Aanwijzing beveiliging van personen

[Regeling vervallen per 01-11-2008.]
Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2005.
Geldend van 01-07-2005 t/m 31-10-2008

Aanwijzing beveiliging van personen

Achtergrond

[Regeling vervallen per 01-11-2008]

De contouren van het stelsel bewaken en beveiligen zijn neergelegd in de kabinetsnota van 20 juni 2003 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2002–2003, 28 974, nrs. 1 en 2) en vervolgens uitgewerkt in de Circulaire bewaking en beveiliging van personen, objecten en diensten van 30 juni 2004 van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Justitie (kenmerk EBB2004/54437). Uitgangspunt van het stelsel is dat de verantwoordelijkheid voor de eigen veiligheid primair ligt bij de burger/functionaris en diens – eventuele – werkgever. De lokale gezagsdriehoek is verantwoordelijk voor het treffen van de benodigde maatregelen die de burger/functionaris niet zelf kan treffen. Voor maatregelen die onder gezag van het Openbaar Ministerie worden ingezet is de hoofdofficier van justitie verantwoordelijk. In aanvulling op de verantwoordelijkheid van het lokaal bevoegde gezag voor de veiligheid van personen behorend tot het decentraal domein, is de rijksoverheid verantwoordelijk voor de veiligheid van een limitatief aantal personen behorend tot het rijksdomein. Benadrukt wordt dat aan personen behorend tot het decentraal domein kwalitatief hetzelfde niveau van bescherming wordt geboden als aan personen behorend tot het rijksdomein. Primair dient de lokale gezagsdriehoek de benodigde maatregelen te treffen, maar zij kan daarbij gebruik maken van de faciliteiten van de rijksoverheid.

Samenvatting

[Regeling vervallen per 01-11-2008]

Deze aanwijzing geeft regels voor de invulling van de specifieke verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie voor de beveiliging van personen in het decentraal domein, conform het (nieuwe) stelsel bewaken en beveiligen. Naast de verantwoordelijkheid voor de beveiliging van personen draagt de hoofdofficier van justitie ook de verantwoordelijkheid voor objectbeveiliging, namelijk indien en voor zover hierbij sprake is van de inzet van maatregelen gericht op de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. De hoofdofficier van justitie bespreekt de maatregelen die onder zijn gezag worden ingezet in de lokale gezagsdriehoek, dan wel doet deze bespreken in aanwezigheid van de districts- of gebiedsofficier. Deze aanwijzing is als volgt opgebouwd.

I In het decentraal domein is de hoofdofficier van justitie verantwoordelijk – en daarmee beslissingsbevoegd – voor het treffen van veiligheidsmaatregelen wanneer gevreesd wordt voor het leven van personen, hun fysieke integriteit of voor andere ernstige delicten.

Veiligheidsmaatregelen, waaronder persoonsbeveiliging, worden in dat geval onder zijn gezag ingezet. De beveiliging van een persoon kan iedere burger betreffen die behoort tot het decentraal domein. De aanwijzing geeft regels voor de invulling van die specifieke verantwoordelijkheid, in aanvulling op de Circulaire bewaking en beveiliging van personen, objecten en diensten van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Justitie. Ook wordt in de aanwijzing ingegaan op de verantwoordelijkheid van de landelijk officier bewaken en beveiligen (de dNRI-officier van het landelijk parket).

II Een gevolg van het nieuwe stelsel is dat leden van de rechterlijke macht – en andere personen werkzaam in de (straf)rechtspleging of functies daaraan gerelateerd – niet langer tot het rijksdomein behoren, met uitzondering van een limitatief aantal landelijke, gezichtsbepalende functionarissen: de president van en de procureur-generaal bij de Hoge Raad, de leden van het College van procureurs-generaal en de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak. Overige functionarissen werkzaam in de (straf)rechtspleging of functies daaraan gerelateerd behoren tot het decentraal domein. Het optreden bij dreiging jegens hen behoort daarmee tot de verantwoordelijkheid van de hoofdofficier van justitie. De Regeling van de minister van Justitie inzake het optreden bij dreiging tegen personen die een openbaar ambt vervullen dat is gerelateerd aan de strafrechtspleging (nr. 737011/598/AM2) dient daarom te worden vervangen door een regeling van het Openbaar Ministerie. Met deze aanwijzing wordt hieraan tegemoet gekomen. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van de onderhavige aanwijzing wordt de ministeriële regeling ingetrokken.

III De aanwijzing gaat ten slotte in op de glijdende schaal aan maatregelen die kunnen worden ingezet bij de bewaking en beveiliging van personen en de regeling van de kosten.

I. Optreden bij dreiging jegens personen behorend tot het decentraal domein

[Regeling vervallen per 01-11-2008]

  • 1. Wanneer gevreesd wordt voor het leven van personen, hun fysieke integriteit of voor andere ernstige delicten, dan ligt het primaat binnen de lokale gezagsdriehoek – en daarmee de beslissingsbevoegdheid – bij het Openbaar Ministerie vanwege zijn taak om in concrete gevallen ernstige strafbare feiten te voorkomen of te beëindigen. Veiligheidsmaatregelen, waaronder persoonsbeveiliging, worden in dat geval onder het gezag van de hoofdofficier van justitie ingezet. Ook indien de beslissing in de lokale gezagsdriehoek wordt genomen door de districts- of gebiedsofficier, is de hoofdofficier van justitie verantwoordelijk.

  • 2. Bij acute en ernstige dreiging dient de hoofdofficier van justitie onmiddellijk (spoed)maatregelen te treffen, in overleg met de portefeuillehouder conflict- en crisisbeheersing (CCB) van het regionale politiekorps. Hij informeert de bedreigde persoon over de dreigingsinschatting en de (spoed)maatregelen. Hij stelt tevens de betrokken burgemeester zo spoedig mogelijk op de hoogte.

  • 3. Om de ernst en de waarschijnlijkheid van een dreigingsmelding te kunnen bepalen bestaat een aantal instrumenten. Op grond van de dreigingsmelding (bijvoorbeeld afkomstig uit opsporingsinformatie, CIE-informatie, openbare orde-informatie of inlichtingeninformatie, of via een aangifte van de bedreigde persoon zelf) geeft de hoofdofficier van justitie de CCB de opdracht tot het (doen) opstellen van een dreigingsinschatting door de afdeling Regionale Informatie Coördinatie (RIC) van het regionale politiekorps. Bestaan – op grond van de dreigingsinschatting – indicaties voor het opstellen van een dreigingsanalyse, dan dient de hoofdofficier van justitie via de CCB een verzoek daartoe in bij de afdeling Nationale Informatie Coördinatie (NIC) van de dNRI/KLPD. De CCB stelt gelijktijdig de landelijk officier bewaken en beveiligen op de hoogte van de aanvraag voor een dreigingsanalyse. De landelijk officier bewaken en beveiligen bewaakt de voortgang bij het opstellen van de dreigingsanalyse en is verantwoordelijk voor de kwaliteit ervan. De landelijk officier bewaken en beveiligen overlegt met de hoofdofficier van justitie over de reikwijdte van de dreigingsanalyse en legt zonodig contact met de landelijk terreurofficier, verantwoordelijk voor de informatie-uitwisseling met de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). De landelijk officier bewaken en beveiligen bespreekt de resultaten van de dreigingsanalyse met de hoofdofficier van justitie en geeft desgevraagd advies over de te nemen maatregelen. De hoofdofficier van justitie is verantwoordelijk voor het treffen van de maatregelen. Hij informeert de bedreigde persoon over de dreigingsinschatting en/of de dreigingsanalyse en de te treffen maatregelen en draagt zonodig zorg voor diens persoonlijke begeleiding. De bedreigde persoon volgt de aanwijzingen van de hoofdofficier van justitie op en onthoudt zich van elke inhoudelijke bemoeienis met betrekking tot zijn beveiliging. De hoofdofficier van justitie informeert tevens de betrokken burgemeester. De regie over de uitvoering van de maatregelen door het regionale politiekorps berust bij de CCB. Acht de hoofdofficier van justitie persoonsbeveiliging noodzakelijk, dan doet de korpsbeheerder door tussenkomst van de hoofdofficier van justitie een beroep op bijstand van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB) van het KLPD (art. 56 Politiewet). De hoofdofficier van justitie stelt in dat geval eveneens de Coördinator Bewaking en Beveiliging op de hoogte van zijn beslissing.

  • 4. Op verzoek, en mits dit verzoek raakt aan de nationale veiligheid, kan ook voor personen behorend tot het decentraal domein een risicoanalyse worden opgesteld. De CCB van het regionale politiekorps dient hiertoe, onder verantwoordelijkheid van hoofdofficier van justitie, een aanvraag in bij de Coördinator Bewaking en Beveiliging die de aanvraag bespreekt met de AIVD. Wordt het verzoek wenselijk en haalbaar geacht, en raakt het aan de nationale veiligheid, dan zal de AIVD de risicoanalyse uitvoeren. Op basis van de risicoanalyse kunnen door de Coördinator Bewaking en Beveiliging veiligheidsmaatregelen worden geadviseerd.

  • 5. Indien daar vanuit haar wettelijke taakstelling aanleiding toe bestaat, dat wil zeggen wanneer de dreiging raakt aan de nationale veiligheid, kan de AIVD ook rechtstreeks dreigingsinformatie leveren aan het decentraal domein. De dreigingsinformatie wordt in die gevallen aan de CCB van het regionale politiekorps geleverd.

II. Optreden bij dreiging jegens leden van de rechterlijke macht en andere personen werkzaam in (straf)rechtspleging of functies daaraan gerelateerd

[Regeling vervallen per 01-11-2008]

1. Melding

  • a. Degene die kennis draagt van het mogelijk bestaan van een dreiging jegens een lid van de rechterlijke macht dan wel andere personen werkzaam in de (straf)rechtspleging of functies daaraan gerelateerd, meldt dit aan de hoofdofficier van justitie in het desbetreffende arrondissement. Het desbetreffende arrondissement is het arrondissement waar de bedreigde persoon feitelijk werkzaam is.

    Van dreiging is sprake wanneer de bedreigde persoon daadwerkelijk (ernstig) wordt of kan worden belemmerd in diens functioneren en speciale veiligheidsmaatregelen noodzakelijk worden geacht.

  • b. De hoofdofficier van justitie van het landelijk parket en de hoofdofficier van justitie van het functioneel parket kennen geen verantwoordelijkheid in de zin van deze regeling omdat zij geen deel uitmaken van een lokale gezagsdriehoek. Meldingen van het mogelijke bestaan van een dreiging jegens personen werkzaam onder hun gezag worden daarom gedaan bij de hoofdofficier van justitie in het arrondissement waar de bedreigde persoon feitelijk werkzaam is.

2. Dreigingsinschatting en eerste maatregelen

  • a. De hoofdofficier van justitie die de melding ontvangt laat deze onmiddellijk toetsen (dreigingsinschatting) door de portefeuillehouder conflict- en crisisbeheersing (CCB) van het regionale politiekorps en bepaalt in overleg met deze of (spoed)maatregelen vereist zijn in afwachting van definitieve maatregelen. De hoofdofficier betrekt bij zijn beslissing alle hem bekende relevante opsporingsinformatie, CIE-informatie, openbare orde-informatie en inlichtingeninformatie.

    Tevens stelt hij de landelijk officier bewaken en beveiligen op de hoogte van de inhoud van de dreigingsinschatting en de eventuele (spoed)maatregelen.

  • b. De hoofdofficier van justitie informeert de bedreigde persoon over de dreigingsinschatting en de eventuele (spoed)maatregelen.

  • c. De hoofdofficier van justitie stelt tevens het College van procureurs-generaal zo spoedig mogelijk op de hoogte van de dreigingsinschatting en de eventuele (spoed)maatregelen.

3. Dreigingsanalyse, definitieve maatregelen en opsporingsonderzoek

  • a. Wanneer op basis van de dreigingsinschatting indicaties bestaan voor het opstellen van een dreigingsanalyse, dient de hoofdofficier van justitie, via de CCB van het regionale politiekorps, een verzoek daartoe in bij de afdeling Nationale Informatie Coördinatie (NIC) van de dNRI/KLPD. Gelijktijdig stelt de CCB de landelijk officier bewaken en beveiligen op de hoogte van de aanvraag voor een dreigingsanalyse.

  • b. De landelijk officier bewaken en beveiligen overlegt met de hoofdofficier van justitie over de reikwijdte van de dreigingsanalyse en treedt zonodig in overleg met de landelijk terreurofficier, verantwoordelijk voor de informatie-uitwisseling met de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD).

  • c. De landelijk officier bewaken en beveiligen stelt de hoofdofficier van justitie op de hoogte van alle hem bekende relevante opsporingsinformatie, CIE-informatie, openbare orde-informatie en de eventuele door tussenkomst van de landelijk terreurofficier verkregen inlichtingeninformatie. Hij brengt desgevraagd ook een beveiligingsadvies uit op basis van de resultaten van de dreigingsanalyse.

  • d. Voordat de hoofdofficier van justitie beslist over de definitieve maatregelen hoort hij het College van procureurs-generaal. De hoofdofficier van justitie is verantwoordelijk voor het treffen van de definitieve maatregelen. Acht de hoofdofficier van justitie persoonsbeveiliging noodzakelijk, dan doet de korpsbeheerder door tussenkomst van de hoofdofficier van justitie een beroep op bijstand van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB) van het KLPD (art. 56 Politiewet). De hoofdofficier van justitie stelt in dat geval eveneens de Coördinator Bewaking en Beveiliging op de hoogte van zijn beslissing.

  • e. Wanneer in de beleving van de hoofdofficier van justitie sprake is van dusdanige conflicterende belangen dat hij de verantwoordelijkheid voor het treffen van maatregelen niet (langer) dragen kan omdat zijn werkgeversrol ten opzichte van de bedreigde persoon in het gedrang komt, draagt het College van procureurs-generaal de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van betrokkene desgevraagd over aan een collega-hoofdofficier. De uitvoering van de maatregelen vindt in beginsel plaats onder regie van het in eerste instantie verantwoordelijke regionale politiekorps. In overleg tussen beide hoofdofficieren van justitie en de portefeuillehouders conflict- en crisisbeheersing van de betrokken regionale politiekorpsen kan hiervan desgewenst worden afgeweken.

  • f. De hoofdofficier van justitie informeert de bedreigde persoon over de dreigingsanalyse en de definitieve maatregelen. Hij draagt tevens zorg voor diens persoonlijke begeleiding. Als de bedreigde persoon werkzaam is onder zijn gezag, wijst hij hiertoe een contactpersoon aan op het arrondissementsparket. Als de bedreigde persoon niet werkzaam is onder zijn gezag, ziet hij erop toe dat een contactpersoon wordt aangesteld door het bevoegd gezag van betrokkene. De bedreigde persoon volgt de aanwijzingen van de hoofdofficier van justitie op en onthoudt zich van elke inhoudelijke bemoeienis met betrekking tot zijn beveiliging. Dat geldt ook voor eventuele beslissingen over opschaling of afschaling en voor de beslissing tot beëindiging van de beveiliging. De hoofdofficier houdt de bedreigde persoon en/of diens contactpersoon op de hoogte van de voor hen relevante informatie.

  • g. De hoofdofficier van justitie belast met het bevoegd gezag over de bedreigde persoon, draagt het gezag over het opsporingsonderzoek naar de herkomst van de dreiging over aan een collega-hoofdofficier. Voorkómen moet worden dat de bedreigde persoon, een naaste collega of de hoofdofficier zelf in het opsporingsonderzoek en de keuzes die daarin worden gemaakt worden betrokken. Deze rolvermenging is ongewenst. Indien termen aanwezig zijn de Nationale Recherche te betrekken bij het opsporingsonderzoek, dan draagt de hoofdofficier van justitie het gezag over het opsporingsonderzoek over aan de hoofdofficier van justitie van het landelijk parket. Als de bedreigde persoon werkzaam is onder het bevoegd gezag van de hoofdofficier van het landelijk parket, dan draagt deze het gezag over het opsporingsonderzoek over aan de collega-hoofdofficier die ook verantwoordelijk is voor de beveiliging van de bedreigde persoon.

4. Dreiging jegens een hoofdofficier

Wanneer het mogelijke bestaan van een dreiging een hoofdofficier van justitie betreft, wordt de melding opgeschaald naar het rijksdomein. De Coördinator Bewaking en Beveiliging is verantwoordelijk voor het onmiddellijk toetsen van de melding (dreigingsinschatting) en het nemen van eventuele (spoed)maatregelen. De Coördinator Bewaking en Beveiliging informeert de hoofdofficier van justitie over de dreigingsinschatting en de eventuele (spoed)maatregelen. Tevens stelt hij de landelijk officier bewaken en beveiligen en het College van procureurs-generaal op de hoogte. Indien daarvoor op basis van de dreigingsinschatting indicaties bestaan, wordt op verzoek van de Coördinator Bewaking en Beveiliging een dreigingsanalyse opgesteld door de afdeling NIC van de dNRI/KLPD. De landelijk officier bewaken en beveiligen stelt de Coördinator Bewaking en Beveiliging op de hoogte van de resultaten van de dreigingsanalyse en geeft desgevraagd een beveiligingsadvies. De Evaluatiedriehoek beslist over de maatregelen, gehoord het College van procureurs-generaal. De Coördinator Bewaking en Beveiliging informeert de hoofdofficier van justitie over de dreigingsanalyse en de te treffen maatregelen. De hoofdofficier van justitie volgt de aanwijzingen van de Coördinator Bewaking en Beveiliging op en onthoudt zich van elke inhoudelijke bemoeienis met betrekking tot zijn beveiliging. Het gezag over het opsporingsonderzoek naar de herkomst van de dreiging wordt door de hoofdofficier van justitie overgedragen aan een collega-hoofdofficier.

III. Maatregelen die kunnen worden ingezet bij de bewaking en beveiliging van personen

[Regeling vervallen per 01-11-2008]

  • a. Hoe ernstiger effect en aard van de dreiging en hoe hoger de waarschijnlijkheid dat deze zich voordoet, hoe zwaarder de veiligheidsmaatregelen zullen zijn. Er is sprake van een glijdende schaal die begint bij de lichtere maatregelen die onder de algemene noemer ‘bewaken’ kunnen worden gebracht. Er is geen absoluut onderscheid tussen bewaken en beveiligen. Bij ‘bewaking’ gaat het bijvoorbeeld om observatie van (de omgeving van) het woonhuis, zoals (verscherpt) rijdend toezicht. Bij beveiliging wordt er op voorhand vanuit gegaan dat fysiek handelend optreden door de politie noodzakelijk is of zal zijn om ernstige strafbare feiten te voorkomen of te beëindigen of om bedreigende situaties of aanslagen af te wenden. Maatregelen in deze categorie variëren van permanent toezicht op het woonhuis, begeleid woon-werkverkeer tot en met 24-uurs persoonsbeveiliging en evacuatie van de bedreigde persoon en/of diens gezin.

  • b. Veiligheidsmaatregelen worden in beginsel uitgevoerd door en onder regie van het regionale politiekorps. Daarbij kan een beroep worden gedaan op de faciliteiten van het Korps Landelijke Politiediensten, zoals de dienst Specialistische Recherche Toepassing (dSRT). Wanneer bepaalde maatregelen niet door het regionale politiekorps uitgevoerd kunnen worden geldt de reguliere bijstandsprocedure (art. 56 Politiewet).

  • c. Uitgangspunt is dat alle politiekosten door het regionale politiekorps respectievelijk door het Korps Landelijke Politiediensten worden gedragen. Overige kosten zijn primair de verantwoordelijkheid van de bedreigde persoon dan wel van zijn – eventuele – werkgever. Voor bijzondere, onvoorziene kosten kan de hoofdofficier van justitie een beroep doen op de Coördinator Bewaking en Beveiliging.