Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007

[Regeling materieel uitgewerkt per 15-12-2007.]
Geraadpleegd op 11-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 06-01-2007.
Geldend van 06-01-2007 t/m heden

Verordening van het Hoofdbedrijfschap Ambachten van 27 september 2006, houdende regels terzake van de aan de onder het hoofdbedrijfschap ressorterende ondernemers op te leggen heffing Hoofdbedrijfschap Ambachten voor het jaar 2007 (Heffingsverordening Hoofdbedrijfschap Ambachten 2007)

Het Bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten;

Gelet op artikel 95, tweede lid en 126 van de Wet op de bedrijfsorganisatie;

Besluit:

§ 1. Begripsbepaling en toepassingsgebied

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

Artikel 2

Deze verordening is van toepassing op de ondernemers die een onderneming drijven waarin een in artikel 3 van het instellingsbesluit genoemd bedrijf wordt uitgeoefend.

§ 2. De heffing

Artikel 3

  • 1 Aan de ondernemers die op of na de dag van inwerkingtreding van deze verordening een onderneming drijven waarin een in artikel 3 van het instellingsbesluit genoemd bedrijf wordt uitgeoefend, worden voor het jaar 2007 opgelegd:

    • a. een algemene heffing van:

      • 1°. € 85,50 per onderneming;

      • 2°. € 51,60 per onderneming, indien de onderneming is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel en in 2007 aan dit hoofdbedrijfschap heffingplichtig is;

      • 3°. € 63,84 per onderneming indien de onderneming is ingeschreven bij het Bedrijfschap Horeca en Catering en in 2007 aan dit bedrijfslichaam heffingplichtig is;

      • 4°. € 34,79 per onderneming indien de onderneming is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel en het Bedrijfschap Horeca en Catering en in 2007 aan deze bedrijfslichamen heffingplichtig is;

      • 5°. € 63,84 per onderneming indien de ondernemer is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud en in 2007 aan dit bedrijfslichaam heffingplichtig is

    • b. een heffing werkzame personen, waarvan de hoogte afhankelijk is van de klasse waarin de onderneming met toepassing van het in het tweede lid opgenomen schema is ingedeeld.

  • 2 De heffing werkzame personen bedraagt:

    klasse

    aantal werkzame personen

    heffing werkzame personen

    1

    0

    nihil

    2

    1

    nihil

    3

    2 tot 5

    € 9,90

    4

    5 tot 10

    € 40,30

    5

    10 tot 20

    € 62,90

    6

    20 tot 50

    € 88,20

    7

    50 tot 100

    € 125,70

    8

    100 tot 200

    € 201,30

    9

    200 tot 500

    € 302,00

    10

    500 en meer

    € 377,30

  • 3 De heffing werkzame personen wordt tot de helft verminderd, indien de onderneming is ingeschreven bij het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel en in 2007 voor de betrokken werknemers aan dit hoofdbedrijfschap heffingplichtig is.

Artikel 4

  • 1 Aan de ondernemer die lid is of indirect lid is van:

    • a. de Koninklijke Vereniging MKB-Nederland;

    • b. de Raad Nederlandse Detailhandel;

    • c. vereniging VNO-NCW,

    en over het jaar 2006 de volledige contributie heeft betaald, wordt een aftrek toegestaan van € 25,20 op de algemene heffing met dien verstande dat de aftrek niet meer mag bedragen dan de helft van de verenigingscontributie of de algemene heffing. De aftrek bedraagt € 12,60 op de algemene heffing indien deze reeds is verminderd op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, ten 2e, 3e, 4e en 5e. De aftrek wordt slechts verleend indien uit door genoemde organisaties verstrekte opgaven blijkt dat de contributie over het voorafgaande jaar is betaald.

  • 2 Onder indirecte leden worden in dit verband verstaan leden van een branche- of regionale/lokale organisatie, die is aangesloten bij een in het eerste lid, onder a, b of c genoemde koepelorganisatie en voldoet aan de criteria zoals gesteld in het derde lid.

  • 3 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de ondernemers die lid, of indirect lid zijn, van een organisatie van ondernemers die een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid is en die:

    • a. krachtens haar statutaire doelstelling haar werkzaamheid kan uitstrekken tot ten minste een belangrijk gedeelte van het terrein waarop het bedrijfslichaam een taak heeft te vervullen;

    • b. voldoet aan de kwalitatieve reresentativiteitscriteria, genoemd in de artikelen 3 tot en met 7 van de Verordening representativiteit organisaties;

    • c. tot de werkingssfeer van het bedrijfslichaam behorende leden heeft, waarvan het gewogen aantal niet-onbetekenend is;

    • d. met betrekking tot de behartiging van sociaal-economische belangen van ondernemers een positie van enige betekenis inneemt binnen de groep van ondernemers die zij beoogt te organiseren, hetgeen onder meer kan blijken uit de mate van representativiteit binnen die groep, de deelname aan het arbeidsvoorwaardenoverleg, het verrichten van studies of diensten die ook buiten die groep van belang worden geacht en de deelname aan regelmatig overleg met de overheid, en

    • e. haar activiteiten, al dan niet door middel van een federatie van gelijksoortige organisaties, landelijk ontplooit.

  • 4 De in het vorige lid bedoelde aftrek wordt slechts toegestaan indien daartoe door het bestuur van de desbetreffende organisatie een verzoek is gedaan.

  • 5 Op een verzoek als in het vierde lid van dit artikel bedoeld, wordt door het dagelijks bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten beslist.

Artikel 5

  • 1 De heffing is nihil indien een ondernemer de uitoefening van het bedrijf op of na 1 oktober 2007 heeft aangevangen.

  • 2 De heffing is nihil indien een ondernemer de uitoefening van het bedrijf vóór 1 april 2007 heeft gestaakt.

  • 3 De heffing bedraagt 50% van de volgens deze verordening berekende heffing indien een ondernemer op of na 1 april 2007, maar vóór 1 oktober 2007 de uitoefening van het bedrijf heeft aangevangen.

  • 4 De heffing is nihil bij staking van de uitoefening van het bedrijf binnen zes maanden na aanvang daarvan.

  • 5 Het tweede en vierde lid wordt slechts toegepast indien de ondernemer uiterlijk twee maanden na staking van de uitoefening van het bedrijf het hoofdbedrijfschap daarvan in kennis stelt.

§ 3. De vaststelling en oplegging van de heffing

Artikel 6

Artikel 7

De beschikking tot oplegging van de heffing is schriftelijk. Op de beschikking wordt in ieder geval vermeld:

  • a. de naam en woonplaats dan wel vestigingsplaats van de ondernemer;

  • b. het totaal van de vastgestelde heffing;

  • c. een beknopte specificatie van de heffing;

  • d. de dagtekening van de beschikking;

  • e. de termijn waarbinnen de heffing uiterlijk moet zijn betaald;

  • f. het registratienummer van de onderneming.

Artikel 8

  • 1 Met de beschikking wordt een toelichting meegezonden.

  • 2 In de toelichting wordt in ieder geval ingegaan op:

    • a. de wijze waarop de heffing is samengesteld;

    • b. de wijze van betaling;

    • c. de bestemming van de heffing;

    • d. de mogelijkheid van bezwaar met vermelding van de in acht te nemen termijn;

    • e. de mogelijkheid van vermindering van de heffing.

Artikel 9

  • 1 Indien een ondernemer heeft nagelaten aan het hoofdbedrijfschap of aan de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de inschrijving in het handelsregister, de opgaven te doen waartoe hij verplicht is, en hem dientengevolge geen dan wel een te lage heffing is opgelegd, stelt de voorzitter alsnog of opnieuw een heffing vast. De artikelen 6, 7 en 8 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Indien aan een ondernemer een lagere heffing of geen heffing zou zijn opgelegd als hij aan zijn verplichtingen bedoeld in het eerste lid zou hebben voldaan, blijft de ondernemer de heffing verschuldigd die is vastgesteld op basis van de gegevens die bekend waren op het tijdstip van vaststelling van de heffing.

Artikel 10

  • 1 Indien anders dan wegens omstandigheden als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aan een ondernemer ten onrechte geen dan wel een te lage heffing is opgelegd, stelt de voorzitter alsnog of opnieuw een heffing vast.

  • 2 De voorzitter deelt mede op welke gronden alsnog dan wel opnieuw een heffing is vastgesteld.

§ 4. De betaling van de opgelegde heffing

Artikel 11

  • 1 De ondernemer is verplicht de vastgestelde heffing binnen zes weken na dagtekening van de heffingsbeschikking te betalen.

  • 2 Indien de ondernemer na het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn de heffing niet of niet volledig heeft betaald, zendt de voorzitter de ondernemer een herinnering.

  • 3 Indien de ondernemer de heffing binnen twee weken na de dagtekening van de herinnering niet of niet volledig heeft betaald, maant de voorzitter de ondernemer schriftelijk aan om alsnog binnen tien dagen te betalen.

  • 4 Indien het derde lid wordt toegepast, brengt de voorzitter de ondernemer administratiekosten in rekening.

§ 5. Vermindering van de heffing

Artikel 12

  • 1 De voorzitter kan de heffing verminderen indien er sprake is van zodanige omstandigheden dat betaling van de volledige heffing of betaling van welk bedrag dan ook in redelijkheid niet kan worden verlangd.

  • 2 De voorzitter rapporteert het dagelijks bestuur jaarlijks over de toepassing van dit artikel.

Artikel 13

  • 2 Een aanvraag wordt binnen 6 weken nadat de heffing is opgelegd bij de voorzitter ingediend.

  • 3 De aanvraag wordt ondertekend en bevat ten minste:

    • a. naam en adres van de aanvrager;

    • b. de dagtekening;

    • c. de dagtekening en het nummer van de heffingsnota waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • d. de gronden van de aanvraag;

    • e. een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd.

Artikel 14

Indien door het verstrekken van onjuiste of onvoldoende gegevens ten onrechte vermindering op grond van artikel 12 is verleend, trekt de voorzitter zijn beschikking op de aanvraag om vermindering in.

Den Haag, 27 september 2006

P. Kalle

voorzitter

J.W. Nelson

secretaris

Goedgekeurd door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 16 november 2006 en door de Minister van Economische Zaken mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij beschikking van 19 december 2006, nr. EP/MW 6103994.