Samenvatting
[Regeling vervallen per 01-11-2008]
Deze aanwijzing geeft regels voor de invulling van de specifieke verantwoordelijkheid
van het Openbaar Ministerie voor de beveiliging van personen in het decentraal domein,
conform het (nieuwe) stelsel bewaken en beveiligen. Naast de verantwoordelijkheid
voor de beveiliging van personen draagt de hoofdofficier van justitie ook de verantwoordelijkheid
voor objectbeveiliging, namelijk indien en voor zover hierbij sprake is van de inzet
van maatregelen gericht op de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. De hoofdofficier
van justitie bespreekt de maatregelen die onder zijn gezag worden ingezet in de lokale
gezagsdriehoek, dan wel doet deze bespreken in aanwezigheid van de districts- of gebiedsofficier.
Deze aanwijzing is als volgt opgebouwd.
I In het decentraal domein is de hoofdofficier van justitie verantwoordelijk – en
daarmee beslissingsbevoegd – voor het treffen van veiligheidsmaatregelen wanneer gevreesd
wordt voor het leven van personen, hun fysieke integriteit of voor andere ernstige
delicten.
Veiligheidsmaatregelen, waaronder persoonsbeveiliging, worden in dat geval onder zijn
gezag ingezet. De beveiliging van een persoon kan iedere burger betreffen die behoort
tot het decentraal domein. De aanwijzing geeft regels voor de invulling van die specifieke
verantwoordelijkheid, in aanvulling op de Circulaire bewaking en beveiliging van personen,
objecten en diensten van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en de minister van Justitie. Ook wordt in de aanwijzing ingegaan op de verantwoordelijkheid
van de landelijk officier bewaken en beveiligen (de dNRI-officier van het landelijk
parket).
II Een gevolg van het nieuwe stelsel is dat leden van de rechterlijke macht – en andere
personen werkzaam in de (straf)rechtspleging of functies daaraan gerelateerd – niet
langer tot het rijksdomein behoren, met uitzondering van een limitatief aantal landelijke,
gezichtsbepalende functionarissen: de president van en de procureur-generaal bij de
Hoge Raad, de leden van het College van procureurs-generaal en de voorzitter van de
Raad voor de rechtspraak. Overige functionarissen werkzaam in de (straf)rechtspleging
of functies daaraan gerelateerd behoren tot het decentraal domein. Het optreden bij
dreiging jegens hen behoort daarmee tot de verantwoordelijkheid van de hoofdofficier
van justitie. De Regeling van de minister van Justitie inzake het optreden bij dreiging
tegen personen die een openbaar ambt vervullen dat is gerelateerd aan de strafrechtspleging
(nr. 737011/598/AM2) dient daarom te worden vervangen door een regeling van het Openbaar
Ministerie. Met deze aanwijzing wordt hieraan tegemoet gekomen. Gelijktijdig met de
inwerkingtreding van de onderhavige aanwijzing wordt de ministeriële regeling ingetrokken.
III De aanwijzing gaat ten slotte in op de glijdende schaal aan maatregelen die kunnen
worden ingezet bij de bewaking en beveiliging van personen en de regeling van de kosten.
II. Optreden bij dreiging jegens leden van de rechterlijke macht en andere personen
werkzaam in (straf)rechtspleging of functies daaraan gerelateerd
[Regeling vervallen per 01-11-2008]
1. Melding
-
a. Degene die kennis draagt van het mogelijk bestaan van een dreiging jegens een lid
van de rechterlijke macht dan wel andere personen werkzaam in de (straf)rechtspleging
of functies daaraan gerelateerd, meldt dit aan de hoofdofficier van justitie in het
desbetreffende arrondissement. Het desbetreffende arrondissement is het arrondissement
waar de bedreigde persoon feitelijk werkzaam is.
Van dreiging is sprake wanneer de bedreigde persoon daadwerkelijk (ernstig) wordt
of kan worden belemmerd in diens functioneren en speciale veiligheidsmaatregelen noodzakelijk
worden geacht.
-
b. De hoofdofficier van justitie van het landelijk parket en de hoofdofficier van justitie
van het functioneel parket kennen geen verantwoordelijkheid in de zin van deze regeling
omdat zij geen deel uitmaken van een lokale gezagsdriehoek. Meldingen van het mogelijke
bestaan van een dreiging jegens personen werkzaam onder hun gezag worden daarom gedaan
bij de hoofdofficier van justitie in het arrondissement waar de bedreigde persoon
feitelijk werkzaam is.
2. Dreigingsinschatting en eerste maatregelen
-
a. De hoofdofficier van justitie die de melding ontvangt laat deze onmiddellijk toetsen
(dreigingsinschatting) door de portefeuillehouder conflict- en crisisbeheersing (CCB)
van het regionale politiekorps en bepaalt in overleg met deze of (spoed)maatregelen
vereist zijn in afwachting van definitieve maatregelen. De hoofdofficier betrekt bij
zijn beslissing alle hem bekende relevante opsporingsinformatie, CIE-informatie, openbare
orde-informatie en inlichtingeninformatie.
Tevens stelt hij de landelijk officier bewaken en beveiligen op de hoogte van de inhoud
van de dreigingsinschatting en de eventuele (spoed)maatregelen.
-
b. De hoofdofficier van justitie informeert de bedreigde persoon over de dreigingsinschatting
en de eventuele (spoed)maatregelen.
-
c. De hoofdofficier van justitie stelt tevens het College van procureurs-generaal zo
spoedig mogelijk op de hoogte van de dreigingsinschatting en de eventuele (spoed)maatregelen.
3. Dreigingsanalyse, definitieve maatregelen en opsporingsonderzoek
-
a. Wanneer op basis van de dreigingsinschatting indicaties bestaan voor het opstellen
van een dreigingsanalyse, dient de hoofdofficier van justitie, via de CCB van het
regionale politiekorps, een verzoek daartoe in bij de afdeling Nationale Informatie
Coördinatie (NIC) van de dNRI/KLPD. Gelijktijdig stelt de CCB de landelijk officier
bewaken en beveiligen op de hoogte van de aanvraag voor een dreigingsanalyse.
-
b. De landelijk officier bewaken en beveiligen overlegt met de hoofdofficier van justitie
over de reikwijdte van de dreigingsanalyse en treedt zonodig in overleg met de landelijk
terreurofficier, verantwoordelijk voor de informatie-uitwisseling met de Algemene
Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD).
-
c. De landelijk officier bewaken en beveiligen stelt de hoofdofficier van justitie op
de hoogte van alle hem bekende relevante opsporingsinformatie, CIE-informatie, openbare
orde-informatie en de eventuele door tussenkomst van de landelijk terreurofficier
verkregen inlichtingeninformatie. Hij brengt desgevraagd ook een beveiligingsadvies
uit op basis van de resultaten van de dreigingsanalyse.
-
d. Voordat de hoofdofficier van justitie beslist over de definitieve maatregelen hoort
hij het College van procureurs-generaal. De hoofdofficier van justitie is verantwoordelijk
voor het treffen van de definitieve maatregelen. Acht de hoofdofficier van justitie
persoonsbeveiliging noodzakelijk, dan doet de korpsbeheerder door tussenkomst van
de hoofdofficier van justitie een beroep op bijstand van de Dienst Koninklijke en
Diplomatieke Beveiliging (DKDB) van het KLPD (art. 56 Politiewet). De hoofdofficier van justitie stelt in dat geval eveneens de Coördinator Bewaking
en Beveiliging op de hoogte van zijn beslissing.
-
e. Wanneer in de beleving van de hoofdofficier van justitie sprake is van dusdanige conflicterende
belangen dat hij de verantwoordelijkheid voor het treffen van maatregelen niet (langer)
dragen kan omdat zijn werkgeversrol ten opzichte van de bedreigde persoon in het gedrang
komt, draagt het College van procureurs-generaal de verantwoordelijkheid voor de veiligheid
van betrokkene desgevraagd over aan een collega-hoofdofficier. De uitvoering van de
maatregelen vindt in beginsel plaats onder regie van het in eerste instantie verantwoordelijke
regionale politiekorps. In overleg tussen beide hoofdofficieren van justitie en de
portefeuillehouders conflict- en crisisbeheersing van de betrokken regionale politiekorpsen
kan hiervan desgewenst worden afgeweken.
-
f. De hoofdofficier van justitie informeert de bedreigde persoon over de dreigingsanalyse
en de definitieve maatregelen. Hij draagt tevens zorg voor diens persoonlijke begeleiding.
Als de bedreigde persoon werkzaam is onder zijn gezag, wijst hij hiertoe een contactpersoon
aan op het arrondissementsparket. Als de bedreigde persoon niet werkzaam is onder
zijn gezag, ziet hij erop toe dat een contactpersoon wordt aangesteld door het bevoegd
gezag van betrokkene. De bedreigde persoon volgt de aanwijzingen van de hoofdofficier
van justitie op en onthoudt zich van elke inhoudelijke bemoeienis met betrekking tot
zijn beveiliging. Dat geldt ook voor eventuele beslissingen over opschaling of afschaling
en voor de beslissing tot beëindiging van de beveiliging. De hoofdofficier houdt de
bedreigde persoon en/of diens contactpersoon op de hoogte van de voor hen relevante
informatie.
-
g. De hoofdofficier van justitie belast met het bevoegd gezag over de bedreigde persoon,
draagt het gezag over het opsporingsonderzoek naar de herkomst van de dreiging over
aan een collega-hoofdofficier. Voorkómen moet worden dat de bedreigde persoon, een
naaste collega of de hoofdofficier zelf in het opsporingsonderzoek en de keuzes die
daarin worden gemaakt worden betrokken. Deze rolvermenging is ongewenst. Indien termen
aanwezig zijn de Nationale Recherche te betrekken bij het opsporingsonderzoek, dan
draagt de hoofdofficier van justitie het gezag over het opsporingsonderzoek over aan
de hoofdofficier van justitie van het landelijk parket. Als de bedreigde persoon werkzaam
is onder het bevoegd gezag van de hoofdofficier van het landelijk parket, dan draagt
deze het gezag over het opsporingsonderzoek over aan de collega-hoofdofficier die
ook verantwoordelijk is voor de beveiliging van de bedreigde persoon.
4. Dreiging jegens een hoofdofficier
Wanneer het mogelijke bestaan van een dreiging een hoofdofficier van justitie betreft,
wordt de melding opgeschaald naar het rijksdomein. De Coördinator Bewaking en Beveiliging
is verantwoordelijk voor het onmiddellijk toetsen van de melding (dreigingsinschatting)
en het nemen van eventuele (spoed)maatregelen. De Coördinator Bewaking en Beveiliging
informeert de hoofdofficier van justitie over de dreigingsinschatting en de eventuele
(spoed)maatregelen. Tevens stelt hij de landelijk officier bewaken en beveiligen en
het College van procureurs-generaal op de hoogte. Indien daarvoor op basis van de
dreigingsinschatting indicaties bestaan, wordt op verzoek van de Coördinator Bewaking
en Beveiliging een dreigingsanalyse opgesteld door de afdeling NIC van de dNRI/KLPD.
De landelijk officier bewaken en beveiligen stelt de Coördinator Bewaking en Beveiliging
op de hoogte van de resultaten van de dreigingsanalyse en geeft desgevraagd een beveiligingsadvies.
De Evaluatiedriehoek beslist over de maatregelen, gehoord het College van procureurs-generaal.
De Coördinator Bewaking en Beveiliging informeert de hoofdofficier van justitie over
de dreigingsanalyse en de te treffen maatregelen. De hoofdofficier van justitie volgt
de aanwijzingen van de Coördinator Bewaking en Beveiliging op en onthoudt zich van
elke inhoudelijke bemoeienis met betrekking tot zijn beveiliging. Het gezag over het
opsporingsonderzoek naar de herkomst van de dreiging wordt door de hoofdofficier van
justitie overgedragen aan een collega-hoofdofficier.