Bescherming van gesprekken tussen advocaat en cliënt
[Regeling vervallen per 31-03-2011]
Verschillende bepalingen in Sv maken het mogelijk dat ten behoeve van de opsporing (tele)communicatie wordt opgenomen
of dat gegevens met betrekking tot die communicatie worden vergaard. Het onderstaande
richt zich primair op art. 126m Sv (opnemen telecommunicatie), maar wat hieronder daarover wordt opgemerkt is mutatis mutandis ook van toepassing op de andere bijzondere opsporingsbevoegdheden uit Boek I, Titels IVA en V, Sv, zoals direct afluisteren en observatie. Het belangrijke verschil tussen deze ‘heimelijke’
dwangmiddelen en de hiervoor besproken inbeslagneming is dat de verdachte advocaat
geen weet heeft van de toepassing van het dwangmiddel en daarom niet in staat is om
zelf op te komen voor zijn verschoningsrecht. Daarmee komt een grotere verantwoordelijkheid
bij de officier van justitie te liggen.
Artikel 126m lid 1 Sv biedt de officier van justitie de bevoegdheid te bevelen dat telecommunicatie wordt
opgenomen met een technisch hulpmiddel. De wetgever heeft er voor gekozen advocaten
niet stelselmatig van de toepassing van art. 126m Sv te vrijwaren. In theorie is het dus mogelijk dat in het kader van de opsporing een
inkomend of uitgaand gesprek van een advocaat wordt opgenomen en in een procesverbaal
wordt vastgelegd, mits voldaan wordt aan de algemene vereisten dat sprake is van ‘verdenking
van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, dat gezien zijn aard of
de samenhang met andere door de verdachte begane misdrijven een ernstige inbreuk op
de rechtsorde oplevert’ en het onderzoek de toepassing van het dwangmiddel dringend
vordert.
De wet biedt echter een tweeledige bescherming aan de communicatie tussen een advocaat
en zijn cliënten. Allereerst bepaalt art. 126aa, tweede lid, Sv dat processen-verbaal of opnames van mededelingen die onder het verschoningsrecht
van de advocaat vallen, moeten worden vernietigd. Voorts mogen processen-verbaal die
aan of door een advocaat gedane mededelingen bevatten, die niet onder het verschoningsrecht
vallen, alleen dan aan de processtukken worden toegevoegd wanneer de rechter-commissaris
daar een machtiging voor heeft gegeven (art. 126aa, tweede lid, laatste volzin, Sv.).
Het Besluit bewaren en vernietigen niet-gevoegde stukken (Stb. 1999, 548; hierna: het Besluit) geeft de in de tweede volzin van het tweede lid van art. 126aa Sv genoemde nadere voorschriften. In aanvulling op het Besluit is ook de Instructie vernietiging geïntercepteerde gesprekken met geheimhouders (2002I003; hierna: de Instructie Vernietiging) voor de praktijk van belang.