a. het project past binnen het doel, bedoeld in artikel 2.4.1;

    • b. het project past binnen het doel dat is opgenomen in de statuten van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds dat het project uitvoert of doet uitvoeren, dan wel, indien in het kader van het project wordt samengewerkt met een ander Opleidings- en Ontwikkelingsfonds dat door de minister op grond van artikel 4.2 als subsidieaanvrager is erkend, en het project niet past binnen het doel dat is opgenomen in de statuten van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds dat de subsidieaanvraag indient, in ieder geval past binnen het doel dat is opgenomen in de statuten van dat andere door de minister erkende Opleidings- en Ontwikkelingsfonds;

    • c. het project een duur van ten hoogste 12 maanden heeft;

    • d. het project gericht is op een in het CREBO opgenomen opleiding, dan wel op een daarmee gelijk te stellen opleiding, die in de branche als extra kwalificatie voor de arbeidsmarkt wordt erkend, een civiel effect heeft en algemeen toegankelijk is;

    • e. het project niet mede wordt gefinancierd uit andere structuurfondsen of communautaire initiatieven; en

    • f. de projectresultaten om niet beschikbaar worden gesteld aan de minister of door hem aangewezen derden.

  • 2 Indien het project wordt uitgevoerd in een branche waarin ten tijde van de subsidieaanvraag blijkens de meest recente CBS-statistiek ‘Werkzame beroepsbevolking, beroepsklassen’ tot 50% van de werknemers vrouw is, komt het project slechts voor subsidie in aanmerking indien het percentage vrouwelijke deelnemers aan het project ten minste 5 procentpunt hoger ligt dan het percentage vrouwelijke werknemers in die branche.

Artikel 2.4.3. Prioritering projecten Actie D

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 Projecten hebben voorrang op elkaar naar de mate waarin zij voldoen aan de leden twee tot en met acht. De weging van de leden twee tot en met acht vindt plaats met inachtneming van de in bijlage 2 opgenomen scoreverdeling.

  • 2 Projecten die zich richten op werknemers zonder startkwalificatie hebben voorrang op projecten die zich richten op werknemers met startkwalificatie.

  • 3 Projecten die zijn opgezet voor de gehele branche of sector hebben voorrang op projecten die zijn opgezet voor een of meer bedrijven.

  • 4 Projecten waarbij gebruik wordt gemaakt van het instrument Erkenning Verworven Competenties hebben voorrang op projecten waarbij dit instrument niet wordt gebruikt.

  • 5 Projecten die zich richten op jongeren hebben voorrang op projecten die zich richten op personen in de leeftijdscategorie 24 tot en met 44 jaar.

  • 6 Projecten die zich richten op ouderen hebben voorrang op projecten die zich richten op personen in de leeftijdscategorie 24 tot en met 44 jaar.

  • 7 Projecten die zich richten op gedeeltelijk-arbeidsgeschikten hebben voorrang op projecten die zich niet op deze personen richten.

  • 8 Projecten waarbij een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds sectoroverstijgend samenwerkt met een ander Opleidings- en Ontwikkelingsfonds dat door de minister op grond van artikel 4.2 als subsidieaanvrager is erkend hebben voorrang op projecten waarbij die samenwerking ontbreekt.

  • 9 Indien toepassing van de in bijlage 2 opgenomen scoreverdeling ertoe leidt dat projecten een gelijke score hebben, worden de op die projecten betrekking hebbende subsidieaanvragen in rangorde geplaatst in volgorde van het tijdstip van binnenkomst van de volledige subsidieaanvraag, waarbij de volledige subsidieaanvraag die op een eerder tijdstip door de minister is ontvangen een hogere rangorde heeft dan een volledige subsidieaanvraag die op een later tijdstip is ontvangen.

Paragraaf 5. Projecten in het kader van Actie E

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Artikel 2.5.1. Doel projecten Actie E

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder e, heeft tot doel de arbeidsproductiviteit te verhogen door middel van het innoveren van werkwijzen, werkprocessen en arbeidsverhoudingen en het maximaal benutten van competenties, gericht op het verbeteren van de bedrijfsprestaties en ontplooiing van talent.

Artikel 2.5.2. Eisen ten aanzien van projecten Actie E

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder e, komt slechts voor subsidie in aanmerking indien:

  • a. het project past binnen het doel, bedoeld in artikel 2.5.1;

  • b. het project een duur van ten hoogste 12 maanden heeft;

  • c. het project gericht is op de thema’s en de daarbij behorende activiteiten, genoemd in het Operationeel Programma;

  • d. het project niet mede wordt gefinancierd uit andere structuurfondsen of communautaire initiatieven; en

  • e. de projectresultaten om niet beschikbaar worden gesteld aan de minister of door hem aangewezen derden.

Hoofdstuk 3. Subsidiabele kosten/hoogte subsidie

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Artikel 3.1. Subsidiabele kosten projecten actie A

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder a, komen, met inachtneming van bijlage 3 bij deze regeling, slechts voor subsidie in aanmerking de door de minister in de Staatscourant bekend te maken kosten, waarbij door de minister te duiden kosten aan een maximum kunnen worden gebonden.

Artikel 3.2. Subsidiabele kosten projecten actie B

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 Met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder b, komen, met inachtneming van bijlage 3 bij deze regeling, slechts voor subsidie in aanmerking de volgende additionele, noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering en het beheer van het project toe te rekenen, na indiening van de subsidieaanvraag door of op verzoek van de begunstigde werkelijk gemaakte en ten laste van de begunstigde gebleven kosten van:

    • a. individuele trajectbegeleiders;

    • b. scholing en training van gedetineerden;

    • c. exploitatiekosten; of

    • d. overhead tot een maximum van 20% van de in de beschikking tot subsidievaststelling opgenomen, voor subsidie in aanmerking komende kosten op grond van de onderdelen a, b en c.

  • 2 Met betrekking tot de exploitatiekosten, bedoeld in het eerste lid, onder c, is artikel 3.3, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.3. Subsidiabele kosten projecten actie C

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 Met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder c, komen, met inachtneming van bijlage 3 bij deze regeling, slechts voor subsidie in aanmerking de volgende additionele, noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering en het beheer van het project toe te rekenen, na indiening van de subsidieaanvraag door of op verzoek van de begunstigde werkelijk gemaakte en ten laste van de begunstigde gebleven kosten van:

    • a. docenten of begeleiders tot een maximum per docent of begeleider per maand ter hoogte van 160% het in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag bedoelde bedrag per maand;

    • b. specifieke cursussen en training van deelnemers;

    • c. exploitatiekosten; of

    • d. overhead tot een maximum van 20% van de in de beschikking tot subsidievaststelling opgenomen, voor subsidie in aanmerking komende kosten op grond van de onderdelen a, b en c.

  • 2 Onder exploitatiekosten, bedoeld in het eerste lid, onder c, worden in ieder geval begrepen:

    • a. kosten van verbruiksgoederen;

    • b. huurtermijnen of leasetermijnen voor apparatuur en instrumenten;

    • c. afschrijvingskosten van computerapparatuur gedurende een termijn van drie jaar;

    • d. afschrijvingskosten van software gedurende een termijn van twee jaar;

    • e. afschrijvingskosten van machines of apparatuur, niet zijnde computerapparatuur als bedoeld in dit lid, onder c, gedurende een termijn van vijf jaar;

    • f. afschrijvingskosten van meubilair of stoffering gedurende een termijn van tien jaar;

    • g. afschrijvingskosten van onroerend goed gedurende een termijn van dertig jaar;

    • h. kosten van huur van kantoorruimten, leslokalen of praktijkruimten;

    • i. kosten van aanpassingen van leslokalen ten behoeve van gehandicapten;

    • j. ontwikkelingskosten van lesmateriaal, op afschrijvingsbasis, gedurende een termijn van drie jaar;

    • k. kosten van rechtstreeks aan het project toe te rekenen bedrijfsvoering;

    kosten met betrekking tot de koop van tweedehands materiaal, benodigd voor de uitvoering van het project, indien 1° een verklaring van herkomst van het materiaal en een bevestiging van de verkoper wordt overgelegd, waaruit blijkt dat in de periode van zeven jaar voorafgaande de aankoop van het materiaal de aankoop van het materiaal niet eerder is gesubsidieerd, 2° de prijs van het tweedehands materiaal marktconform is en 3° de technische eigenschappen van het materiaal overeenstemmen met de terzake gebruikelijke normen en voldoen aan de eisen die in het kader van de activiteiten in het algemeen worden gesteld.

Artikel 3.4. Subsidiabele kosten projecten actie D

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder d, komen, met inachtneming van bijlage 3 bij deze regeling, en tot een maximum per subsidieaanvrager van 10% van het van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag per kalenderjaar, slechts voor subsidie in aanmerking de volgende additionele, noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering en het beheer van het project toe te rekenen, na indiening van de subsidieaanvraag door of op verzoek van de begunstigde werkelijk gemaakte en ten laste van de begunstigde gebleven kosten van:

  • a. opleidingen, cursussen en trainingen tot en met MBO-4 niveau;

  • b. ontwikkeling van opleidingen, cursussen en trainingen tot en met MBO-4 niveau tot een maximum van 10% van de in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen, voor subsidie in aanmerking komende kosten;

  • c. exploitatiekosten; of

  • d. overhead tot een maximum van 20% van de in de beschikking tot subsidievaststelling opgenomen, voor subsidie in aanmerking komende kosten op grond van de onderdelen a, b en c.

  • 2 Met betrekking tot de exploitatiekosten, bedoeld in het eerste lid, onder c, is artikel 3.3, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3.5. Subsidiabele kosten projecten actie E

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder e, komen, met inachtneming van bijlage 3 bij deze regeling, slechts voor subsidie in aanmerking de door de minister in de Staatscourant bekend te maken kosten, waarbij door de minister te duiden kosten aan een maximum kunnen worden gebonden.

Artikel 3.6. Niet-subsidiabele kosten

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Zo nodig in afwijking van de artikelen 3.1 tot en met 3.5 wordt geen subsidie verleend:

  • a. in strijd met de Implementatieverordening;

  • b. voor naar het oordeel van de minister onredelijk gemaakte kosten ter uitvoering van het project of een onderdeel daarvan;

  • c. voor kosten gemaakt ter uitvoering van activiteiten, die naar het oordeel van de minister redelijkerwijs niet passen binnen de met het project beoogde doelstelling;

  • d. voor kosten van inkomensvervangende betalingen of uitkeringen aan deelnemers, niet zijnde loonbetalingen;

  • e. voor de loonkosten verbonden aan werkervaringsplaatsen en dienstbetrekkingen welke zijn aangegaan of bekostigd in het kader van de Wet werk en bijstand;

  • f. voor de loonkosten van een persoon die in het kader van de Wet sociale werkvoorziening een dienstverband met de gemeente dan wel met een reguliere werkgever heeft;

  • g. voor verletkosten.

Artikel 3.7. Middelen van derden

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Indien de subsidieaanvrager voor de financiering van het te subsidiëren project middelen van een derde inzet, geschiedt dit op basis van een schriftelijke overeenkomst met, dan wel een schriftelijke toezegging van die derde. In de schriftelijke overeenkomst, dan wel schriftelijke toezegging wordt de bijdrage die door de derde wordt verschaft vastgelegd, alsmede de voorwaarden waaronder deze ter beschikking wordt gesteld.

Artikel 3.8. Hoogte subsidie

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 De subsidie ten behoeve van projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onderdelen a tot en met d, bedraagt 40% van de voor subsidie in aanmerking te nemen kosten, doch ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde maximumbedrag. De subsidie ten behoeve van projecten als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onderdeel e, bedraagt 75% van de voor de subsidie in aanmerking te nemen kosten, doch ten hoogste het in de beschikking tot subsidieverlening vermelde maximumbedrag.

  • 2 Indien met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder d, dat wordt uitgevoerd in een sector waarin tot 50% van de werknemers vrouw is, het percentage vrouwen dat het project afrondt lager is dan het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen streefpercentage, wordt het geheel van de voor subsidie in aanmerking komende kosten telkens met evenveel gehele procentpunten verlaagd als het aantal procenten dat het realisatiepercentage gelegen is onder het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen streefpercentage, tot een maximum van vijf procentpunten.

  • 3 Indien de subsidieaanvrager krachtens een overeenkomst dan wel een toezegging als bedoeld in artikel 3.7 jegens een derde terzake van de uitvoering van een gesubsidieerd project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onderdelen a tot en met d, aanspraak heeft op betaling van een bedrag dat meer bedraagt dan 60% van de subsidiabele kosten, dan wel indien de subsidieaanvrager bij zijn subsidieaanvraag een schriftelijke toezegging heeft gedaan dat hij meer dan 60% van de subsidiabele kosten voor eigen rekening zal nemen, wordt de subsidie verlaagd met dit meerdere. Indien de subsidieaanvrager krachtens een overeenkomst dan wel een toezegging als bedoeld in artikel 3.7 jegens een derde terzake van de uitvoering van een gesubsidieerd project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onderdeel e, aanspraak heeft op betaling van een bedrag dat meer bedraagt dan 25% van de subsidiabele kosten, dan wel indien de subsidieaanvrager bij zijn subsidieaanvraag een schriftelijke toezegging heeft gedaan dat hij meer dan 25% van de subsidiabele kosten voor eigen rekening zal nemen, wordt de subsidie verlaagd met dit meerdere.

Hoofdstuk 4. Subsidieaanvrager

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Artikel 4.1. Subsidieaanvrager

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 De subsidie met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder a, wordt aangevraagd door een of meer door de minister in de Staatscourant bekend te maken rechtspersonen.

  • 2 De subsidie met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder b, wordt aangevraagd door de minister van Justitie, al dan niet mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 3 De subsidie met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder c, wordt aangevraagd door een school voor praktijkonderwijs of een school voor voortgezet speciaal onderwijs.

  • 4 De subsidie met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder d, wordt aangevraagd door een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds dat door de minister op grond van artikel 4.2 als subsidieaanvrager is erkend.

Artikel 4.2. Erkenning Opleidings- en Ontwikkelingsfonds als subsidieaanvrager

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 Een Opleidings- en Ontwikkelingsfonds wordt op diens verzoek door de minister als subsidieaanvrager erkend, indien:

    • a. sprake is van een door werkgevers en werknemers beheerd samenwerkingsverband per bedrijfstak of onderneming;

    • b. het onder a bedoelde samenwerkingsverband een stichting als bedoeld in artikel 285, eerste lid, van Boek 2 van Burgerlijk Wetboek is;

    • c. het bestuur van deze stichting bevoegd is te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt;

    • d. het doel van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds helder is afgebakend;

    • e. de meest recente jaarrekening wordt overgelegd, voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken; en

    • f. aannemelijk is dat het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds niet in betalingsonmacht verkeert.

  • 2 De jaarrekening, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, is in ieder geval niet ouder dan de jaarrekening die betrekking heeft op het tweede kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin het verzoek tot erkenning als subsidieaanvrager wordt gedaan.

  • 3 Bij het verzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt overgelegd:

    • a. een afschrift van de notariële akte van oprichting, bedoeld in artikel 286, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • b. de jaarrekening, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, juncto het tweede lid; en

    • c. een geldig afschrift van het uittreksel uit het handelsregister van de kamer van koophandel en fabrieken.

  • 5 De minister beslist uiterlijk vier weken na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4.3. Verplichting erkende subsidieaanvrager

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds dat door de minister als subsidieaanvrager is erkend doet onverwijld mededeling aan de minister van omstandigheden, die van invloed kunnen zijn op de erkenning als subsidieaanvrager.

Artikel 4.4. Intrekking erkenning als subsidieaanvrager

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

De minister trekt de beschikking tot erkenning als subsidieaanvrager schriftelijk in, indien gebleken is dat het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds niet langer aan een van de onderdelen van artikel 4.2, eerste lid, onder a tot en met f, voldoet.

Artikel 4.5. Erkenning als subsidieaanvrager op andere grondslag

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Een erkenning als subsidieaanvrager die is verleend op grond van de Tijdelijke regeling erkenning O&O-fonds als subsidieaanvrager ESF2–2007–2013 wordt aangemerkt als een erkenning op grond van artikel 4.2.

Hoofdstuk 5. Subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Artikel 5.1. Aanvraagtijdvakken

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 De subsidieaanvraag met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder d, wordt in het kalenderjaar 2007 door de minister ontvangen in:

    • a. het aanvraagtijdvak van 1 februari 2007 tot en met 28 februari 2007 en komt alsdan ten laste van het terzake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor het kalenderjaar 2007: dan wel

    • b. het aanvraagtijdvak van 1 oktober 2007 tot en met 31 oktober 2007 en komt alsdan ten laste van het terzake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor het kalenderjaar 2008.

  • 2 De subsidieaanvraag met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder b, wordt in het kalenderjaar 2007 door de minister ontvangen in:

    • a. het aanvraagtijdvak van 1 mei 2007 tot en met 31 mei 2007 en komt alsdan ten laste van het terzake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor het kalenderjaar 2007, dan wel

    • b. het aanvraagtijdvak van 1 oktober 2007 tot en met 31 oktober 2007 en komt alsdan ten laste van het terzake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor het kalenderjaar 2008.

  • 3 De subsidieaanvraag met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder c, wordt in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 door de minister telkens ontvangen in het aanvraagtijdvak van 1 april tot en met 30 april van het lopende kalenderjaar en komt ten laste van het terzake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor het lopende kalenderjaar.

  • 4 De subsidieaanvraag met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder a of e, wordt in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 door de minister ontvangen gedurende een door de minister per kalenderjaar vastgesteld aanvraagtijdvak, dan wel gedurende door de minister per kalenderjaar vastgestelde aanvraagtijdvakken. Indien de minister een aanvraagtijdvak vaststelt doet hij hiervan voorafgaande aan dat aanvraagtijdvak mededeling in de Staatscourant. Subsidieaanvragen die in een kalenderjaar zijn ingediend komen ten laste van het terzake van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag voor dat kalenderjaar.

Artikel 5.2. Subsidieaanvraag per project

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

De subsidieaanvraag heeft betrekking op één project.

Artikel 5.3. Subsidieaanvraag door rechtspersoon

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

De subsidieaanvraag door een rechtspersoon wordt ingediend door het bestuur.

Artikel 5.4. Aanvraagformulier

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

De subsidieaanvraag wordt ingediend onder gebruikmaking van een daartoe door de minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier en een door hem erkende elektronische handtekening.

Artikel 5.5. Subsidie uit anderen hoofde

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Indien de subsidieaanvrager voor dezelfde subsidiabele kosten uit andere hoofde dan deze regeling van het rijk, een provincie of een gemeente tevens subsidie heeft aangevraagd of ontvangt, dan wel in verband daarmee van anderen inkomsten verwerft, doet hij daarvan mededeling aan de minister.

Artikel 5.6. Nader te overleggen stukken bij de subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 Bij de subsidieaanvraag met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder a tot en met e, wordt desgevraagd een nadere toelichting op het projectplan en de daarop betrekking hebbende postgewijze begroting overgelegd.

  • 2 Het projectplan, bedoeld in het eerste lid, bevat in ieder geval:

    • a. een beschrijving van de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten,

    • b. een beschrijving van de doelstelling, resultaten en producten die de subsidieaanvrager met de activiteiten nastreeft,

    • c. een beschrijving van de wijze waarop de activiteiten zullen worden uitgevoerd, en

    • d. een opgave van het tijdstip waarop de activiteiten starten en worden beëindigd.

  • 3 De begroting, bedoeld in het eerste lid, geeft inzicht in de baten en lasten van het project en is voorzien van een postgewijze toelichting.

  • 4 Indien de subsidieaanvrager voor de financiering van het te subsidiëren project middelen van een derde inzet wordt op verzoek van de minister tevens een afschrift van de overeenkomst, dan wel van de schriftelijke toezegging, bedoeld in artikel 3.7, overgelegd.

Artikel 5.7. Overige nader te overleggen stukken bij de subsidieaanvraag Actie D

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 Onverminderd artikel 5.6 wordt bij de subsidieaanvraag met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder d, desgevraagd een opgave overgelegd van de CREBO-code van de in het kader van het project aangeboden opleiding.

  • 2 Indien de in het kader van het project aangeboden opleiding niet is opgenomen in het CREBO wordt desgevraagd door het bestuur van het Opleidings- en Ontwikkelingsfonds een verklaring overgelegd, waaruit blijkt:

    • a. wat het niveau van de aangeboden opleiding is;

    • b. dat de aangeboden opleiding in de betrokken branche als extra kwalificatie voor de arbeidsmarkt wordt erkend en een civiel effect heeft; en

    • c. dat de opleiding algemeen toegankelijk is.

Artikel 5.8. Beslissing subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Hoofdstuk 6. Afwijzen subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Artikel 6.1. Afwijzen subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

De subsidieaanvraag wordt door de minister afgewezen, indien:

  • a. de subsidieaanvraag niet voldoet aan de daaraan in deze regeling gestelde eisen;

  • b. subsidieverlening in strijd is met artikel 1.2, eerste lid;

  • c. subsidieverlening tot gevolg heeft dat het van toepassing zijnde maximaal beschikbare bedrag, bedoeld in artikel 1.3, wordt overschreden;

  • d. met het project geen start zal worden gemaakt binnen een tijdsbestek van acht maanden na ontvangst van de volledige subsidieaanvraag;

  • e. de kosten van het project naar het oordeel van de minister niet in een redelijke verhouding staan tot de daarvan te verwachten resultaten;

  • f. naar het oordeel van de minister onvoldoende zekerheid bestaat over de financiering van de totale noodzakelijkerwijs ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van het project te maken kosten;

  • g. naar het oordeel van de minister onaannemelijk is dat de subsidieaanvrager de subsidiabele activiteiten in voldoende mate in kwalitatieve of kwantitatieve zin kan beïnvloeden;

  • h. naar het oordeel van de minister onaannemelijk is dat met de door de subsidieaanvrager toegepaste werkwijze de met de subsidie beoogde doelstelling wordt bereikt;

  • i. het project reeds uit anderen hoofde wordt gefinancierd ten laste van Europese subsidieprogramma’s; of

  • j. naar het oordeel van de minister onvoldoende zekerheid bestaat dat de administratie van de subsidieaanvrager zal voldoen aan artikel 9.1.

Hoofdstuk 7. Subsidieverlening

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Artikel 7.1. Adressant subsidieverlening

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

De minister verleent de subsidie aan de subsidieaanvrager.

Artikel 7.2. Subsidie uit andere hoofde

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Indien de subsidieaanvrager voor dezelfde subsidiabele kosten uit anderen hoofde dan deze regeling van het rijk, een provincie of een gemeente tevens subsidie heeft aangevraagd of ontvangt, dan wel in verband daarmee van anderen inkomsten verwerft, wordt bij de subsidieverlening met die andere subsidies of inkomsten rekening gehouden.

Artikel 7.3. Beschikking tot subsidieverlening

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 De beschikking tot subsidieverlening bevat in ieder geval:

    • a. de projectactiviteiten die voor subsidie in aanmerking komen;

    • b. het maximumbedrag dat aan subsidie kan worden verleend; en

    • c. de periode waarbinnen het project wordt uitgevoerd.

  • 2 Bij de bepaling van het maximumbedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt uitgegaan van het totaal van de uitvoeringskosten en beheerskosten van het project, zoals door de subsidieaanvrager geraamd in zijn subsidieaanvraag, met dien verstande dat bepaalde, in de beschikking te vermelden, kostenposten buiten beschouwing kunnen worden gelaten, dan wel op een lager bedrag kunnen worden vastgesteld, voor zover de desbetreffende kostenposten redelijkerwijs niet noodzakelijk kunnen worden geacht voor de uitvoering van het project.

  • 3 Aan de beschikking tot subsidieverlening kunnen nadere voorschriften worden verbonden, voor zover deze noodzakelijk zijn ter waarborging van een juiste uitvoering van het project, dan wel het behoud van een goed inzicht in de voortgang van het project.

Artikel 7.4. Intrekken beschikking tot subsidieverlening

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 Onverminderd het bepaalde in afdeling 4.2.6. van de Algemene wet bestuursrecht kan een beschikking tot subsidieverlening kan door de minister geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, en kunnen op basis daarvan uitbetaalde bedragen worden teruggevorderd in geval:

    • a. indien het project wordt uitgevoerd in afwijking van het projectplan, voor zover de subsidieverlening daarop was gebaseerd;

    • b. indien de doelstellingen van het project ten gevolge van nalatigheid van de begunstigde niet of slechts ten dele worden gerealiseerd;

    • c. indien de begunstigde niet heeft voldaan aan een of meer van de artikelen 9.1 tot en met 9.4; of

    • d. op een daartoe strekkend verzoek van de begunstigde.

  • 2 Gehele of gedeeltelijk intrekking van de beschikking tot subsidieverlening op grond van het eerste lid, onder b, vindt niet plaats, indien de afwijking van het bij de subsidieaanvraag gevoegde projectplan vooraf aan de minister is voorgelegd en de minister daarmee schriftelijk heeft ingestemd.

Hoofdstuk 8. Bevoorschotting

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Artikel 8.1. Voorschot

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 Aan de begunstigde kan op een daartoe strekkend verzoek een voorschot worden verleend. In het verzoek wordt door de begunstigde de behoefte aan het voorschot gespecificeerd.

  • 2 Een voorschot als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend nadat de managementautoriteit de administratieve organisatie van de begunstigde en de door de begunstigde genomen maatregelen op het gebied van interne controle heeft goedgekeurd.

  • 3 Het voorschot bedraagt maximaal 50% van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximum subsidiebedrag.

  • 4 Voor zover het verstrekken van een voorschot heeft geleid tot vermogensvorming blijkt dat uit de einddeclaratie, bedoeld in artikel 9.3, eerste lid.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2008, 251, datum inwerkingtreding 31-12-2008, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2007.

5 Na ontvangst van het verzoek tot vaststelling van subsidie kan de minister uit eigen beweging een voorschot verlenen tot maximaal 100% van het in de beschikking tot subsidieverlening opgenomen maximum subsidiebedrag.

Hoofdstuk 9. Verplichtingen begunstigde

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Artikel 9.1. Administratieverplichtingen

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 De begunstigde houdt een inzichtelijke en controleerbare administratie bij met betrekking tot uitvoering van het project en de in verband daarmee gedane uitgaven en verworven inkomsten. De administratie bestaat uit een projectadministratie, waaronder begrepen een deelnemersadministratie, en een financiële administratie, waarin alle noodzakelijke gegevens tijdig, juist en volledig zijn vastgelegd en zijn te verifiëren met bewijsstukken.

  • 2 De projectadministratie geeft inzicht in de geplande en gerealiseerde prestaties in termen van deelnemers en uren, dan wel in termen van geleverde producten of diensten.

  • 3 De financiële administratie geeft inzicht in de subsidiabele kosten, de inkomsten en de wijze waarop de inkomsten en uitgaven aan het project worden toegerekend.

  • 4 De administratie biedt voldoende mogelijkheden voor een goede controle op de juiste naleving van de subsidievoorwaarden.

  • 5 Bij de vastlegging van de gegevens worden in ieder geval de eisen in acht genomen die in bijlage 3 bij deze regeling terzake worden gesteld.

  • 6 De begunstigde bewaart alle administratieve bescheiden die betrekking hebben op het gesubsidieerde project tot en met 31 december 2020. Van bewijsstukken wordt het originele stuk, dan wel een voor authentiek gewaarmerkte versie van het originele stuk bewaard.

  • 7 De begunstigde verstrekt desgevraagd aan door de minister dan wel door de Europese Commissie daartoe aangewezen personen inzage in of informatie uit de administratie. Tevens verstrekt hij de voornoemde personen desgevraagd informatie over de voortgang van het voor subsidie in aanmerking gebrachte project.

Artikel 9.2. Rapportageverplichtingen

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

De begunstigde verstrekt, onder gebruikmaking van het daartoe door de minister elektronisch beschikbaar gesteld formulier, aan de managementautoriteit uiterlijk 31 december van elk kalenderjaar het burgerservicenummer, dan wel bij het ontbreken daarvan het sociaal-fiscaalnummer, van een deelnemer aan zijn project.

Artikel 9.3. Verantwoording

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 De begunstigde dient met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder a tot en met e, binnen dertien weken na beëindiging van het project een verzoek tot vaststelling van subsidie bij de minister in. Bij het verzoek tot vaststelling van subsidie wordt een verantwoording en een einddeclaratie gevoegd.

  • 2 Het verzoek wordt ingediend onder gebruikmaking van een formulier dat door de minister elektronisch beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 9.4. Publiciteit en evaluatie

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 De begunstigde informeert de door hem ingeschakelde uitvoerder en de deelnemers aan projecten dat zij deelnemen aan een door het Europees Sociaal Fonds gesubsidieerd project en verleent medewerking aan door de minister georganiseerde publicitaire en voorlichtingsactiviteiten gericht op de media, potentiële deelnemers en het grote publiek.

  • 2 De begunstigde draagt er zorg voor dat op briefpapier, deelnemerscertificaten, en alle overige op het project en de uitvoering daarvan betrekking hebbende documenten, duidelijk kenbaar wordt gemaakt dat het project cofinanciering vanuit het Europees Sociaal Fonds ontvangt.

  • 3 De begunstigde draagt er zorg voor dat een embleem van de Europese vlag aanwezig is op al het publiciteitsmateriaal met betrekking tot het project, en dat dit embleem voldoet aan de instructies betreffende kleurgebruik en afmetingen zoals omschreven in bijlage 4 bij deze regeling.

  • 4 De begunstigde draagt er zorg voor dat op al het publiciteitsmateriaal in ieder geval de term ‘Europees Sociaal Fonds’ aanwezig is, en dat, indien het publiciteitsmateriaal daarvoor ruimte biedt, tevens melding wordt gemaakt van de leuze: Het Europees Sociaal Fonds investeert in jouw toekomst.

  • 5 Indien de begunstigde € 500.000,– of meer aan middelen vanuit het Europees Sociaal Fonds als cofinanciering aan de bekostiging van het project toevoegt, is hij verplicht om op de projectlocatie een billboard of plakkaat op te hangen, met daarop de informatie, bedoeld in het derde en het vierde lid. Deze informatie beslaat ten minste 25% van de grootte van het billboard.

  • 6 De begunstigde verleent aan door de minister dan wel door de Europese Commissie daartoe aangewezen personen medewerking aan het opstellen van evaluatierapporten met betrekking tot deze regeling, en draagt, indien het gesubsidieerde project niet in eigen beheer wordt uitgevoerd, er zorg voor dat de feitelijke uitvoerder van het project deze medewerking verleent.

  • 7 Indien de begunstigde niet voldoet aan een of meer van de vorige leden wordt de vast te stellen subsidie met 5% verlaagd.

Hoofdstuk 10. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Artikel 10.1. Subsidievaststelling

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De minister beslist binnen dertien weken na ontvangst van het verzoek tot vaststelling van subsidie, bedoeld in artikel 9.3.

  • 2 Indien bij de subsidievaststelling met betrekking tot een project als bedoeld in artikel 1.2, eerste lid, onder d, blijkt dat de score op grond van bijlage 2 die feitelijk is gerealiseerd, lager is dan de score die op grond van die bijlage bij de subsidieverlening werd vastgesteld, wordt met inachtneming van bijlage 2 de vast te stellen subsidie gecorrigeerd.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2008, 251, datum inwerkingtreding 31-12-2008, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2007.

1 De minister beslist binnen 24 maanden na ontvangst van het verzoek tot vaststelling van subsidie, bedoeld in artikel 9.3.

Hoofdstuk 11. Terugvordering

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Artikel 11.1. Terugvordering

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 De begunstigde is verplicht onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en teveel door hem ontvangen voorschotten onverwijld terug te betalen, tenzij de minister heeft aangegeven dat verrekening op andere wijze plaatsvindt.

  • 2 Bij terugvordering van door de minister onverschuldigd betaalde subsidiebedragen of teveel door de begunstigde ontvangen voorschotten worden de met de terugvordering verband houdende kosten bij de begunstigde in rekening gebracht. Tevens wordt overgegaan tot het in rekening brengen van de wettelijke rente.

Hoofdstuk 12. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Artikel 12.2. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007 en vervalt met ingang van 1 januari 2014.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, blijft de regeling, zoals die luidt op 31 december 2013, van toepassing op de afwikkeling van de subsidie op grond van deze regeling.

Artikel 12.3. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling ESF 2007–2013

Deze regeling zal met de toelichting en bijlage 2 in de Staatscourant worden geplaatst. De bijlagen 1, 3 en 4 worden met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze regeling ter inzage gelegd in de bibliotheek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te Den Haag.

Den Haag, 13 december 2006

De

Staatssecretaris

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H.A.L. van Hoof

Bijlage 1

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Wordt in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter inzage gelegd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze regeling.

Bijlage 2. als bedoeld in artikel 2.4.3 lid 1 en 9 van Subsidieregeling ESF2 2007–2013

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Correctiesysteem bij wegingsfactoren en scoreberekening van de ranking

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Actie D, scholing van werkenden

Wegingsfactoren en Scoreberekening

Criteria

Maximaal aantal te verdienen punten

Zonder startkwalificatie gaat voor op met startkwalificatie

2

Gebruik instrument EVC

1

T/m 23 jaar voorrang (< 24 jr)

1

Vanaf 45 jaar voorrang (> 44)

1

Gedeeltelijk arbeidsgeschikt

1

Projecten opgezet voor gehele sector of branche gaan voor op projecten voor een of meer bedrijven

0,51

Sector- danwel brancheoverstijgende projecten, georganiseerd door twee of meer O&O fondsen hebben voorrang.

0,52

Per criterium wordt een scoreverdeling gehanteerd. Indien twee of meer projecten op een gelijke score uitkomen, bepaalt het indieningstijdstip (volledige aanvraag) de rangorde van prioriteit.

Scoreverdeling per criterium

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Zonder startkwalificatie gaat voor op met startkwalificatie

Naarmate het aantal deelnemers dat in een project aangemerkt kan worden als deelnemer zonder startkwalificatie groter wordt, wordt aan de aanvraag een hogere waardering toegekend.

Zonder startkwalificatie

Score

5–25%

0,5

26–50%

1

51–75%

1,5

76–100%

2

Voorbeeld

60% van de deelnemers heeft geen startkwalificatie. Hieruit volgt score 1,5

Toepassen instrument EVC

Naarmate het aandeel van de populatie waarop de EVC methode wordt toegepast groter is zal een hogere score worden toegekend.

Toepassen van het instrument EVC

Score

5–25% van de deelnemers

0,25

26–50% van de deelnemers

0,50

51–75% van de deelnemers

0,75

76–100% van de deelnemers

1

Voorbeeld

Voor 30 van de 100 deelnemers wordt het instrument EVC gehanteerd. Hieruit volgt een percentage van 30% zodat de score 0,5 bedraagt.

< 24 jaar

Naarmate het aandeel van de populatie tot en met 23 jaar groter is zal een hogere score worden toegekend.

< 24 jaar

Score

5–25% van de deelnemers

0,25

26–50% van de deelnemers

0,50

51–75% van de deelnemers

0,75

76–100% van de deelnemers

1

Voorbeeld

37% van de deelnemers is 23 jaar of jonger. Hieruit volgt score 0,5

> 44 jaar

Naarmate het aandeel van de populatie 45 jaar en ouder, groter is zal een hogere score worden toegekend.

> 44 jaar

Score

5–25% van de deelnemers

0,25

26–50% van de deelnemers

0,50

51–75% van de deelnemers

0,75

76–100% van de deelnemers

1

Voorbeeld

63% van de deelnemers is 45 jaar of ouder. Hieruit volgt score 0,75

Gedeeltelijk arbeidsgeschikten

Naarmate het aantal deelnemers dat in een project aangemerkt kan worden als gedeeltelijk arbeidsgeschikt groter wordt, wordt aan de aanvraag een hogere waardering toegekend.

Gedeeltelijk arbeidsgeschikt

Score

5–10%

0,25

11–15%

0,5

16–20%

0,75

> 21%

1

Voorbeeld

Van de 100 deelnemers in het project zijn 12 deelnemers gedeeltelijk arbeidsgeschikt. 12/100= 12%. Hieruit volgt score 0,5.

Projecten die zijn opgezet voor de gehele sector/branche gaan voor op projecten opgezet voor een of meer bedrijven

Uitwerking: Projecten waarbij het volledige scholingsaanbod in principe openstaat voor iedere werknemer (tot het maximale kwalificatieniveau) in de gehele sector, hebben voorrang op projecten die op werknemers van (clusters van) individuele bedrijven gericht zijn.

Aannemelijkheid: Uit de projectaanvraag moet duidelijk blijken dat deelnemers over de gehele sector worden geworven. Voorts moet uit de projectdoelstelling(beschrijving) blijken dat het inderdaad gaat om een project zoals hierboven beschreven.

Indien voldaan wordt aan de voorwaarde kan de aanvrager een 0,5 punt krijgen, indien niet 0

Voorbeeld

Een O&O fonds dient een aanvraag in voor scholing die openstaat voor iedereen in de sector. Hieruit volgt een score van 0,5.

Projecten waarbij een O&O-fonds sectoroverstijgend samenwerkt met een een of meer andere O&O-fondsen hebben voorrang op projecten waarbij die samenwerking ontbreekt

Uitwerking: Projecten waarbij twee of meer O&O fondsen samenwerken met het doel de mobiliteit tussen de sectoren te vergroten hebben voorrang. Hiermee wordt bedoeld dat opleidingen die betrekking hebben op een bepaalde sector door medewerkers van een andere sector gevolgd worden.

Een voorbeeld hiervan is een project voor een sector waar de werkgelegenheid daalt, afgestemd wordt op een sector waar de een tekort aan personeel is.

Aannemelijkheid: Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van een verklaring getekend door de betrokken besturen van de O&O fondsen. Voorts moet uit de projectdoelstelling(beschrijving) blijken dat het inderdaad gaat om een project zoals hierboven beschreven.

Indien voldaan wordt aan de voorwaarde kan de aanvrager een 0,5 punt krijgen, indien niet 0.

Voorbeeld:

Uit de gezamenlijke verklaring van O&O-fonds A en O&O-fonds B blijkt dat sprake is van sectoroverstijgende samenwerking en scholing van medewerkers uit branche A met opleidingen uit branche B of vice versa. Dit project krijgt 0,5 punt.

Uitkomst rekenvoorbeeld

Criteria

Aanvraag

Score

Maximale score

Zonder startkwalificatie

60%

1,5

2

Gebruik instrument EVC

30%

0,5

1

T/M 23 jaar (< 24 )

37%

0,5

1

Vanaf 45 jaar (> 44 )

63%

0,75

1

Gedeeltelijk arbeidsgeschikt

12%

0,5

1

Projecten is gericht op hele sector(en)

Ja

0,5

0,5

Sector/branche overstijgende samenwerking

Ja

0,5

0,5

       

Totaal

 

4,75

6,253

Resultaatcorrectie

Indien een aanvraag op basis van de bovenstaande systematiek is gehonoreerd en uit de einddeclaratie blijkt dat een aanvraag een (aanzienlijk) lagere score op de bovengenoemde criteria4

De correctie op de vast te stellen subsidie is als volgt samengesteld:

  • Indien het aantal deelnemers in de einddeclaratie op het criterium zonder startkwalificatie 25 procentpunten lager is dan in de subsidieaanvraag is vermeld, volgt een verlaging van 4 procent op de vast te stellen subsidie.

  • Indien het aantal deelnemers in de einddeclaratie op de criteria gebruik instrument EVC, jonger dan 24 jaar en ouder dan 44 jaar 25 procentpunten lager is dan in de subsidieaanvraag is vermeld, volgt per criterium een verlaging van 2 procent op de vast te stellen subsidie.

  • Indien het aantal deelnemers in de einddeclaratie op het criterium ‘gedeeltelijk arbeidsgeschikt’ 20 procentpunten lager is dan in de subsidieaanvraag is gemeld, volgt een verlaging van 2 procent op de vast te stellen subsidie.

Indien een projectaanvrager bij vaststelling van de subsidie in totaal 25% meer deelnemers heeft geschoold dan in de aanvraag is voorzien, wordt er geen resultaatcorrectie toegepast.

Rekenvoorbeeld

Het eerder genoemde project had bij de aanvraag gemeld dat 60% van de 100 deelnemers geen startkwalificatie heeft, 63% 45 jaar of ouder is en 12% gedeeltelijk arbeidsgeschikt is. Door het hoge opgegeven aantal deelnemers zonder startkwalificaties, ouderen, etc. krijgt het project voorrang bij de toekenning.

Uit de einddeclaratie blijkt dat uiteindelijk 84 deelnemers een opleiding hebben gevolgd. Van deze 84 hadden 42 (50%) geen startkwalificatie. Voorts waren 28 (33%) ouder dan 44 jaar en 9 (10,7%) waren arbeidsgehandicapt. De resultaatcorrectie is dan als volgt opgebouwd:

Aantal deelnemers en correctie
 

Aanvraag

Eindde-

claratie

Verschil

%-punt

correctie

Zonder startkwalificatie

60 (60%)

42 (50%)

– 10

0

> 44 jaar

63 (63%)

28 (33,3%)

– 29,7

2%

Gedeeltelijk arbeidsgeschikt

10 (10%)

9 (10,7%)

+ 0,7

0

Totaal

100 (100%)

84 (100%)

 

2%

De correctie komt als volgt tot stand:

Bij de toegekende aanvraag bedroegen de totale projectkosten 1 miljoen euro, waarvan de ESF bijdrage 40% (400.000 euro) is. Uiteindelijk wordt 840.000 aan projectkosten gedeclareerd. Na controle op de einddeclaratie door het Agentschap gaat hiervan 40.000 euro af, aangezien er 40.000 aan projectkosten niet subsidiabel blijken te zijn. Dan blijft er een bedrag van 800.000 euro voor de eindbeschikking over. Hiervan wordt een resultaatcorrectie van 2 procent (16.000 euro) afgetrokken. Dit betekent dat in de eindbeschikking het totale projectbedrag op 784.000 euro uitkomt, waarvan 40% (313.600 euro) ESF-subsidie is. Zonder resultaatcorrectie zou de ESF-subsidie 320.000 euro zijn. De aanvrager ontvangt dus 6.400 euro minder subsidie als gevolg van de resultaatcorrectie.

 

Alle projectkosten

Aandeel ESF (40%)

Aanvraag

1.000.000

400.000

Lagere realisatie (16 deelnemers minder)

– 200.000

– 64.000

Einddeclaratie

840.000

336.000

Correctie subsidiabele kosten (na controle AG)

– 40.000

– 16.000

Concept eindbeschikking exc. resultaatcorrectie

800.000

320.000

Resultaatcorrectie

– 16.000

– 6.400

Eindbeschikking

784.000

313.600

Bijlage 3

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Wordt in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter inzage gelegd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze regeling.

Bijlage 4

[Regeling vervallen per 01-09-2009]

Wordt in de bibliotheek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ter inzage gelegd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze regeling.

  1. De criteria ‘Projecten opgezet voor gehele sector gaan voor op projecten voor enkele bedrijven’ en ‘Sector/brancheoverstijgende projecten, georganiseerd door twee of meer O&O fondsen hebben voorrang’ hebben een lager maximum aantal punten dan de rest. Toch tellen deze criteria in de uitwerking even zwaar, aangezien deze criteria een ja/nee bepaling zijn, waardoor het voldoen aan een criterium meteen het maximum (0,5) oplevert. Bij de andere criteria (behalve startkwalificaties) wordt in de praktijk waarschijnlijk een gemiddelde score van 0,5 per criterium gehaald. ^ [1]
  2. De criteria ‘Projecten opgezet voor gehele sector gaan voor op projecten voor enkele bedrijven’ en ‘Sector/brancheoverstijgende projecten, georganiseerd door twee of meer O&O fondsen hebben voorrang’ hebben een lager maximum aantal punten dan de rest. Toch tellen deze criteria in de uitwerking even zwaar, aangezien deze criteria een ja/nee bepaling zijn, waardoor het voldoen aan een criterium meteen het maximum (0,5) oplevert. Bij de andere criteria (behalve startkwalificaties) wordt in de praktijk waarschijnlijk een gemiddelde score van 0,5 per criterium gehaald. ^ [2]
  3. De maximale score is 6,25, aangezien het onmogelijk is om op beide leeftijdscriteria (<24 en >45) de maximale score te halen. ^ [3]
  4. Op de criteria ‘Project is gericht op hele sector’ & ‘Sector/branche overstijgende samenwerking’ is de resultaatcorrectie niet van toepassing. Het gaat hier immers om de algehele projectdoelstelling.Ingevolge artikel 5.6. van de regeling kan een beschrijving van de aard en de omvang van de voorgenomen activiteiten, alsmede een beschrijving van de doelstelling, resultaten en producten die de subsidieaanvrager met de activiteiten nastreeft, opgevraagd worden. Vooraf kan dus al via het projectplan getoetst kan worden of het project zich richt op deze criteria. Daarbij kan in gevolge Artikel 7.4. de beschikking tot subsidieverlening ingetrokken worden, indien:a.het project wordt uitgevoerd in afwijking van het projectplan, voor zover de subsidieverlening daarop was gebaseerd;heeft gerealiseerd dan in de aanvraag gemeld was, volgt een procentuele verlaging van de vast te stellen subsidie, teneinde het ten onrechte genoten voordeel weg te nemen. ^ [4]