Besluit OM-afdoening

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013.
Geldend van 01-01-2013 t/m 31-03-2013

Besluit van 4 juli 2007, houdende regels aangaande de buitengerechtelijke afdoening van strafbare feiten (Besluit OM-afdoening)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 3 april 2007, directie Wetgeving, nr. 5476193/07/6,

Gelet op de artikelen 257b, 257d, vierde lid, en 572, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, en de artikelen 22e, 22k, 74, vijfde lid, en 77ff, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht;

Voorts gelet op de artikelen 1, onderdeel a, 2, tweede lid, 4, derde lid, 9, eerste lid, en 13, eerste lid, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, artikel 126 van de Wet op de rechterlijke organisatie en de artikelen 37, 39 en 41 van de Wet op de rechtsbijstand;

De Raad van State gehoord (advies van 23 mei 2007, nr.W03.07.0090/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 29 juni 2007, directie Wetgeving, nr. 5491696/07/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Definitiebepalingen

Artikel 1.1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Hoofdstuk II. Strafbeschikkingen algemeen

Artikel 2.1

  • 1 Het Centraal Justitieel Incassobureau heeft tot taak degene die bevoegd is de strafbeschikking uit te vaardigen te ondersteunen bij diens daarop betrekking hebbende taken.

  • 2 Het Centraal Justitieel Incassobureau verricht de werkzaamheden die Onze Minister of het openbaar ministerie van hem in verband met de uitoefening van de in het eerste lid bedoelde taken verlangen.

  • 3 Degene die de strafbeschikking uitvaardigt, verstrekt aan het Centraal Justitieel Incassobureau de gegevens die het behoeft in verband met de uitvoering van dit artikel.

Artikel 2.2

  • 1 Van elke uitreiking in persoon of toezending van het afschrift van de strafbeschikking wordt overeenkomstig dit artikel in daarvoor bestemde landelijke geautomatiseerde registers aantekening gehouden door degene die de strafbeschikking heeft uitgevaardigd.

  • 2 In geval van uitreiking in persoon aan de verdachte, wordt aantekening gehouden van in ieder geval de volgende gegevens:

    • a. de datum van uitreiking;

    • b. de plaats en het adres van uitreiking;

    • c. de naam van de verdachte aan wie wordt uitgereikt;

    • d. indien de verdachte een rechtspersoon, een maatschap, een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, een doelvermogen, of een rederij is, en het afschrift van de strafbeschikking wordt uitgereikt aan de bestuurder van de rechtspersoon, de aansprakelijke vennoot, de bestuurder van een doelvermogen, de boekhouder of het lid van een rederij, dan wel aan de persoon die gemachtigd is het afschrift in ontvangst te nemen: de naam van de desbetreffende persoon.

  • 3 In geval van toezending wordt aantekening gehouden van in ieder geval de volgende gegevens:

    • a. de datum van toezending;

    • b. de naam van de verdachte aan wie het afschrift wordt toegezonden, de naam van de benadeelde partij aan wie het afschrift wordt toegezonden en de naam van de bij de officier van justitie bekende rechtstreeks belanghebbende aan wie het afschrift wordt toegezonden;

    • c. het adres of de adressen waarnaar het afschrift wordt toegezonden;

    • d. of de toezending per gewone dan wel per aangetekende brief geschiedt;

    • e. de datum van ontvangst van het afschrift.

Hoofdstuk III. De strafbeschikking in de zin van artikel 257b van de wet

Artikel 3.1

  • 1 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

    • a. strafbeschikkingsbevoegdheid: de bevoegdheid een strafbeschikking uit te vaardigen, bedoeld in artikel 257b van de wet;

    • b. bevoegde ambtenaar: de opsporingsambtenaar, bedoeld in artikel 3.2.

Artikel 3.2

  • 1 Voor de in artikel 3.3, onderdeel a, aangewezen zaken wordt de strafbeschikkingsbevoegdheid toegekend aan de hulpofficieren van justitie, bedoeld in artikel 154, onderdelen a en b, van de wet, alsmede aan de hulpofficieren van justitie, bedoeld in artikel 154, onderdeel c, van de wet, voor zover het betreft de brigadecommandanten en de afdelingscommandanten en de adjudant-onderofficier en de opperwachtmeesters die als hun vervanger zijn aangewezen, voor zolang zij als zodanig optreden, alsmede de adjudant-onderofficier en de opperwachtmeesters, ingedeeld bij de centrale recherche Koninklijke marechaussee en de recherchegroepen.

  • 4 Voor de in artikel 3.3, onderdeel b, aangewezen zaken wordt strafbeschikkingsbevoegdheid toegekend aan buitengewoon opsporingsambtenaren, voor zover deze ambtenaren bevoegd zijn tot de opsporing van die zaken.

  • 5 In afwijking van het vierde lid, wordt voor de in artikel 3.3, onderdeel b, aangewezen zaken geen strafbeschikkingsbevoegdheid toegekend aan buitengewoon opsporingsambtenaren in dienst van de gemeente, voor zover voor die zaken in de desbetreffende gemeente krachtens een verordening als bedoeld in artikel 154b, eerste lid, van de Gemeentewet een bestuurlijke boete kan worden opgelegd.

Artikel 3.3

Als zaken waarin de strafbeschikkingsbevoegdheid kan worden uitgeoefend worden aangewezen:

  • a. de zaken, aangeduid in bijlage I van dit besluit en zoals nader omschreven in de richtlijnen, gesteld door het openbaar ministerie, die de ontdekking betreffen van een misdrijf, omschreven in artikel 310 of 321 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover het feit de toe-eigening betreft van goederen met een waarde van ten hoogste € 120 uit een winkel, voor zover de verdachte de leeftijd van achttien jaren heeft bereikt;

  • b. de zaken welke betreffen de op heterdaad of met een technisch hulpmiddel door de bevoegde ambtenaar ontdekte overtredingen, aangeduid in bijlage I van dit besluit, voor zover de verdachte hetzij behoort tot een categorie die met betrekking tot die feiten in bijlage I van dit besluit is vermeld, hetzij, in het geval bedoeld in artikel 181, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, de eigenaar of houder is van het motorrijtuig waarmee het feit is begaan;

  • c. de op heterdaad of met een technisch hulpmiddel ontdekte verkeersovertredingen, aangeduid in bijlage I van dit besluit en strafbaar gesteld bij artikel 169 van het Wetboek van Militair Strafrecht juncto de Verkeersregeling defensie voor zover de verdachte militair is en hetzij behoort tot een categorie die met betrekking tot die feiten in bijlage I van dit besluit is vermeld, hetzij, in het geval bedoeld in artikel 181, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, de eigenaar of houder is van het motorrijtuig waarmee het feit is begaan en de overtreding is begaan op een militair terrein met een voertuig dat niet bij de krijgsmacht in gebruik is.

Artikel 3.4

  • 1 De hoofdofficier van justitie kan de strafbeschikkingsbevoegdheid van een bevoegde ambtenaar tot nader bericht intrekken indien de taakvervulling van deze ambtenaar zulks naar zijn oordeel vordert. Alvorens een beschikking als bedoeld in de eerste zin te geven, hoort de hoofdofficier van justitie de betrokken korpschef.

  • 2 De korpschef draagt zorg voor de uitvoering van de beschikking.

  • 3 De hoofdofficier van justitie geeft zijn nader bericht slechts na hernieuwd overleg.

  • 4 Van de beschikking, bedoeld in het eerste lid, die betrekking heeft op een buitengewoon opsporingsambtenaar, wordt een afschrift gezonden aan de direct toezichthouder van de ambtenaar. Indien de hoofdofficier van justitie niet de toezichthouder van de ambtenaar is, wordt tevens een afschrift gezonden aan de toezichthouder.

Artikel 3.5

  • 1 De hoofdofficier van justitie kan bepalen dat naar zijn oordeel het belang van een goede rechtsbedeling vordert dat in bepaalde gebieden of op bepaalde openbare wegen binnen het arrondissement of in bepaalde zaken door de bevoegde ambtenaren geen gebruik wordt gemaakt van de strafbeschikkingsbevoegdheid.

  • 2 Alvorens een besluit als in het eerste lid bedoeld te nemen, hoort de hoofdofficier van justitie de betrokken korpschef. Dit horen kan achterwege blijven, indien de hoofdofficier van justitie het nodig oordeelt dat in het gehele arrondissement in bepaalde zaken door de bevoegde ambtenaren geen gebruik wordt gemaakt van de strafbeschikkingsbevoegdheid.

  • 3 De betrokken korpschef draagt zorg voor de uitvoering van het besluit, bedoeld in het eerste lid.

  • 4 Indien het besluit, bedoeld in het eerste lid, betrekking heeft op buitengewoon opsporingsambtenaren wordt een afschrift gezonden aan de betrokken direct toezichthouder. Indien de hoofdofficier van justitie niet de toezichthouder van de ambtenaren is, wordt tevens een afschrift gezonden aan de toezichthouder.

Artikel 3.6

  • 1 Het College van procureurs-generaal vaardigt richtlijnen uit waarin ten aanzien van elk feit waarvoor de bevoegde ambtenaar een strafbeschikking kan uitvaardigen de hoogte van de daarin op te leggen geldboete wordt bepaald. Deze richtlijnen worden in de Staatscourant bekend gemaakt.

  • 2 De bevoegde ambtenaar wordt in het bezit gesteld van een lijst met de feiten waarvoor de strafbeschikking kan worden uitgevaardigd en met de bedragen van de geldboeten die daarin kunnen worden opgelegd. Desgevraagd verleent hij aan de betrokken persoon inzage in deze lijst.

Artikel 3.7

De bevoegde ambtenaar houdt aantekening van elke zaak waarin hij van zijn strafbeschikkingsbevoegdheid gebruik maakt.

Hoofdstuk IV. De strafbeschikking in de zin van artikel 257ba van de wet

Artikel 4.1

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a. strafbeschikkingsbevoegdheid: de bevoegdheid een strafbeschikking bedoeld in artikel 257ba van de wet, inhoudende een geldboete, uit te vaardigen;

  • b. lichaam of persoon: het lichaam of de persoon met een publieke taak belast, bedoeld in artikel 4.2;

  • c. Regionale Uitvoeringsdienst: een openbaar lichaam in de zin van artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen belast met de uitvoering van het toezicht op en de handhaving van milieuregelgeving;

  • d. algemeen opsporingsambtenaar: de ambtenaar, bedoeld in artikel 141, aanhef en onder b en d, van de wet;

  • e. bevoegde ambtenaar: de buitengewoon opsporingsambtenaar in dienst van of werkzaam voor een lichaam of een persoon, voor zover hij bevoegd is tot opsporing van de zaken bedoeld in artikel 4.3 en de algemeen opsporingsambtenaar werkzaam voor een lichaam of een persoon.

Artikel 4.2

Voor zaken betreffende de in artikel 4.3 aangewezen strafbare feiten wordt de strafbeschikkingsbevoegdheid toegekend aan de volgende lichamen of personen:

  • a. de directeuren van de Regionale Uitvoeringsdiensten, voor de feiten vermeld in hoofdstuk 1 van bijlage II van dit besluit;

  • b. de dagelijkse besturen van de waterschappen voor feiten vermeld in bijlage II van dit besluit;

  • c. de hoofdingenieurs-directeur van de regionale en landelijke diensten van Rijkswaterstaat van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu voor feiten vermeld in bijlage II van dit besluit;

  • d. de inspecteur-generaal van de Inspectie voor Leefomgeving en Transport van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, voor de feiten vermeld in hoofdstuk 1 van bijlage II van dit besluit;

  • e. de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, voor de feiten vermeld in hoofdstuk 1 van bijlage II van dit besluit;

  • f. het college van gedeputeerde staten van de provincies, voor zover in de provincie of delen daarvan nog geen Regionale Uitvoeringsdienst is ingesteld, voor de feiten vermeld in hoofdstuk 1 van bijlage II van dit besluit.

Artikel 4.3

Zaken waarin de strafbeschikkingsbevoegdheid kan worden uitgeoefend, betreffen de door de bevoegde ambtenaar geconstateerde strafbare feiten, aangeduid in bijlage II van dit besluit, voor zover die strafbare feiten van geringe ernst of eenvoudige aard zijn zoals nader omschreven in de richtlijnen, bedoeld in artikel 4.6, eerste lid en voor zover de verdachte behoort tot een categorie die met betrekking tot die feiten in bijlage II van dit besluit is vermeld.

Artikel 4.4

Een lichaam of een persoon maakt geen gebruik van zijn strafbeschikkingsbevoegdheid indien:

  • a. het een strafbaar feit betreft dat is begaan door een persoon die jonger is dan achttien jaar;

  • b. het een strafbaar feit betreft dat is begaan door een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 134 van de Grondwet;

  • c. degene onder wie één of meer voorwerpen in beslag zijn genomen, weigert afstand te doen;

  • d. voor opsporing van het strafbare feit internationale rechtshulp nodig is;

  • e. het strafbare feit wordt geconstateerd met één of meer strafbare feiten waarvoor de strafbeschikkingsbevoegdheid is verleend, indien het gezamenlijke boetebedrag voor deze economische milieufeiten hoger is dan € 2.000 voor een natuurlijk persoon of € 10.000 voor een rechtspersoon;

  • f. het strafbare feit wordt geconstateerd met één of meer strafbare feiten waarvoor de strafbeschikkingsbevoegdheid is verleend, indien het gezamenlijke boetebedrag voor niet-economische milieufeiten hoger is dan € 2.000 voor een natuurlijk persoon of een rechtspersoon;

  • g. sprake is van aanwijzingen voor een wederrechtelijk verkregen voordeel van meer dan € 5.000;

  • h. het strafbare feit een wederrechtelijke gedraging betreft waardoor de dood van of ernstig letsel aan personen danwel aanzienlijke schade aan dieren of planten wordt veroorzaakt, dan wel dreigt te worden veroorzaakt.

Artikel 4.5

  • 1 De betrokken hoofdofficier van justitie kan de strafbeschikkingsbevoegdheid tot nader bericht intrekken indien de taakvervulling van een persoon of de wijze waarop een lichaam gebruik maakt van de bevoegdheid, zulks naar zijn oordeel vordert.

  • 2 Alvorens een beschikking, bedoeld in het eerste lid, te geven, hoort de hoofdofficier van justitie het betrokken lichaam of de betrokken persoon.

  • 3 De hoofdofficier van justitie geeft zijn nader bericht slechts na hernieuwd overleg.

Artikel 4.6

  • 1 Het College van procureurs-generaal vaardigt richtlijnen uit waarin ten aanzien van elk feit waarvoor een lichaam of een persoon een strafbeschikking kan uitvaardigen de hoogte van de daarin op te leggen geldboete wordt bepaald. Deze richtlijnen worden in de Staatscourant bekend gemaakt.

  • 2 De bevoegde ambtenaar wordt door het lichaam of de persoon in het bezit gesteld van een lijst met de feiten waarvoor de strafbeschikking kan worden uitgevaardigd. Desgevraagd verleent hij aan de verdachte inzage in deze lijst.

Artikel 4.7

Een lichaam of een persoon houdt aantekening van elke zaak waarin hij van zijn strafbeschikkingsbevoegdheid gebruik maakt.

Hoofdstuk V. Slotbepalingen

Artikel 5.1

[Red: Dit artikel is nog niet in werking getreden.]

[Red: Wijzigt het Transactiebesluit 1994.]

Artikel 5.2

  • 2 In strafzaken waarin voorwaarden ter voorkoming van strafvervolging zijn gesteld overeenkomstig artikel 59 van het Wetboek van Militair Strafrecht, blijven de artikelen die door dit besluit gewijzigd worden of vervallen van toepassing zoals zij luidden voor het in werking treden van dit besluit.

Artikel 5.3*

Artikel 5.1 van dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat niet later is gelegen dan 1 april 2013.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 4 juli 2007

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de zeventiende juli 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage I. , bedoeld in artikel 3.3 van het Besluit OM-afdoening en artikel 3 van het Transactiebesluit 1994

     

Afdeling A. Verkeer te land

     

Categorie-indeling B:

     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

     

5 – Voetgangers;

     

6 – Overige weggebruikers;

     

7 – Gezagvoerders/schippers;

     

8 – Een ieder.

       
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

     

Feit

Artikel

Categorie

     

Nummers K 006 – K 175: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994); Reglement Rijbewijzen (RR)

   
     

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl krachtens de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

9 lid 8 WVW 1994

 

K

006

a

– het rijbewijs is ingenomen

 

1/2/3

     

als bestuurder van een motorrijtuig rijden, terwijl het kentekenbewijs is ingevorderd

36 lid 3 sub c WVW 1994

 

K

020

a

– na deugdelijk herstel

 

1/2/3

           
     

Noot K 070 a/d

   
     

de vermelde tarieven bij deze feitcodes dienen gehalveerd en op hele euro’s naar boven te worden afgerond

   
     

als bestuurder beneden de 16 jaar een motorrijtuig besturen, zijnde (serie K 070 a/d vervalt per 19-01-2013)

110 lid 1 WVW 1994 jo. 5 sub b RR

 

K

070

a

– een bromfiets

 

3

K

070

b

– een gehandicaptenvoertuig

 

4

K

070

c

– een landbouw- of bosbouwtrekker

 

1

K

070

d

– een motorrijtuig met beperkte snelheid, niet zijnde een stoom- of motorwals

 

1

           
     

Noot K 072 a/d

   
     

de vermelde tarieven bij deze feitcodes dienen gehalveerd en op hele euro’s naar boven te worden afgerond

   
     

als bestuurder beneden de 16 jaar een motorrijtuig besturen, zijnde (K 072 a/d treedt in werking per 19-01-2013)

110 WVW 1994 jo.

 

K

072

a

– een bromfiets niet zijnde bestuurders van een aangewezen bromfiets in bezit van gehandicaptenparkeerkaart of aangewezen gehandicaptenvervoerskaart

5 lid 1 sub a RR

3

K

072

b

– een gehandicaptenvoertuig, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig uitgerust met een elektromotor dat niet sneller kan rijden dan 10 km/h

5 lid 4 RR

4

K

072

c

– een landbouw- of bosbouwtrekker

5 lid 4 RR

1

K

072

d

– een motorrijtuig met beperkte snelheid, niet zijnde een stoom- of motorwals

5 lid 4 RR

1

K

071

 

als bestuurder optreden zonder te beschikken over een ingevolge de richtlijn vakbekwaamheid vereist geldig getuigschrift

151c WVW 1994

1

K

145

b

als bestuurder handelen in strijd met het aan de ontheffing verbonden voorschrift betreffende de begeleiding of vakbekwaamheid

150 lid 2 WVW 1994

1

K

160

a

als bestuurder, die in overtreding wordt bevonden van een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift, de gegeven bevelen niet opvolgen

160 lid 7 WVW 1994

1/2/3/4/6

K

160

b

als bestuurder van een voertuig die, in het kader van beroepsgoederenvervoer of personenvervoer, in overtreding wordt bevonden van een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift, betreffende het vervoer van lading of personen, de gegeven bevelen niet opvolgen

160 lid 7 WVW 1994

1

           
     

Nummers R 301 – R 631: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
           
     

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

   
     

XI. Het plaatsen van fietsen en bromfietsen

   

R

412

 

een (brom)fiets plaatsen anders dan op het trottoir, voetpad, in de berm of door het bevoegde gezag aangewezen plaatsen

27 RVV 1990

3/4

           
     

Hoofdstuk 3. Verkeerstekens

   
     

II. Verkeersborden

   

R

587

 

een (brom)fiets plaatsen in strijd met bord E3 (verbod (brom)fietsen te plaatsen)

62 jo. bord E3 RVV 1990

3/4

           
     

Hoofdstuk 4. Aanwijzingen

   
     

I. Verplichtingen weggebruikers

   
     

als weggebruiker niet stoppen voor een stopteken

83 RVV 1990

 

R

628

c

– gegeven met een aan een voertuig van weginspecteurs van Rijkswaterstaat aangebracht verlicht transparant

 

1/2/3/4/5/6

     

als weggebruiker niet opvolgen van de in de bijlage II RVV 1990 vastgestelde aanwijzingen

   

R

627

a

– om te stoppen, gegeven door daartoe bevoegde en als zodanig kenbare verkeersbrigadier

82 lid 1 jo. 82 lid 3 ivm Bijlage II RVV 1990

1/2/3/4/6

R

630

b

– gegeven door daartoe bevoegde en als zodanig kenbare verkeersregelaar

82 lid 1 ivm Bijlage II RVV 1990

1/2/3/4/5/6

     

als weggebruiker niet opvolgen van aanwijzingen gegeven door middel van verlichte transparant op personen-, bedrijfsauto of motorfiets van

   

R

631

b

– Rijkswaterstaat of bedrijfsauto van transportbegeleider

82a jo. 41 a lid 1 onder a, sub 1 en 4 RVV 1990

1/2/3/4/5/6

           
     

Nummers K 805 – K 825: Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (WRM 1993)

   
     

rijonderricht geven terwijl het certificaat

   

K

810

a

– niet geldig is voor het rijonderricht dat wordt gegeven

7 lid 3 onder a WRM 1993

8

K

820

 

het certificaat niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven

24 WRM 1993

8

K

825

 

het instructeursbewijs, dan wel het bewijs van ontheffing niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven

27 WRM 1993

8

           
     

Nummers N 010 – P 600: Besluit voertuigen (BV) en Regeling voertuigen (RV)

   
     

Categorie-indeling A: (Besluit en Regeling voertuigen)

   
     

2 – personenauto’s;

   
     

3 – bedrijfsauto’s;

   
     

3a – bussen;

   
     

4 – motorfietsen;

   
     

5 – driewielige motorrijtuigen;

   
     

6 – bromfietsen;

   
     

7 – motorrijtuigen met beperkte snelheid;

   
     

8 – land- of bosbouwtrekkers;

   
     

9 – fietsen en gehandicaptenvoertuigen zonder motor (o.g.v. art. 5.1.4 RV m.u.v. afmetingen genoemd in 5.9.6 RV);

   
     

10 – gehandicaptenvoertuigen voorzien van een gesloten carrosserie en gehandicaptenvoertuigen die zijn uitgerust met een verbrandingsmotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie en t.a.v. de afmetingen genoemd in 5.10.6 RV de gehandicaptenvoertuigen zonder motor;

   
     

11 – gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een elektromotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie;

   
     

12 – aanhangwagens met een toegestane maximum massa van meer dan 750 kg achter personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en driewielige motorrijtuigen en afsleepassen;

   
     

13 – aanhangwagens met een toegestane maximum massa van niet meer dan 750 kg achter personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en driewielige motorrijtuigen;

   
     

14 – aanhangwagens en verwisselbare getrokken machines achter landbouw- of bosbouwtrekkers en achter motorrijtuigen met beperkte snelheid;

   
     

15 – aanhangwagens achter motorfietsen (15a) of bromfietsen (15b);

   
     

16 – aanhangwagens achter fietsen op twee wielen;

   
     

17 – wagens.

   
           
     

Noot Regeling Voertuigen (RV):

   
     

– De feiten met betrekking tot de Regeling Voertuigen zijn in 17 categorieën onderverdeeld en deze categorieën zijn genummerd van 2 t/m 17. Deze categorie-indeling komt overeen met de indeling van de Regeling Voertuigen.

   
     

– Bij categorie 15 kan het trekkende voertuig verschillend zijn (motor of bromfiets). Voor deze voertuigen gelden verschillende tarieven. Achter de categorie-aanduiding moet daarom voor de motorfiets een A en voor de bromfiets een B worden vermeld.

   
     

categorie: 15A – motorfiets

   
     

categorie: 15B – bromfiets

   
     

– Indien bij «artikel» een «*» staat vermeld, dan dient dit teken te worden vervangen door het nummer van de categorie waarop de feitcode betrekking heeft, om zo het op die categorie betrekking hebbende artikel van de Regeling Voertuigen te verkrijgen.

   
     

– De feiten in deze afdeling die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as gelden uitsluitend voor particulieren. Indien sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing. Zie hiervoor de feitcodeserie E 850 t/m E 856.

   
     

– Op de kennisgeving/aankondiging moet een nadere toelichting op het feit worden vermeld, omdat de bepalingen van de Regeling Voertuigen in algemene feitomschrijvingen zijn weergegeven.

   
     

– Voor feiten gebaseerd op de Regeling Voertuigen geldt dat deze feiten niet slechts op kenteken kunnen worden geconstateerd. (Dit volgt uit de voor de eerste feitcode geplaatste koptekst, geldend voor de gehele Regeling voertuigen: «Als bestuurder rijden terwijl...».)

   
           
     

Regeling Voertuigen

   
     

Als bestuurder van een voertuig rijden (terwijl):

   
     

2 – Afmetingen en massa’s

   
     

Breedte

   
     

het voertuig breder is dan 3 m (cat 3 en 7 rijdend werktuig)

5.*.6 RV

 

N

060

hd

– van meer dan 0,75 m

 

3/7/8/14

           
     

Hoogte

   
     

het voertuig hoger is dan 4 m (cat 5 in gebruik voor 01-11-1997) een overschrijding

5.*.6 RV

 

N

062

a

– van 0,01 m t/m 0,10 m

 

2/3/3a/5/7/8/12/13/14/17

N

062

b

– van meer dan 0,10 m t/m 0,20 m

 

2/3/3a/5/7/8/12/13/14/17

N

062

c

– van meer dan 0,20 m

 

2/3/3a/5/7/8/12/13/14/17

           
     

4 – Krachtoverbrenging

   

N

150

dd

dan wel als eigenaar of houder doen of laten rijden terwijl de snelheidsbegrenzer wegens frauduleus handelen niet aan de eisen voldoet. (bedrijfsauto bestemd voor het vervoer van goederen niet meer dan 90 km/h en een bus maximaal 100 km/h)

5.*.15 lid 3 en 4 RV

3/3a

N

150

d

dan wel als eigenaar of houder doen of laten rijden terwijl de snelheidsbegrenzer wegens een defect niet aan de eisen voldoet. (bedrijfsauto bestemd voor het vervoer van goederen niet meer dan 90 km/h en een bus maximaal 100 km/h)

5.*.15 lid 3 en 4 RV

3/3a

           
     

6 – Ophanging

   
     

de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden

5.*.27 en 5.6.87 lid 1 RV

 

N

270

d

– 4 banden

 

2/3/3a/6

     

een band/de banden beschadigd is/zijn, waarbij het karkas zichtbaar is of uitstulpingen vertoont/vertonen

5.*.27 RV

 

N

270

h

– 4 banden

 

2/6/7/8/10/11/13/14

     

het loopvlak uitstekende metalen elementen bevat, per (band) beschadiging

5.*.27 en 5.6.87 lid 2 RV

 

N

270

l

– 4 banden

 

2/3/3a/6/7/8/10/11/12/13/14

     

de band(en) is/zijn beschadigd waarbij het karkas zichtbaar is, de band(en) uitstulpingen vertoont/vertonen of de daarop vermelde load-index kleiner is dan toegestaan

5.*.27 RV

 

N

270

p

– 4 banden

 

3/3a/13

     

de profilering van een band/de banden niet voldoet aan de gestelde eisen of is/zijn nageprofileerd (naprofilering geldt niet voor cat 3, 3a en 12 i.g.v. opschrift regroovable; cat 2, 3(a), 5, 12 en 13 min. 1,6 mm; cat 4 min 1,0 mm; cat 6, 10 en 11 profilering moet aanwezig zijn over de gehele omtrek en breedte)

5.*.27 RV

 

N

270

u

– 4 banden

 

2/3/3a/6/10/11/12/13

     

de aanhangwagen is voorzien van banden waarvan het loopvlak bestaat uit metaal of een materiaal dat voor wat betreft hardheid en vervormbaarheid dezelfde eigenschappen heeft

5.*.27 RV

 

N

271

h

– 4 banden

 

12/13/14

           
     

8 – Reminrichting

   
     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat 12 toegestane maximum massa minder dan 3500 kg); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

 

N

381

c

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

2/4/5/12

N

381

d

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

2/4/5/12

N

381

e

– meer dan 2,0 m/s2

 

2/4/5/12

     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat 12 toegestane maximum massa 3500 kg of meer); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

 

N

381

g

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

3/3a/12

N

381

h

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

3/3a/12

N

381

i

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

3/3a/12

N

381

j

– meer dan 2,0 m/s2

 

3/3a/12

           
     

1 – Afmetingen en massa’s

   
     

Noot afmetingen: Als bij ondeelbare lading meer dan één afmeting wordt overschreden, dan wordt uitsluitend proces-verbaal opgemaakt terzake de afmeting die het meest wordt overschreden.

   
     

De overige overschrijdingen worden als bevinding eveneens in het proces-verbaal vermeld.

   
     

Lengte samenstel (onbeladen), c.q. indien geen sprake is van uitstekende lading

   
     

Noot: Lengte trekker met oplegger max. 16,50 m; bedrijfsauto/bus met aanhangwagen max.18,75 m; personenauto/driewielig motorvoertuig met aanhangwagen max. 18 m; samenstel kermis-/circusvoertuigen max. 24 m; rijdend werktuig met aanhangwagen 20 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare getrokken machines 18 m

   
     

de maximum toegestane lengte van het samenstel van voertuigen wordt overschreden, met een overschrijding

5.18.11 en 5.18.20 RV

 

P

111

c

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

2/3/3a/5/7/8

P

111

d

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

2/3/3a/5/7/8

           
     

Lengte deelbaar; uitstekende lading achterzijde

   
     

de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.12 RV

 

P

121

c

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

3/12

P

121

d

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

3/12

     

het samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, met inbegrip van de lading dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen, langer is dan 20,75 m een overschrijding

5.18.13 lid 2 RV

 

P

130

k

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

3/12

P

130

l

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

3/12

           
     

Lengte; ondeelbare lading

   
     

de in lengte ondeelbare lading aan de voorzijde van een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van meer dan 3500 kg, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, meer dan 4,30 m voor het hart van de voorste as uitsteekt, een overschrijding

5.18.13 RV

 

P

130

p

– van meer dan 0,50 m t/m 0,75 m

 

3

P

130

q

– van meer dan 0,75 m t/m 1,00 m

 

3

     

de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3500 kg of een aanhangwagen en/of meer dan van 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt (categorie 12 en 13 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

   

P

131

c

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

3/12/13

P

131

d

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

3/12/13

           
     

Breedte; ondeelbare lading

   
     

het voertuig met inbegrip van de ondeelbare lading de maximum toegestane breedte overschrijdt, een overschrijding

5.18.14 lid 2 RV

 

P

142

a

– t/m 0,25 m

 

3/12/13

P

142

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

3/12/13

           
     

Hoogte

   
     

het voertuig met inbegrip van de lading hoger is dan 4 m, een overschrijding

5.18.15 en 5.18.23 RV

 

P

150

a

– t/m 0,10 m

 

2/3/5/7/8/12/13/14

P

150

b

– van meer dan 0,10 m en t/m 0,20 m

 

2/3/5/7/8/12/13/14

P

150

c

– van meer dan 0,20 m

 

2/3/5/7/8/12/13/14

           
     

Massa

   
     

Noot

   
     

De feiten, die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as, gelden uitsluitend voor particulieren. Indien er sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing.

   
     

de op het Nederlandse kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde toegestane maximum massa (van het samenstel) wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17a, b en c alle lid 1 RV

 

P

171

d

– meer dan 75%

 

3/3a/5/12

     

geen toegestane maximummassa op het Nederlandse kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel de bedrijfsauto of bus niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten meer bedraagt dan: a. 50.000 kg of bij een rijdend werktuig 60.000 kg; b. de technisch toegestane maximum massa; c. vijf maal de toegestane maximum last onder de aangedreven as(sen); d. de uitkomst van de som: het vermogen van de motor in kW, gedeeld door 0,00368 kW/kg, een overschrijding met

5.18.17a en b beide lid 2 en 3 RV

 

P

171

h

– meer dan 75%

 

3/3a

     

de som van de aslasten van de middenasaanhangwagen of oplegger vermeerderd met de last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de toegestane maximum massa, een overschrijding met

5.18.17c lid 1 RV

 

P

171

m

– meer dan 75%

 

12

     

op het Nederlandse kentekenbewijs van de middenasaanhangwagen of in het kentekenregister geen toegestane maximum massa is vermeld dan wel de middenasaanhangwagen niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten vermeerderd met de last onder de koppeling in beladen toestand meer bedraagt dan 20.000 kg of meer bedraagt dan 24.000 kg bij een middenasaanhangwagen die voorzien is van gasvering of als gelijkwaardig aangemerkte vering en is voorzien van drie assen, een overschrijding met

5.18.17c lid 2 RV

 

P

171

r

– meer dan 75%

 

12

     

de toegestane maximummassa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de toegestane maximummassa meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.17c lid 3 RV

 

P

171

w

– meer dan 75%

 

13

     

de op het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum last van enige as of asstel wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17d en e beide lid 1 RV

 

P

172

d

– meer dan 75%

 

3/3a/12

     

geen waarde op het kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel het voertuig niet in Nederland is geregistreerd en de last van enige as of asstel meer bedraagt dan voor zover van toepassing één van de in de artikelen 5.18.17 d lid 2 en 3 en 5.18.17 e lid 2 RV vermelde waarden, een overschrijding met

5.18.17 d lid 2 en 3 en e lid 2 RV

 

P

172

h

– meer dan 75%

 

3/3a/12

     

het voertuig zodanig is beladen dat de in het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister van de aanhangwagen vermelde toegestane maximumlast onder de koppeling wordt overschreden een overschrijding met

5.18.17f lid 1RV

 

P

172

m

– meer dan 75%

 

12

     

de op het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum te trekken massa van de aanhangwagen wordt overschreden of de som van de aslasten meer bedraagt dan de vermelde toegestane maximum te trekken massa, een overschrijding met

5.18.17g lid 1RV

 

P

172

r

– meer dan 75%

 

3/3a

     

geen waarde op het kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel het voertuig niet in Nederland is geregistreerd en de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17 g lid 2 en 3 RV vermelde waarden, een overschrijding met

5.18.17g lid 2 en 3 RV

 

P

173

d

– meer dan 75%

 

3/3a

     

de toegestane maximum last van enige as, de last onder de koppeling, de toegestane maximummassa of de som van de aslasten meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met

5.18.17h lid 1 RV

 

P

173

h

– meer dan 75%

 

2

     

de totale massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen meer bedraagt dan de maximum massa die volgt uit het op de koppeling van het trekkend voertuig (toegestane massa max. 3500 kg) aangebrachte identificatiekenmerk of goedkeuringsmerk, of indien zo’n merk niet aanwezig is, de massa meer bedraagt dan 750 kg en meer dan de ledige massa van het trekkend motorvoertuig en meer dan de massa in rijklare toestand van het trekkend motorrijtuig, een overschrijding met

5.18.18 RV

 

P

180

h

– meer dan 75%

 

12/13

P

182

 

een aanhangwagen voortbewegen terwijl in het kentekenregister of op het kentekenbewijs geen maximum te trekken massa aanhangwagen is vermeld

5.18.18a RV

2

     

de totale massa van de aanhangwagen met een bedrijfsremsysteem achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 1, RV vermelde waarden dan wel de massa of de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen meer bedraagt dan 3500 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 1 RV

 

P

183

d

– meer dan 75%

 

12/13

     

de totale massa van de aanhangwagen zonder bedrijfsremsysteem achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 2, RV vermelde waarden dan wel de massa of de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 2 RV

 

P

184

d

– meer dan 75%

 

12/13

     

de last onder de niet aangedreven as van het beladen samenstel meer bedraagt dan 10.000 kg (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25 lid 2 RV

 

P

252

d

– meer dan 75%

 

8

     

de last onder de aangedreven as van het beladen samenstel meer bedraagt dan 11.500 kg (particulier gebruik, een overtreding)

5.18.25 lid 2 RV

 

P

254

d

– meer dan 75%

 

8

     

de last onder enige as van het beladen samenstel meer bedraagt dan 10.000 kg (particulier gebruik en betreft motorrijtuigen met beperkte snelheid), een overschrijding met

5.18.25 lid 3 RV

 

P

256

d

– meer dan 75%

 

7

     

de som van de aslasten van de aangekoppelde middenasaanhangwagen met een toegestane maximum massa van meer dan 12.000 kg meer bedraagt dan 1,5 maal de som van aslasten van het trekkend motorvoertuig, een overschrijding met

5.18.31 RV

 

P

310

c

– meer dan 50% t/m 75%

 

12

P

310

d

– meer dan 75%

 

12

           
     

3 – Reminrichting

   
     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

 

P

350

c

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

2/4/5

P

350

d

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

2/4/5

P

350

e

– meer dan 2,0 m/s2

 

2/4/5

     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

 

P

350

g

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

3/3a

P

350

h

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

3/3a

P

350

i

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

3/3a

P

350

j

– meer dan 2,0 m/s2

 

3/3a

     

de remvertraging van het samenstel niet voldoet aan die van het trekkend voertuig, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 2 RV

 

P

351

c

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

7/8

P

351

d

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

7/8

P

351

e

– meer dan 2,0 m/s2

 

7/8

           
     

Afdeling B. Verkeer te water

   
     

Categorie-indeling E (scheepvaartwetgeving)

   
     

1 – gezagvoerder/schipper;

   
     

2 – bestuurder;

   
     

3 – bemanningslid;

   
     

4 – waterskiër;

   
     

5 – werkgever;

   
     

6 – exploitant;

   
     

7 – eigenaar of houder;

   
     

8 – een ieder.

   
           
     

NB Categorie bemanningslid of een ieder geldt in voorkomend geval mede voor een bemanningslid of ieder ander persoon die tijdelijk zelfstandig koers en snelheid schip bepaalt (1.03 lid 3 BPR/RPR)

   
           
     

Nummers W 500 – W 530; W 065 – W 182:

   
     

Binnenvaartpolitiereglement (BPR), Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (BABS), Scheepvaartreglement Eemsmonding (SRE), Plaatselijk geldende verordeningen (Pl.V)

   
     

Snelle motorboten

   
     

als schipper van een snelle motorboot aan de scheepvaart deelnemen zonder dat, dan wel als eigenaar of houder er niet mede zorg voor hebben gedragen dat

   

W

500

a

– de snelle motorboot is geregistreerd

8.01 lid 1 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

b

– de snelle motorboot ten name van de huidige eigenaar is geregistreerd

8.01 lid 1 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

c

– het registratiebewijs aan boord van de snelle motorboot is

8.01 lid 2 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

d

– de snelle motorboot is voorzien van het registratieteken

8.02 lid 1 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

e

– het registratieteken op de voorgeschreven wijze op de snelle motorboot is aangebracht

8.02 lid 1 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

f

– de snelle motorboot is voorzien van het in verband met de constructie voorgeschreven registratieteken van 100 x 60 x 15 mm

8.02 lid 2 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

g

– de snelle motorboot op de juiste wijze is voorzien van het in verband met de constructie voorgeschreven registratieteken van 100 x 60 x 15 mm

8.02 lid 2 jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

h

– bij de snelle motorboot de afgewerkte gassen door een behoorlijk geluiddempende voorziening worden afgevoerd

8.03 aanhef en onder b jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

i

– de snelle motorboot is voorzien van een technische inrichting waardoor bij het onderbreken van de besturing de middelen tot voortbeweging onmiddellijk tot stilstand of nagenoeg tot stilstand komen (dodemansknop)

8.03 aanhef en onder d jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

W

500

j

– aan boord van de snelle motorboot een deugdelijk brandblusapparaat is

8.03 aanhef en onder f jo. 8.04 cq 1.02 lid 2 BPR

1/7

     

als schipper van een snelle motorboot aan de scheepvaart deelnemen zonder dat, dan wel als eigenaar of houder er niet mede zorg voor hebben gedragen dat een reddingsvest onder handbereik is voor ieder der opvarenden aan boord van de snelle motorboot

8.03 aanhef en onder e jo. 1.02 lid 2 en 8.04 BPR

 

W

501

a

– één ontbreekt

 

1/7

W

501

b

– twee ontbreken

 

1/7

W

501

c

– drie ontbreken

 

1/7

W

501

d

– vier ontbreken

 

1/7

W

501

e

– vijf of meer ontbreken

 

1/7

W

514

 

als bestuurder van een snelle motorboot, die qua constructie niet veilig staande kan worden bestuurd, tijdens het varen niet zijn gezeten op de voor hem bestemde zitplaats

8.05 lid 1 aanhef en onder a jo.8.05 lid 4 BPR

2

W

516

 

als bestuurder van een snelle motorboot deze, niet vanaf een gesloten binnenbesturing, staande besturen zonder een reddingsvest te dragen

8.05 lid 5 BPR

2

W

518

 

als bestuurder van een snelle motorboot varen zonder gebruik te maken van de dodemansknop

8.05 lid 1 aanhef en onder b jo. 8.03 onder d BPR

2

W

528

 

waterskiën, doen waterskiën of op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik maken, waar c.q. wanneer dat verboden is

8.06 lid 2 jo. 1.02 lid 2 BPR

1/2/4/8

W

529

a

als bestuurder van een snelle motorboot zich zodanig gedragen dat hinder of gevaar voor andere gebruikers van het vaarwater wordt veroorzaakt

8.05 lid 1 aanhef en onder c BPR

2

W

529

b

als waterskiër of persoon die op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik maakt, zich zodanig gedragen, dat gevaar of hinder voor andere gebruikers van de vaarweg kan worden veroorzaakt

8.06 lid 4 BPR

4/8

W

530

 

als bestuurder van een snelle motorboot één of meer waterskiërs of personen, die op soortgelijke wijze van de vaarweg gebruik maken, voortbewegen zonder zich bij te laten staan door een medeopvarende van tenminste 15 jaar oud als uitkijk

8.06 lid 3 BPR

2

           
     

Snelheidsovertredingen

   
     

als schipper van een snelle motorboot sneller varen dan 20 km/h, waar dat verboden is, met een overschrijding

8.06 lid 1 BPR

 

W

065

a

– tot 6 km/h

 

1

W

065

b

– van 6 tot 15 km/h

 

1

W

065

c

– van 15 tot 25 km/h

 

1

     

als schipper van een klein schip sneller varen dan toegestaan, met een overschrijding

5.01 BPR ivm verkeersteken B6 of bekendmaking 13 BABS

 

W

075

a

– tot 6 km/h

 

1

W

075

b

– van 6 tot 15 km/h

 

1

W

075

c

– van 15 tot 25 km/h

 

1

           
     

Overige

   

W

150

 

als schipper van een in art. 1.09 lid 1 aanhef en onder b BPR bedoeld schip varen terwijl het sturen niet wordt verricht door een daartoe bekwaam en tenminste 16 jaar oud persoon

1.09 lid 1 aanhef en onder b BPR

1

W

152

 

als schipper van een snelle motorboot varen terwijl het sturen niet wordt verricht door een daartoe bekwaam en tenminste 18 jaar oud persoon

1.09 lid 1 aanhef en onder a BPR

1

W

156

 

geen bijgewerkt exemplaar van het Binnenvaartpolitiereglement aan boord aanwezig hebben

1.11 lid 1 BPR

1

     

bij het meren of verhalen gebruik maken van

   

W

158

a

– verkeerstekens

1.13 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder b BPR

1/8

W

158

b

– andere voorwerpen dan die daarvoor bestemd zijn

7.04 lid 3 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder b BPR

1/8

W

160

a

varen met een zeilplank op een voor de doorgaande vaart bestemd gedeelte van een in de bijlage 16 van het BPR opgenomen vaarweg

9.05 lid 1 BPR

1/8

W

160

b

varen met een door een vlieger voortbewogen zeilplank

9.05 lid 2 BPR

1/8

W

162

 

als schipper van een zeilplank, daarmee varen in een gedeelte van de vaarweg waar dit verboden is

PL.V

1

     

als schipper deelnemen aan de scheepvaart terwijl de voorgeschreven kentekens niet zijn aangebracht, te weten op een

   

W

164

a

– groot schip

2.01 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder a BPR

1/6

W

164

b

– klein schip

2.02 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder a BPR

1/6

     

als schipper deelnemen aan de scheepvaart terwijl de voorgeschreven kentekens niet op de voorgeschreven wijze zijn aangebracht, te weten op een

   

W

166

a

– groot schip

2.01 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder a BPR

1/6

W

166

b

– klein schip

2.02 lid 1 jo. 1.02 lid 2 en/of 5 onder a BPR

1/6

W

170

 

als schipper varen in strijd met een duidelijk zichtbaar geplaatst en voor hem geldend verbodsteken als bedoeld onder A.1 van de bijlage 7 van het BPR

6.08 aanhef en onder a BPR

1

W

180

 

als persoon die zwemt dan wel die op andere wijze watersport zonder schip bedrijft niet voldoende afstand houden van een varend schip, varend drijvend voorwerp of drijvend werktuig in bedrijf

8.08 lid 1 BPR

8

W

181

a

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven bij een wachtplaats, of in de onmiddellijke nabijheid van een brug, een sluis of een stuw

8.08 lid 2 aanhef en onder a BPR

8

W

181

b

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in een gedeelte van de vaarweg bestemd voor doorgaande scheepvaart

8.08 lid 2 aanhef en onder b BPR

8

W

181

c

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in de route van een veerpont

8.08 lid 2 aanhef en onder c BPR

8

W

181

d

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in een haven of nabij de ingang daarvan

8.08 lid 2 aanhef en onder d BPR

8

W

181

e

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in de nabijheid van een meergelegenheid

8.08 lid 2 aanhef en onder e BPR

8

W

181

f

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in gebied dat is aangewezen voor snelvaren of waterskiën

8.08 lid 2 aanhef en onder f BPR

8

W

181

g

zwemmen, watersport zonder schip of onderwatersport bedrijven in een door een bevoegde autoriteit aangewezen verboden gebied

8.08 lid 2 aanhef en onder g BPR

8

W

182

a

in het vaarwater van de Eemsmonding waterskiën of varen met waterscooter

22 lid 1 SRE

1/8

W

182

b

in de Eemsmonding varen met zeilplank in het vaarwater of buiten het vaarwater op de door de bevoegde autoriteit vastgestelde wateroppervlakken

22 lid 3 SRE

1/8

W

182

c

’s nachts, bij beperkt zicht of gedurende de door de bevoegde autoriteit vastgestelde tijd waterskiën of varen met waterscooter of zeilplank op de vrijgegeven wateroppervlakken van de Eemsmonding

22 lid 4 SRE

1/8

           
     

Nummers W 300 – W 310: Binnenvaartwet (BVW), Rijnvaartpolitiereglement 1995 (RPR), Binnenvaartpolitiereglement (BPR)

   
     

als schipper van een schip op binnenwateren varen zonder in het bezit te zijn van een geldig

25 lid 4 BVW jo. 17 BVB

 

W

300

b

– klein vaarbewijs

 

1

     

niet op eerste vordering de vereiste bescheiden en documenten overleggen

1.10 lid 4 RPR/BPR

 

W

310

a

– één document

 

1/3/8

W

310

b

– twee documenten

 

1/3/8

W

310

c

– drie documenten

 

1/3/8

W

310

d

– vier documenten

 

1/3/8

W

310

e

– vijf documenten

 

1/3/8

           
     

Nummers W 601- W 619; W 701 – W 711: Binnenvaartpolitiereglement (BPR), Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (BABS), Rijnvaartpolitiereglement 1995 (RPR), Scheepvaartreglement voor het kanaal van Gent naar Terneuzen (SRKGT), Scheepsvaartreglement Gemeenschappelijke Maas (SRGM), Scheepvaartreglement Westerschelde 1990 (SRW), Scheepvaartreglement Eemsmonding (SRE)

   
           
     

Verkeerstekens. Bijlage 7 BPR

   
     

A. Verbodstekens

   

W

601

a

met een schip in- of uit- of doorvaren waar dat verboden is (verkeersteken A1)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.1 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

601

b

met een schip varen waar dat verboden is (verkeersteken A.1 a) (uitgezonderd klein schip, zonder motor)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.1a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

602

a

met een groot schip het verbod voorbijlopen negeren (verkeersteken A.2)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.2 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

602

b

met een klein schip het verbod voorbijlopen negeren (verkeersteken A.2)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.2 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

603

 

met een samenstel het verbod voorbijlopen voor samenstellen onderling negeren (verkeersteken A.3) (nvt als één van beide een duwstel is dat kleiner is dan 110 x 12 m)

5.01 BPR/RPR en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.3 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

604

a

met een groot schip het verbod ontmoeten en voorbijlopen bij engte negeren (verkeersteken A.4)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.4 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

604

b

met een klein schip het verbod ontmoeten en voorbijlopen bij engte negeren (verkeersteken A.4)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.4 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

605

a

met een schip het verbod ligplaats te nemen (ankeren en meren) aan de zijde van de vaarweg waar bord is geplaatst negeren (verkeersteken A.5)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.5 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

605

b

met een schip het verbod ligplaats te nemen (ankeren en meren) binnen de in meters aangegeven breedte te rekenen vanaf het bord negeren (verkeersteken A.5.1)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.5.1 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

606

 

met een schip het verbod te ankeren negeren of negeren van het verbod ankers, kabels en kettingen laten slepen aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst (verkeersteken A.6)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.6 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

607

 

met een schip het verbod te meren negeren aan de zijde van de vaarweg waar het bord is geplaatst (verkeersteken A.7)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.7 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

608

 

met een schip het verbod te keren negeren (verkeersteken A.8)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.8 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

609

 

met een schip het verbod hinderlijke waterbeweging te veroorzaken negeren (verkeersteken A.9)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.9 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

610

 

met een schip het verbod buiten de aangegeven begrenzing te varen negeren (verkeersteken A.10)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.10 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

611

a

met een schip het verbod in-, uit- of doorvaren negeren (wordt aanstonds toegestaan) (verkeersteken A.11)

5.01 BPR/RPR en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.11 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

611

b

met een schip het verbod doorvaren negeren, terwijl stilhouden redelijkerwijs mogelijk was (verkeersteken A.11.1)

5.01 BPR/RPR en 51 SRKGT alle jo. verkeersteken A.11.1 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

612

 

met een motorschip het verbod voor motorschepen negeren (verkeersteken A.12)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.12 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

613

 

met een klein schip het verbod voor kleine schepen negeren (verkeersteken A.13)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.13 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

614

 

met een schip het verbod te waterskiën negeren (verkeersteken A.14)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.14 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

615

 

met een zeilschip het verbod voor zeilschepen negeren (verkeersteken A.15)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.15 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

616

 

met een door spierkracht voortbewogen schip het verbod voor door spierkracht voortbewogen schepen negeren (verkeersteken A.16)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.16 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

617

 

met een zeilplank het verbod voor zeilplanken negeren (verkeersteken A.17)

5.01 BPR/RPR/SRGM en 51SRKGT alle jo. verkeersteken A.17 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

618

 

met een snelle motorboot het verbod einde van het vaarweggedeelte waar door snelle motorboten zonder beperking van de snelheid mag worden gevaren negeren (verkeersteken A.18)

5.01 BPR/ SRGM beide jo. verkeersteken A.18 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

619

 

met een waterscooter het verbod voor waterscooters negeren (verkeersteken A.20)

5.01 BPR/ RPR beide jo. verkeersteken A.20 cq bekendmaking 13 BABS

1/8

           
     

B. Gebodstekens en -regels

   

W

701

a

met een schip de verplichting te varen in de richting aangegeven door de pijl negeren (verkeersteken B.1a)

6.12/5.01 BPR/ RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.1a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

701

b

met een schip de verplichting te varen in de richting aangegeven door de pijl negeren (verkeersteken B.1b)

6.12/5.01 BPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B.1b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

702

a

met een groot schip de verplichting zich naar de bakboordszijde van het vaarwater te begeven negeren (verkeersteken B.2a)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B. 2a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

702

b

met een groot schip de verplichting zich naar de stuurboordszijde van het vaarwater te begeven negeren (verkeersteken B.2b)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B. 2b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

702

c

met een klein schip de verplichting zich naar de bakboordszijde van het vaarwater te begeven negeren (verkeersteken B.2a)

6.12/5.01 BPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B. 2a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

702

d

met een klein schip de verplichting zich naar de stuurboordszijde van het vaarwater te begeven negeren (verkeersteken B.2b)

6.12/5.01 BPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B. 2b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

a

met een groot schip de verplichting de bakboordszijde van het vaarwater te houden negeren (verkeersteken B.3a)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B. 3a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

b

met een groot schip de verplichting de stuurboordszijde van het vaarwater te houden negeren (verkeersteken B.3b)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B. 3b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

c

met een klein schip de verplichting de bakboordszijde van het vaarwater te houden negeren (verkeersteken B.3a)

6.12/5.01 BPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B. 3a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

d

met een klein schip de verplichting de stuurboordszijde van het vaarwater te houden negeren (verkeersteken B.3b)

6.12/5.01 BPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle jo. verkeersteken B. 3b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

703

e

met een schip bij slecht zicht niet zo veel mogelijk aan de stuurboordszijde van het vaarwater varen

6.30 lid 2 BPR, 9.11 RPR, 6.30 lid 6 SRGM

1/3/8

W

703

f

met een klein schip niet zoveel mogelijk aan stuurboordszijde van het vaarwater varen op een aangegeven vaarweg van bijlage 15 onder a BPR

9.04 lid 2 jo. bijlage 15 onder a BPR

1/3/8

W

703

g

met een afvarend schip vóór het invaren van het boventoeleidingskanaal van de sluizen bij Grave en Limmel niet zo dicht mogelijk langs de rechteroever varen

11.01 lid 1 tweede volzin BPR

1/3/8

W

703

h

met een afvarend schip vóór het invaren van de boventoeleidingskanalen van de sluizen bij Roermond, Belfeld en Sambeek alsmede bij het bevaren van het boventoeleidingskanaal van de sluizen bij Roermond niet zo dicht mogelijk langs de linkeroever varen

11.01 lid 1 eerste volzin BPR

1/3/8

W

703

i

met een schip dat in het kanaal van Gent naar Terneuzen vaart en de richting ervan volgt, niet zo dicht als veilig en uitvoerbaar is, de oever van het kanaal aan stuurboordszijde houden

9 lid 1 SRKGT

1

W

703

k

met een schip dat in een vaargeul vaart en de richting ervan volgt niet, zo dicht als veilig en uitvoerbaar is, de rand van de vaargeul aan stuurboordszijde houden (Westerschelde)

9 lid 1 SRW

1

W

703

l

met een schip met een lengte van 12 m of meer dat stroomopwaarts van het Oude Hoofd van Walsoorden buiten de vaargeul vaart en de richting ervan volgt niet, zo dicht als veilig en uitvoerbaar is, stuurboordswal houden

9 lid 2 SRW

1

W

703

m

zich met een schip met een lengte van minder dan 12 m, niet uit de hoofdvaargeul verwijderd houden, terwijl dit veilig en uitvoerbaar is (stroomopwaarts van het Oude Hoofd van Walsoorden of in de Sardijngeul en het Oostgat tussen de parallel van het licht «Noorderhoofd» en de parallel van het licht «Leugenaar»)

9 lid 3 SRW

1

W

703

o

met een schip in het vaarwater van de Eemsmonding niet zoveel mogelijk aan de rechterzijde varen

15 lid 1 SRE

1

W

704

a

met een groot schip de verplichting het vaarwater over te steken naar bakboord negeren (verkeersteken B.4a)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGMT jo. verkeersteken B.4a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

704

b

met een groot schip de verplichting het vaarwater over te steken naar stuurboord negeren (verkeersteken B.4b)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGMT jo. verkeersteken B.4b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

704

c

met een klein schip de verplichting het vaarwater over te steken naar bakboord negeren (verkeersteken B.4a)

6.12/5.01 BPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.4a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

704

d

met een klein schip de verplichting het vaarwater over te steken naar stuurboord negeren (verkeersteken B.4b)

6.12/5.01 BPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.4b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

705

 

met een schip de verplichting vóór het bord stil te houden onder bepaalde omstandigheden negeren (verkeersteken B.5)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.5 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

     

met een groot schip geen gevolg geven aan de verplichting om de vaarsnelheid te beperken zoals is aangegeven door middel van verkeersteken B.6 (in km/h); overschrijding

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.6

 

W

706

a

– tot 2 km/h

 

1/3/8

W

706

b

– van 2 tot 3 km/h

 

1/3/8

W

706

c

– van 3 tot 4 km/h

 

1/3/8

W

706

d

– van 4 tot 5 km/h

 

1/3/8

W

706

e

– met meer dan 5 km/h

 

1/3/8

     

met een groot schip geen gevolg geven aan de verplichting de vaarsnelheid te beperken zoals is aangegeven (in km/h); overschrijding

5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM alle ivm bekendmaking 13 BABS

 

W

706

g

– tot 2 km/h

 

1/3/8

W

706

h

– van 2 tot 3 km/h

 

1/3/8

W

706

i

– van 3 tot 4 km/h

 

1/3/8

W

706

k

– van 4 tot 5 km/h

 

1/3/8

W

706

l

– met meer dan 5 km/h

 

1/3/8

W

707

 

met een schip de verplichting een geluidssein te geven negeren (verkeersteken B.7)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.7 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

708

 

met een schip de verplichting bijzonder op te letten negeren (verkeersteken B.8)

6.12/5.01 BPR/RPR, 51 SRKGT, 5.01 SRGM jo. verkeersteken B.8 cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

709

a

met een schip in strijd met verkeersteken B. 9a het hoofdvaarwater opvaren of oversteken, waardoor schepen op het hoofdvaarwater worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen

5.01 BPR, 51 SRKGT beide jo. verkeersteken B.9a cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

709

b

met een schip in strijd met verkeersteken B. 9b het hoofdvaarwater opvaren of oversteken, waardoor schepen op het hoofdvaarwater worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen

5.01 BPR, 51 SRKGT beide jo. verkeersteken B.9b cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

W

709

c

met een schip in strijd met verkeersteken B. 9a het hoofdvaarwater opvaren of oversteken, waardoor schepen op het hoofdvaarwater worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen (NB 6.02 RPR: geldt niet voor grote schepen t.o.v. kleine schepen of slepen en gekoppelde samenstellen die uit kleine schepen bestaan)

6.16/5.01 RPR jo. verkeersteken B.9 a

1/3/8

W

709

d

met een schip in strijd met verkeersteken B. 9b het hoofdvaarwater opvaren of oversteken, waardoor schepen op het hoofdvaarwater worden genoodzaakt hun koers of snelheid te wijzigen (NB 6.02 RPR: geldt niet voor grote schepen t.o.v. kleine schepen of slepen en gekoppelde samenstellen die uit kleine schepen bestaan)

6.16/5.01 RPR jo. verkeersteken B.9b

1/3/8

W

711

 

met een schip de verplichting gebruik te maken van marifoon overeenkomstig de daartoe bij algemene regeling vastgestelde voorschriften negeren (verkeersteken B.11(a/b))

5.01 BPR/ RPR, 51 SRKGT alle jo. verkeersteken B.11(a/b) cq bekendmaking 13 BABS

1/3/8

           
     

Afdeling C. Milieu

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
           
     

Nummers H 002 – H 110: Wet Milieubeheer (Wm), Wet Bodembescherming (WBB), Wet verontreiniging oppervlakte wateren (WVO), de Model-Algemene plaatselijke verordening of Modelafvalstoffenverordening (Pl. V)

   
     

Afvalstoffen

   
     

Aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

   

H

002

 

huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aanbieden, terwijl men geen gebruiker van het perceel is

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

003

a

de aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanbieden aan anderen dan de aangewezen inzameldienst of inzamelaar

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

004

 

huishoudelijke afvalstoffen anders aanbieden dan via het aangewezen of verstrekte inzamelmiddel

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

005

 

andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via inzamelmiddel aanbieden, dan waarvoor het is bestemd

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

006

 

huishoudelijke afvalstoffen niet op de voorgeschreven wijze aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

007

 

afvalstoffen via het voor dat perceel toegewezen inzamelmiddel aanbieden, terwijl men niet de gebruiker van dat perceel is

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

008

 

via een inzamelvoorziening voor een groep percelen of op wijkniveau andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanbieden, dan de categorie waarvoor de inzamelvoorziening bestemd is

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

009

 

huishoudelijke afvalstoffen niet op de voorgeschreven wijzen via een inzamelvoorziening voor groep percelen of op wijkniveau aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

010

 

via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanbieden, dan de categorie waarvoor het brengdepot bestemd is

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

011

 

huishoudelijke afvalstoffen niet op de voorgeschreven wijzen via brengdepot op lokaal of regionaal niveau aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

012

 

categorieën huishoudelijke afvalstoffen, die zonder inzamelmiddel moeten worden aangeboden, niet op de voorgeschreven wijze ter inzameling aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

013

 

huishoudelijke afvalstoffen op andere dan de vastgestelde dagen en tijden ter inzameling aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

           
     

Aanbieden van andere dan huishoudelijke afvalstoffen

   

H

014

 

andere categorieën van afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

015

 

de door het College aangewezen categorieën van afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, niet op de voorgeschreven wijze ter inzameling aanbieden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

           
     

Doorzoeken van afvalstoffen

   

H

016

 

afvalstoffen die ter inzameling gereed staan doorzoeken en verspreiden

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

           
     

Handelingen verrichten waardoor zwerfafval kan ontstaan (door een particulier)

   

H

017

 

andere afvalstoffen dan straatafval achterlaten in daartoe van gemeentewege geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

020

 

afvalstoffen, stoffen of voorwerpen laden, lossen, vervoeren of andere werkzaamheden verrichten, zodanig dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

022

 

straatafval achterlaten in de openbare ruimte zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

H

096

 

als particulier een afvalstof, stof of voorwerp buiten een daarvoor bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer op of in de bodem houden, achterlaten of anderszins plaatsen op een zodanige wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

           
     

Afvalstoffen storten of op of in bodem brengen (buiten een inrichting)

   

H

025

 

als particulier zich van een afvalstof ontdoen door deze buiten een inrichting te storten, op of in de bodem te brengen of te verbranden (betreft kleine hoeveelheden afvalstoffen zoals klein consumptieafval, papier, peuken etc.)

10.2 Wm

8

           
     

Afvalstoffen verbranden op bedekte bodem (buiten een inrichting)

   

H

101

 

als particulier verbranden van afval waardoor de bodem kan worden verontreinigd of aangetast, zonder maatregelen te nemen die verontreiniging of aantasting voorkomen, beperken of ongedaan maken

13 WBB en 10.2 Wm

8

           
     

Huishoudelijke afvalstoffen in riolering

   

H

099

 

als particulier zich van afvalwater of afvalstoffen ontdoen door deze anders dan vanuit een inrichting te laten weglopen in een rioolput

10.30 lid 1 Wm

8

           
     

Huishoudelijk afval in oppervlaktewateren door particulier (in niet kwetsbaar gebied)

   

H

098

 

als particulier een stof in een oppervlaktewaterlichaam brengen

6.2 lid 1 Waterwet

8

           
     

Opslaan van afvalstoffen buiten een inrichting

   

H

019

 

afvalstoffen op voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting in de zin van de Wet Milieubeheer opslaan of opgeslagen hebben

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

           
     

Wrakken

   

H

107

 

een voertuigwrak plaatsen of aanwezig hebben op de weg

Pl.V

8

H

109

 

zich als eigenaar of kentekenhouder ontdoen van een autowrak, dat afkomstig is van een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het Besluit Beheer Autowrakken

Pl.V jo. 10.23 lid 1 Wm

8

           
     

Handelingen verrichten met betrekking tot een voertuig waardoor de bodem kan worden verontreinigd

   

H

100

 

als particulier handelingen verrichten, met betrekking tot een voertuig, waardoor de bodem wordt/kan worden verontreinigd of aangetast zonder maatregelen te nemen die verontreiniging of aantasting te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken

13 WBB

8

           
     

Nummers H 631 – H 670: Visserijwet 1963 (ViW), Besluit verbod gebruik van levende aasvis (BLVA), Reglement voor de Binnenvisserij 1985 (RB, Reglement minimummaten en gesloten tijden 1985 (RMGT) en Uitvoeringsregeling Visserij 2008 (Uv)

   
           
     

Noot: De op de visserijwetgeving betrekking hebbende feitcodes zijn uitsluitend van toepassing op door particulieren gepleegde overtredingen. Indien sprake is van beroepsmatig handelen dan moet proces-verbaal worden opgemaakt.

   
     

Kustvisserij

   
     

Documenten

   
     

de kustvisserij uitoefenen zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op het visrecht van dat water, met

7 lid 1 ViW

 

H

631

a

– meer dan twee hengels

 

8

     

de kustvisserij uitoefenen of plegen uit te oefenen en niet op eerste vordering van een opsporingsambtenaar ter inzage afgeven

55 lid 1 sub b ViW

 

H

633

a

– de schriftelijke toestemming (meer dan twee hengels)

 

8

H

633

b

– de schriftelijke toestemming (bij overige toegestane vistuigen)

 

8

           
     

Binnenvisserij

   
     

Documenten

   
     

de binnenvisserij uitoefenen zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op het visrecht van dat water, met

21 lid 1 ViW

 

H

645

a

– één of twee hengels

 

8

H

645

b

– één peur

 

8

H

645

c

– meer dan twee hengels

 

8

H

645

d

– twee of meer peuren of met andere toegestane vistuigen

 

8

     

de binnenvisserij uitoefenen of plegen uit te oefenen en niet op eerste vordering van een opsporingsambtenaar ter inzage afgeven

55 lid 1 sub b ViW

 

H

647

b

– een schriftelijke toestemming

 

8

H

647

c

– de huurovereenkomsten en andere bescheiden

 

8

           
     

Vistuigen

   
     

vissen met een toegestaan vistuig dat niet aan de vereiste voorwaarden voldoet, bij

4 RB

 

H

650

a

– 1 of 2 toegestane vistuigen

 

8

           
     

Gesloten tijden (visserij)

   
     

vissen in de periode van 1 april tot en met 31 mei met

   

H

652

a

– een hengel geaasd met in die periode verboden aas

6 lid 1 a RB

8

H

652

b

– een staand net

6 lid 1 e RB

8

H

654

 

vissen tijdens de door de minister van Economische Zaken vastgestelde periode, in een door hem aangewezen water

6 lid 3 RB

8

H

656

 

vissen tussen twee uur na zonsondergang en één uur voor zonsopgang

7 RB

8

           
     

Stuw/vispassage

   

H

660

 

vissen in de Neder-Rijn, de Maas, de Lek of de Overijsselsche Vecht binnen een afstand van 75 m stroomafwaarts van een stuw, in een bij een stuw aangebrachte vispassage of binnen een straal van 25 m voor de bovenmond van deze vispassage

28c Uv

8

           
     

Voorhanden hebben

   
     

een vistuig voorhanden hebben op of in de nabijheid van enig binnenwater

10 lid 1 RB

 

H

662

a

– terwijl het gebruik van dat vistuig in het betrokken water of op dat moment verboden is

 

8

H

662

b

– te weten één of twee hengel(s), terwijl men niet bevoegd of gerechtigd is in dat water te vissen

 

8

H

662

c

– te weten één peur of meer dan twee hengels, terwijl men niet bevoegd of gerechtigd is in dat water te vissen

 

8

H

662

d

– te weten een ander toegestaan vistuig, terwijl men niet bevoegd of gerechtigd is in dat water te vissen

 

8

           
     

Levend aas

   

H

664

 

bij het vissen in kust- of binnenwater levende vis als aas gebruiken

2c lid 2 ViW jo 2 BVLA

8

           
     

Geluidhinder

   
     

Nummers H 200 – H 205: Wetboek van strafrecht (WvSr), Plaatselijke verordeningen (Pl.V)

   

H

200

 

rumoer of burengerucht verwekken waardoor de nachtrust kan worden verstoord

431 WvSr

8

H

205

 

als particulier met toestellen of geluidsapparaten dan wel op andere wijze handelingen verrichten, waardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt, of toelaten dat deze handelingen worden verricht

Pl.V

8

           
     

Nummers H 300 – H 325c: Plaatselijke verordeningen (Pl.V)

   

H

300

 

zonder daartoe bevoegd te zijn zich bevinden buiten wegen of paden, die liggen in/op voor publiek toegankelijke parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken dan wel in/tussen aanplantingen, bloemperken, heester- of struikgewassen, die op of aan de weg liggen

Pl.V

8

H

305

 

zonder daartoe bevoegd te zijn schade toebrengen aan bomen, heesters, bloemen of grasperken in een park, een bos of op andere dergelijke plaatsen

Pl.V

8

H

310

 

met een voertuig rijden door een park/plantsoen of op een niet van de weg deel uitmakende, van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook

Pl.V

1/2/3/4/6

H

311

 

met een voertuig rijden (crossen) door een park/ plantsoen of op een niet van de weg deel uitmakende, van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook

Pl.V

1/2/3/4/6

H

315

 

roken in bos, duin dan wel andere dergelijke gebieden op tijd en plaats waarop dit niet is toegestaan

Pl.V

8

H

320

 

in de openlucht vuur aanleggen, stoken of hebben

Pl.V

8

     

als eigenaar of houder van een hond er niet voor zorgen dat deze hond zich niet van uitwerpselen ontdoet op

Pl.V

 

H

325

a

– een weggedeelte (mede) bestemd voor voetgangers

 

8

H

325

b

– een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide

 

8

H

325

c

– een andere (dan) door het College aangewezen plaats

 

8

           
     

Afdeling D. Wetboek van strafrecht

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
           
     

Nummers D 505 – D 537: Boek 3 Wetboek van Strafrecht (WvSr)

   

D

530

 

zich in kennelijke staat van dronkenschap op de openbare weg bevinden

453 WvSr

8

D

515

 

door het bevoegd gezag naar zijn identiteitsgegevens gevraagd, een valse naam, voornaam, geboortedatum, geboorteplaats, adres waarop hij in de basisadministratie persoonsgegevens als ingezetene staat ingeschreven, of woon- of verblijfplaats opgeven

435, onder 4 WvSr

8

     

zonder daartoe gerechtigd te zijn zich bevinden

460 WvSr

 

D

535

i

– op grond die bezaaid, bepoot of beplant is, of ter bezaaiing, bepoting of beplanting is gereedgemaakt

 

8

D

535

j

– gedurende de maanden mei tot en met oktober op enig wei- of hooiland

 

8

D

537

 

zonder daartoe gerechtigd te zijn zich bevinden op eens anders grond, waarvan de toegang hem op voor hem blijkbare wijze verboden is

461 WvSr

8

           
     

Afdeling E. Bijzondere wetten

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
           
     

Nummers E 100 – E 162: Wet personenvervoer 2000 (Wp 2000), Besluit personenvervoer 2000 (Bp 2000), Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer (RMBTT), Regeling periodieke controle taxameters (RPCT),Spoorwegwet 1875 (Spww1875), Spoorwegwet (Spww) en Algemeen Reglement Vervoer (ARV), Reglement Dienst Hoofd en Lokaalspoorwegen (RDHL)

   
           
     

Vervoerder/bestuurder

   
           
     

Noot:

   
     

1. Categorie 8 betreft bij deze feitcodeserie de vervoerder;

   
     

2. Indien de verdachte onder een andere categorie valt dan bij de betreffende feitcode is aangegeven en deze is normadressaat volgens de Wp 2000 dan moet proces-verbaal worden opgemaakt.

   

E

105

b

met een bus of auto meer personen vervoeren dan wel deze bus of auto voor ander vervoer gebruiken dan blijkens het kentekenbewijs is toegestaan

77 lid 2 Bp 2000

1

E

105

d

openbaar vervoer met een bus of besloten busvervoer verrichten terwijl op het kentekenbewijs de vermelding ontbreekt dat het voertuig is goedgekeurd als bus

76 lid 1 Bp 2000

8

E

105

e

taxivervoer of openbaar vervoer met een auto verrichten terwijl op het kentekenbewijs de vermelding ontbreekt dat het voertuig is goedgekeurd als taxi

76 lid 1 Bp 2000

8

     

geen geldig vergunningbewijs aanwezig hebben in bus of auto waarmee openbaar vervoer of besloten busvervoer wordt verricht, te weten

5a lid 1 Wp 2000

 

E

106

a

– door hiervoor als bestuurder geen zorg te dragen

 

1

E

106

b

– door hiervoor als vervoerder geen zorg te dragen

 

8

     

in de auto waarmee taxivervoer wordt verricht geen voor de reiziger zichtbaar vergunningbewijs aanwezig hebben, te weten

76 lid 3 Wp 2000

 

E

107

a

– door hiervoor als bestuurder geen zorg te dragen

 

1

E

107

b

– door hiervoor als vervoerder geen zorg te dragen

 

8

E

110

a

een bestuurder met besturen van een bus belasten die niet in het bezit is van een niet ouder dan vijf jaar zijnde geneeskundige verklaring waaruit blijkt dat hij geen lichamelijke of geestelijke afwijkingen heeft welke hem zouden beletten een bus naar behoren te besturen en dat hij beschikt over voldoende gehoor- en gezichtsvermogen

74 lid 1 Bp 2000

8

E

111

a

als bestuurder van een bus geen geneeskundige verklaring bij zich hebben

74 lid 3 Bp 2000

1

E

112

 

als vervoerder taxivervoer verrichten zonder er voor zorg te dragen dat terstond voor aanvang en na beëindiging van de rit volledig en naar waarheid een controledocument (rittenstaat) wordt ingevuld

127 lid 1 onderdeel d Bp 2000 gelet op art. IV lid 6 Stb. 2009, nr. 472

8

E

113

a

als bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht niet in het bezit zijn van een geldige, behoorlijk leesbare chauffeurspas/-kaart of chauffeurspas/-kaart onder beperkingen

81 lid 5 Bp 2000

1

E

113

aa

een bestuurder belasten met het besturen van een auto, waarmee taxivervoer wordt verricht, zonder dat die bestuurder in het bezit is van een geldige, behoorlijk leesbare chauffeurspas/-kaart of chauffeurspas/-kaart onder beperkingen

81 lid 3 en 4 Bp 2000

8

     

als bestuurder van een auto waarmee taxivervoer wordt verricht

75 lid 3 Bp 2000 gelet op art. IV lid 6 Stb. 2009, nr. 472

 

E

113

b

– de chauffeurspas/-kaart niet bij zich hebben

 

1

E

113

c

– de chauffeurspas/-kaart niet voor de reiziger zichtbaar aanwezig houden in de auto

 

1

E

114

 

als vervoerder taxivervoer aanbieden, terwijl het tarief, bedoeld in artikel 1, eerste of vijfde lid, dan wel artikel 1b RMBTT niet zowel in de auto waarmee taxivervoer wordt verricht als aan de buitenzijde voor de consument duidelijk leesbaar wordt getoond

80 Wp 2000 jo. 2 lid 1 RMBTT

8

E

115

 

als vervoerder in een auto waarmee taxivervoer wordt verricht, geen taxameter aanwezig hebben die zichtbaar voor de reiziger de vervoerprijs overeenkomstig de kenbaar gemaakte tarieven aangeeft

78 lid 1 BP 2000

8

E

116

 

als vervoerder er geen zorg voor dragen dat de taxameter voldoet aan de regels die bij en krachtens de Metrologiewet zijn gesteld

78 lid 2 Bp 2000

8

E

117

 

taxivervoer verrichten zonder de in de auto aanwezige taxameter te gebruiken

78 lid 3 BP 2000

1

E

118

 

als vervoerder taxivervoer verrichten terwijl de ingebouwde taxameter niet binnen een termijn van één jaar is gekeurd

1 lid 1 RPCT jo. 78 lid 4 Bp 2000

8

           
     

Een ieder

   
     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door het verhinderen of belemmeren van

72 Wp 2000 jo. 52 lid 1a Bp 2000

 

E

120

a

– de bediening en het gebruik van voorzieningen

 

8

E

120

b

– de bediening en het gebruik van een vervoermiddel

 

8

E

120

c

– de taakuitoefening van het personeel van de vervoerder

 

8

     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door voorzieningen te gebruiken

72 Wp 2000 jo. 52, lid 1b Bp 2000

 

E

121

a

– op een tijdstip waarop deze niet voor gebruik beschikbaar zijn

 

8

E

121

b

– op een andere dan de daarvoor bestemde wijze

 

8

E

121

c

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door misbruik te maken van voorzieningen

72 Wp 2000 jo. 52, lid 1b Bp 2000

8

     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door een vervoermiddel te gebruiken

72 Wp 2000 jo. 52, lid 1b Bp 2000

 

E

122

a

– op een tijdstip waarop deze niet voor gebruik beschikbaar is

 

8

E

122

b

– op een andere dan de daarvoor bestemde wijze

 

8

E

123

 

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door stoffen of voorwerpen uit een vervoermiddel te werpen

72 Wp 2000 jo. 52, lid 1c Bp 2000

8

     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door zich

72 Wp 2000 jo. 52, lid 1d Bp 2000

 

E

124

a

– in kennelijke staat van dronkenschap te bevinden

 

8

E

124

b

– onder kennelijke invloed van verdovende middelen te bevinden

 

8

E

125

a

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door te roken in, een gedeelte van, een vervoermiddel, waarvan de vervoerder heeft aangegeven dat dit niet is toegestaan

72 Wp 2000 jo. 52, lid 1i Bp 2000

8

E

125

b

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door te roken in, een gedeelte van, een station, waarvan de vervoerder heeft aangegeven dat dit niet is toegestaan

72 Wp 2000 jo. 52, lid 1i Bp 2000

8

E

126

 

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door zich te bevinden op een, gedeelte van een, station of halte op een tijdstip dat deze gesloten dan wel niet toegankelijk is

72 Wp 2000 jo. 52, lid 1j Bp 2000

8

E

127

 

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door zich op een station of halte te begeven langs een andere dan de daarvoor bestemde weg

72 Wp 2000 jo. 52, lid 1k Bp 2000

8

E

128

 

niet opvolgen van de aanwijzingen betreffende de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang, die door of vanwege de vervoerder duidelijk kenbaar zijn gemaakt

73 Wp 2000

8

     

de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang verstoren door

72 Wp 2000 jo. 52,

 

E

129

a

– zodanig geluid voort te brengen dat anderen daarvan hinder ondervinden

lid 1e Bp 2000

8

E

129

b

– het uitoefenen van een beroep, bedrijf of het aanbieden van diensten

lid 1f Bp 2000

8

E

129

c

– het tentoonstellen van voorwerpen, maken van reclame of propaganda

lid 1g Bp 2000

8

E

129

d

– het verspreiden van drukwerken (uitsluitend handelsreclame)

lid 1g Bp 2000

8

E

129

f

– hinder, gevaar, verontreiniging of beschadiging te veroorzaken of te kunnen veroorzaken door dieren, stoffen of voorwerpen in een vervoermiddel mee te nemen

lid 1h Bp 2000

8

E

129

g

– het op andere wijze veroorzaken of kunnen veroorzaken van hinder, gevaar, verontreiniging of beschadiging

lid 1l Bp 2000

8

E

138

 

het niet opvolgen van de aanwijzingen betreffende de orde, rust, veiligheid of een goede bedrijfsgang, die door of vanwege de spoorweg duidelijk kenbaar zijn gemaakt

7 ARV

8

E

145

 

op of langs de spoorweg rijden of lopen

43 jo. 63 Spww 1875

8

E

146

 

paarden, vee of andere dieren op of langs de spoorweg drijven of laten lopen

44 jo. 63 Spww 1875

8

E

149

 

zich op of langs gedeelten van een hoofdspoorweg, met uitzondering van een perron, die niet zijn gelegen in een gelijkvloerse kruising met een weg of in een voor het openbaar verkeer openstaande weg, bevinden of daarop of daarlangs dieren drijven of laten lopen

22 lid 1 onderdeel c Spww

8

           
     

Nummer E 320: Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)

   

E

320

a

niet voldoen aan vordering van toezichthouder

34 lid 1, onderdeel a WAHV

8

E

320

b

onjuiste gegevens opgeven, na vordering van toezichthouder

34 lid 1, onderdeel b WAHV

8

E

320

c

niet voldoen aan de vordering van de officier van justitie het rijbewijs op een bepaalde tijd en aangewezen plaats in te leveren

34 lid 1, onderdeel c WAHV

8

           
     

Nummers E 801 – E 837: Vreemdelingenwet 2000 (VrW 2000) en Vreemdelingenbesluit 2000 (VB 2000)

   

E

805

d

als gezagvoerder van een zeeschip of in diens plaats de natuurlijke of rechtspersoon die de reder in al zijn functies als reder vertegenwoordigd, bij aankomst in de Nederlandse haven niet onmiddellijk aan grenswachters een bemanningslijst dan wel passagierslijst in tweevoud afgeven

3.1.2. bijlage VI SGC

8

E

801

 

als vreemdeling die Nederland in- of uitreist zich niet begeven langs een doorlaatpost, binnen de tijd dat deze is opengesteld, en zich niet aldaar vervoegen bij een ambtenaar, belast met de grensbewaking

4 lid 1 SGC

8

E

803

 

zich op of nabij een plaats bevinden, waar een grensdoorlaatpost is gevestigd, zonder zich te houden aan de aldaar door de ambtenaren, belast met de grensbewaking, in het belang van de uitoefening van hun taak gegeven aanwijzingen

4.6 VB 2000

8

E

808

 

als gezagvoerder van een zeeschip niet tijdig van het voorgenomen vertrek van zijn schip uit Nederland kennis geven aan het hoofd van de grensdoorlaatpost

4.13 lid 1 VB 2000

8

     

als vreemdeling niet op vordering van de korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente is gelegen waar de vreemdeling verblijft, namens de Minister van Veiligheid en Justitie, binnen de in de vordering aangegeven tijd

   

E

817

a

– de gevraagde gegevens verstrekken

4.38 lid 1 VB 2000

8

E

817

b

– de gevraagde gegevens in persoon verstrekken

4.38 lid 2 VB 2000

8

     

als vreemdeling, die geen rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000, niet onmiddellijk van zijn aanwezigheid mededeling doen aan de korpschef van de gemeente waar hij verblijft

4.39 VB 2000 jo. 108 VrW 2000

 

E

822

a

– gedurende een illegaal verblijf van 1 tot 15 dagen

 

8

E

822

b

– gedurende een illegaal verblijf van 15 dagen tot 3 maanden

 

8

E

822

c

– gedurende een illegaal verblijf van 3 tot 6 maanden

 

8

E

822

d

– gedurende een illegaal verblijf van 6 maanden tot 1 jaar

 

8

E

822

e

– gedurende een illegaal verblijf van 1 jaar tot 2 jaar

 

8

E

822

f

– gedurende een illegaal verblijf van 2 jaar of langer

 

8

     

als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat tegen hem een inreisverbod is uitgevaardigd (anders dan met toepassing van artikel 66a, zevende lid, Vrw 2000)

108 lid 1 en 6 jo. 66a VrW 2000

 

E

824

a

– voor een periode van 1 tot 15 dagen

 

8

E

824

b

– voor een periode van 15 dagen tot 3 maanden

 

8

E

824

c

– voor een periode van 3 maanden tot 6 maanden

 

8

E

824

d

– voor een periode van 6 maanden tot 1 jaar

 

8

E

824

e

– voor een periode van 1 jaar tot 2 jaar

 

8

E

824

f

– voor een periode van 2 jaar of langer

 

8

E

824

g

– periode onbekend

 

8

E

825

 

als vreemdeling aan wie het krachtens artikel 12 van de Vreemdelingenwet 2000 is toegestaan in Nederland te verblijven en die naar Nederland is gekomen voor een verblijf langer dan drie maanden, zich niet binnen drie dagen na zijn binnenkomst in Nederland in persoon melden bij de korpschef van de gemeente waar hij verblijft

4.47 VB 2000

8

E

827

 

als vreemdeling te zijner identificatie op vordering van een ambtenaar, belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, niet een goedgelijkende pasfoto ter beschikking stellen of vingerafdrukken van zich laten nemen indien daartoe in het belang van het toezicht op vreemdelingen gegronde reden bestaat

4.45 VB 2000

8

E

830

 

als vreemdeling aan wie het krachtens artikel 12 van de Vreemdelingenwet 2000 is toegestaan in Nederland te verblijven en die naar Nederland is gekomen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden, zich niet binnen drie dagen na zijn binnenkomst in Nederland in persoon melden bij de korpschef van de gemeente waar hij verblijft

4.48 VB 2000

8

E

832

 

als vreemdeling die houder is van een visum of een document voor grensoverschrijding waarin door de daartoe bevoegde autoriteit een aantekening is gesteld omtrent aanmelding bij een vreemdelingendienst in Nederland, zich niet binnen drie dagen na binnenkomst in Nederland in persoon aanmelden bij de korpschef van de in deze aantekening vermelde gemeente

4.49 VB 2000

8

     

niet voldoen aan de verplichting tot wekelijkse aanmelding bij de korpschef van de gemeente van verblijf, behoudens door deze verleende ontheffing

   

E

836

a

– als vreemdeling die geen rechtmatig verblijf heeft, in afwachting van de feitelijke mogelijkheid tot vertrek of uitzetting

4.51 lid 1 sub a VB 2000

8

E

836

b

– als vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft als bedoeld in artikel 8, onder f, g of h van de Vreemdelingenwet 2000

4.51 lid 1 sub b VB 2000

8

           
     

Noot: het vermelde tarief bij deze feitcode dient gehalveerd en op hele euro’s naar boven afgerond te worden

   
     

Nummer E211: Drank- en horecawet (DHW)

   

E

211

 

als persoon onder de 16 jaar op voor het publiek toegankelijke plaatsen alcoholhoudende drank aanwezig of voor consumptie gereed hebben, anders dan op plaatsen waar bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik elders dan ter plaatse wordt verstrekt

45 DHW

8

           
     

Afdeling F. Overige overtredingen

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
           
     

Nummers F 050 – F 310: Plaatselijk geldende verordeningen (Pl.V)

   

F

070

a

zonder vergunning van de burgemeester op of aan de weg een evenement, feest of wedstrijd geven of houden

Pl.V

8

F

070

b

zonder vergunning van de burgemeester een georganiseerde dropping houden of daaraan deelnemen op een ander terrein dan een daarvoor bestemd sportterrein

Pl.V

8

F

095

 

zonder vergunning op of aan de weg als dienstverlener optreden of zijn diensten als zodanig aanbieden

Pl.V

8

F

100

 

als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids voor publiek optreden op of aan door de burgemeester aangewezen (gedeelte van een) weg, waar dit niet is toegestaan

Pl.V

8

F

101

 

zonder vergunning of anders dan de daarin gestelde voorwaarden de weg of weggedeelte gebruiken anders dan overeenkomstig de bestemming (bijv. terrasverbod, reclameborden)

Pl.V

8

F

105

 

als houder van een horecabedrijf, dit voor bezoekers geopend hebben of aldaar bezoekers toelaten of laten verblijven, buiten de vastgestelde openingstijden

Pl.V

8

F

110

a

de weg of dat gedeelte van een onroerend goed dat vanaf de weg zichtbaar is bekrassen of bekladden

Pl.V

8

F

110

b

de weg of dat gedeelte van een onroerend goed dat vanaf de weg zichtbaar is, zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding dan wel met enigerlei stof enige afbeelding, letter, cijfer of teken hierop aanplakken of op andere wijze aanbrengen

Pl.V

8

F

111

 

op of aan door het College aangewezen wegen of gedeelten daarvan gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek verspreiden dan wel openlijk aanbieden, aanbevelen of bekendmaken

Pl.V

8

F

114

 

de weg of op of aan de weg een voertuig, woonwagen, tent of soortgelijk ander onderkomen als slaapplaats gebruiken

Pl.V

8

F

115

 

tijdens uren waarop het niet is toegestaan op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben

Pl.V

8

F

118

 

op de weg (binnen een door het College aangewezen gebied) skaten of skateboarden

Pl.V

8

F

120

a

op of aan de weg klimmen of zich bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, heining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair

Pl.V

8

F

120

b

op of aan de weg zich zodanig ophouden dat voor weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodige overlast of hinder wordt veroorzaakt

Pl.V

8

F

121

a

op de weg (binnen een door het College aangewezen gebied) alcoholhoudende drank nuttigen

Pl.V

8

F

121

b

op de weg (binnen een door het College aangewezen gebied) aangebroken flessen, blikjes e.d. met alcoholhoudende drank bij zich hebben

Pl.V

8

F

125

a

zich zonder redelijk doel zich in een portiek of poort ophouden of in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw zitten of liggen

Pl.V

8

F

125

b

zonder redelijk doel zich anders dan als bewoner of gebruiker van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen of van publiek toegankelijke gebouwen bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte

Pl.V

8

F

126

 

op de weg vervoeren, bij zich dragen of anderszins voorhanden hebben van kerstbomen, autobanden en andere voorwerpen of stoffen, met het kennelijk doel deze op de weg te verbranden

Pl.V

8

F

130

a

(in of op) een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke ruimte zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze ophouden

Pl.V

8

F

130

b

(in of op) een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke ruimte verontreinigen

Pl.V

8

F

130

c

(in of op) een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke ruimte voor een ander doel bezigen dan waarvoor de ruimte bestemd is

Pl.V

8

F

131

 

op of aan de weg een fiets, snorfiets of bromfiets plaatsen of laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek, waardoor de doorgang wordt versperd, dan wel in strijd met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of portiek

Pl.V

8

F

133

 

een motorvoertuig, bromfiets of fiets op of aan de weg laten staan, anders dan deugdelijk afgesloten of onder behoorlijk toezicht

Pl.V

8

F

135

 

zich met een fiets of bromfiets bevinden op een terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden, welke publiek trekt

Pl.V

8

F

136

 

zich met een winkelwagentje op of aan de weg bevinden op meer dan de toegestane afstand van het bedrijf dat het winkelwagentje ter beschikking heeft gesteld

Pl.V

8

F

140

a

zich in de nabijheid van een persoon, gebouw, woonwagen of woonschip ophouden met de kennelijke bedoeling deze persoon of een zich daarin bevindende persoon te bespieden

Pl.V

8

F

140

b

een persoon in een gebouw, woonwagen of woonschip door middel van een verrekijker bespieden

Pl.V

8

F

145

a

als eigenaar of houder van een hond, deze laten verblijven of laten lopen op een weg gelegen binnen de bebouwde kom zonder dat de hond is aangelijnd

Pl.V

8

F

145

b

als eigenaar of houder van een hond, deze laten verblijven of laten lopen op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak, speelweide of andere door het College aangewezen plaats

Pl.V

8

F

145

c

als eigenaar of houder van een hond, deze laten verblijven of laten lopen op een weg zonder dat de hond is voorzien van een halsband of een door middel van tatoeage aangebracht identificatiemerk, die de eigenaar of houder van de hond duidelijk doet kennen

 

8

F

145

d

als eigenaar of houder van een hond, deze laten verblijven of laten lopen op een weg zonder een deugdelijk middel dat is bestemd voor het verwijderen van uitwerpselen bij zich te dragen en/of dit middel niet op eerste vordering tonen aan de met het toezicht belaste ambtenaar

Pl.V

8

F

150

a

als eigenaar of houder van een hond deze laten verblijven/lopen op of aan de weg of op een terrein van een ander, terwijl na schriftelijke aanzegging van het College deze hond niet kort is aangelijnd

Pl.V

8

F

150

b

als eigenaar of houder van een hond deze laten verblijven/lopen op of aan de weg of op een terrein van een ander, terwijl na schriftelijke aanzegging van het College deze hond niet kort is aangelijnd en gemuilkorfd

 

8

F

151

 

als degene die één of meer dieren onder zijn hoede heeft, niet door voorzorgsmaatregelen die van hem mogen worden verwacht, voorkomen dat deze dieren voor de omgeving hinderlijk zijn

Pl.V

8

F

155

 

als rechthebbende er niet voor zorgen dat zodanige maatregelen worden getroffen dat het vee/pluimvee in een aan een weg liggend weiland of terrein, die weg niet kan bereiken

Pl.V

8

F

180

a

de weg niet terstond (doen) reinigen na een verontreiniging ontstaan bij het laden, lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen of bij andere werkzaamheden, bij gevaar voor de verkeersveiligheid of bij gevaar voor beschadiging van het wegdek

Pl.V

8

F

180

b

de weg niet (doen) reinigen na een verontreiniging ontstaan bij het laden, lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen of bij andere werkzaamheden na het beëindigen van de werkzaamheden (iedere dag) in overige situaties

Pl.V

8

F

185

 

binnen de bebouwde kom buiten een daarvoor bestemde inrichting/plaats op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte doen

Pl.V

8

F

190

 

een geparkeerd voertuig op een aangewezen weg of weggedeelte, waar dit niet is toegestaan, te koop aanbieden of verhandelen

Pl.V

8

F

195

 

een defect voertuig langer dan de vastgestelde termijn op een weg parkeren

Pl.V

8

F

205

 

een kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, keetwagen, aanhangwagen of ander dergelijk voertuig op een aangewezen weg waar dit niet is toegestaan, langer dan de vastgestelde termijn te plaatsen of hebben

Pl.V

8

F

210

 

een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame op een weg parkeren met als doel handelsreclame te maken

Pl.V

8

F

212

a

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door het parkeren of aanwezig hebben van een voertuig of vaartuig

Pl.V

1/2/3/4/6/7/8

F

212

b

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied anders dan tot doel van dagrecreatie

Pl.V

8

F

212

c

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door met geluid voortbrengende apparatuur overlast te veroorzaken

Pl.V

8

F

212

d

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door te graven of te spitten of doen graven of spitten op buiten het strand, de zandhelling, speelkuilen of zandbakken gelegen gedeelten

Pl.V

8

F

212

e

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door anders dan in de aanwezige afvalbakken wegwerpen, neerleggen en/of achterlaten van afval, vuilnis, resten van levensmiddelen, papier, blikken, flessen of verpakkingsmateriaal

Pl.V

8

F

212

f

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door een afvalmand, -bak of soortgelijk voorwerp op andere wijze te gebruiken dan tot het deponeren van klein afval

Pl.V

8

F

212

g

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door zich als eigenaar of houder van een hond zich met die hond in een vastgestelde periode te bevinden buiten een aangewezen gebied, waar het verblijf van de hond is toegestaan

Pl.V

8

F

216

 

een voertuig parkeren of enig ander voorwerp plaatsen of laten staan op een weggedeelte waarvan door het bevoegd gezag is bekend gemaakt dat dit niet is toegestaan op de in die bekendmaking genoemde dagen en tijden (markt, evenement, kermis enz)

Pl.V

1/2/3/4/6/8

F

235

 

met of voor een vaartuig een ligplaats innemen, hebben of beschikbaar stellen op een gedeelte van een openbaar water waar dit niet is toegestaan

Pl.V

7/8

F

236

a

het zonder ontheffing van het College varen, doen of laten varen met enig vaartuig

Pl.V

7/8

F

237

a

het varen, doen of laten varen zonder dat de ontheffing in het vaartuig aanwezig is of zonder dat de corresponderende sticker op de juiste wijze is bevestigd

Pl.V

7/8

F

240

 

als bader of zwemmer in openbaar water zich zodanig gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden

Pl.V

8

F

245

 

zich zonder redelijk doel aan, op, of in een vaartuig in openbaar water vasthouden, klimmen, begeven of bevinden

Pl.V

8

F

250

a

zich in/op voor publiek toegankelijke natuurgebieden, bossen, parken, plantsoenen of recreatieterreinen bevinden ten aanzien waarvan door het bevoegd gezag is verklaard dat het gebruik van een motorvoertuig, bromfiets, fiets, rij- of trekdier overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden, te weten met een vervoermiddel in gesloten tijd of gesloten gebied

Pl.V

1/2/3/4/6

F

250

b

zich in/op voor publiek toegankelijke natuurgebieden, bossen, parken, plantsoenen of recreatieterreinen bevinden ten aanzien waarvan door het bevoegd gezag is verklaard dat het gebruik van een motorvoertuig, bromfiets, fiets, rij- of trekdier overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden, te weten met een motorvoertuig, bromfiets, fiets of paard buiten de (onverharde) wegen of gemarkeerde paden

Pl.V

1/2/3/4/6

F

250

c

zich in/op voor publiek toegankelijke natuurgebieden, bossen, parken, plantsoenen of recreatieterreinen bevinden ten aanzien waarvan door het bevoegd gezag is verklaard dat het gebruik van een motorvoertuig, bromfiets, fiets, rij- of trekdier overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden, te weten met een rij- of trekdier buiten de daarvoor bestemde paden

Pl.V

6

F

260

a

met een motorrijtuig gebruik maken van een weg in strijd met de verordening tot het bevorderen van ongestoord wetenschappelijk onderzoek van de RadioSterrenWacht (storingsvrije zone), te weten rijdend

Pl.V

1/2/3/6

F

260

b

met een motorrijtuig gebruik maken van een weg in strijd met de verordening tot het bevorderen van ongestoord wetenschappelijk onderzoek van de RadioSterrenWacht (storingsvrije zone), te weten parkeren danwel laten staan

Pl.V

1/2/3/6

           
     

Afdeling G. Misdrijven

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen

   
           
     

Nummer G 100: Boek 2 Wetboek van Strafrecht (WvSr)

   
     

goederen uit een winkel/vanaf een benzinestation wegnemen/toe-eigenen, waarde van het ontvreemde goed

310/321 WvSr

 

G

100

a

– t/m € 50

 

8

G

100

b

– meer dan € 50 en t/m € 120

 

8

Bijlage II

     

Bestuurlijke strafbeschikking milieu

   
     

Categorie-indeling F:

   
     

1 – Natuurlijk persoon;

   
     

2 – Rechtspersoon.

   
           
     

Nummers BM 001 – BM 010: Wet Milieubeheer

   

BM

001

a

zich hebben ontdaan van afvalstoffen, door die afvalstoffen – al dan niet in verpakking – buiten een inrichting te storten en/of anderszins op of in de bodem te brengen en/of te verbranden: 0–5 m3

art. 10.2 Wet milieubeheer

1/2

BM

001

b

zich hebben ontdaan van afvalstoffen, door die afvalstoffen – al dan niet in verpakking – buiten een inrichting te storten en/of anderszins op of in de bodem te brengen en/of te verbranden: 5–10 m3

art. 10.2 Wet milieubeheer

1/2

BM

002

 

zich hebben ontdaan van afvalwater en/of andere afvalstoffen, anders dan vanuit een inrichting, door deze in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater te brengen

art. 10.30 Wet milieubeheer

1/2

BM

003

 

zich door afgifte aan een ander hebben ontdaan van bedrijfsafvalstoffen; max. 10 m3

art. 10.37 Wet milieubeheer

1/2

BM

004

 

als degene die zich van bedrijfsafvalstoffen heeft ontdaan door deze af te geven aan een persoon als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, onder a tot en met f Wet milieubeheer, niet registreren van een of meer gegevens als bedoeld in art. 10.38 lid 1 onder a tot en met f Wet milieubeheer

art. 10.38 lid 1 Wet milieubeheer jo Art. 10.37 lid 2 sub a t/m f Wet milieubeheer

1/2

BM

005

 

als een persoon als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, onder a of b Wet milieubeheer, die zich van bedrijfsafvalstoffen heeft ontdaan door deze af te geven aan een andere zodanige persoon, niet melden van, met betrekking tot een zodanige afgifte, de in artikel 10.38, eerste lid Wet milieubeheer bedoelde gegevens aan een door onze minister aan te wijzen instantie

art. 10.38 lid 3 Wet milieubeheer jo Art. 10.38 lid 1sub a tot en met f jo Art. 10.37 lid 2 sub a of b Wet milieubeheer

1/2

BM

006

 

als degene die zich van bedrijfsafvalstoffen heeft ontdaan door afgifte aan een persoon als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, onder a tot en met e Wet milieubeheer, aan degene die opdracht heeft de afvalstoffen naar die persoon te vervoeren, niet verstrekken van een begeleidingsbrief, welke ten minste de in het eerste lid, onder a, en de in artikel 10.38, eerste lid Wet milieubeheer, bedoelde gegevens bevatte

art. 10.39 lid 2 Wet milieubeheer jo Art. 10.39 lid 1 jo Art. 10.37 lid 2 sub a t/m e Wet milieubeheer

1/2

BM

007

 

als degene als bedoeld in artikel 10.37, tweede lid, onder a of b Wet milieubeheer, aan wie bedrijfsafvalstoffen worden afgegeven, zodanige afgifte niet melden aan een door onze minister aan te wijzen instantie

art. 10.40 lid 1 Wet milieubeheer jo Art. 10.37 lid 2 sub a of b Wet milieubeheer

1/2

BM

008

 

als degene als bedoeld in artikel 10.40, eerste lid Wet milieubeheer, bedrijfsafvalstoffen in ontvangst nemen zonder dat hem daarbij een omschrijving en een begeleidingsbrief als bedoeld in artikel 10.39, eerste lid, onder a en b Wet milieubeheer, is verstrekt

art. 10.40 lid 2 Wet milieubeheer jo Art. 10.40 lid 1 Wet milieubeheer jo Art. 10.39 lid 1 sub a en b Wet milieubeheer

1/2

BM

009

 

als degene die bedrijfsafvalstoffen vervoert, terwijl hij die afvalstoffen onder zich heeft, geen begeleidingsbrief als bedoeld in artikel 10.39 Wet milieubeheer bij die afvalstoffen aanwezig hebben

art. 10.44 lid 1 Wet milieubeheer

1/2

BM

010

 

bedrijfsafvalstoffen inzamelen zonder vermelding op een lijst van inzamelaars

art. 10.45 lid 1 sub a Wet milieubeheer

1/2

           
     

Nummers BM 029 – BM 042: Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA)

   

BM

029

 

overbrengen van afvalstoffen in strijd met de vervoersvoorwaarden verbonden aan de kennisgeving

art. 10.60 lid 6 onder a Wm i.v.m. art. 10 lid 1 of lid 2 EVOA in combinatie met artikel 11 en 12 EVOA

1/2

BM

030

 

overbrengen van afvalstoffen zonder de betrokken bevoegde autoriteiten (tijdig) op de hoogte te brengen van een – wegens onvoorziene omstandigheden benodigde – routewijziging bij een algemene kennisgeving

art. 10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. art. 13 lid 2 EVOA

1/2

BM

031

 

overbrengen van afvalstoffen in strijd met de voorwaarde dat naderhand aanvullende informatie en documentatie wordt verstrekt aan de betrokken bevoegde autoriteiten in geval van een algemene kennisgeving

art. 10.60 lid 6 onder a Wm i.v.m. art. 13 lid 3 EVOA

1/2

BM

032

 

overbrengen van afvalstoffen terwijl niet binnen drie dagen na ontvangst van de afvalstoffen door de, met voorlopige nuttige toepassing of verwijdering belaste, inrichting een schriftelijke bevestiging van ontvangst van die afvalstoffen is toegestuurd

art. 10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. art. 15 onder c EVOA

1/2

BM

033

a

overbrengen van afvalstoffen terwijl niet: zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 30 dagen na de voltooiing en uiterlijk één kalenderjaar na ontvangst van de afvalstoffen, door de inrichting die de voorlopige nuttige toepassing of voorlopige verwijdering heeft verricht, is bevestigd dat de voorlopige nuttige toepassing of voorlopige verwijdering is voltooid

art. 10.60 lid 7 onder a Wm i.v.m. art. 15 onder d of e EVOA

1/2

BM

033

b

overbrengen van afvalstoffen terwijl niet: afschriften van het vervoersdocument met de verklaring aan de kennisgever en/of de betrokken autoriteiten zijn verstuurd door de betrokken inrichting

art. 10.60 lid 7 onder a Wm i.v.m. art. 15 onder d of e EVOA

1/2

BM

034

 

overbrengen van afvalstoffen terwijl het vervoersdocument niet volledig of onjuist is ingevuld of niet is ondertekend door de kennisgever

art. 10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. art. 16 onder a EVOA

1/2

BM

035

 

overbrengen van afvalstoffen terwijl niet het ingevulde vervoersdocument aan de bevoegde autoriteit minimaal drie werkdagen voorafgaand aan het transport is toegezonden

art. 10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. art. 16 onder b EVOA

1/2

BM

036

 

overbrengen van afvalstoffen waarbij het transport van afvalstoffen op andere dan opgegeven transportdatum plaatsvindt

art. 10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. art. 16 onder b EVOA

1/2

BM

037

 

overbrengen van afvalstoffen waarbij het vervoer niet vergezeld gaat van de juiste documenten (vervoersdocument, de afschriften van het kennisgevingsdocument met de schriftelijke toestemmingen en de voorwaarden die door de betrokken bevoegde autoriteiten resp. zijn verleend en gesteld)

art. 10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. art. 16 onder c EVOA

1/2

BM

038

 

overbrengen van afvalstoffen terwijl de inrichting de ontvangst van de afvalstoffen niet binnen drie dagen na ontvangst van de afvalstoffen heeft bevestigd

art. 10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. art. 16 onder d EVOA

1/2

BM

039

a

overbrengen van afvalstoffen terwijl niet: zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 30 dagen na de voltooiing en uiterlijk één kalenderjaar na ontvangst van de afvalstoffen door de inrichting die de definitieve nuttige toepassing of definitieve verwijdering heeft verricht, is bevestigd dat de definitieve nuttige toepassing of definitieve verwijdering is voltooid

art. 10.60 lid 7 onder a Wm i.v.m. art. 16 onder e EVOA

1/2

BM

039

b

overbrengen van afvalstoffen terwijl niet: afschriften van het vervoersdocument met deze verklaring aan de kennisgever en de betrokken autoriteiten zijn verstuurd door de betrokken inrichting

art. 10.60 lid 7 onder a Wm i.v.m. art. 16 onder e EVOA

1/2

BM

041

a

overbrengen van afvalstoffen voor nuttige toepassing als bedoeld in artikel 3, tweede en/of vierde lid, van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen, terwijl de overbrenging: niet vergezeld gaat van informatie als bedoeld in bijlage VII van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen

art. 10.60 lid 2 Wm i.v.m. art. 2 onder 35 sub g iii EVOA

1/2

BM

041

b

overbrengen van afvalstoffen voor nuttige toepassing als bedoeld in artikel 3, tweede en/of vierde lid, van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen, terwijl de overbrenging: vergezeld gaat van onjuiste informatie als bedoeld in bijlage VII van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen

art. 10.60 lid 2 Wm i.v.m. art. 2 onder 35 sub g iii EVOA

1/2

BM

041

c

overbrengen van afvalstoffen voor nuttige toepassing als bedoeld in artikel 3, tweede en/of vierde lid, van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen, terwijl de overbrenging: vergezeld gaat van onvolledige informatie als bedoeld in bijlage VII van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen

art. 10.60 lid 2 Wm i.v.m. art. 2 onder 35 sub g iii EVOA

1/2

BM

042

 

niet gedurende ten minste 5 jaar door de kennisgever en/of de ontvanger en/of de inrichting die de afvalstoffen heeft ontvangen, bewaren van aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden documenten inzake de overbrenging van afvalstoffen

art. 10.56 Wm i.v.m. art. 5 Regeling EG-verordening overbrenging van afvalstoffen

1/2

           
     

Nummer BM 011: Besluit inzamelen afvalstoffen

   

BM

011

 

als inzamelaar tijdens het inzamelen geen gewaarmerkte kopie van het certificaat waaruit blijkt dat hij op de lijst van inzamelaars staat vermeld, zichtbaar ten behoeve van de handhaving aanwezig hebben

art. 6 Besluit inzamelen afvalstoffen

1/2

           
     

Nummers BM 012 – BM 015: Besluit beheer autowrakken

   

BM

012

a

als producent en/of importeur van voertuigen die onder zijn verantwoordelijkheid in Nederland aan een ander ter beschikking zijn gesteld geen zorg dragen voor: een landelijk dekkend innamesysteem voor autowrakken

art. 8 sub a Besluit beheer autowrakken

1/2

BM

012

b

als producent en/of importeur van voertuigen die onder zijn verantwoordelijkheid in Nederland aan een ander ter beschikking zijn gesteld geen zorg dragen voor: het om niet kunnen afgeven van autowrakken

art. 8 sub b Besluit beheer autowrakken

1/2

BM

012

c

als producent en/of importeur van voertuigen die onder zijn verantwoordelijkheid in Nederland aan een ander ter beschikking zijn gesteld geen zorg dragen voor: het opzetten van een verwerkingssysteem voor autowrakken

art. 8 sub c Besluit beheer autowrakken

1/2

BM

013

 

als producent en/of importeur van voertuigen niet binnen dertien weken nadat dit besluit op hem van toepassing is geworden, aan Onze Minister mededeling doen over de wijze waarop uitvoering zal worden geven aan de verplichtingen

art. 12 lid 1 Besluit beheer autowrakken

1/2

BM

014

 

als producent en/of importeur van voertuigen niet de verplichtingen uitvoeren overeenkomstig de mededeling, zoals onze minister daarmee heeft ingestemd

art. 14 Besluit beheer autowrakken

1/2

BM

015

 

als producent en/of importeur van voertuigen niet voor 1 augustus van elk jaar aan Onze Minister een verslag zenden over de uitvoering van de verplichtingen in het voorafgaande kalenderjaar

art. 15 lid 1 Besluit beheer autowrakken

1/2

           
     

Nummer BM 016: Besluit beheer batterijen en accu’s 2008

   

BM

016

 

als producent en/of fabrikant van batterijen en/of accu’s niet binnen dertien weken nadat de Regeling beheer batterijen en accu’s 2008 op hem van toepassing is geworden, mededeling doen aan Onze Minister

art. 2 lid 1 Besluit beheer batterijen en accu’s 2008

1/2

           
     

Nummers BM 017 – BM 021: Regeling beheer batterijen en accu’s 2008

   

BM

017

 

als producent van draagbare batterijen en/of accu’s geen zorg dragen voor een inzamelingssysteem dat de eindgebruikers in staat stelt om zich in hun nabijheid kosteloos op een in voldoende mate toegankelijk inzamelpunt in Nederland van die draagbare batterijen en accu’s te ontdoen

art. 5 lid 1 Regeling beheer batterijen en accu’s 2008

1/2

BM

018

 

als producent van draagbare batterijen en/of accu’s geen zorg dragen voor een systeem voor de verwerking en de recycling als materiaal van afgedankte batterijen en accu’s

art. 7 lid 1 sub a Regeling beheer batterijen en accu’s 2008

1/2

BM

019

 

batterijen en/of accu’s en/of batterijpakken zijn voorzien van het symbool, bedoeld in bijlage II, van richtlijn 2006/66/EG (afvalcontainer met kruis)

art. 9 lid 1 sub a Regeling beheer batterijen en accu’s 2008

1/2

BM

020

 

als producent van draagbare batterijen en/of accu’s zich niet laten registreren bij de Minister van Infrastructuur en Milieu

art. 12 Regeling beheer batterijen en accu’s 2008

1/2

BM

021

 

als fabrikant en/of producent van draagbare batterijen en/of accu’s niet voor 1 augustus van elk jaar aan de Minister van Infrastructuur en Milieu een verslag zenden

art. 13 lid 1 Regeling beheer

1/2

           
     

Nummer BM 022: Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur

   

BM

022

 

als producent van elektrische en/of elektronische apparatuur niet binnen dertien weken nadat de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur op hem van toepassing is geworden mededeling doen aan onze minister

art. 4 lid 1 Besluit beheer elektrische en elektronische apparatuur

1/2

           
     

Nummers BM 023 – BM 026: Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur

   

BM

023

 

als producent van elektrische en/of elektronische apparatuur niet zorg dragen voor een gescheiden inzameling van afgedankte, door hem geproduceerde elektrische en/of elektronische apparatuur, niet zijnde van particuliere huishoudens

art. 7 Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

024

 

als producent van elektrische en/of elektronische apparatuur geen zorg dragen voor vervoer en/of verwerking van afgedankte elektrische en/of elektronische apparatuur

art. 8 lid 1 en 2 Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

025

a

als producent van elektrische/elektronische apparatuur de door hem geproduceerde elektrische/elektronische apparatuur niet voorzien van: een symbool zoals opgenomen is in bijlage IV bij richtlijn nr. 2002/96/EG (afvalcontainer met kruis)

art. 13 lid 1 sub a Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

025

b

als producent van elektrische en/of elektronische apparatuur de door hem geproduceerde elektrische en/of elektronische apparatuur niet voorzien van: een aanduiding waardoor de producent duidelijk is te identificeren

art. 13 lid 1 sub b Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

025

c

als producent van elektrische/elektronische apparatuur de door hem geproduceerde elektrische/elektronische apparatuur niet voorzien van: een aanduiding waaruit blijkt dat het apparaat na 13 augustus 2005 op de markt is gebracht

art. 13 lid 1 sub c Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

026

 

als producent van elektrische en/of elektronische apparatuur niet binnen 6 maanden na afloop van ieder kalenderjaar de Minister van Infrastructuur en Milieu informeren

art. 16 Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur

1/2

           
     

Nummers BM 027 – BM 028: Regeling meetmethoden verbranden afvalstoffen

   

BM

027

 

niet voor 1 april van elk kalenderjaar de met betrekking tot het voorafgaande kalenderjaar geregistreerde gegevens vastgelegd in een rapport toezenden aan het bevoegd gezag

art. 14 lid 2 Regeling meet-methoden verbranden afvalstoffen

1/2

BM

028

 

niet binnen drie maanden nadat een meting of parallelmeting is uitgevoerd de rapportage aan het bevoegd gezag zenden

art. 15 lid 2 Regeling meet-methoden verbranden afvalstoffen

1/2

           
     

Nummers BM 043 – BM 044: Asbestverwijderingsbesluit (Avb)

   

BM

043

 

bij het gehele of gedeeltelijk slopen van een gebouw of object, niet beschikken over een asbestinventarisatierapport

artikel 3.1 Avb

1

BM

044

 

bij het verwijderen van asbest uit een gebouw of object, niet beschikken over een asbestinventarisatierapport

artikel 3.2 Avb

1

           
     

Nummers BM 045 – BM 066: Besluit gebruik meststoffen (BGM)

   

BM

045

 

gebruiken van meststoffen

art. 1a lid 1 BGM

1/2

BM

046

 

gebruiken van zuiveringsslib en overige organische meststoffen

art. 1b lid 1 BGM

1/2

BM

047

 

gebruiken van zuiveringsslib op weideland gedurende de periode van beweiding

art. 1d onderdeel a BGM

1/2

BM

048

 

gebruiken van zuiveringsslib op grond die wordt gebruikt voor de teelt van voedergewassen, minder dan drie weken voor de oogst

art. 1d onderdeel b BGM

1/2

BM

049

 

gebruiken van zuiveringsslib op grond die wordt gebruikt voor groente- of fruitaanplant, met uitzondering van fruitbomen, gedurende de groeiperiode van de groente onderscheidenlijk het fruit

art. 1d onderdeel c BGM

1/2

BM

050

 

gebruiken van zuiveringsslib op grond die is bestemd voor de teelt van groenten of vruchten, die gewoonlijk in rechtstreeks contact met de bodem staan en rauw worden geconsumeerd, minder dan tien maanden voor de oogst alsmede tijdens de oogst

art. 1d onderdeel d BGM

1/2

BM

051

a

gebruiken van dierlijke meststoffen of compost: op natuurterrein

art. 2 lid 1 BGM

1/2

BM

051

b

gebruiken van dierlijke meststoffen of compost: op overige grond

art. 2 lid 1 BGM

1/2

BM

052

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, of een mengsel met deze meststoffen, terwijl de bodem geheel of gedeeltelijk is bevroren of geheel of gedeeltelijk is bedekt met sneeuw

art. 3 lid 1 BGM

1/2

BM

053

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze messtoffen, terwijl de bovenste bodemlaag met water is verzadigd

art. 3a BGM

1/2

BM

054

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen in de periode van 1 september tot en met 31 januari, terwijl de bodem tegelijkertijd wordt bevloeid, beregend of geïnfiltreerd

art. 3b lid 1 BGM

1/2

BM

055

 

gebruiken van vaste dierlijke meststoffen of steekvast zuiveringsslib in de periode van 1 september tot en met 31 januari

art. 4 lid 1 BGM

1/2

BM

056

 

gebruiken van drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib in de periode van 1 augustus tot en met 15 februari

art. 4 lid 3 BGM

1/2

BM

057

 

gebruiken van stikstofkunstmest op bouwland of grasland in de periode van 16 september tot en met 31 januari

art. 4a lid 1 BGM

1/2

BM

058

 

vernietigen van de graszode op grasland

art. 4b lid 1 BGM

1/2

BM

059

 

niet-emissie-arm aanwenden van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of een mengsel met deze meststoffen op grasland of bouwland

art. 5 BGM

1/2

BM

060

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen anders dan door een zo gelijkmatig mogelijke verspreiding over het perceel waarop de meststoffen worden gebruikt

art. 6 BGM

1/2

BM

061

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op grond met een hellingspercentage van 7 of meer indien de desbetreffende grond is aangetast door geulenerosie

art. 6a lid 1 BGM

 

BM

062

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op niet-beteelde grond met een hellingspercentage van 7 of meer

art. 6b lid 1 BGM

1/2

BM

063

 

gebruiken van stikstofkunstmest op niet-beteelde grond met een hellingspercentage van 7 of meer

art. 6c BGM

1/2

BM

064

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op bouwland met een hellingspercentage van 18 of meer

art. 6d BGM

1/2

BM

065

 

niet direct aansluitend na de teelt van maïs op zand- en lössgronden telen van een bij ministeriële regeling aangewezen gewas

art. 8a lid 1 BGM

1/2

BM

066

 

vernietigen van gewassen die na maïs worden geteeld, bedoeld in het eerste lid, voor 1 februari van het daarop volgende jaar

art. 8a lid 2 BGM jo art. 8a lid 1 BGM

1/2

           
     

Nummers BM 067 – BM 078: Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Bhvbz)

   

BM

067

 

door de houder van een badinrichting geen zorg dragen dat voorafgaand aan de ingebruikneming van de badinrichting een analyse wordt uitgevoerd met betrekking tot het risico dat niet wordt voldaan aan het eerste lid van artikel 2a Bhvbz

art 2a lid 2 Bhvbz jo art. 2a lid 1 Bhvbz

2

BM

068

 

door de houder van een badinrichting niet binnen drie maanden na het gereedkomen van de risicoanalyse bedoeld in artikel 2a Bhvbz een beheersplan opstellen voor het zwem- of badwatersysteem van de badinrichting of niet binnen drie maanden een bestaand beheersplan herzien, terwijl uit risicoanalyse blijkt dat sprake is van het in artikel 2a, tweede lid, Bhvbz bedoelde risico

art 2b lid 1 Bhvbz jo art. 2a Bhvbz

2

BM

069

 

door de houder van een badinrichting de in het beheersplan, bedoeld in artikel 2b, eerste lid, Bhvbz, vermelde risicopunten niet ten minste halfjaarlijks op de aanwezigheid van Legionella laten onderzoeken door een laboratorium als bedoeld in artikel 10 Bhvbz

art 2c lid 1 jo art. 10 Bhvbz

2

BM

070

 

door de houder van een badinrichting niet onmiddellijk na de vaststelling van een concentratie van legionellabacteriën van 100 of meer kolonievormende eenheden per liter op de in artikel 2a, vierde lid, onder d, Bhvbz bedoelde risicopunten, gedeputeerde staten hiervan in kennis stellen

art 2d lid 1 Bhvbz

2

BM

071

 

ontbreken in de toevoer naar of afvoer van de filters, die deel uitmaken van de waterzuiverings¬installatie van een badinrichting, van een voorziening waarmee de hoeveelheid water kan worden bepaald, die in een bepaalde tijdseenheid wordt toegevoerd, onderscheidenlijk afgevoerd

art. 6 lid 1 Bhvbz

2

BM

072

 

ontbreken bij gesloten zandfilters, die deel uitmaken van de waterzuiverings¬installatie van een badinrichting, waarbij het filtermateriaal in fluïdisatie geraakt, van een voorziening waardoor dit in fluïdisatie geraken waargenomen kan worden

art 7 lid 2 Bhvbz

2

BM

073

 

door de houder van een badinrichting de parameters die zijn aangegeven in bijlage I van Bhvbz, niet ten minste zo vaak als in die bijlage is aangegeven, onderzoeken

art 9 lid 1 Bhvbz jo bijlage I Bhvbz

2

BM

074

 

door de houder van een badinrichting de parameters die zijn aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage I van Bhvbz niet ten minste zo vaak als in die bijlage is aangegeven, op de in de bijlage IV van Bhvbz aangegeven wijze, laten onderzoeken door een laboratorium dat voldoet aan de in artikel 10, eerste lid, Bhvbz gestelde eisen

art 10 lid 1 Bhvbz

2

BM

075

 

door de houder van een badinrichting de uitkomsten van een onderzoek als bedoeld in artikel 10 lid 1 Bhvbz, niet laten noteren in een aan hem uit te brengen rapport

art 10 lid 2 Bhvbz jo art 10 lid 1 Bhvbz

2

BM

076

 

vloeren van badinrichtingen die bestemd zijn om met blote voeten te worden betreden, zijn niet zodanig aangelegd dat het afvloeien van schrobwater of regenwater in het bassin niet mogelijk is

art 15 lid 1 onder c Bhvbz

2

BM

077

 

diepte van het zwem- en badwater van een badinrichting is voor de zwemmers en baders niet duidelijk zichtbaar aangegeven op alle punten waar dit met het oog op hun veiligheid van belang is

art 21 Bhvbz

2

BM

078

 

in de badinrichting wordt gedurende de openstelling niet in voldoende mate toezicht uitgeoefend

art 25 Bhvbz

2

           
     

Nummers BM 079 – BM 081: Ontgrondingenwet (Ogw)

   

BM

079

a

ontgronden zonder vergunning: als degene die ontgrondt

art. 3 Ogw

1/2

BM

079

b

ontgronden zonder vergunning: als zakelijk gerechtigde of als gebruiker van enig onroerende zaak

art. 3 Ogw

1/2

BM

080

 

niet melden van een van de vergunningplicht vrijgestelde ontgronding

art. 7 Ogw

1/2

BM

081

 

starten met een ontgronding zonder machtiging verleend door bevoegd gezag na verstrijken termijn als bedoeld in artikel 3:16 Awb

art. 12 Ogw

1/2

           
     

Nummers BM 082 – BM 089: Wet bodembescherming (WBB)

   

BM

082

a

door degene die de bodem saneert, alsmede degene die de sanering feitelijk uitvoert niet melden van (voorschriften opgenomen in beschikking, provinciale of gemeentelijke verordening): start sanering overeenkomstig vastgestelde termijn of voorafgaand aan de feitelijke sanering

39a WBB / Provinciale Milieu Verordening (PMV)

1/2

BM

082

b

door degene die de bodem saneert, alsmede degene die de sanering feitelijk uitvoert niet melden van (voorschriften opgenomen inbeschikking, provinciale of gemeentelijke verordening): het bereiken van de einddiepte van een grondsanering vóór het aanbrengen van aanvulgrond of deklaag

39a WBB / Provinciale Milieu Verordening (PMV)

1/2

BM

083

 

door degene die voornemens is te saneren dan wel handelingen te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd en/of verplaatst overeenkomstig de regels gesteld krachtens het eerste lid van artikel 39 a, eerste lid WBB, dat voornemen niet vijf werkdagen voor de start van de bussanering melden aan gedeputeerde staten van de betrokken provincie

39b lid3 WBB (jo 2.1 RUS)

1/2

BM

084

a

door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht met betrekking tot niet gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen: 0 t/m 5 m3

13 WBB

1/2

BM

084

b

door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht met betrekking tot niet gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen: 6 t/m 10 m3

13 WBB

1/2

BM

085

 

door degene die voornemens is de bodem te saneren, bij de melding daarvan bij gedeputeerde staten van de betrokken provincie niet verstrekken van de juiste gegevens

28 WBB

1/2

BM

086

 

door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, hebben van een depot langer dan de duur van de sanering of langer dan 6 maanden

39a WBB en 2.1. Wabo

1/2

BM

087

a

door degene die bouw- en sloopafval bewerkt met een mobiele puinbreker niet (tijdig) melden van dat bewerken aan burgemeester en wethouders

art. 4 lid 1 Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval

1

BM

088

 

door degene die de bodem heeft gesaneerd, dan wel een fase van de sanering heeft uitgevoerd, daarvan niet zo spoedig mogelijk een verslag indienen bij gedeputeerde staten of in dat verslag niet de vereiste gegevens verstrekken

39c WBB

1/2

BM

089

 

door degene die de bodem heeft gesaneerd, dan wel een fase van de sanering heeft uitgevoerd, het nazorgplan niet tegelijk, dan wel niet zo spoedig mogelijk na de toezending van het saneringsverslag indienen

39d WBB

1/2

           
     

Nummers BM 090 – BM 104: Besluit uniforme saneringen (BUS) en Regeling uniforme saneringen (RUS)

   

BM

090

 

door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet afdoende afsluiten en/of omgeven van de saneringslocatie en/of depots met een hekwerk

2 lid 2 BUS (jo 2.2 lid 3 RUS)

1/2

BM

091

 

door de milieukundig begeleider van de sanering niet bijhouden van een logboek

2 lid 2 BUS (jo 2.3, derde lid RUS)

1/2

BM

092

 

door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet (tijdig) melden van wijzigingen o.b.v. het Besluit uniforme saneringen en de daarbij behorende Regeling uniforme saneringen

10 lid 1 en 2 bus en art. 1.4 lid 1 en 2 RUS

1/2

BM

093

 

door degene die de bodem saneert of door degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet deugdelijk afdekken van opgeslagen bij de sanering vrijkomende verontreinigde grond en/of bodemvreemd materiaal

2 lid 2 BUS (jo 2.4 RUS) 8.1 Wm

1/2

BM

094

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet deugdelijk afdekken van containers voor tijdelijke opslag van bij de sanering vrijkomende verontreinigde grond en/of bodemvreemd materiaal

2 lid 2 BUS (jo 2.4 RUS) 8.1 Wm

1/2

BM

095

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, tijdelijke depots met bij de sanering vrijkomende verontreinigde grond of bodemvreemd materiaal na afronding van de grondsanering of langer dan 6 maanden in werking hebben

2 lid 2 BUS (jo 2.4 RUS) 8.1 Wm

1/2

BM

096

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, vrijgekomen asbesthoudende grond of bodemmateriaal niet uiterlijk binnen vier weken na het vrijkomen ervan afvoeren

2 lid 2 BUS (jo 2.5 RUS)

1/2

BM

097

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, de verontreinigingsituatie onder de isolatielaag niet beschrijven in het evaluatieverslag m.b.t. kleinschalige immobiele verontreinigingen

2 lid 2 BUS (jo 3.1.9 RUS)

1/2

BM

098

a

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet afvoeren van de ontgraven verontreinigde grond m.b.t. kleinschalige immobiele verontreinigingen: t/m 10 m3

2 lid 2 en 3 BUS (jo 3.1.2 RUS, jo 3.2.2 onder b

1/2

BM

098

b

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet afvoeren van de ontgraven verontreinigde grond m.b.t. kleinschalige immobiele verontreinigingen: van 11 m3 tot 40 m3

2 lid 2 en 3 BUS (jo 3.1.2 RUS, jo 3.2.2 onder b

1/2

BM

099

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, langer dan 3 werkdagen opslaan van verontreinigde grond op de saneringslocatie ter bepaling van de afvoerbestemming m.b.t. kleinschalige mobiele verontreinigingen

2 lid 2 BUS (jo 3.2.7 RUS)

1/2

BM

100

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet melden van de datum waarop de einddiepte van de ontgraving zal worden bereikt uiterlijk één werkdag voorafgaande aan het bereiken van dat punt aan het bevoegd gezag gemeld m.b.t. kleinschalige mobiele verontreinigingen

2 lid 2 BUS (jo 3.2.6 RUS)

1/2

BM

101

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert m.b.t. tijdelijk uitplaatsen van verontreinigde grond de grond niet terugplaatsen in de ontgraving

2 lid 2 en en 3 en 7 BUS (jo 3.3.2 RUS)

1/2

BM

102

 

niet schriftelijk melden van de datum van voltooiing van de sanering binnen twee weken na beëindiging van de saneringswerkzaamheden aan het bevoegd gezag

11 BUS (jo 4.1 RUS)

1/2

BM

103

 

door degene die de landbodem of waterbodem heeft gesaneerd, niet na de uitvoering van de sanering daarvan binnen acht weken na beëindiging van de saneringswerkzaamheden schriftelijk verslag doen aan het bevoegd gezag of niet de juiste gegevens verstrekken in het verslag

13 BUS

1/2

BM

104

 

door degene die saneert, niet uiterlijk vijf werkdagen voorafgaande aan de aanvang van de sanering aan het bevoegd gezag schriftelijk de datum of het tijdstip van de feitelijke aanvang van de saneringswerkzaamheden melden

39b lid3 Wbb, art 2, lid 2 BUS jo 2.1 RUS

1/2

           
     

Nummers BM 105 – BM 112: Besluit bodemkwaliteit (Bbk)

   

BM

105

a

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: de samenstellings- en emissiewaarden van de bouwstof zijn bepaald overeenkomstig de bij ministeriele regeling gestelde methoden door of onder toezicht van een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning

art. 28 lid 1 onder a Bbk

1/2

BM

105

b

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: een bij ministeriele regeling aangewezen persoon of instelling op een bij ministeriele regeling voorgeschreven wijze heeft vastgesteld dat de vastgestelde maximale samenstellings- en emissiewaarden niet zijn overschreden

Art. 28 lid 1 onder b Bbk

1/2

BM

105

c

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: uit een milieuhygiënische verklaring blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde in onderdeel a en b

art. 28 lid 1 onder c Bbk

1/2

BM

105

d

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: een afleveringsbon bij de desbetreffende partij aanwezig is die de bij ministeriele regeling vastgestelde gegevens bevat

art. 28 lid 1 onder d Bbk

1/2

BM

106

 

door degene die voornemens is een bouwstof toe te passen, dit voornemen niet ten minste vijf werkdagen voor het toepassen aan de Minister van Infrastructuur en Milieu melden

art. 32 lid 1 Bbk

1/2

BM

107

 

door degene die voornemens is een IBC-bouwstof toe te passen als bedoeld in artikel 30, dat voornemen niet ten minste vier weken voor het toepassen aan de Minister van Infrastructuur en Milieu melden

art. 32 lid 2 Bbk

1/2

BM

108

 

door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, niet overeenkomstig de bij ministeriele regeling bepaalde methoden door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning, de kwaliteit van de grond of baggerspecie laten vaststellen

art. 38 lid 1 Bbk

1/2

BM

109

 

geen milieuhygiënische verklaring aanwezig hebben bij een partij grond en/of baggerspecie

art. 38 lid 2 Bbk

1/2

BM

110

 

de kwaliteit van de bodem waarop of waarin de grond en/of baggerspecie wordt toegepast, niet laten vaststellen overeenkomstig de bij regeling van Onze Ministers bepaalde methoden door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning

art. 40 lid 1 jo 9 lid 1 Bbk

1/2

BM

111

 

niet aanwezig hebben van een milieuhygiënische verklaring waaruit de kwaliteit van de bodem blijkt

art. 40, lid 2 Bbk

1/2

BM

112

 

door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, dat voornemen niet ten minste vijf werkdagen van tevoren aan de Minister van Infrastructuur en Milieu melden

art. 42 jo art. 35 Bbk

1/2

           
     

Nummers BM 337 – BM 346: Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO)

   

BM

337

 

als drijver van de inrichting niet voorhanden hebben van het document, bedoeld in artikel 5, tweede lid, BRZO met betrekking tot het beleid ter voorkoming van zware ongevallen

art. 5 lid 2 BRZO

2

BM

338

 

als drijver van de inrichting niet ingevoerd hebben van een veiligheidsbeheerssysteem, bedoeld in artikel 5, derde lid, BRZO

art. 5 lid 3 BRZO

2

BM

339

 

als drijver van de inrichting niet onverwijld schriftelijk in kennis van het bevoegd gezag stellen van de significante wijzigingen als bedoeld in artikel 6 BRZO

art. 6 lid 1 BRZO

2

BM

340

 

in de inrichting niet aanwezig zijn van een veiligheidsrapport, bedoeld in artikel 9 van het BRZO

art. 9 BRZO

2

BM

341

 

niet tijdig toezenden van het bijgewerkte veiligheidsrapport aan het bevoegd gezag, bedoeld in artikel 14 BRZO

art. 14 lid 1 BRZO

2

BM

342

 

niet beschikken over een bijgewerkte lijst van in de inrichting aanwezige gevaarlijke stoffen, bedoeld in artikel 21 van het BRZO

art. 21 lid 1 BRZO

2

BM

343

 

het niet tijdig door degene die de BRZO-inrichting gaat drijven, toezenden aan het bevoegd gezag van de nog niet verstrekte gegevens als bedoeld in bijlage III, onder e, 3 en onder r, BRZO

13 lid 2 jo lid 1 BRZO

2

BM

344

 

het niet tijdig door degene die de BRZO-inrichting gaat drijven, toezenden aan het bevoegd gezag van de nog niet verstrekte gegevens als bedoeld in artikel 4.13, eerste lid, van de Regeling omgevingsrecht

13 lid 2 BRZO j. 4.13 lid 1 Regeling omgevingsrecht

2

BM

345

 

het niet tijdig door de drijver van een inrichting toezenden aan het bevoegd gezag van de nog niet verstrekte gegevens als bedoeld in bijlage III, onder 1, onder e, 3o, en onder r, BRZO

13 lid 3 jo lid 1 BRZO

2

BM

346

 

het niet tijdig door degene die de BRZO-inrichting gaat drijven, toezenden aan het bevoegd gezag van de nog niet verstrekte gegevens als bedoeld in artikel 4.17 van de Regeling omgevingsrecht

artikel 13, lid 3 BRZO jo artikel 4.17 van de Regeling omgevingsrecht

2

           
     

Nummers BM 119 – BM 126: Besluit detectie radioactief besmet schroot

   

BM

119

a

een inrichting drijven en niet onverwijld de ioniserende straling van het schroot dat binnen de inrichting wordt gebracht meten: meetapparatuur wel aanwezig

art. 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot

1/2

BM

119

b

een inrichting drijven en niet onverwijld de ioniserende straling van het schroot dat binnen de inrichting wordt gebracht meten: meetapparatuur niet aanwezig

art. 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot

1/2

BM

120

 

een inrichting drijven zonder een register van de metingen, bedoeld in art. 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot, bij te houden

art. 5 Besluit detectie radioactief besmet schroot jo art. 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot

1/2

BM

121

 

metingen als bedoeld in artikel 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot niet door deskundige laten verrichten

art. 6 jo art.3 Besluit detectie radioactief besmet schroot

2

BM

122

 

de registratie van de gegevens als bedoeld in artikel 5 Besluit detectie radioactief besmet schroot niet door deskundige laten verrichten

art. 6 jo art. 5 Besluit detectie radioactief besmet schroot

2

BM

123

 

het niet stellen van financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit verwijderen van radioactief besmet schroot

art. 7/8/9 Besluit detectie radioactief besmet schroot

2

BM

124

 

het niet stellen van financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het afvoeren van afgedankte hoogactieve bron

art. 20d Besluit stralingsbescherming

2

BM

125

a

voor het verwerven van een hoogactieve bron niet aan de Minister van Economische Zaken verstrekken van: iinformatie over volume van de bron en bronhouder en vaste afscherming

art. 20f Besluit stralingsbescherming

1/2

BM

125

b

voor het verwerven van een hoogactieve bron niet aan de Minister van Economische Zaken verstrekken van: schriftelijk bewijs dat fin. zekerheid is gesteld

art. 20f Besluit stralingsbescherming

1/2

BM

126

 

als ondernemer die handelingen als bedoeld in art. 120 van het Besluit stralingsbescherming verricht geen administratie bij houden van die handelingen

art. 120 Besluit stralingsbescherming

1/2

           
     

Nummers BM 127 – BM 135: Scheepsafvalstoffenbesluit (SAB)

   

BM

127

 

als schipper er geen zorg voor dragen dat bilgewater en overige olie- en vethoudende scheepsafvalstoffen aan boord in de bilge van de machinekamer, onderscheidenlijk gescheiden in de daarvoor bestemde verzamelreservoirs, worden verzameld en bewaard

art. 11 SAB

1/2

BM

128

 

als schipper voor de opslag van afgewerkte olie los aan dek staande verzamelreservoirs gebruiken

art. 12 lid 2 SAB

1/2

BM

129

 

als schipper er niet zorg voor dragen dat een geldig olie-afgifteboekje aan boord aanwezig is

art. 14 lid 1 SAB

1/2

BM

130

 

als schipper, na verkrijging van een nieuw olie-afgifteboekje, niet het voorgaande olie-afgifteboekje ten minste zes maanden na de datum van de laatste daarin opgenomen vermelding van een afgifte aan boord bewaren

art. 14 lid 4 SAB

1/2

BM

131

a

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: het schip bij het laden vrij van overslagresten of het verwijderen van overslagresten na het laden

art. 33 jo 41 SAB

2

BM

131

b

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: aansluitend aan het lossen van droge lading van of uit het laadruim van een schip de in het laadruim achtergebleven restlading en/of verpakkings- en stuwingsmateriaal verwijderen en zoveel mogelijk toevoegen aan geloste lading

art 33 jo 42 SAB

2

BM

131

c

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: aansluitend aan het lossen van vloeibare lading uit een ladingtank van een schip met behulp van een leiding, aangesloten op het nalenssysteem van het schip, de restlading uit de ladingtank verwijderen, zodanig dat de losstandaard nagelensde ladingtank wordt bereikt

art 33 jo 43 SAB

2

BM

131

d

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: bij het lossen uit een laadruim of een ladingtank van een schip het laadruim of die ladingtank wassen en het afvalwater met ladingrestanten innemen

art. 33 jo 45 SAB

2

BM

131

e

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: wassen van het laadruim en de ladingtank en het innemen en op de bedrijfsriolering lozen van afvalwater dat ladingrestanten bevat in een geval als bedoeld in artikel 46, eerste en tweede lid, SAB

art. 33 jo 46 SAB

2

BM

131

f

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: in het laadruim achterlaten van afvalwater dat ladingrestanten bevat en zich na het lossen of wassen in dat laadruim bevindt, in een geval als bedoeld in artikel 48, onder a t/m c, SAB

art. 33 jo 48 SAB

2

BM

131

g

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: voorleggen van de losverklaring in drievoud aan de schipper dan wel, als het schip niet onder gezag van de schipper staat, aan de exploitant van het schip

art. 33 jo 53, vierde lid SAB

2

BM

131

h

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: het bewaren van het ingevolge artikel 54 SAB ontvangen exemplaar van de losverklaring in de bedrijfsadministratie

art 33 SAB

2

BM

132

 

de schipper draagt er geen zorg voor dat de losverklaringen, ontvangen overeenkomstig art 53 SAB, het transport begeleiden

art 56 SAB

1/2

BM

133

 

als schipper met het schip na het laden de laadplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat de overslagresten zijn verwijderd

art.55, lid 1

1/2

BM

134

a

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: de overslagresten zijn verwijderd

art. 55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BM

134

b

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: alle geloste laadruimen zijn nagelost en/of ladingtanks nagelensd

art. 55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BM

134

c

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: voldaan is aan de wasverplichting indien die van toepassing is dan wel hem daartoe volgens de bepalingen uit art 47 SAB een voorziening is toegewezen

art. 55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BM

134

d

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: het afvalwater dat ladingresten bevat, is ingenomen, dan wel hem daartoe een ontvangstvoorziening is toegewezen, in een geval als bedoeld in de artikelen 45, 46 of 49 SAB

art. 55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BM

135

 

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder te voldoen aan de bepalingen ten aanzien van de losverklaring uit artikel 54 SAB

art. 55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

           
     

Nummers BM 136 – BM 165: Vuurwerkbesluit (Vwb)

   

BM

136

 

als ondernemer consumentenvuurwerk aan een particulier afleveren buiten de verkoopruimte

art. 2.3.4 Vwb

1/2

BM

137

a

andere werkzaamheden in de bufferbewaarplaats verrichten dan volgens vs. 3.2 van Bijlage I Vuurwerkbesluit is toegestaan: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.2

1/2

BM

137

b

andere werkzaamheden in de bufferbewaarplaats verrichten dan volgens vs. 3.2 van Bijlage I Vuurwerkbesluit is toegestaan: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.2

2

BM

138

a

in de bufferbewaarplaats andere werkzaamheden verrichten dan het inbrengen/uitnemen van verpakt vuurwerk: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.3

1/2

BM

138

b

in de bufferbewaarplaats andere werkzaamheden verrichten dan het inbrengen/uitnemen van verpakt vuurwerk: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.3

2

BM

139

a

de deur van de bufferbewaarplaats niet gesloten houden anders dan ten tijde van het inbrengen of uitnemen van consumentenvuurwerk: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.4

1/2

BM

139

b

de deur van de bufferbewaarplaats niet gesloten houden anders dan ten tijde van het inbrengen of uitnemen van consumentenvuurwerk: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.4

2

BM

140

a

niet voldoen aan inrichting bufferbewaarplaats volgens vs. 3.6 van Bijlage I Vuurwerkbesluit: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.6

1/2

BM

140

b

niet voldoen aan inrichting bufferbewaarplaats volgens vs. 3.6 van Bijlage I Vuurwerkbesluit: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.6

2

BM

141

a

tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk meer dan 500 kg consumentenvuurwerk aanwezig hebben in de verkoopruimte: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1

1/2

BM

141

b

tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk meer dan 500 kg consumentenvuurwerk aanwezig hebben in de verkoopruimte: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1

2

BM

142

a

buiten de openingstijden van de winkel tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk anders dan 200 kg fop- en schertsvuurwerk in de verkoopruimte aanwezig hebben: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1

1/2

BM

142

b

buiten de openingstijden van de winkel tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk anders dan 200 kg fop- en schertsvuurwerk in de verkoopruimte aanwezig hebben: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1

2

BM

143

a

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk niet hebben opgeslagen in een vitrine, stelling of winkelkast: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

1/2

BM

143

b

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk niet hebben opgeslagen in een vitrine, stelling of winkelkast: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

2

BM

144

a

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen in een vitrine, stelling of winkelkast, welke vitrine, stelling of winkelkast zich niet buiten het bereik van het publiek bevindt: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

1/2

BM

144

b

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen in een vitrine, stelling of winkelkast, welke vitrine, stelling of winkelkast zich niet buiten het bereik van het publiek bevindt: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

2

BM

145

a

het niet voldoen aan de constructie-eisen zonder dat vuurwerk aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 2

1/2

BM

145

b

het niet voldoen aan de constructie-eisen zonder dat vuurwerk aanwezig is: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 2

2

BM

146

a

het niet voldoen aan de constructie-eisen terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 2

1/2

BM

146

b

het niet voldoen aan de constructie-eisen terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 2

2

BM

147

a

het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie zonder dat vuurwerk aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5

1/2

BM

147

b

het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie zonder dat vuurwerk aanwezig is: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5

2

BM

148

a

het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5

1/2

BM

148

b

het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5

2

BM

149

a

in gebruik nemen van bewaarplaats, bufferbewaarplaats en verkoopruimte zonder dat voldaan is aan vs. 5.3 van Bijlage I Vuurwerkbesluit met betrekking tot inspectierapport en/of certificaat B: inrichtingen t/m 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 5.3

1/2

BM

149

b

in gebruik nemen van bewaarplaats, bufferbewaarplaats en verkoopruimte zonder dat voldaan is aan vs. 5.3 van Bijlage I Vuurwerkbesluit met betrekking tot inspectierapport en/of certificaat B: inrichtingen vanaf 10.000 kg

art. 2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 5.3

2

BM

150

 

als degene die vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik vervaardigt, binnen het grondgebied van Nederland brengt, of voor handelsdoeleinden voorhanden heeft, niet registreren hetgeen onder artikel 1.4 lid 1, sub a en b is aangeduid

art. 1.4.2 lid 1 Vwb

2

BM

152

 

als degene die vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengt, niet een melding doen bij bevoegd gezag die voldoet aan art. 1.3.2 lid 1 Vuurwerkbesluit

art. 1.3.2 lid 1 Vwb

2

BM

153

 

als degene die consumentenvuurwerk aan een groothandelaar ter beschikking stelt of professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik aan een ander ter beschikking stelt, niet een melding doen bij bevoegd gezag die voldoet aan art. 1.4.1 lid 1 Vuurwerkbesluit

art. 1.4.1 lid 1 Vwb

2

BM

154

 

vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel brengen, voorhanden hebben of aan een ander ter beschikking stellen dat/die niet voldoen aan de fundamentele veiligheidseisen

art. 1A.2.1 lid 1 Vwb

2

BM

155

 

vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel brengen voorhanden hebben of aan een ander ter beschikking stellen terwijl dat/die niet zijn onderworpen aan de conformiteitsbeoordelingsprocedure

art. 1A.2.1 lid 2 Vwb

2

BM

156

 

vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel brengen, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen of gebruiken anders dan met inachtneming van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 1A.4.1, 2.1.3, 3.1.1 en 3A.1.1 met betrekking tot de aanduiding en het bezigen van vermeldingen

art. 1A.2.1 lid 3 Vwb

2

BM

157

 

in strijd met artikel 1.2.5 Vuurwerkbesluit niet ononderbroken een vervoermiddel met vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik beladen en/of daaruit lossen

art. 1.2.5 lid 1 onder b Vwb

1/2

BM

159

a

als degene die een inrichting drijft als bedoeld in artikel 1.1.4, 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 Vuurwerkbesluit er niet voor zorgen dat B&W en/of de burgemeester van de gemeente waarin de inrichting is gelegen en/of de commandant van de regionale brandweer, bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 Vuurwerkbesluit: opslag voor doorvoer

art. 1.4.3 Vwb jo art. 1.4.1 Vwb jo art. 2.2.1 Vwb jo art. 3.2.1 Vwb jo art. 3A.2.1 Vwb

2

BM

159

b

als degene die een inrichting drijft als bedoeld in artikel 1.1.4, 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 Vuurwerkbesluit er niet voor zorgen dat B&W en/of de burgemeester van de gemeente waarin de inrichting is gelegen en/of de commandant van de regionale brandweer, bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 Vuurwerkbesluit: opslag cons.vuurwerk

art. 1.4.3 Vwb jo art. 1.4.1 Vwb jo art. 2.2.1 Vwb jo art. 3.2.1 Vwb jo art. 3A.2.1 Vwb

1/2

BM

159

c

als degene die een inrichting drijft als bedoeld in artikel 1.1.4, 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 Vuurwerkbesluit er niet voor zorgen dat B&W en/of de burgemeester van de gemeente waarin de inrichting is gelegen en/of de commandant van de regionale brandweer, bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 Vuurwerkbesluit: opslag professioneel evt. met cons. vuurwerk en/of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik

art. 1.4.3 Vwb jo art. 1.4.1 Vwb jo art. 2.2.1 Vwb jo art. 3.2.1 Vwb jo art. 3A.2.1 Vwb

2

BM

159

d

als degene die een inrichting drijft als bedoeld in artikel 1.1.4, 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 Vuurwerkbesluit er niet voor zorgen dat B&W en/of de burgemeester van de gemeente waarin de inrichting is gelegen en/of de commandant van de regionale brandweer, bij de toegang tot de inrichting direct toegang hebben tot in ieder geval de actuele gegevens als bedoeld in artikel 1.4.3 Vuurwerkbesluit: opslag pyrotechnische artikelen voor theatergebruik evt. met cons.vuurwerk en/of professioneel vuurwerk

art. 1.4.3 Vwb jo art. 1.4.1 Vwb jo art. 2.2.1 Vwb jo art. 3.2.1 Vwb jo art. 3A.2.1 Vwb

2

BM

160

 

zonder daartoe verleende vergunning consumentenvuurwerk, professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik tot ontbranding brengen, ten behoeve daarvan opbouwen, installeren, bewerken, dan wel na ontbranding verwijderen

art. 3B.1 lid 1 Vwb

1/2

BM

162

 

als aanvrager naar het oordeel van het bevoegd gezag bij de aanvraag niet op genoegzame wijze door verzekering of anderszins financiële zekerheid stellen ter dekking van de aansprakelijkheid, en/of welke zekerheid tenminste € 2 500 000,00 per gebeurtenis bedraagt en welke zekerheid in ieder geval in stand wordt gehouden tot het moment waarop de vergunning vervalt

art. 3B.2 Vwb

2

BM

163

 

geen melding doen als bedoeld in artikel 3B.4 lid 1 Vuurwerkbesluit aan bevoegd gezag voorafgaand aan het tot ontbranding brengen van theatervuurwerk en/of consumentenvuurwerk

art. 3B.4 lid 1 Vwb j. 3B.1 lid 1 Vwb

1/2

BM

164

 

niet ten minste 2 weken voordat de artikelen tot ontbranding worden gebracht een melding als bedoeld in art. 3b.4 lid 1 Vwb doen toekomen aan het bevoegd gezag

art. 3B4 lid 4 Vwb

1/2

BM

165

 

als degene aan wie een vergunning, als bedoeld in artikel 3B.1, eerste lid, Vuurwerkbesluit is verleend, niet voldoen aan hetgeen in voorschrift 3B.6 Vuurwerkbesluit met betrekking tot het bijhouden van een register is opgenomen

art. 3B.6 Vwb jo art. 3B.1 lid 1 Vwb

1/2

           
     

Nummers BM 166 – BM 168: Wet explosieven voor civiel gebruik (Wecg)

   

BM

166

 

als houder van een vergunning of een bewijs van toestemming voor de overbrenging van explosieven, niet deze explosieven tot aan de plaats waar de overbrenging eindigt en/of bij het verlaten van het grondgebied van Nederland, doen vergezellen van deze vergunning of dit bewijs van toestemming

artikel 14 Wecg

1/2

BM

167

 

als degene voor wie de explosieven bestemd zijn en/of als onderneming uit de sector explosieven niet op verzoek van de autoriteit, die daarom verzoekt als bedoeld in artikel 16 Wet explosieven civiel gebruik, de gegevens die hem ter beschikking staan, zenden aan deze bevoegde autoriteit

artikel 16 Wecg

1/2

BM

168

 

geen registratie bijhouden die voldoet aan hetgeen in artikel 21 Wet exposieven voor civiel gebruik is gesteld

artikel 21 Wecg

1/2

           
     

Nummer BM 169 en BM 332: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

   

BM

169

e

zonder omgevingsvergunning aanwezig hebben van gevaarlijke stoffen in een BRZO-inrichting

2.1, lid 1, onder e, 3o Wabo

1/2

BM

169

f

in strijd met de voorschriften van de omgevingsvergunning aanwezig hebben van gevaarlijke stoffen in een BRZO-inrichting

2.3, onder a, Wabo

1/2

BM

169

a

een bouwwerk slopen zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale of gemeentelijke verordening: particulier-eigenaar/opdrachtgever

art. 2.2 Wabo

1

BM

169

b

een bouwwerk slopen zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale of gemeentelijke verordening: bedrijfsmatig-eigenaar/opdrachtgever

art. 2.2 Wabo

2

BM

169

c

een bouwwerk slopen zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale of gemeentelijke verordening: particulier-aannemer

Art. 2.2 Wabo

1

BM

169

d

een bouwwerk slopen zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale of gemeentelijke verordening: bedrijfsmatig-aannemer

art. 2.2 Wabo

2

BM

332

 

zonder een omgevingsvergunning oprichten, veranderen of veranderen van de werking, of in werking hebben van een inrichting

2.1 lid 1 onder e Wabo

1/2

           
     

Nummers BM 170 – BM 172: Wet milieubeheer BRZO

   

BM

170

 

niet zo spoedig mogelijk melden van een ongewoon voorval in een inrichting, niet zijnde een BRZO-inrichting

art. 17.2, 1e lid Wm

1/2

BM

170

a

niet zo spoedig mogelijk melden van een ongewoon voorval in een BRZO-inrichting

17.2, 1e lid Wet Milieubeheer jo 4 jo 8 BRZO

1/2

BM

171

 

niet (tijdig) verstrekken van voorgeschreven gegevens met betrekking tot een ongewoon voorval in een inrichting, niet zijnde een BRZO-inrichting

art. 17.2, 2e lid jo 1e lid Wm

1/2

BM

171

a

niet (tijdig) verstrekken van voorgeschreven gegevens met betrekking tot een ongewoon voorval in een BRZO-inrichting

17.2, 2e lid jo 1e lid Wm jo 4 jo 8 BRZO

1/2

BM

172

 

niet zo spoedig mogelijk (binnen 48 uur) melden van een gebeurtenis m.b.t. een afvalvoorziening, niet zijnde een BRZO-inrichting

art. 17.5a, 1e lid WM

1/2

BM

172

a

niet zo spoedig mogelijk (binnen 48 uur) melden van een gebeurtenis m.b.t. een afvalvoorziening, zijnde een BRZO-inrichting

17.5a, 1e lid Wm jo 4 jo 9 BRZO

1/2

           
     

Nummers BM 173 – BM 220 en BM 329-330: Besluit Algemene Regels voor Inrichtingen Milieubeheer (Barim)

   

BM

173

 

niet ten minste vier weken voor de oprichting van een nieuwe inrichting dit melden aan het bevoegd gezag

art. 1.10 lid 1 Barim

1/2

BM

174

 

verbranden van afvalstoffen (hout) in een inrichting

art. 1.4 jo 2.14a, 1e lid Barim

1/2

BM

175

 

niet binnen 8 weken na beëindiging van de inrichting de daarin aanwezige afvalstoffen uit de inrichting afvoeren

art. 1.4 jo 2.14a, 7e lid Barim

1/2

BM

176

 

niet aanwezig hebben van een actuele beschrijving van de procedures van acceptatie en controle van ontvangen afvalstoffen, i.v.m. doelmatig beheer van de op- en/of overgeslagen en/of te verwerken afvalstoffen binnen de inrichting

art. 1.4 jo 2.14b, 1e lid Barim

1/2

BM

177

 

vanuit een inrichting lozen op en/of in de bodem en/of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool

art. 1.4 jo 2.2, 1e lid Barim

1/2

BM

178

 

niet aanwezig zijn van een bedrijfsnoodplan in een inrichting waar gasdrukmeet- en regelstations categorie B en/of C in werking zijn

art. 1.4 jo 3.12, 1e lid Barim

1/2

BM

179

 

ontbreken van de in artikel 3.12, tweede lid, Barim voorgeschreven informatie in het bedrijfsnoodplan, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, Barim

art. 1.4 jo 3.12, 2e lid Barim

1/2

BM

180

 

niet aan de regionale brandweer en/of bevoegd gezag toesturen van een bedrijfsnoodplan, bedoeld in artikel 3.12, eerste lid, Barim, of wijzigingen daarvan

art. 1.4 jo 3.12, 3e lid Barim

1/2

BM

181

 

bedienend personeel geen toegang bieden tot de documenten, bedoeld in artikel 3.12, vijfde lid, Barim

art. 1.4 jo 3.12, 5e lid Barim

1/2

BM

182

 

niet tenminste eenmaal per kalenderjaar laten beoordelen van een windturbine op de noodzakelijke beveiligingen, onderhoud en reparaties door een deskundige op dat gebied

art. 1.4 jo 3.14, 1e lid Barim

1/2

BM

183

 

niet onverwijld opheffen van afwijkingen geconstateerd tijdens de uitvoering van de in artikel 3.20, vierde lid, bedoelde controle van een systeem voor dampretour Stage-II

art. 1.4 jo 3.20, 5e lid jo 4e lid Barim

1/2

BM

184

 

de resultaten van de metingen en/of herkeuring en/of controle, bedoeld in artikel 3.20, Barim worden niet tenminste drie jaar opgenomen in een installatieboek

art. 1.4 jo 3.22, 1e lid jo 3e lid Barim

1/2

BM

185

 

ontbreken in het installatieboek van een plattegrond op een schaal van ten minste één op tweehonderdvijftig aanduidende uit- en inwendige samenstelling van de inrichting en toebehoren en/of alle bewijzen van gecertificeerde en/of geaccrediteerde aanleg en inspectie uit te voeren op grond van het Barim

art. 1.4 jo 3.22, 2e lid Barim

1/2

BM

186

 

niet tenminste eenmaal per twee kalenderjaren keuren van een koelinstallatie met een inhoud van 12 kg of meer aan natuurlijk koudemiddel op veilig functioneren en/of lekkages en/of energiezuinigheid

art.1.4 jo 4.20, 1e lid jo. 3e lid Barim

1/2

BM

187

 

niet tenminste eenmaal per twee kalenderjaren keuren van een ammoniakkoelsysteem, als bedoeld in artikel 4.20, tweede lid, Barim op veilig functioneren en/of lekkages en/of energiezuinigheid

art. 1.4 jo 4.20, 3e jo. 2e lid Barim

1/2

BM

188

 

niet laten uitvoeren van een keuring van een koelinstallatie en/of een ammoniakkoelsysteem, als bedoeld in artikel 4.20, derde lid, Barim door een onafhankelijk deskundig persoon, die van de keuring een rapport opmaakt dat hij ter beschikking stelt aan de drijver van de inrichting

art. 1.4 jo 4.20, 4e lid jo. 3e lid Barim

1/2

BM

189

 

niet binnen twee weken uitvoeren van onderhoud, terwijl uit een keuring aan een koelinstallatie en/of een ammoniakkoelsysteem blijkt dat onderhoud vereist is

art. 1.4 jo 4.20, lid 5e jo 3e lid Barim

1/2

BM

190

 

als drijver van de inrichting niet vragen van een bewijs waaruit blijkt wanneer, door wie en welk onderhoud aan een koelinstallatie is verricht

art. 1.4 jo 4.20, 1e jo. 3e jo. 5e lid of artikel 4.20, 2e jo. 3e jo. 5e lid Barim

1/2

BM

191

 

niet bewaren van het laatst opgestelde keuringsrapport en/of het laatst opgestelde onderhoudsbewijs met betrekking tot een koelinstallatie en/of een ammoniakkoelsysteem

art. 1.4 jo 4.20, 6e lid Barim

1/2

BM

192

 

in een inrichting de buitenlucht hout en/of kurk en/of houten en/of kurken en/of houtachtige voorwerpen met behulp van een nevelspuit coaten en/of lijmen en/of reinigen met vluchtige organische stoffen houdende producten

art. 1.4 jo 4.22 Barim

1/2

BM

193

 

in een inrichting in de buitenlucht kunststof en/of kunststof producten met behulp van een nevelspuit coaten en/of lijmen en/of reinigen met vluchtige organische stoffen houdende producten

art. 1.4 jo 4.28, 1e lid Barim

1/2

BM

194

 

in een inrichting in de buitenlucht verspanende en/of thermische bewerkingen en/of mechanische eindafwerking van metalen uitvoeren

art. 1.4 jo 4.32, 1e lid Barim

1/2

BM

195

 

in een inrichting in de buitenlucht verrichten van laswerkzaamheden

art. 1.4 jo 4.39, 1e lid Barim

1/2

BM

196

 

in een inrichting in de buitenlucht straalwerkzaamheden verrichten

art. 1.4 jo 4.49, 1e lid Barim

1/2

BM

197

 

in een inrichting in de buitenlucht anorganische deklagen op metalen aanbrengen

art. 1.4 jo 4.57, 1e lid Barim

1/2

BM

198

 

in een inrichting in de buitenlucht natuursteen en/of kunststeen mechanisch bewerken

art. 1.4 jo 4.74a Barim

1/2

BM

199

 

in een inrichting in de buitenlucht met behulp van een nevelspuit lijmen en/of harsen en/of coatings aanbrengen op natuursteen en/of kunststeen

art. 1.4 jo 4.74e Barim

1/2

BM

200

 

niet aanhouden van een afstand van ten minste 20 meter tussen een op de wal geplaatste vaste afleverinstallatie voor het afleveren van lichte olie aan vaartuigen en buiten de inrichting gelegen kwetsbare objecten

art. 1.4 jo 4.77, 2e lid Barim

1/2

BM

201

 

toestaan van overnachting en/of recreatief verblijf door derden binnen een afstand van 20 meter van een bunkerstation voor opslag van lichte olie en/of binnen een afstand van 20 meter van een op de wal geplaatste vaste afleverinstallatie voor het afleveren van lichte olie aan vaartuigen

art. 1.4 jo 4.77, 3e lid Barim

1/2

BM

202

 

bij aflevering van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen niet voldoende absorptiemiddelen en/of andere hulpmiddelen aanwezig hebben voor de eerste bestrijding van een waterverontreiniging als gevolg van morsingen en/of een calamiteit bij de aflevering

art. 1.4 jo 4.78, 1e lid Barim

1/2

BM

204

 

aanwezig hebben van meer dan 4 autowrakken in een inrichting voor onderhoud en/of reparatie van motorvoertuigen, niet zijnde een autodemontagebedrijf of een inrichting voor het opslaan van autowrakken in het kader van hulpverlening aan kentekenhouders door een daartoe aangewezen instantie of in het kader van onderzoek door politie of justitie

art. 1.4 jo 4.84, 1e lid Barim

1/2

BM

205

 

anders dan bij een demontagebedrijf verwijderen en/of nuttig toepassen van een autowrak en/of de daarin aanwezige materialen of onderdelen, tenzij sprake is van de uitzondering vermeld in artikel 4.84, tweede lid, onder 1e en/of 2e, Barim

art. 1.4 jo 4.84, 2e lid Barim

1/2

BM

206

 

in een inrichting in de buitenlucht proefdraaien van verbrandingsmotoren

art. 1.4 jo 4.84, 3e lid Barim

1/2

BM

207

 

in een inrichting niet uitsluitend voor de eindreiniging van zeefdrukramen gebruiken van reinigingsmiddelen met een vlampunt groter dan 55 graden Celsius en op waterbasis

art. 1.4 jo 4.90, 1e lid Barim

1/2

BM

208

 

geen registratie bijhouden van het verbruik aan vluchtig organische stoffen in kilogram per jaar bij het gebruik voor zeefdruk per jaar van meer dan 1000 kilogram inkt op basis van organische oplosmiddelen

art. 1.4 jo 4.90, 2e lid Barim

1/2

BM

209

 

niet tenminste drie jaren in de inrichting bewaren en/of ter inzage houden van een registratie als bedoeld in artikel 4.90, tweede lid, Barim

art. 1.4 jo 4.90, 3e lid Barim

1/2

BM

210

 

niet voeren van een oplosmiddelenboekhouding waarin het verbruik van vluchtig organische stoffen per kilogram per jaar wordt geregistreerd bij uitoefening van activiteiten als bedoeld in artikel 4.95, eerste lid, Barim

art. 1.4 jo 4.95, 3e jo 1e lid Barim

1/2

BM

211

 

niet ten minste gedurende drie jaar in de inrichting bewaren en/of ter inzage houden van de oplosmiddelenboekhouding als bedoeld in artikel 4.95, derde lid, Barim

art. 1.4 jo 4.95, 5e lid Barim

1/2

BM

212

 

in een inrichting meetinstrumentarium niet ter plaatse van een meetplaats bevestigen

art. 1.4 jo 4.99, 17e lid Barim

1/2

BM

213

 

als drijver van de inrichting niet bewaren van het laatste keurings- en/of onderhoudsrapport met betrekking tot een machine bestemd voor het reinigen met een koolwaterstof, waaruit mede blijkt wie en wanneer de keuring of het onderhoud heeft en/of is verricht

art. 1.4 jo 4.101, 3e lid Barim

1/2

BM

214

 

niet in het belang van het doelmatig beheer van afvalstoffen in een jachthaven van gebruikers van de jachthaven innemen van in ieder geval de afvalstoffen, genoemd in artikel 4.106, 1e lid, onder a tot en met d, Barim

art. 1.4 jo 4.106, 1e lid Barim

1/2

BM

215

 

aan de gebruikers van een jachthaven vragen van een aparte financiële vergoeding voor de inzameling van afvalstoffen, bedoeld in artikel 4.106, 1e lid, Barim

art. 1.4 jo 4.106, 4e lid jo. 1e lid Barim

1/2

BM

216

 

bij een jachthaven, die gewoonlijk wordt aangedaan door zeegaande pleziervaartuigen, niet na overleg met betrokken partijen eens in de drie jaar een passend plan vaststellen voor het in ontvangst nemen en verder beheren van afvalstoffen

art. 1.4 jo 4.107, 3e lid Barim

1/2

BM

217

 

door degene die een jachthaven drijft, niet eens in de drie jaar een plan als bedoeld in artikel 4.107, derde lid, Barim aan het bevoegd gezag ter goedkeuring voorleggen

art. 1.4 jo 4.107, 3e lid Barim

1/2

BM

218

 

in een inrichting niet inpandig slachten van dieren en/of bewerken van dierlijke bijproducten

art. 1.4 jo 4.111, 1e lid Barim

1/2

BM

219

 

in een inrichting niet uitschakelen van de verlichting in de buitenlucht tussen 2300 uur en 0700 uur en/of als er geen sport beoefend wordt en/of als er geen onderhoud plaatsvindt

art. 1.4 jo 4.113, 1e jo 2e lid Barim

1/2

BM

220

 

in of vanuit een inrichting lozen van spuiwater uit recreatieve visvijvers op een oppervlaktewaterlichaam en/of op of in de bodem en/of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool

art. 1.4 jo 4.113a, 2e lid Barim

1/2

BM

329

 

bij het drijven van een inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak horeca-, sport- of recreatieactiviteiten plaatsvinden, niet in achtnemen van het maximaal toegestane geluidsniveau overschrijding: min. 10 dB(A), max. 21 dB(A)

2.17 Barim

1/2

BM

330

 

bij het drijven van een inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak horeca-, sport- of recreatieactiviteiten plaatsvinden, overschrijden van het maximaal toegestane geluidsniveau (overschrijding: 22 dB(A) of meer)

2.17 Barim

1/2

           
     

Nummers BM 221 – BM 223: Regeling Algemene Regels voor Inrichtingen Milieubeheer (Rarim)

   

BM

221

 

opstellen van een op de wal geplaatste vaste installatie voor het afleveren van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen anders dan boven een lekbak of een vloeistofdichte vloer of verharding

art. 1.4 jo 4.79 Barim jo 4.87 Rarim

1/2

BM

222

 

als drijver van de inrichting er geen zorg voor dragen dat machinaal schuren geschiedt met mechanische stofafzuiging waarbij het vrijkomende schuurstof in een stofzak wordt opgevangen

art. 1.4 jo 4.88 Barim jo 4.98 Rarim

1/2

BM

223

 

in een inrichting onderhouden, repareren en afspuiten van pleziervaartuigen of repareren, onderhouden en behandelen van de oppervlakte van pleziervaartuigen of onderdelen daarvan, waarbij vloeistoffen vrij kunnen komen, op andere wijze dan boven een bodembeschermende voorziening

art. 1.4 jo 4.88 Barim jo 4.99 Rarim

1/2

           
     

Nummers BM 224 – BM 229: Waterwet (Wtw)

   

BM

224

 

zonder vergunning minder schadelijke stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen anders dan vanuit een inrichting

6.2 jo 6.6 Wtw

1/2

BM

225

 

zonder vergunning van gedeputeerde staten grondwater onttrekken of water infiltreren zonder vergunning als bedoeld in artikel 6.4 Waterwet (max. 50 m3/u)

6.4 Wtw

1/2

BM

226

 

door degene die handelingen verricht als bedoeld in artikel 6.8 Waterwet, een daardoor veroorzaakte verontreiniging of aantasting van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam niet zo spoedig mogelijk melden aan de beheerder

6.9, lid 1 Wtw

1/2

BM

227

a

met een voertuig betreden van een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, in strijd met een toegangsverbod: met motorvoertuig

6.10 Wtw

1/2

BM

227

b

met een voertuig betreden van een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, in strijd met een toegangsverbod: zonder motorvoertuig

6.10 Wtw

1/2

BM

228

a

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 1 t/m 10% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

228

b

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 11 t/m 20% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

228

c

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 21 t/m 30% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

228

d

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 31 t/m 40% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

228

e

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften 41 t/m 50% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

229

a

handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningsvoorschriften: niet melden van een calamiteit van relatief geringe omvang

6.20 lid 3 Wtw

1/2

BM

229

b

handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningsvoorschriften: niet voldoen aan administratieve verplichtingen

6.20 lid 3 Wtw

1/2

BM

229

c

handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningsvoorschriften: niet treffen van voorgeschreven voorzieningen

6.20 lid 3 Wtw

1/2

           
     

Nummers BM 230 – BM 233: Waterbesluit (Wtb)

   

BM

230

 

niet melden bij het bevoegd gezag van een grondwateronttrekking of infiltratie van water, waarvoor geen vergunning is vereist krachtens artikel 6.4 Waterwet of een verordening van het waterschap

6.11, lid 1 Wtb

1/2

BM

231

 

niet voldoen aan de meetplicht ten aanzien van de in elk kwartaal onttrokken hoeveelheid grondwater of geïnfiltreerd water

6.11, lid 2 Wtb

1/2

BM

232

 

niet voldoen aan de verplichting tot het meten van de kwaliteit van geïnfiltreerd water overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde regels

6.11, lid 3 Wtb

1/2

BM

233

 

niet binnen de hiervoor gestelde termijn opgave doen aan het bevoegd gezag over de in het voorgaande kalenderjaar gemeten hoeveelheden onttrokken grondwater, geïnfiltreerd water of de kwaliteit van het geïnfiltreerde water

6.11, lid 4 Wtb

1/2

           
     

Nummers BM 234 – BM 235: Waterregeling (Wtr)

   

BM

234

 

niet ten minste vier weken voor de uitvoering van een werk of een activiteit waarvoor krachtens artikel 6.12 of 6.13 Waterbesluit geen vergunning is vereist, dit schriftelijk melden aan de minister van I & M

6.14 lid 1 Wtr

1/2

BM

235

a

niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en bemonsteringsvoorzieningen: in goede staat verkeren

7.6 Wtr

 

BM

235

b

niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en bemonsteringsvoorzieningen: overeenkomstig de voorschriften van de leverancier zijn geïnstalleerd en/of onderhouden

7.6 Wtr

1/2

BM

235

c

niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en bemonsteringsvoorzieningen: regelmatig worden schoongemaakt

7.6 Wtr

 

BM

235

d

niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en bemonsteringsvoorzieningen: veilig toegankelijk zijn

7.6 Wtr

1/2

           
     

Nummers BM 236 – BM 239: Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah)

   

BM

236

 

lozen van huishoudelijk afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam, terwijl de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of een zuiveringtechnisch werk waarop aansluiting kan plaatsvinden, 40 meter of minder bedraagt

10 Blah

1/2

BM

238

 

huishoudelijk afvalwater niet voorafgaand aan het lozen in een oppervlaktewaterlichaam door een zuiveringsvoorziening geleiden

11 Blah

1/2

BM

239

 

degene die voornemens is huishoudelijk afvalwater vanuit een particulier huishouden op en/of in de bodem en/of in een oppervlaktewaterlichaam te lozen, heeft dit voornemen niet ten minste zes weken voorafgaand aan het plaatsen van een zuiveringsvoorziening gemeld aan het bevoegd gezag

13 Blah

1/2

           
     

Nummers BM 240 – BM 255: Drinkwaterbesluit (Dwb)

   

BM

240

 

niet uitvoeren van een meetprogramma

14 (via 31) Dwb jo. art. 10 Dwr

1/2

BM

241

 

niet terstond of volledig informeren van de door Onze Minister als zodanig aangewezen toezichthouder dat drinkwater niet voldoet aan artikel 21, eerste lid, Drinkwaterwet of aan een in tabel I en/of II van bijlage A van Drinkwaterbesluit gestelde eis, en/of over het onderzoek of de nemen herstelmaatregelen, bedoeld in artikel 22 Drinkwaterbesluit

23 jo 31, eerste lid Dwb

1/2

BM

242

 

eigenaar van een collectieve watervoorziening heeft niet of onvoldoende een legionella-risicoanalyse bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Drinkwaterbesluit laten uitvoeren overeenkomstig de hiervoor gestelde regels

37 lid 1 Dwb jo art. 5 Regeling legionellapreventie

1/2

BM

243

 

eigenaar van een collectief leidingnet heeft niet een legionella-risicoanalyse bedoeld in artikel 37, tweede lid, van het Drinkwaterbesluit laten uitvoeren van overeenkomstig de hiervoor gestelde regels

37 lid 2 Dwb jo art. 5 Regeling legionellapreventie

1/2

BM

244

 

legionella-risicoanalyse, bedoeld in het eerste of tweede lid van artikel 37 Drinkwaterbesluit, laten uitvoeren door een niet daarvoor op basis van BRL 6010 gecertificeerd bedrijf

37 lid 3 Dwb

1/2

BM

245

 

niet binnen drie maanden na iedere voor het in artikel 37, eerste of tweede lid, Drinkwaterbesluit bedoelde risico relevante wijziging van een collectieve watervoorziening of collectief leidingnet, of het gebruik daarvan, dan wel een wijziging van factoren die invloed kunnen hebben op dat risico, opnieuw uitvoeren van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in het eerste lid of tweede lid artikel 37, eerste of tweede lid, Drinkwaterbesluit

37 lid 4 Dwb

1/2

BM

246

 

niet door een daarvoor overeenkomstig BRL 6010 gecertificeerde persoon of bedrijf op basis van de legionella-risicoanalyse laten opstellen van een legionella-beheersplan, dan wel herzien van een bestaand legionella-beheersplan met betrekking tot de inrichting en het beheer van een collectieve watervoorziening, dan wel collectief leidingnet, terwijl uit een legionella-risicoanalyse als bedoeld in artikel 37, eerste, tweede of vierde lid, Drinkwaterbesluit is gebleken dat er een risico is dat niet wordt voldaan aan artikel 27 of artikel 36, eerste lid, Drinkwaterbesluit

38 lid 1 Dwb

1/2

BM

247

 

niet binnen drie maanden na het tijdstip van gereedkomen van de in artikel 37, vierde lid, Drinkwaterbesluit bedoelde legionella-risicoanalyse opstellen van een legionella-beheersplan, dan wel herzien van een bestaand legionella-beheersplan, terwijl de legionella-risicoanalyse daartoe aanleiding geeft

38 lid 2 Dwb

1/2

BM

248

 

niet uitvoeren van maatregelen en controles overeenkomstig het legionellabeheersplan

40 lid 1 Dwb

1/2

BM

249

 

niet in een logboek aantekening houden van de krachtens hoofdstuk 4 Drinkwaterbesluit uitgevoerde maatregelen, controles en onderzoeken, alsmede van de resultaten daarvan, of gedurende drie jaar bewaren van deze gegevens

40 lid 2 Dwb

1/2

BM

250

 

niet terstond en volledig informeren van de door Onze Minister als zodanig aangewezen inspecteur dat het drinkwater, bedoeld in artikel 36 lid 1 Dwb meer dan 1000 kolonievormende eenheden legionellabacteriën per liter bevat

41 lid 3 Dwb

1/2

BM

251

 

niet op de voorgeschreven wijze het drinkwater onderzoeken op de aanwezigheid van legionellabacteriën

42 Dwb jo art. 6 en 7 van de Regeling legionellapreventie

1/2

BM

252

a

bij de uitvoering van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in artikel 37, eerste of tweede lid, van het Drinkwaterbesluit bij de tappunten, bedoeld in artikel 35 vierde lid Drinkwaterbesluit, van een collectieve watervoorziening, dan wel een collectief leidingnet: het drinkwater niet onderzoeken op de aanwezigheid van legionellabacteriën

43 lid 1 Dwb

1/2

BM

252

b

bij de uitvoering van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in artikel 37, eerste of tweede lid, van het Drinkwaterbesluit bij de tappunten, bedoeld in artikel 35 vierde lid Drinkwaterbesluit, van een collectieve watervoorziening, dan wel een collectief leidingnet: het drinkwater daarna niet ten minste om de zes maanden onderzoeken (van toepassing op alle collectieve installaties behoudens situatie c)

43 lid 1 Dwb

1/2

BM

253

 

het drinkwater niet tenminste eenmaal per jaar onderzoeken indien de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet maximaal zeven maanden per jaar in gebruik is

43 lid 2 Dwb

1/2

BM

254

 

het niet in acht nemen van de voorwaarden en voorschriften opgenomen in BRL K 14010-1 bij de toepassing van fysisch of fotochemisch beheer door de eigenaar van de collectieve watervoorziening of het collectief leidingnet

44 lid 4 Dwb

1/2

BM

255

 

het niet in acht nemen van de voorwaarden en voorschriften opgenomen in BRL K 14010-2 bij de toepassing van elektrochemisch beheer door de eigenaar van de collectieve watervoorziening of het collectief leidingnet

44 lid 5 Dwb

1/2

           
     

Nummers BM 256 – BM 259 en BM 322-336: Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi)

   

BM

256

 

door degene die voornemens is te lozen als bedoeld in de artikelen 3.1, tweede, derde, vierde en zesde lid, onderdeel a, 3.2, derde, vijfde, zevende en negende lid, 3.5, derde en vierde lid, 3.6, tweede lid, 3.10, eerste lid, 3.11, eerste lid, 3.12, eerste lid, 3.13, zevende en negende lid, 3.17, eerste en tweede lid, 3.20, vijfde lid, 3.21, eerste lid of 3.24 Besluit lozen buiten inrichting, niet ten minste vier weken voordat met het lozen wordt aangevangen, hiervan melding maken bij het bevoegd gezag

1.10 lid 1 Blbi

1/2

BM

256

a

door degene die voornemens is het lozen als bedoeld in de artikelen 3.1, tweede, derde, vierde en zesde lid, onderdeel a, 3.2, derde, vijfde, zevende en negende lid, 3.5, derde en vierde lid, 3.6, tweede lid, 3.10, eerste lid, 3.11, eerste lid, 3.12, eerste lid, 3.13, zevende en negende lid, 3.17, eerste en tweede lid, 3.20, vijfde lid, 3.21, eerste lid of 3.24 Besluit lozen buiten inrichting te veranderen, niet ten minste vier weken voordat met het lozen wordt aangevangen, hiervan melding maken bij het bevoegd gezag

1.10 lid 2 Blbi

1/2

BM

257

 

door degene die voornemens is te lozen vanuit een bodemsanering als bedoeld in artikel 3.1, tweede, derde of vierde lid, Besluit lozen buiten inrichting, niet ten minste vijf werkdagen voordat met het lozen wordt aangevangen, hiervan melding maken bij het bevoegd gezag, terwijl op grond van artikel 7 Besluit uniforme saneringen met een sanering kan worden begonnen nadat vijf werkdagen zijn verstreken vanaf de datum van ontvangst van de melding, bedoeld in artikel 6 van dat besluit

1.11 Blbi

1/2

BM

258

 

bij het lozen in een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van werkzaamheden aan vaste objecten niet of onvoldoende treffen van bij ministeriële regeling aangegeven maatregelen om het in dat oppervlaktewaterlichaam lozen van stoffen te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken

3.10 lid 2 jo lid 1 Blbi

1/2

BM

259

 

niet in een werkplan beschrijven van de maatregelen die worden getroffen om het lozen in een oppervlaktelichaam ten gevolge van sloop-, renovatie-, of nieuwbouwwerkzaamheden aan vaste objecten te voorkomen, dan wel, voor zover dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken

3.11lid 1 jo lid 3 Blbi

1/2

BM

322

 

lozen van grondwater in een vuilwaterriool vanuit een proefbronnering in het kader van een saneringsonderzoek in de zin van de Wet bodembescherming of vanuit een bodemsanering in de zin van de Wet bodembescherming

3.1, lid 1 jo lid 5 Blbi

1/2

BM

323

 

lozen van grondwater vanuit een proefbronnering in het kader van een saneringsonderzoek in de zin van de Wet bodembescherming of vanuit een bodemsanering in de zin van de Wet bodembescherming, terwijl dit grondwater niet op een doelmatige wijze kan worden bemonsterd

3.1 lid 1 jo lid 5 Blbi

1/2

BM

333

 

als degene die loost niet zo spoedig mogelijk melden aan het bevoegd gezag wanneer zich met betrekking tot het lozen een ongewoon voorval voordoet of heeft voorgedaan, waardoor nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het milieu zijn ontstaan

1.20 Blbi

1/2

BM

334

 

lozen in een oppervlaktewaterlichaam van toiletwater vanaf een pleziervaartuig, terwijl dit toiletwater niet voorafgaand aan het lozen door een zuiveringsvoorziening is geleid die voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde eisen

art. 3.9 lid 1 Blbi

1/2

BM

335

 

bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden in een oppervlaktewaterlichaam waarbij de kwaliteit van de te baggeren of ontgraven waterbodem een bij ministeriële regeling te bepalen interventiewaarde overschrijdt, de werkzaamheden niet uitvoeren overeenkomstig een werkplan, waarin maatregelen zijn beschreven waarmee het lozen zo veel als redelijkerwijs mogelijk wordt beperkt

art. 3.17 lid 1 Blbi

1/2

BM

336

 

lozen in zoet oppervlaktewater vanaf een niet varend vaartuig van afvalwater dat vrijkomt bij het spoelen van door dat vaartuig vervoerd zeezand

art. 3.20 lid 3 Blbi

1/2

           
     

Nummers BM 324 – 326: Lozingbesluit open teelt en veehouderij (Lot)

   

BM

324

 

bij agrarische activiteiten dan wel activiteiten die daarmee verband houden, niet voldoende zorg in acht nemen om verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam te voorkomen

4 lid 1 Lot

1/2

BM

325

 

lozen op oppervlaktewater van niet in het tweede lid omschreven afvalwaterstromen of van in het tweede lid omschreven afvalwaterstromen, terwijl de bijbehorende voorschriften niet in acht zijn genomen

5 lid 1 Lot

1/2

BM

326

 

door degene die voornemens is agrarische activiteiten uit te voeren ten gevolge waarvan een lozing kan plaatsvinden, het lozen niet tenminste zes weken voordat daarmee wordt aangevangen, melden aan de beheerder

19 Lot

1/2

           
     

Nummers BM 327 – 328: Besluit Glastuinbouw (Bgtb)

   

BM

327

 

door degene die een glastuinbouwbedrijf drijft, niet voldoen aan rapportage- en/of meet- en/of registratieverplichtingen uit bijlage 1

4 lid 1 jo bijlage 1 hoofdstuk 1 jo hoofdstuk 3

1/2

BM

328

 

door degene die voornemens is vanuit een glastuinbouwbedrijf type B te lozen type II, dit niet ten minste acht weken voordat met dat lozen wordt aangevangen, melden aan het Wtw-bevoegd gezag

8 lid 1 Bgtb

1/2

           
     

Nummers BM 260 – BM 277 en BM 331: Flora- en faunawet (FFW) inheems

   

BM

260

 

opzettelijk beschermde inheemse planten plukken, verzamelen, afsnijden, uitsteken, vernielen, beschadigen, ontwortelen of op andere wijze van hun groeiplaats verwijderen

8 FFW

1/2

BM

261

 

opzettelijk inheems beschermde dieren, doden, verwonden, vangen, bemachtigen of opsporen (max. 3)

9 FFW

1/2

BM

262

 

beschermde inheemse diersoorten opzettelijk verontrusten

10 FFW

1/2

BM

263

 

opzettelijk nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde inheemse dieren beschadigen, vernielen, uithalen, wegnemen of verstoren (max. 3)

11 FFW

1/2

BM

264

 

opzettelijk eieren van beschermde inheemse dieren zoeken, rapen, uit het nest nemen, beschadigen of vernielen

12 FFW

 

BM

265

 

opzettelijk planten of producten van planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, af te leveren, uit te wisselen, te ruilen of in ruil aan te bieden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben (1–5 stuks)

13, lid 1, onder a FFW

1/2

BM

266

 

opzettelijk planten of producten van planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, af te leveren, uit te wisselen, te ruilen of in ruil aan te bieden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben (6–10 stuks)

13, lid 1, onder a FFW

1/2

BM

267

 

opzettelijk dieren, dan wel eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, af te leveren, uit te wisselen, te ruilen of in ruil aan te bieden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben (1–5 stuks)

13, lid 1, FFW

1/2

BM

268

 

opzettelijk dieren, dan wel eieren van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort te koop te vragen, te kopen of te verwerven, ten verkoop voorhanden of in voorraad te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden, te vervoeren, af te leveren, uit te wisselen, te ruilen of in ruil aan te bieden, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen of onder zich te hebben (6–10 stuks)

13, lid 1, FFW

1/2

BM

269

 

opzettelijk ongeoorloofde middelen die geschikt en bestemd zijn voor het doden of vangen of doden van één dier onder zich te hebben (max. 3 stuks)

15, lid 1 FFW

1/2

BM

270

 

opzettelijk ongeoorloofde middelen die geschikt en bestemd zijn voor het doden of vangen of doden van meer dan één dier onder zich te hebben (max. 3 stuks)

15, lid 1 FFW

1/2

BM

271

 

opzettelijk ongeoorloofde middelen die geschikt en bestemd zijn voor het doden of vangen of doden van één dier ten verkoop voorradig of voorhanden te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden (max. 3 stuks)

15, lid 1 FFW

1/2

BM

272

 

opzettelijk ongeoorloofde middelen die geschikt en bestemd zijn voor het doden of vangen van meer dan één dier ten verkoop voorradig of voorhanden te hebben, te verkopen of ten verkoop aan te bieden (max. 3 stuks)

15, lid 1 FFW

1/2

BM

273

 

opzettelijk zich buiten een gebouw bevinden met ongeoorloofde middelen die geschikt of bestemd zijn voor het doden of vangen of doden van één dier (max. 3 stuks)

15, lid 2 FFW

1/2

BM

274

 

opzettelijk zich buiten een gebouw bevinden met ongeoorloofde middelen die geschikt of bestemd zijn voor het doden of vangen of doden van meer dan één dier (max. 3 stuks)

15, lid 2 FFW

1/2

BM

275

 

als degene die niet voorzien is van een jachtakte, in het veld een geweer of een gedeelte van een geweer dragen, terwijl hij niet uit andere hoofde tot het gebruik van een geweer ter plaatse gerechtigd is

16, lid 1 FFW

1

BM

276

 

als degene die zich in het veld ophoudt, zich zonder gegronde reden met een fret, buidel of kastval bevinden op gronden waarop hij niet bevoegd is van die middelen gebruik te maken voor de uitoefening van de jacht of in verband met beheer en bestrijding van schade als bedoeld in de artikelen 65, 67 en 68 FFW

16, lid 2 FFW

1

BM

277

 

niet verhinderen dat een dier dat hem toebehoort of onder zijn toezicht staat, in het veld dieren opspoort, doodt, verwondt, vangt of bemachtigt

16, lid 3 FFW

1

BM

331

 

opzettelijk uitzetten van dieren of eieren van dieren in de vrije natuur

14 FFW

1/2

           
     

Nummers BM 278 – BM 291: Flora- en faunawet (FFW) uitheems

   

BM

278

a

planten of producten van planten, behorende tot een beschermde uitheemse plantensoort, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben, CITES Bijlage A. Per stuk maximaal 3 stuks: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

278

b

planten of producten van planten, behorende tot een beschermde uitheemse plantensoort, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben, CITES Bijlage A. Per stuk maximaal 3 stuks: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

279

a

een hoeveelheid kaviaar (van 0 gram tot 125 gram, zijnde een product van een dier behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (CITES bijlage A), binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

279

b

een hoeveelheid kaviaar (van 0 gram tot 125 gram, zijnde een product van een dier behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (CITES bijlage A), binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

280

a

een hoeveelheid kaviaar (van 125 gram tot 350 gram, zijnde een product van een dier behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (CITES bijlage A), binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

280

b

een hoeveelheid kaviaar (van 125 gram tot 350 gram, zijnde een product van een dier behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (CITES bijlage A), binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

281

a

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 1 tot 100 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

281

b

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 1 tot 100 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

282

a

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 100 tot 200 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

282

b

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 100 tot 200 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

283

a

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 200 tot 300 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

283

b

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid van 200 tot 300 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

284

a

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid 300 tot 400 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

284

b

CITES bijlage A, product van plant of dier, Ivoor, een hoeveelheid 300 tot 400 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

285

a

CITES bijlage A product van plant of dier, Medicijn, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

285

b

CITES bijlage A product van plant of dier, Medicijn, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

286

a

CITES bijlage A, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

286

b

CITES bijlage A, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

287

a

CITES bijlage B/C, dier of plant, dood of levend, maximaal 3, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

287

b

CITES bijlage B/C, dier of plant, dood of levend, maximaal 3, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

288

a

CITES bijlage B, product van plant of dier, kaviaar, 125 tot 250 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

288

b

CITES bijlage B, product van plant of dier, kaviaar, 125 tot 250 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

289

a

CITES bijlage B/C, product van plant of dier, kaviaar, 250 tot 500 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

289

b

CITES bijlage B/C, product van plant of dier, kaviaar, 250 tot 500 gram, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

290

a

CITES bijlage B/C product van plant of dier, Medicijn, geringe hoeveelheid, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

290

b

CITES bijlage B/C product van plant of dier, Medicijn, geringe hoeveelheid, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

291

a

CITES bijlage B/C, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: niet opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

BM

291

b

CITES bijlage B/C, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

13, lid 1, onder a FFW

1

           
     

Nummers BM 292 – BM 294 Boswet (Bw)

   

BM

292

 

vellen of te doen vellen van een houtbestand, anders dan bij wijze van dunning, zonder dat een voorafgaande tijdige kennisgeving als bedoeld in art. 2, eerste lid, Boswet is gedaan (max. 1 hectare)

2, lid 3 Bw

1/2

BM

293

 

als eigenaar van grond, waarop een houtopstand, anders dan bij wijze van dunning, is geveld of op andere wijze tenietgegaan, niet voldoen aan verplichting binnen een tijdvak van drie jaren na de velling of het tenietgaan van de houtopstand te herbeplanten volgens de hiervoor gestelde regels (max. 1 hectare)

3 lid, 1Bw

1/2

BM

294

 

als eigenaar van grond, waarop een houtopstand, anders dan bij wijze van dunning, is geveld of op andere wijze tenietgegaan, niet voldoen aan verplichting beplanting die niet is aangeslagen binnen drie jaren te vervangen (max. 1 hectare)

3, lid 2 BW

1/2

           
     

Nummer BM 295: Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998)

   

BM

295

 

zich in strijd met de beperkingen die ingevolge artikel 20, eerste of tweede lid, Nbw1998 zijn opgelegd, bevinden in een beschermd natuurmonument als bedoeld in artikel 10, eerste lid, Nbw 1998, een Natura 2000-gebied of gedeelten daarvan

20, lid 3 Nbw 1998

1/2

           
     

Nummer BM 296: Wetboek van Strafrecht (WvSr)

   

BM

296

a

als bij amvb aangewezen handelaar die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf: niet met inachtneming van de bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels aantekening hebben gehouden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij heeft verworven dan wel voorhanden heeft

art. 437 WvSr

1/2

BM

296

b

als bij amvb aangewezen handelaar die in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf: een gebruikt of ongeregeld goed verwerven van iemand, zonder dat diegene zijn identiteitsgegevens heeft opgegeven of zonder dat hij die gegevens in zijn administratie heeft aangetekend

art. 437 WvSr

1/2

           
     

Nummer BM 297: Wet op de economische delicten (Wed)

   

BM

297

 

opzettelijk niet hebben voldaan aan een vordering, krachtens enig voorschrift van de Wet op de economische delicten, gedaan door een opsporingsambtenaar

art. 26 Wed

1/2

           
     

Nummers BM 298 – BM 321: Model Keur

   

BM

298

a

zonder vergunning van het bestuur: in oppervlaktewatersysteem vis uitzetten

artikel 2, lid 2 onder a Model Keur

1/2

BM

298

b

zonder vergunning van het bestuur: vaste vistuigen te plaatsen

artikel 2, lid 2 onder b Model Keur

1/2

BM

299

 

niet een voldoende kerende afrastering aanbrengen en onderhouden langs hun gronden, welke gelegen zijn aan waterstaatswerken en die gebruikt worden voor het houden van dieren, indien dit door het bestuur verplicht is gesteld

artikel 3.1 lid 1 Model Keur

1/2

BM

301

 

stuwen niet op een daarbij bepaald stuwpeil te stellen, indien dit door het bestuur verplicht is gesteld

artikel 3.3 lid 1 Model Keur

1/2

BM

302

 

niet voldoen aan onderhoudsverplichting waterkering (gewoon)

artikel 3.5 lid 1 Model Keur

1/2

BM

303

 

het niet beplanten of nemen van andere maatregelen om verstuiving te voorkomen, in de beschermingszone en de in de keur aangewezen aangrenzende zone

artikel 3.5 lid 2 Model Keur

1/2

BM

304

 

niet voldoen aan onderhoudsverplichting waterkering (buitengewoon onderhoud)

artikel 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

305

 

onderhoud uitvoeren in gesloten periode

artikel 3.6 lid 2 Model Keur

1/2

BM

306

 

niet voldoen aan onderhoudsverplichting aan ondersteunende kunstwerken en werken met een waterkerende functie

artikel 3.7 Model Keur

1/2

BM

307

 

niet voldoen aan onderhoudsverplichting oppervlaktewaterlichaam (gewoon)

artikel 3.8 Model Keur

1/2

BM

308

 

niet voldoen aan onderhoudsverplichting oppervlaktewaterlichamen (buitengewoon onderhoud)

artikel 3.9 Model Keur

1/2

BM

309

a

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: werkzaamheden te verrichten

artikel 4.1 lid 1 onder a Model Keur

1/2

BM

309

b

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: werken of opgaande (hout)beplantingen te plaatsen, te behouden of te verwijderen

artikel 4.1 lid 1 onder b Model Keur

1/2

BM

309

c

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: vaste stoffen, voorwerpen of dieren te brengen, te hebben of te (be)houden

artikel 4.1 lid 1 onder c Model Keur

1/2

BM

309

d

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: activiteiten te houden op andere dan daarvoor aangewezen plaatsen

artikel 4.1 lid 1 onder d Model Keur

1/2

BM

309

e

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: buiten openbare verharde wegen met rij- of voertuigen of met een lastdier te rijden of vee te drijven

artikel 4.1 lid 1 onder e Model Keur

1/2

BM

309

f

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: op andere wijze bemesting toe te passen dan door het bestuur is bepaald

artikel 4.1 lid 1 onder f Model Keur

1/2

BM

309

g

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: de waterstand op een peil te brengen of te houden, anders dan het peil dat in het betreffende peilbesluit is opgenomen, of dat normaal wordt aangehouden

artikel 4.1 lid 1 onder g Model Keur

1/2

BM

309

h

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: zich anders dan als rechthebbende te bevinden, indien dat op een voor het publiek kenbare wijze is aangegeven

artikel 4.1 lid 1 onder h Model Keur

1/2

BM

309

i

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: binnen de in de keur vastgelegde afstand van de in- of uitstroomopening van een bemalingsinstallatie een ligplaats in te nemen met een schip, dan wel te zwemmen, te duiken of watersport te beoefenen

artikel 4.1 lid 1, onder i Model Keur

1/2

BM

309

j

zonder vergunning gebruik maken van een waterstaatwerk door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: binnen de in de keur vastgelegde afstand van een windbemalingsinstallatie werken of beplantingen, hoger dan twee meter te plaatsen of te hebben

artikel 4.1 lid 1, onder j Model Keur

1/2

BM

310

a

zonder vergunning van het bestuur in de beschermingszone: afgravingen en seismische onderzoeken te verrichten

artikel 4.1 lid 2 onder a Model Keur

1/2

BM

310

b

zonder vergunning van het bestuur in de beschermingszone: werken met een overdruk van in de keur vastgelegde druk of hoger te plaatsen en te hebben

artikel 4.1 lid 2 onder b Model Keur

1/2

BM

310

c

zonder vergunning van het bestuur in de beschermingszone: explosiegevaarlijk materiaal of explosiegevaarlijke inrichtingen te hebben

artikel 4.1 lid 2 onder c Model Keur

1/2

BM

310

d

zonder vergunning van het bestuur in de beschermingszone: van een primaire waterkering, als bedoeld in artikel 1.1 Waterwet, bouwwerken op te richten

artikel 4.1 lid 2 onder d Model Keur

1/2

BM

311

 

zonder vergunning van het bestuur in het profiel van vrije ruimte werken te plaatsen of te behouden

artikel 4.1, lid 3 Model Keur

1/2

BM

312

a

zonder vergunning neerslag afkomstig van nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer laten komen: indien daarbij meer dan de in de keur aangegeven oppervlakte onverharde grond wordt bebouwd of verhard

artikel 4.2 onder a Model Keur

1/2

BM

312

b

zonder vergunning neerslag afkomstig van nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer laten komen: indien sprake is van verscheidene te ontwikkelen min of meer aaneengesloten bouwplannen met een gezamenlijke oppervlakte, groter dan in de keur is aangegeven

artikel 4.2 onder b Model Keur

1/2

BM

312

c

zonder vergunning neerslag afkomstig van nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer laten komen: indien een nieuw aan te leggen verhard oppervlak meer dan het in de keur genoemd percentage van het oppervlak van het betreffende peilvak beslaat

artikel 4.2 onder c Model Keur

1/2

BM

312

d

zonder vergunning neerslag afkomstig van nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer laten komen: indien het betreffende watersysteem de toename van de piekafvoer als gevolg van de uitbreiding van het verhard oppervlak niet kan verwerken, ook als de oppervlakte minder is dan onder a of b is aangegeven

artikel 4.2 onder d Model Keur

1/2

BM

313

a

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: water afvoeren naar oppervlaktewaterlichamen

artikel 4.4 lid 1 onder a Model Keur

1/2

BM

313

b

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: water aanvoeren uit oppervlaktewaterlichamen

artikel 4.4 lid 1 onder a Model Keur

1/2

BM

313

c

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: water lozen op oppervlaktewaterlichamen

artikel 4.4 lid 1 onder b Model Keur

1/2

BM

313

d

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: water onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen

artikel 4.4 lid 1 onder b Model Keur

1/2

BM

313

e

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: grondwater onttrekken

artikel 4.4 lid 1 onder c Model Keur

1/2

BM

313

f

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende vergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: grondwater infiltreren

artikel 4.4 lid 1 onder c Model Keur

1/2

BM

314

a

in door het bestuur aangegeven kwetsbare gebieden: water afvoeren naar oppervlaktewaterlichamen

artikel 4.5 Model Keur

1/2

BM

314

b

in door het bestuur aangegeven kwetsbare gebieden: water aanvoeren uit oppervlaktewaterlichamen

artikel 4.5 Model Keur

1/2

BM

314

c

in door het bestuur aangegeven kwetsbare gebieden: water lozen op oppervlaktewaterlichamen

artikel 4.5 Model Keur

1/2

BM

314

d

in door het bestuur aangegeven kwetsbare gebieden: water onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen

artikel 4.5 Model Keur

1/2

BM

314

e

in door het bestuur aangegeven kwetsbare gebieden: grondwater onttrekken

artikel 4.5 Model Keur

1/2

BM

315

a

zonder vergunning van het bestuur: water afvoeren naar oppervlaktewaterlichamen, meer dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid

artikel 4.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

315

b

zonder vergunning van het bestuur: water aanvoeren uit oppervlaktewaterlichamen, meer dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid

artikel 4.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

316

 

het niet melden aan het bestuur van het aanvoeren uit of afvoeren naar oppervlaktewaterlichaam van water, indien de te verplaatsen hoeveelheid meer bedraagt dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid

artikel 4.7 lid 1 Model Keur

1/2

BM

317

a

zonder vergunning van het bestuur: water lozen op oppervlaktewaterlichamen, meer dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid

artikel 4.8 lid 1 onder a Model Keur

1/2

BM

317

b

zonder vergunning van het bestuur: water onttrekken uit oppervlaktewaterlichamen, meer dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid

artikel 4.8 lid 1 onder b Model Keur

1/2

BM

318

 

het niet melden aan het bestuur van het lozen op of onttrekken aan oppervlaktewaterlichaam van water, indien de te verplaatsen hoeveelheid meer bedraagt dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid

artikel 4.9 lid 1 Model Keur

1/2

BM

319

a

zonder vergunning van het bestuur grondwater onttrekken, meer dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid: < 1x de in de keur vastgestelde maximum hoeveelheid, die met een melding mag worden onttrokken

artikel 4.10 lid 1 onder a Model Keur

1/2

BM

319

b

zonder vergunning van het bestuur grondwater onttrekken, meer dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid: > 1 en < 2x het gestelde maximum

artikel 4.10 lid 1 onder a Model Keur

1/2

BM

319

c

zonder vergunning van het bestuur grondwater onttrekken, meer dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid: > 2x het gesteld maximum

artikel 4.10 lid 1 onder a Model Keur

1/2

BM

319

d

zonder vergunning van het bestuur: grondwater in de bodem infiltreren, meer dan de in de keur vastgestelde hoeveelheid

artikel 4.10 lid 1 onder b Model Keur

1/2

BM

320

 

niet indienen vereiste gegevens bij het melden van af- of aanvoeren, lozen of onttrekken van oppervlaktewater

artikel 4.12 lid 1 Model Keur

1/2

BM

321

 

niet voldoen aan verplichting tot meten, registreren en opgave doen van waterhoeveelheden bij het af- of aanvoeren, lozen of onttrekken van oppervlaktewater

artikel 4.13 Model Keur

1/2