Bijlage 1. Wat er aan de orde moet komen in een informatief gesprek
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
AANWEZIGHEID van vertrouwenspersoon sluit uit dat die persoon later als getuige wordt
gehoord.
WAT is er (globaal) gebeurd?
HOE is dat bekend geworden (bijvoorbeeld als het om een kind gaat)?
WAAR is het gebeurd?
WANNEER is het gebeurd?
WIE is/zijn slachtoffers?
WIE is/zijn verdachten?
Zijn er GETUIGEN?
Zijn er SPOREN?
Geeft men toestemming voor MEDISCH ONDERZOEK?
Is een THERAPEUT/HULPVERLENER ingeschakeld?
Is er toestemming voor INZAGE IN MEDISCHE DOSSIERS?
Is een DAGBOEK bijgehouden?
Zijn er FOTO-/VIDEO-opnamen gemaakt?
Is er met ANDEREN gesproken?
Heeft de melder zich GEORIËNTEERD op het onderwerp?
Wat is het MOTIEF voor aangifte?
Is de OPVANG van het slachtoffer geregeld?
Bijlage 2. Wat aan de orde moet komen bij het bespreken van de consequenties van een
aangifte
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
VERWACHTINGEN van een politieonderzoek bij de aangever
Uitleg over DOEL/STATUS van een aangifte
Uitleg over de PROCEDURE
• juridische uitleg over verjaring, bewijzen, hoger beroep e.d.
WIJZEN op:
-
• mogelijk kritische vragen en uitleg
-
• opname van de aangifte op geluidsband; doelen van de opname vermelden
-
• de mogelijkheid van verscheidene verhoren
-
• kans op vervolging
-
• RC-verhoor
-
• openbaarheid van de zitting
-
• bijstand vertrouwenspersoon
-
• mogelijkheid medisch onderzoek
-
• consequenties van een valse aangifte
Wijzen op de mogelijkheid dat het SLACHTOFFER moet worden GEHOORD en op de consequenties
die dat voor een kind kan hebben; erop wijzen dat daarvoor TOESTEMMING nodig is van
de wettelijk vertegenwoordiger.
STUDIOVERHOOR bij een kind tussen de 4 en 12 jaar
Mogelijkheid dat (andere) GETUIGEN worden gehoord
Aangeven van ALTERNATIEVEN (hulpverlening, civiele procedure)
Aanbod BEDENKTIJD
Bijlage 3. Expertisegroep
[Regeling vervallen per 01-01-2009]
De impliciete doelstelling van de toenmalige aanwijzing opsporing seksueel misbruik
in afhankelijkheidsrelaties was te voorkomen dat personen die worden beschuldigd van
seksueel misbruik al te lichtvaardig worden aangehouden. Hiertoe is destijds door
het College van Procureurs-Generaal de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken
in het leven geroepen.
De Expertisegroep bestaat uit deskundigen afkomstig uit drie verschillende disciplines:
-
1) klinisch psychologen, psychiaters en pedagogen;
-
2) psychologen die gespecialiseerd zijn in functieleer;
-
3) ervaren zedenrechercheurs.
Werkwijze: De deskundigen moeten zich buigen over de geloofwaardigheid van aangiften
in bepaalde operationele zedenzaken, vóórdat de officier van justitie eventueel de
beslissing neemt de beschuldigde aan te houden. Zaken waarin consultatie van de Expertisegroep
verplicht is, zijn zaken met aangiften die aspecten vertonen van
Het rapport van de Expertisegroep is een adviserend rapport in de stand van het onderzoek
van het moment van de aanvraag (en onderscheidt zich dus van rapportages van getuigendeskundigen
over het voltooide onderzoek).
Per zaak wordt een adviesgroep samengesteld die bestaat uit drie personen, waarbij
de drie disciplines vertegenwoordigd zijn.
Het advies van de Expertisegroep wordt uitgebracht op basis van het proces-verbaal
en een volledige schriftelijke weergave van de aangifte die op een geluidsband is
opgenomen. Formeel dient de officier van justitie schriftelijk de adviesaanvraag in
bij het coördinatiepunt. De officier van justitie legt uit waarom de zaak wordt voorgelegd
en waar de vraagstelling op gebaseerd is. Van tevoren telefonisch gepleegd overleg met de Expertisegroep wordt op prijs gesteld.
Na ontvangst van alle stukken is het coördinatiepunt verantwoordelijk voor de afwikkeling
van de adviesprocedure.
Het coördinatiepunt draagt zorg voor de verspreiding van de stukken. Na bestudering
komen de deskundigen bij elkaar, wordt de zaak besproken en worden conclusies getrokken.
Een gedragskundige van de dienst Nationale Recherche Informatie (dNRI) van het KLPD
stelt een conceptrapport op. Na goedkeuring door de betrokken deskundigen wordt het
rapport naar de officier van justitie gestuurd.
Vanaf het moment dat alle relevante stukken in het bezit zijn van het coördinatiepunt,
neemt de adviesprocedure maximaal zes weken in beslag. De verplichte consultatie van
de Expertisegroep dient te gebeuren vóór de aanhouding van de verdachte, tenzij dit
niet mogelijk is en een oordeel van de Expertisegroep van belang is voor het verdere
verloop van het opsporingsonderzoek.
Wanneer de drie criteria voor het inschakelen van de Expertisegroep niet van toepassing
zijn, kan de Expertisegroep toch geconsulteerd worden, bijvoorbeeld wanneer de officier
van justitie toch behoefte heeft aan het oordeel van een deskundige. Dit wordt facultatieve
consultatie genoemd. Voorbeelden van gevallen waarin facultatieve consultatie plaats
kan hebben:
-
– seksueel misbruik dat naar voren komt na een echtscheiding;
-
– groepsverkrachtingen met onbekende dader(s);
-
– misbruik langer dan 8 jaar geleden. Wanneer een zaak facultatief aan de Expertisegroep
wordt voorgelegd, behoeft de zaak niet altijd te worden besproken in vaste samenstelling
met de drie verschillende deskundigen.
Voor overleg en vragen kunt u zich wenden tot het coördinatiepunt.
Het coördinatiepunt voor het indienen van adviesaanvragen ligt bij de dNRI van het
Korps Landelijke Politie Diensten. In de huidige organisatie van de dNRI is dit de
programmaleider Moord en Zeden, de heer mr. drs. P. van den Eshof. Telefonisch is
hij bereikbaar op nummer 079-3459253.