5.2. Dividendstripping en duurzame reorganisatie
[Regeling vervallen per 24-11-2009]
Terugwerkende kracht
Voor
dit
onderdeel
is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Dit standpunt vloeit voort uit een toezegging aan de Eerste Kamer (nadere memorie
van antwoord, Kamerstukken I 2001/02, 27 896, nr. 117d, blz. 2).
Gevraagd is om buiten twijfel te stellen dat de maatregelen tegen dividendstripping
naar hun aard niet van toepassing kunnen zijn op duurzame concernreorganisaties. Het
hangt naar mijn oordeel van verschillende factoren af of een interne reorganisatie
onder de genoemde omschrijving van dividendstripping valt. Hierbij valt bijvoorbeeld
te denken aan het tijdsverloop tussen verhanging en de dividenduitkering, het karakter
van de dividenduitkering (regulier, incidenteel of liquidatie-uitkering) en de duurzaamheid
van de verhanging.
Ik wil voorkomen dat de voorgestelde maatregelen duurzame, niet fiscaal gedreven,
reorganisaties binnen concern bemoeilijken. Voor de concrete toepassing geldt als
leidraad dat geen sprake is van dividendstripping als zich een duurzame reorganisatie
voordoet in combinatie met een reguliere dividenduitkering. Dit geldt ongeacht het
tijdsverloop tussen de verhanging en de dividenduitkering.
Het ligt anders bij een duurzame reorganisatie in combinatie met een dividenduitkering
met een niet-regulier karakter, bijvoorbeeld uitdeling van een zogenoemd superdividend.
In een dergelijk geval spelen ook de hiervoor genoemde factoren een rol voor de bepaling
of sprake is van dividendstripping, zoals het tijdsverloop tussen de verhanging en
de dividenduitkering. Daarbij is het niet wenselijk om een safe haven aan te geven
in de vorm van een termijn waarbuiten juist geen sprake is van dividendstripping.
Een transactie in aandelen, winstbewijzen of dividendbewijzen met als doel gebruik
te maken van het feit dat het op de koper van toepassing zijnde regime van de dividendbelasting
gunstiger is dan voor de verkoper zou dan immers worden ontzien als die transactie
(net) buiten die termijn plaatsvindt.
Als bij een duurzame reorganisatie behoefte bestaat aan een safe haven, kan belanghebbende
deze vinden in een beperking tot reguliere dividenduitkeringen. Daarbij beschouw ik
als reguliere dividenduitkeringen dividenden die niet bovenmatig zijn in de zin van
de overgangsheffing Vpb (de additionele heffing van vennootschapsbelasting over bovenmatige
winstuitkeringen, hoofdstuk 2, artikel IV, onderdeel B, van de Invoeringswet Wet inkomstenbelasting
2001; deze heffing is overigens per 1 januari 2005 buiten werking gesteld).
Terugwerkende kracht
Stcrt. 2007, 60, datum inwerkingtreding 28-03-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van deze tekst. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2007.