Omzetbelasting, Tabel I

[Regeling vervallen per 06-01-2010.]
Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 11-10-2007.
Geldend van 11-10-2007 t/m 05-01-2010

Omzetbelasting, Tabel I

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

2. Gebruikte begrippen en afkortingen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Waar in het besluit het begrip levering wordt gebruikt, kan daar onder ook de intracommunautaire verwerving en invoer worden begrepen.

Wet

Wet op de omzetbelasting 1968

Uitvoeringsbesluit

Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968

uitvoeringsbeschikking

Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968

zesde richtlijn

Richtlijn 77/388/EEG van de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting – gemeenschappelijk stelsel van de belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PbEG 1977, L 145)

De in dit besluit gehanteerde term ‘aan de hand van het spraakgebruik’ moet worden gelezen als synoniem van ‘naar maatschappelijke opvattingen’.

3. Algemene opmerkingen bij de tabelposten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

3.1. Omzetbelastingtarief bij invoer

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De wijze waarop het omzetbelastingtarief bij invoer wordt bepaald, is vastgelegd in artikel 20 van de wet. Uit dit artikel blijkt dat voor de bepaling van het omzetbelastingtarief alleen de omzetbelastingwetgeving (en niet de douanewetgeving) van belang is. Het verlaagde tarief is dus alleen van toepassing als de goederen zijn te rangschikken onder één van de posten van Tabel I. De douanewetgeving is alleen van belang als daar uitdrukkelijk bij wordt aangesloten.

3.2. Samengestelde prestaties

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

3.2.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Bij transacties die uit meerdere elementen bestaan (samengestelde prestaties) moet voor de toepassing van het verlaagde tarief van Tabel I eerst worden bepaald of sprake is van één levering of één dienst of van meerdere afzonderlijke leveringen en/of diensten.

3.2.2. Kwalificatieregels

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Voor deze beoordeling van samengestelde prestaties gelden de criteria zoals deze zijn omschreven door het HvJ EG en dan vooral in de uitspraken van 25 februari 1999, Card Protection Plan, zaak C-349/96, punten 28 t/m 31, en 27 oktober 2005, Levob, zaak C-41/04, punten 18 t/m 22. Voor de toepassing van deze criteria is niet van belang of de te beoordelen prestaties alleen leveringen, alleen diensten of een samenstel van leveringen en diensten omvatten. De criteria gelden niet alleen voor transacties die zijn samengesteld uit gelijkaardige elementen (allemaal diensten of allemaal leveringen) maar ook voor combinaties van een levering van goederen en (bijkomende) diensten en omgekeerd. Daarnaast kunnen de criteria die in de nationale rechtspraak zijn ontstaan, hun nut blijven bewijzen zolang ze passen binnen de communautaire criteria. Zo pleit bijvoorbeeld voor splitsing dat de prestaties een verschillend karakter hebben of er een afzonderlijke vergoeding is, die niet onaanzienlijk is. Tegen splitsing zal blijven pleiten dat de ene prestatie uitsluitend dienstbaar is aan de ander, de onderdelen functioneel en causaal met elkaar verbonden zijn of de ene prestatie de andere overheerst (in belang, betekenis, omvang, kosten).

3.2.3. Belang van alle feiten en omstandigheden

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Bij de kwalificatie van een prestatie die uit een serie elementen en handelingen bestaat, moet in de eerste plaats rekening worden gehouden met alle omstandigheden. Uit arresten van het HvJ EG over de kwalificatie van prestaties casu quo de eenheid van prestatie volgt dat er geen eenvoudige, absolute splitsingsregel bestaat, die voor alle gevallen tot een correcte uitkomst leidt. De kwalificatie blijft maatwerk waarbij rekening moet worden gehouden met alle feiten en omstandigheden waarin de betrokken handelingen plaatsvinden. Dat betekent een beoordeling van geval tot geval, omdat de omstandigheden per transactie kunnen verschillen. Alleen op deze manier kan het kenmerkende element of de kenmerkende elementen van de prestatie(s) worden bepaald.

3.2.4. In beginsel afzonderlijk beschouwen tenzij economisch een geheel

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Elke prestatie (levering of dienst) moet normaal gesproken onderscheiden en zelfstandig worden beschouwd. Als echter economisch gesproken, beschouwd vanuit de positie van de modale consument, één prestatie wordt verricht moet deze niet kunstmatig uit elkaar worden gehaald.

Dit is het geval als de samenstellende elementen zo nauw met elkaar verbonden zijn, dat zij objectief gezien één prestatie vormen voor de modale consument. In dit kader is van het grootste belang wat de kenmerkende elementen van de betrokken prestatie zijn om te bepalen of de belastingplichtige de consument, beschouwd als een modale consument, meerdere, van elkaar te onderscheiden prestaties of één prestatie verleent.

Daarbij geldt dat sprake is van één prestatie als de te onderscheiden elementen zodanig nauw verband houden met elkaar, dat zij afzonderlijk, vanuit het standpunt van de consument, niet het vereiste praktische nut hebben.

3.2.5. Eén vergoeding is niet doorslaggevend

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Voor de beoordeling of sprake is van één of meer prestaties is het feit dat één prijs in rekening wordt gebracht, niet van doorslaggevende betekenis. Zoals al eerder is opgemerkt is de bedoeling van de modale klant van betekenis bij de beoordeling of sprake is van één of meerdere hoofdprestaties. Het feit dat meerdere prestaties tegen één prijs worden aangeboden (dus de invloed van de verrichter van de prestatie) is daarom niet van doorslaggevende betekenis. Het berekenen van één prijs kan wel een aanwijzing zijn. De omstandigheid dat één vaste prijs wordt berekend ongeacht of de aangeboden nevenprestaties wel of niet worden afgenomen, zal er sneller toe leiden dat die nevenprestaties als bijkomende prestaties worden aangemerkt.

3.2.6. Kenmerken bepalen kwalificatie

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Als sprake is van één prestatie bepalen daarvan de meest kenmerkende elementen of het geheel een levering of dienst is en welke kwalificatie die levering of dienst krijgt. Dit moet weer worden beoordeeld vanuit de modale consument. Het zwaartepunt (het deel met het overheersende karakter) wordt bepaald aan de hand van elementen zoals de omvang, de kosten of de duur van dat element, maar vooral of het van doorslaggevend belang is voor het verbruik door de verkrijger.

3.2.7. Bijkomende prestaties

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Voor bijkomende prestaties geldt hetzelfde omzetbelastingtarief als voor de hoofdprestatie waaraan zij onderschikkend zijn. Bijkomende prestaties zijn prestaties die voor de modale klant geen doel op zich vormen en de belangrijkste prestatie aantrekkelijker maken of een middel zijn om zo goed mogelijk van een andere prestatie te profiteren. Het gaat daarbij om prestaties die samen met een andere prestatie worden verricht (in één transactie) en een kleine invloed op de totaalprijs van de betreffende transactie hebben, en die door dezelfde leverancier worden verricht.

Van een eenheid van prestatie is dus geen sprake als een bijkomende prestatie wordt verricht door een ander dan degene die de hoofdprestatie verricht. Deze dienst moet afzonderlijk worden gekwalificeerd.

3.2.8. Splitsen vergoeding

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Bij een samengestelde transactie tegen één vergoeding, die voor de tarieftoepassing in zelfstandige delen moet worden gesplitst bestaan voor de methode van splitsing de volgende mogelijkheden:

  • de toerekening moet op basis van de gangbare prijzen plaatsvinden;

  • de vergoeding voor de verschillende deelprestaties moet in beginsel evenredig zijn met het bedrag aan vergoeding dat voor de verschillende prestaties als zodanig in rekening is gebracht/ontvangen;

  • de vergoeding kan aan de verschillende deelprestaties worden toegerekend op basis van de verhouding van de inkoopprijzen of kostprijzen (en de daarbij behorende brutowinstpercentages, afgezet tegen de vergoeding voor het samenstel van prestaties);

  • de toerekening van de vergoeding aan de verschillende deelprestaties moet worden geschat (waarbij eventueel rekening wordt gehouden met de kostprijzen van de onderscheiden prestaties).

Met uitzondering van gevallen waarin specifieke beleidsregels zijn gegeven, mag de ondernemer voor het splitsen van de vergoeding de eenvoudigste berekening- of beoordelingsmethode kiezen. Een redelijke wetstoepassing houdt in dat hij deze keuze consequent en voor minstens een boekjaar toepast.

4. Bijzondere situaties

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

4.1. Verpakkingen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Verpakkingen dienen als omhulsel voor (andere) producten. Verpakkingen zijn vaak noodzakelijk om goederen onbeschadigd en schoon aan de afnemer te leveren. Hierbij kan worden gedacht aan:

  • wegwerpverpakkingen (bijv. het plastic, papieren, kartonnen, glazen of kunststof omhulsel van goederen);

  • kratten.

Verpakkingen zijn voor de modale afnemer slechts een onderdeel van de producten die hij/zij koopt. De verpakking gaat op in de levering van het product. Een bijzondere verpakking kan voor de modale consument het verpakte product wel aantrekkelijk maken. Dit hoeft echter nog geen reden te zijn om de levering van de verpakking als een afzonderlijke levering te bestempelen.

Bijzondere verpakkingen die voor de consument een zelfstandige gebruikswaarde hebben, moeten onder omstandigheden wel afzonderlijk worden beschouwd. Deze verpakkingen kunnen voor de consument de doorslaggevende reden en mogelijk de belangrijkste reden zijn om het verpakte product te kopen. Bijvoorbeeld als de verpakking een geldwaarde vertegenwoordigt die gelet op de waarde van het verpakte product, aanzienlijk is (wat ook tot uitdrukking komt in de verkoopprijs van de combinatie). Als de gegevens van het verpakte product (soort, gewicht, samenstelling, barcode e.d.) op onuitwisbare wijze en duidelijk zichtbaar op de verpakking zijn vermeld, is dit een sterke aanwijzing dat aan de verpakking geen zelfstandige betekenis moet worden toegekend. Cadeauverpakkingen zijn in de regel bijkomende serviceprestaties.

4.2. Verpakte combinaties van goederen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Combinaties van goederen kunnen ook samen verpakt worden aangeboden, bijvoorbeeld het kerstpakket: een verpakte combinatie van onder post a 1 vallende eet- en drinkwaren, alcoholische dranken (algemene tarief) en gebruiks- of cadeauartikelen (algemene tarief). Voor de tarieftoepassing moeten de goederen die tot de combinatie behoren steeds afzonderlijk in aanmerking worden genomen. Voorwaarde is wel dat die goederen ook afzonderlijk voor de modale consument zijn te verkrijgen.

4.3. Candy novelties

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

‘Candy novelties’ bestaan uit een combinatie van goederen, waarbij bepaalde goederen onder het verlaagde tarief (meestal snoepgoed), en andere goederen (meestal speelgoed) onder het algemene tarief vallen, die voor één prijs worden verkocht. Candy novelties worden op verschillende manieren aangeboden. Het komt voor dat het snoepgoed in het speelgoed is ‘verpakt’, maar de omgekeerde situatie is ook mogelijk. In een aantal gevallen wordt het snoepgoed en het speelgoed los van elkaar, maar als één combinatie, aangeboden.

Candy novelties hebben betrekking op een breed assortiment goederen, waarbij de waarde van de samenstellende delen sterk kan variëren. Bijvoorbeeld:

  • chocolade-eieren die speelgoedfiguurtjes bevatten;

  • speelgoedfiguurtjes waaraan snoepgoed is bevestigd;

  • plastic vormpjes met bijgeleverde bakmix, chocolade, kleurmiddelen e.d., waarmee kinderen zelf koekjes, figuurtjes e.d. kunnen maken;

  • ‘feest’pakketjes voor kinderen, bestaande uit zakjes die gevuld zijn met snoepgoed, kauwgom e.d. en speelgoedpoppetjes of ballonnen.

Voor de tarieftoepassing op dergelijke combinaties van goederen geldt als uitgangspunt dat de verschillende delen (het snoepgoed en het speelgoed) afzonderlijk worden beoordeeld. Dit geldt niet als de zelfstandigheid van de delen verloren is gegaan of als één der delen ten opzichte van de andere delen zodanig belangrijk is dat de andere delen daarin kunnen worden geacht te zijn opgaan. Als een ondernemer geen splitsing kan of wil aanbrengen tussen het snoepgoed en het speelgoed, moet de totale vergoeding voor de candy novelty worden belast naar het algemene tarief.

Als de verkoopprijs van een candy novelty minder dan € 1,50 bedraagt, kan op de levering het verlaagde tarief worden toegepast. Voor deze gevallen wordt er door de in praktijk opgedane ervaringen vanuit gegaan, dat het snoepgoed het kenmerkende element van de prestatie is, en het bijgeleverde speelgoedfiguurtje alleen bedoeld is om het snoepgoed aantrekkelijker te maken. Dit geldt ook bij grootverpakkingen als de individuele candy novelty als zodanig op de markt wordt gebracht voor een prijs die lager is als € 1,50.

5. Toelichting op de tabelposten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Post a 1

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post a 1 luidt:

‘voedingsmiddelen, te weten:

  • a. eet- en drinkwaren die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie;

  • b. producten die kennelijk zijn bestemd om te worden aangewend voor de bereiding van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren en daarin geheel of ten dele opgaan;

  • c. producten die zijn bestemd om te worden aangewend als aanvulling op dan wel ter vervanging van de onder a bedoelde eet- en drinkwaren;

met dien verstande dat tot de voedingsmiddelen niet worden gerekend alcoholhoudende dranken’

2. Voedingsmiddelen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De meeste voedingsmiddelen kunnen worden gerangschikt onder post a 1, onderdeel a (eet- en drinkwaren). De onderdelen b en c van de post zijn opgenomen om te bereiken dat deze producten, als zij niet rechtstreeks kunnen worden aangemerkt als eet- en drinkwaren, ook vallen onder het begrip voedingsmiddelen. Met voedingsmiddelen worden alleen producten bedoeld die zijn bestemd voor oraal gebruik. De vorm van voedingsmiddelen is niet van belang; zowel verse, bereide als verduurzaamde voedingsmiddelen vallen onder de post.

Voor de afbakening van het begrip ‘voedingsmiddelen’ kan uit praktische overwegingen aansluiting worden gezocht bij de Warenwet en de daarop gebaseerde Warenwetbesluiten en Warenwetregelingen. In deze regelgeving is onder meer aangegeven aan welke voorwaarden producten moeten voldoen om in Nederland te koop aangeboden te mogen worden. Producten die voldoen aan de eisen die worden gesteld aan de verkoop van eet- en drinkwaren – met uitzondering van alcoholhoudende dranken – in de Warenwetgeving kunnen onder de post worden gerangschikt, tenzij in de volgende onderdelen anders is bepaald. Producten die niet voldoen aan die eisen zijn onderworpen aan het algemene tarief, tenzij in de volgende onderdelen anders is bepaald. De instantie die beoordeelt of wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld in de Warenwetgeving is de Keuringsdienst van Waren, onderdeel van de Voedsel en Waren Autoriteit. In geval van twijfel kan de ondernemer contact opnemen met deze instantie.

2.2. Levering of dienst

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het verstrekken van voedingsmiddelen voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension-, en aanverwant bedrijf is een dienst. Deze verstrekkingen vallen niet onder post a 1, maar worden in post b 12 onder het verlaagde tarief gebracht.

3. Eet- en drinkwaren (onderdeel a van de post)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het begrip eet- en drinkwaren moet ruim worden opgevat. Ook producten die pas geschikt zijn voor menselijke consumptie na een bepaalde bewerking (zoals het ontdoen van de schil) of na bereiding (toevoeging van water, koken, opwarmen en dergelijke) vallen er onder.

Het moet gaan om eet- en drinkwaren die normaal gebruikt worden voor menselijke consumptie. De daadwerkelijke bestemming en de vraag of ze uiteindelijk worden geconsumeerd is dus niet van belang.

Voorbeelden van goederen die onder de post vallen:

  • snoepgoed, waaronder kauwgom;

  • water dat niet onder post a 28 valt maar dat specifiek als voedingsmiddel herkenbaar is, bijvoorbeeld gesteriliseerd en gedemineraliseerd water dat wordt gebruikt voor het aanlengen van babyvoeding en dat ook geschikt is om direct door baby’s te worden gedronken.

Voorbeelden van goederen die niet onder de post vallen:

  • pruimtabak en dergelijke genotmiddelen;

  • producten die in het algemeen niet door mensen worden geconsumeerd, bijvoorbeeld bevroren spiering die als aasvis wordt verkocht aan sportvissers.

4. Ingrediënten (onderdeel b van de post)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onderdeel b van de post betreft producten die kennelijk zijn bestemd om te worden aangewend voor de bereiding van de in onderdeel a van de post bedoelde eet- en drinkwaren en daarin geheel of ten dele opgaan.

Met het begrip bereiding wordt gedoeld op zowel de huishoudelijke als de industriële bereiding van eet- en drinkwaren. Voor de voedingsmiddelenindustrie gaat het om producten als vruchtenpulp, diverse extracten, conserveringsmiddelen, evenals geur-, kleur- en smaakstoffen. Meer in het algemeen kan worden gedacht aan producten als gist, meel, bak- en braadmiddelen, kruiden, specerijen, zout, aroma’s en essences.

Het gaat hier om een breed scala van producten: niet alleen producten die zijn vervaardigd uit natuurlijke grondstoffen, maar ook producten die zijn vervaardigd uit chemische producten. Producten waarvan alleen bepaalde – bijvoorbeeld aromatische – bestanddelen opgaan in de eet- en drinkwaren vallen er ook onder (zoals koffie, thee, kruidnagels en laurierbladen).

Soms moet binnen een groep producten een onderscheid worden gemaakt tussen producten die kennelijk wél voor menselijke consumptie zijn bestemd (verlaagde tarief) en producten die kennelijk niet voor menselijke consumptie zijn bestemd (algemene tarief).

Voorbeelden:

Wel voor de bereiding van menselijke consumptie vallen

Niet voor de bereiding van menselijke consumptie

tafelazijn

schoonmaakazijn

koolzuurgas (CO2)dat, gelet op de cilinder waarin het wordt geleverd, uitsluitend kan worden aangewend voor de bereiding van koolzuurhoudende frisdranken waarin het opgaat

koolzuurgas voor andere toepassingen

tuinkruiden: tuinkruiden die plegen te worden aangewend voor menselijke consumptie

tuinkruiden die (vrijwel) uitsluitend worden aangewend als grondstof voor de bereiding van geneesmiddelen

kaascoating dat ter conservering op de kaaskorst wordt aangebracht en geschikt voor consumptie

kaascoating voor de kaas, zoals ‘plasticoat’, maar niet geschikt voor menselijke consumptie

Niet onder de post vallen essentiële oliën (ook wel etherische oliën genoemd) omdat ze gewoonlijk niet zijn bestemd voor de bereiding van eet- en drinkwaren. Het gaat hier om sterk geurende oliën bereid uit kruiden, planten of bomen die worden gebruikt als luchtverfrisser, bij de lichaamsverzorging, in het kader van aromatherapie en soms als smaakstof in de keuken.

Ook plantaardige olie die wordt geleverd om te worden gebruikt als motorbrandstof valt niet onder de post.

5. Voedingspreparaten (onderdeel c van de post)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

5.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onderdeel c van de post betreft producten die zijn bestemd om te worden aangewend als aanvulling op, dan wel ter vervanging van de in onderdeel a van de post bedoelde eet- en drinkwaren. Deze producten kunnen mogelijk niet in de strikte zin van het woord worden beschouwd als een voedingsmiddel, maar het is wenselijk dat zij toch daaronder worden begrepen. Te denken valt aan voedingspreparaten en/of voedingssupplementen zoals vitaminen, mineralen, kruidenpreparaten, vermageringsproducten en vezeltabletten. Voor eventuele afbakeningsproblematiek wordt nog verwezen naar de eerder genoemde aansluiting bij de Warenwetgeving.

Niet onder de post valt bijvoorbeeld Haarlemmerolie. Dit product wordt aangeprezen als een huismiddel ter bestrijding van tal van kwalen en ongemakken bij mens en dier. Vanwege de algemene gebruiksmogelijkheden kan Haarlemmerolie niet als voedingspreparaat in de zin van de post worden aangemerkt.

5.2. Kruidenpreparaten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Voorbeelden van goederen die onder de post vallen:

  • kruidenextracten waarvan volgens de gebruiksaanwijzing per keer enige druppels in water moeten worden opgelost;

  • kruidenhoestsiropen waarvan enkele malen per dag één kleine lepel moet worden ingenomen;

  • bloesem- of bloemenremedies. Bloesem- of bloemenremedies zijn tincturen – gemaakt van de bloesems van wilde struiken, bomen en planten – waarmee menselijke emoties worden beïnvloed;

  • door homeopaten verstrekte (kruiden)preparaten die niet als geneesmiddel zijn aan te merken in de zin van post a 6 van Tabel I.

Als de hier genoemde producten in vloeibare vorm worden geleverd bevatten zij soms alcohol. Als volgens het gebruiksvoorschrift slechts enkele malen per dag een kleine hoeveelheid mag worden ingenomen – bijvoorbeeld enkele druppels of een lepel – worden zij niet als alcoholhoudende dranken aangemerkt.

Eigenhandig door homeopaten vervaardigde producten zullen in de regel niet aan de voorwaarden van de hiervoor genoemde Warenwetgeving voldoen en zijn dan belast naar het algemene tarief.

Voorbeeld van goederen die niet onder de post vallen zijn kruidenpreparaten die opgelost in alcohol in de handel worden gebracht. Deze producten worden aangemerkt als alcoholhoudende dranken. Te denken valt aan kruidenwijn en op likeuren lijkende kruidenextracten. Kruidendranken met een alcoholgehalte van niet meer dan 1,2% worden niet als alcoholhoudende drank aangemerkt.

6. Alcoholhoudende dranken

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

6.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Alcoholhoudende dranken worden niet tot de voedingsmiddelen gerekend. Voor het onderscheid tussen alcoholvrije en alcoholhoudende dranken is het alcoholgehalte van belang. Voor bier (waaronder ook de mengsels van bier met wijn of limonade) ligt de grens op 0,5%. Voor andere alcoholhoudende dranken, zoals wijn, port, sherry en gedistilleerd, ligt de grens op 1,2%. Met het begrip dranken wordt gedoeld op producten die naar maatschappelijke opvatting als zodanig worden aangemerkt. In verband hiermee vallen onder het begrip alcoholhoudende dranken ook samengestelde alcoholhoudende dranken zoals advocaat, boerenjongens en boerenmeisjes. Eetwaren die alcoholhoudende stoffen bevatten (zoals bonbons) vallen niet onder het begrip alcoholhoudende dranken, maar onder het begrip voedingsmiddel.

6.2. Alcoholhoudende essences

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Alcoholhoudende essences worden niet als alcoholhoudende drank aangemerkt. Als zij kennelijk zijn bestemd voor de bereiding van eet- en drinkwaren die aan het verlaagde tarief zijn onderworpen, vallen zij onder het verlaagde tarief.

7. Verstrekking van voedingsmiddelen door commerciële internaten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Commerciële internaten houden zich bezig met het verlenen van volledige verzorging van de aan hun zorgen toevertrouwde minderjarigen. De dienstverlening van de commerciële internaten bestaat onder meer uit het verlenen van huisvesting, bewassing, verstrekken van voedingsmiddelen, en het vormen en begeleiden van de minderjarigen. De samenstellende elementen van deze dienstverlening zijn zo nauw met elkaar verbonden dat zij één prestatie vormen, waarop het algemene tarief van toepassing is.

Ik keur goed dat het deel van de vergoeding dat is toe te rekenen aan de verstrekking van de in deze post bedoelde voedingsmiddelen, wordt belast tegen het verlaagde tarief. Dat gedeelte wordt gesteld op de aan de voedingsmiddelen toe te rekenen kosten, met inbegrip van een toe te rekenen deel van de constante algemene kosten, vermeerderd met een op basis van de totale kosten bepaald deel van de winst.

Post a 2

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

3. Granen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder de post vallen tarwe, rogge, haver, maïs, rijst, kanariezaad, sorghumzaad, milletzaad, gierst, gerst, gort en dergelijke. Kanariezaad is het zaad van het gewas phalaris canariensis, kanariegras. Zie voor gemengd kanarievoer onderdeel 3.5 van de toelichting op post a 44.

Voorbeelden van goederen die onder de post kunnen worden gerangschikt:

  • gepeld en gebroken graan;

  • rijstmeel (ook rijstvoedermeel), gerstvoermeel en havermoutafvalmeel;

  • zemelgrint;

  • maïs-, rogge- en tarwekiemen;

  • boekweit en boekweitdoppen;

  • mengsels die uitsluitend al dan niet gebroken granen en/of meel en bloem van granen bevatten.

    Als er andere bestanddelen worden toegevoegd zoals (gemalen) veekoeken, dierlijke eiwitten, vitaminen en mineralen vallen de mengsels niet onder de post. Eventueel kunnen deze mengsels onder post a 44 vallen.

Niet onder de post vallen pellets (kleine brokken die worden gemaakt door het persen van verschillende soorten meel en bloem), eventueel kunnen deze pellets onder post a 44 vallen.

4. Peulvruchten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Getoaste sojabonen vallen onder de post. Dit zijn sojabonen waaruit – door verhitting met stoom – een stof wordt verwijderd die de groei van eenmagige dieren belemmert.

Niet onder de post vallen:

  • voor de teelt van peulvruchten bestemde zaden en serradellazaad. Wel vallen deze zaden onder post a 41;

  • erwten- en bonenmeel. Dit zijn gemalen schillen, delen van zaadlobben en kiemen die als bijproduct vrijkomen bij de bereiding van voedingsmiddelen uit erwten en bonen.

Post a 3

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2. Pootgoed

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder de post vallen zowel de jonge groente- en fruitplanten die zijn bestemd voor de uitpoot van groenten en fruit als de delen van dergelijke planten (zoals wortels en wortelstokken). Bijvoorbeeld: plantuitjes, witlofwortelen, rabarberplanten, aardbeiplanten, champignonbroed of champignonmycelium.

Niet onder de post vallen:

  • champignoncompost, zowel entbaar, geënt als doorgroeid;

  • compost voor andere eetbare paddestoelen, zowel entbaar, geënt als doorgroeid;

  • champost. Champost is champignoncompost die na de oogst is uitgeput en die als bodemverbeteraar kan worden gebruikt.

Champignoncompost vormt een mengsel van paardenmest, stro, gips en pluimveemest, dat via een specifiek fabricageproces wordt omgevormd tot een voedingsbodem voor champignons. Als de champignoncompost gereed is, kan aan de compost het champignonbroed of champignonmycelium worden toegevoegd. Dit champignonmycelium bestaat uit gesteriliseerde graankorrels die geheel zijn doorgroeid met champignonsporen. Champignoncompost kan in drie vormen aan champignontelers worden geleverd:

  • entbaar, dit is compost waaraan nog geen champignonmycelium is toegevoegd;

  • geënt, dit is compost waaraan kort vóór de levering champignonmycelium is toegevoegd;

  • doorgroeid, dit is compost waarin het champignonmycelium volledig is doorgegroeid.

Post a 4

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post a 4 luidt:

  • ‘a. rundvee, schapen, geiten, varkens en paarden;

  • b. andere dan de onder a vallende dieren die kennelijk zijn bestemd voor de voortbrenging of de productie van de in post 1 bedoelde voedingsmiddelen, alsmede dieren die kennelijk zijn bestemd voor het fokken van die dieren;

  • c. slachtafvallen van de onder a en b vallende dieren;

  • d. goederen die kennelijk zijn bestemd voor de voortplanting van de onder a en b vallende dieren;’

3. Fok- en slachtdieren (onderdeel b van de post)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder de post vallen dieren die kennelijk bestemd zijn voor de voortbrenging of de productie van voedingsmiddelen als bedoeld in post a 1 doordat zij zelf rechtstreeks voedingsmiddelen voortbrengen, of zelf als voedingsmiddel zullen dienen.

Voorbeelden van dieren die onder de post vallen:

  • slachtkuikens;

  • legkippen;

  • hazen;

  • fazanten;

  • garnalen, mosselen, en dergelijke zeeweekdieren;

  • diverse vissoorten zoals zalm en forel;

  • konijnen die kennelijk zijn bedoeld voor consumptie door de mens.

Voorbeelden van dieren die niet onder de post vallen:

  • zangvogels, sierduiven en aquariumvissen en dergelijke;

  • gevogelte en wild dat niet bestemd is voor consumptie maar dat (bijvoorbeeld) bestemd is voor dierentuinen, onderwijsinstellingen, parken of om als huisdier te worden gehouden;

  • hommelkolonies voor de bestuiving van cultuurgewassen in de tuinbouwsector.

4. Slachtafvallen (onderdeel c van de post)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

4.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder slachtafvallen zijn te rangschikken:

  • kop, tong, hersenen, lever, hart, nieren, darmen, pens, maag, blaas, poten, pezen, longen, milt, zwezerik, uiers, organen voor farmaceutische doeleinden en dergelijke;

  • soepbeenderen;

  • bloed (waaronder ook gedroogd bloed).

Slachtafvallen die een gebruikelijke bewerking hebben ondergaan (zoals schoonmaken, zouten, drogen of bevriezen) vallen ook onder de post.

Onder de post vallen geen huiden, onderpoten, horens, haren, beenderen en zwoerd.

4.2. Honden- of kattenvoer

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Slachtafvallen die gemalen of gesneden, in zakjes verpakt of in worstvorm in de handel worden gebracht onder de benaming honden- of kattenvoer of een soortgelijke aanduiding vallen onder de post. Dit geldt ook als maximaal 4% zetmeel als bindmiddel is toegevoegd. Als deze producten verdere bewerkingen ondergaan vallen zij niet onder de post. Voorbeelden van dergelijke bewerkingen zijn het toevoegen van groenten, mineralen, vitaminen, geneesmiddelen of het steriliseren en in blik of anderszins verpakken, om bederf te voorkomen.

5. Levering van sperma en embryo’s voor de onder a en b vallende dieren (onderdeel d van de post)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onderdeel d van de post is van toepassing op de levering en invoer van goederen, zoals sperma en embryo’s, bestemd voor de voortplanting van de in onderdeel a en b bedoelde dieren. Het gaat hier om de levering van deze goederen zonder de dienst van het kunstmatig insemineren.

Het kunstmatig insemineren van, en het transplanteren van embryo’s bij deze dieren valt onder post b 13, onderdeel b. Zie post b 13, onderdeel 4 van dit besluit.

Post a 6

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post a 6 luidt:

‘geneesmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Geneesmiddelenwet, voorbehoedmiddelen, infusievloeistoffen, alsmede kennelijk voor geneeskundige doeleinden bestemde inhalatiegassen;’

2. Geneesmiddelen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2.1. Definitie van het begrip ‘geneesmiddel’

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Een geneesmiddel is een substantie of een samenstel van substanties die bestemd is om te worden toegediend of aangewend voor dan wel op enigerlei wijze wordt gepresenteerd als zijnde geschikt voor:

  • 1e. het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek, wond of pijn bij de mens,

  • 2e. het stellen van een geneeskundige diagnose bij de mens, of

  • 3e. het herstellen, verbeteren of anderszins wijzigen van fysiologische functies bij de mens door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen.

2.2. Geneesmiddelen in de zin van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

– De definitie van het begrip ‘geneesmiddel’ onder 2.1 heeft tot gevolg dat ‘in vivo diagnostica’ onder de post vallen. Middelen voor het stellen van een medische diagnose via een laboratoriumonderzoek, de ‘in vitro diagnostica’, vallen niet onder de post.

– Alleen geneesmiddelen die in een farmaceutische vorm in de handel zijn gebracht, kunnen onder de post vallen. Een farmaceutische vorm is de fysieke vorm waarin een geneesmiddel is gebracht met het oog op de toediening of aanwending bij de mens (artikel 1, eerste lid, onderdeel v, van de Geneesmiddelenwet). Hierbij valt te denken aan pillen, poeders, tabletten, capsules, zalven, gels, crèmes, drankjes en injectievloeistoffen. Ook een geneesmiddel dat samen met een medisch hulpmiddel voor éénmalig gebruik, één geïntegreerd product vormt, is een farmaceutische vorm. Voorbeelden hiervan zijn:

  • gevulde injectiespuiten;

  • gassen die geneesmiddelen bevatten;

  • vernevelaars gevuld met geneesmiddelen;

  • pleisters die geneesmiddelen bevatten;

  • implantaten die geneesmiddelen bevatten;

  • spiraaltje dat hormonen (oestrogeen) afgeeft;

  • ioniserend apparaatje, dat via de huid medicijnen afgeeft;

  • wondbehandelingsmiddelen met geneesmiddelen;

  • wortelkanaalvullende middelen met geneesmiddelen.

De enkele aanduiding of aanprijzing dat het in farmaceutische vorm in de handel gebrachte product geschikt is voor het genezen (enz.) van enige aandoening (enz.) bij de mens is niet genoeg voor rangschikking onder de post. Een dergelijke aanduiding moet, vanwege het subjectieve karakter ervan, worden ondersteund door gegevens die de aanduiding of aanprijzing in meer objectieve zin ondersteunen. Deze objectivering kan bijvoorbeeld bestaan uit:

  • een schriftelijke verklaring van een deskundige op het terrein van de werking van geneesmiddelen, dat de aanduiding/aanprijzing van het desbetreffende product klopt. Bij een deskundige valt onder meer te denken aan de onder het ministerie van VWS ressorterende Inspectie voor de Volksgezondheid, een overkoepelende organisatie van apothekers, artsen e.d. (KNMP, KNMG e.d.);

  • wetenschappelijke rapporten waarin de aanduiding/aanprijzing van het product wordt bevestigd;

  • de aanwezigheid van bepaalde werkzame bestanddelen in het desbetreffende product die ook voorkomen in producten die op basis van de Geneesmiddelenwet als geneesmiddelen zijn geregistreerd.

  • Producten die naar spraakgebruik (primair) een andere functie bezitten dan de functie van geneesmiddel (bijv. verzorgingsproducten, cosmetica, alcoholhoudende dranken) vallen buiten het toepassingsgebied van de post. Niet onder post vallen daarom:

  • de van oudsher bekende huismiddelen voor het opheffen van bepaalde kwalen of ter versterking van de algemene fysieke gesteldheid van de mens (zoals bijvoorbeeld Pleegzuster Bloedwijn, Haarlemmerolie, wonderolie, glycerine kamferspiritus en venkelwater);

  • collageen implantaten, steriele implantaten die in hoge mate gezuiverd rundercollageen bevatten en die zijn bestemd om in de menselijke huid te worden geïnjecteerd ter correctie van onregelmatigheden in de (opper)huid (zoals acnelittekens, fronslijnen en rimpels);

  • huidbeschermende preparaten die worden gebruikt als onderlaag voor verband ten einde de huid tegen beschadiging, irritatie, bloeding of ontsteking te beschermen bij de verwijdering van het verband (zie ook onderdeel 10 bij post a 8).

  • Geneesmiddelen in de zin van de Geneesmiddelenwet vallen soms mede of zelfs uitsluitend onder de werking van een specifieke wettelijke regeling. Voor de toepassing van het verlaagde tarief is dit niet van belang. Zo kan dit tarief ook worden toegepast op de geneesmiddelen in farmaceutische vorm waarvoor mede het bepaalde in de Opiumwet (Stb. 1928, 167) van toepassing is (opiaten) en op geneesmiddelen waarvoor mede het bepaalde in de Kernenergiewet (Stb. 1963, 82) van toepassing is (de zgn. radiofarmaca). Hetzelfde geldt voor uit bloed(plasma) bereide producten en sera en vaccins, die uitsluitend onder de werking van de Wet inzake bloedtransfusie (Stb. 1988, 546) onderscheidenlijk de Wet op sera en vaccins (Stb. 1927, 91) vallen.

  • Dialysevloeistoffen zijn doorgaans als geneesmiddelen in de zin van de Geneesmiddelenwet toegelaten (en zijn als zodanig herkenbaar via het aan hen toegekende RVG-nummer) en vallen daarom onder de post.

  • Botregeneratieve producten worden gebruikt om defecten in botten te herstellen. Botregeneratieve materialen kunnen een synthetische basis hebben maar ook een natuurlijke (afkomstig van dieren, overleden mensen of lichaamseigen bot). Het basis materiaal wordt op een zodanige manier bewerkt dat een product ontstaat dat te vergelijken is met ‘eigen’ bot. Nadat het botregeneratieve product is geïmplanteerd in het defecte bot, zorgt het er voor dat het lichaam zelf weer botweefsel aanmaakt waardoor het defecte bot herstelt of aangroeit. De producten zijn bestemd voor eenmalig gebruik. Zij worden toegepast in de tandheelkunde en orthopedie. Gezien de werking, herstel van botstructuren, zijn botregeneratie materialen geneesmiddelen in de zin van de post, ongeacht of het geïmplanteerde materiaal na korte of lange tijd weer uit het lichaam weer verdwijnt.

2.3. (Niet) Geregistreerde geneesmiddelen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Met de komst van de Geneesmiddelenwet per 1 juli 2007 wordt de term ‘(niet) geregistreerde geneesmiddelen’ niet langer gebruikt. In bedoelde wet is sprake van ‘het verlenen van een handelsvergunning’ aan degenen die een geneesmiddel op de markt willen brengen. Omdat materieel niets is gewijzigd en in de praktijk (ook bij VWS) nog steeds sprake is van (niet) geregistreerde geneesmiddelen, blijven die termen hierna gehanteerd.

2.3.1. Geregistreerde geneesmiddelen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Vrijwel alle geneesmiddelen zijn geregistreerd. Dit geldt voor zowel de reguliere als de homeopathische geneesmiddelen. De door het College ter beoordeling van geneesmiddelen (CBG) voor Nederland toegelaten geneesmiddelen zijn voorzien van een registratienummer. Voor de reguliere geneesmiddelen is dit een RVG-nummer, voor homeopathische geneesmiddelen is dit een RVH-nummer. In de Regeling Geneesmiddelenwet (Stcrt. 29 juni 2007, nr. 123) is aangegeven aan welke voorwaarden (ten aanzien van aanduiding en dergelijke) homeopatische geneesmiddelen moeten voldoen.

2.3.2 . Niet geregistreerde geneesmiddelen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Er zijn ook geneesmiddelen die (nog) niet zijn geregistreerd. Het betreft bijvoorbeeld geneesmiddelen die zich nog in het stadium van proefneming bevinden of geneesmiddelen die voor een individueel geval in een apotheek worden bereid. Het feit dat een bepaald product niet is geregistreerd betekent nog niet dat de toepassing van de post is uitgesloten. Het is voldoende dat het product is bestemd om te worden gebruikt, of wordt aangeduid of aanbevolen als zijnde geschikt voor het genezen, lenigen of voorkomen van enige aandoening, ziekte(verschijnsel), pijn, verwonding of gebrek bij de mens. Daarbij is natuurlijk ook vereist dat het product in een farmaceutische vorm in de handel wordt gebracht.

3. Voorbehoedmiddelen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Met het begrip voorbehoedmiddel wordt gedoeld op alle niet als geneesmiddel aan te merken anticonceptiva. De pil, zoals omschreven in de Geneesmiddelenwet, valt als geneesmiddel al onder de post. Als voorbehoedmiddel in de zin van de post kunnen worden aangemerkt: het spiraaltje, het pessarium, het condoom (het klassieke en het vrouwencondoom) en de zaaddodende pasta.

Glijmiddelen kunnen niet onder de post worden gerangschikt. Ik keur goed dat glijmiddelen die samen met één of meerdere condooms in één verpakking voor één prijs worden geleverd, delen in de toepassing van het verlaagde tarief.

4. Infusievloeistoffen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De levering van infusievloeistoffen is onderworpen aan het verlaagde tarief. Tot de infusievloeistoffen behoren onder meer suiker- of zoutoplossingen die bestemd zijn om door middel van een infuus te worden toegediend. Een spoelvloeistof voor het spoelen van een (verblijfs)katheter (een wat samenstelling betreft op een infusievloeistof gelijkende zoutoplossing) is overigens een aan registratie onderworpen farmaceutisch product.

De vloeibare voeding die via een sonde aan de mens wordt toegediend is op grond van post a 1 onderworpen aan het verlaagde tarief.

5. Hulpmiddelen bij transport en opslag van bloed e.d.

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Ik keur goed dat steriele medische hulpmiddelen voor eenmalig gebruik die uitsluitend zijn bestemd voor het transport en/of de opslag van bloed, bloedcomponenten en/of infuusvloeistoffen en dat daarmee in aanraking komt, onder het verlaagde tarief worden gerangschikt. Losse naalden, katheters en dergelijke, die worden gebruikt om de desbetreffende stoffen aan de patiënt toe te dienen, kunnen niet onder deze medische hulpmiddelen worden gerangschikt. Deze naalden en katheters worden overigens, omdat hierbij de wensen van de gebruikers een zeer belangrijke rol spelen, nooit in een totaal systeem geleverd. Losse katheters vallen onder post a 37.

Onder de in dit onderdeel bedoelde steriele medische hulpmiddelen kunnen daarom alleen worden gerangschikt steriele, voor eenmalig gebruik bestemde:

  • infusiesets;

  • transfusiesets;

  • verlengslangen;

  • infusiekranen;

  • infuus- en bloedfilters;

  • drukmeetsets;

  • adaptors;

  • lege zakken;

  • bloedafname-hulpmiddelen zoals bloedlijnen voor hartlong machines;

  • wafers, hulpstukken waarmee de slangen van verschillende bloedzakken worden doorgesneden en aan elkaar kunnen worden gelast.

Voorbeelden van producten en productgroepen die niet onder de in dit onderdeel bedoelde steriele medische hulpmiddelen kunnen worden gerangschikt zijn:

  • infuuspompen;

  • bloedscheidingsapparatuur;

  • beluchters;

  • controllers of volumeregeling;

  • lege, niet steriele infuuszakken;

  • toedieningssystemen voor enterale voeding;

  • voedingssondes;

  • katheterspoellijnen;

  • sealapparatuur;

  • bloedbank hulpmateriaal, zoals tangetjes, klemmen en persen;

  • afsluitstopjes en -kapjes;

  • mandrijnen;

  • ampullen.

Blaasspoellijnen, katheterspoellijnen, intraveneuze katheters, afzuigkatheters en urologiekatheters vallen onder post a 37.

Het komt voor dat in één set goederen worden geleverd die aan verschillende tarieven zijn onderworpen en die hun zelfstandigheid hebben behouden. In dat geval dient de vergoeding voor de set te worden gesplitst in een aan het verlaagde tarief en een aan het algemene tarief onderworpen deel. Wanneer een ondernemer geen splitsing wil aanbrengen, keur ik goed dat de totale vergoeding wordt belast naar het algemene tarief.

Een hulpmiddel kan slechts als steriel worden aangemerkt als het voldoet aan de eisen die gesteld zijn in het Besluit medische hulpmiddelen. Zo zal onder andere het woord steriel op de verpakking moeten voorkomen.

Goederen die (ook) worden gebruikt voor diagnostische doeleinden vallen niet onder de goedkeuring. Daardoor vallen bloedbuisjes waarin afgenomen bloed wordt opgevangen en die bepaalde additieven, reagentia of testmiddelen bevatten, niet onder het verlaagde tarief. Dat geldt ook wanneer het doel van de in de bloedbuisjes aanwezige middelen niet verder reikt dan het afgenomen bloed – bijvoorbeeld door het voorkomen van stolling of door het afsplitsen van bestanddelen – geschikt te maken voor verder onderzoek.

6. Inhalatiegassen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder de post kunnen mede worden gerangschikt inhalatiegassen die kennelijk zijn bestemd voor medische doeleinden. Het gaat hier bijvoorbeeld om zuurstof en lachgas die bij de behandeling van patiënten in ziekenhuizen enz. worden gebruikt.

Bij de levering van zuurstof is voor de tarieftoepassing niet van belang in welke vorm (gas of vloeibaar) de zuurstof wordt aangeboden. Het verlaagde tarief is ook van toepassing op de (eventuele) vergoeding die aan de gebruikers in rekening wordt gebracht voor de ter beschikking stelling van zuurstofcilinders, -vaten en dergelijke. Zie verder post a 37 voor de hulpmiddelen.

7. Administratiekosten apothekers.

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Apothekers brengen aan cliënten die de aan hen geleverde genees- en verbandmiddelen enz. niet contant betalen maar op rekening kopen, boven de vergoeding voor de geleverde genees- en verbandmiddelen een bedrag aan administratiekosten in rekening. Deze vergoeding moet worden geacht deel uit te maken van de vergoeding voor de geleverde genees- en verbandmiddelen. In verband daarmee zou, strikt genomen, deze vergoeding voor administratiekosten in voorkomende gevallen moeten worden gesplitst in een gedeelte, betrekking hebbende op aan het verlaagde tarief onderworpen goederen, en een gedeelte, betrekking hebbende op aan het algemene tarief onderworpen goederen. Omdat de goederen die op rekening worden gekocht in overwegende mate aan het verlaagde tarief zijn onderworpen, keur ik goed dat een zodanige splitsing achterwege blijft en dat de vergoeding voor administratiekosten in haar geheel wordt geacht deel uit te maken van de vergoeding waarop het verlaagde tarief van toepassing is.

Post a 7

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Producten die zijn aan te merken als diergeneesmiddel in de zin van de Diergeneesmiddelenwet (Stb. 1985, 410) worden belast naar het verlaagde tarief. Voorwaarde is, dat zij worden toegepast bij of aan het dier zelf (in vivo gebruik). Niet onder het verlaagde tarief vallen de middelen die worden toegepast op weefsel of lichaamsvloeistoffen die uit dieren afkomstig zijn om een diagnose te stellen (in vitro gebruik).

Grondstoffen voor de bereiding van diergeneesmiddelen worden niet als diergeneesmiddelen in de zin van de Diergeneesmiddelenwet aangemerkt.

3. Diergeneesmiddel

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Op grond van artikel 1, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet wordt als diergeneesmiddel aangemerkt elke substantie die is bestemd om al dan niet na be- of verwerking te worden gebruikt voor:

  • het genezen, lenigen of voorkomen van enige aandoening, ziekte, ziekteverschijnsel, pijn, verwonding of gebrek van een dier;

  • het herstellen, verbeteren of wijzigen van het functioneren van organen van een dier;

  • het onderkennen van een ziekte of gebrek bij dieren door toepassing bij een dier.

De bestemming moet kunnen worden vastgesteld aan de hand van bijvoorbeeld de aard, vorm, verpakking of aanduiding van het product.

Alle informatie over geregistreerde diergeneesmiddelen (Europese en Nederlandse) en de diergeneesmiddelen waarvoor een registratie in Nederland is aangevraagd, is terug te vinden in de diergeneesmiddelen database die door het CBG op het internet is gepubliceerd (www.cbg-meb.nl). Als registratie (nog) niet is vereist zal op de verpakking in ieder geval het woord diergeneesmiddel moeten worden vermeld en de diersoort(en) waarvoor het diergeneesmiddel is bestemd. Dit betekent dat het verlaagde tarief voor in Nederland toegelaten diergeneesmiddelen alleen van toepassing is op de levering van producten, die als diergeneesmiddel in de handel worden gebracht en die ook overigens aan de in de Diergeneesmiddelenwet genoemde vereisten voldoen.

4. Middelen ter bestrijding van ongedierte bij dieren

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Middelen die worden gebruikt voor de bestrijding van ongedierte (zoals vlooien, luizen en teken) bij dieren zijn onder te verdelen in:

  • A. middelen die zijn bestemd voor inwendig gebruik door het dier (zgn. endoparasiticiden). Deze middelen worden, als zij aan de daartoe in de Diergeneesmiddelenwet gestelde voorwaarden voldoen, als diergeneesmiddel aangemerkt en vallen als zodanig onder de post. Zij zijn herkenbaar aan het registratienummer op de verpakking van deze middelen (zie ook onderdeel 3).

  • B. middelen die zijn bestemd voor uitwendig gebruik (zgn. ectoparasiticiden), waarbij een onderscheid dient te worden gemaakt tussen:

    • middelen die op het dier zelf worden toegepast (bijvoorbeeld vlooienbanden);

    • middelen die in de verblijfsomgeving van het dier worden toegepast (bijvoorbeeld sprays).

De op het dier zelf toegepaste middelen vallen vanaf 1 januari 1995 voor het toelatingsregime onder de Diergeneesmiddelenwet. Zij vallen onder de post als zij aan de daarin gestelde voorwaarden voldoen en als zodanig herkenbaar zijn aan het registratienummer op de verpakking.

De middelen die in de verblijfsomgeving van het dier worden toegepast vallen niet onder de werking van de Diergeneesmiddelenwet. Zij worden ook niet toegepast voor of bij het dier zelf. Deze middelen vallen niet onder de post.

5. Dierenartsen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

In gevallen waarin een dierenarts bij de geneeskundige behandeling van een ziek dier een diergeneesmiddel toedient, is sprake van een naar het algemene tarief belaste dienst waarin het toedienen van het diergeneesmiddel opgaat.

Als de dierenarts na de behandeling van het zieke dier aan de verzorger van het dier diergeneesmiddelen levert, verricht de dierenarts een afzonderlijke aan het verlaagde tarief onderworpen levering van diergeneesmiddelen.

In gevallen waarin het op correcte wijze splitsen van de aan de levering van diergeneesmiddelen toe te rekenen omzet vanuit de administratie onmogelijk is, kan de inspecteur een praktische regeling treffen. Een in dat kader aan te brengen forfaitaire splitsing van de omzet dient gebaseerd te zijn op, en zo nauwkeurig mogelijk aan te sluiten bij de praktijkgegevens van de betrokken dierenarts.

Post a 8

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post a 8 luidt:

‘verbandmiddelen zoals watten, windsels, gaas, hechtmiddelen, pleisters, tampons, spalken en daarmee gelijk te stellen artikelen die kennelijk zijn bestemd voor geneeskundige doeleinden, alsmede gevulde verbanddozen, damesverband, kraammatrassen en incontinentiematerialen;’

2. Verbandmiddelen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De opsomming van verbandmiddelen is niet limitatief. Onder de post vallen niet alleen de in het bijzonder genoemde middelen, maar ook middelen die:

  • 1. wat betreft gebruik aan de genoemde artikelen zijn gelijk te stellen, en

  • 2. zijn ontwikkeld en worden aangeboden voor geneeskundige doeleinden.

Voor een ‘open’ omschrijving van het begrip is gekozen om ook de nieuwste artikelen op het gebied van de verbandmiddelen onder de post te laten vallen.

Het begrip verbandmiddel omvat naar spraakgebruik alleen producten die ertoe dienen een beschadigd (in het bijzonder: gewond) of ziek lichaamsdeel te bedekken.

Verbandmiddelen die gebruikt worden in de diergeneeskunde vallen ook onder de post (zie onderdeel 15 bij deze post).

Gebruiksartikelen, zoals kleding en schoeisel, die een therapeutische werking bezitten, vallen niet onder de post.

3. Watten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder watten zijn te begrijpen celstofwatten, geïmpregneerde watten, verbandwatten, vette watten, steriele wattenstaafjes die bestemd zijn voor chirurgische doeleinden en dergelijke. Niet onder de post vallen dus bijvoorbeeld autopoetswatten, bijouteriewatten (juwelierswatten), poederdonsjes, toiletwatten en niet-steriele wattenstaafjes.

Ik keur goed dat witte watten die voor allerlei huishoudelijke doeleinden (waaronder geneeskundige) worden gebruikt, onder de post worden gerangschikt.

4. Windsels

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Windsels worden gemaakt uit diverse stoffen en gebruikt voor verschillende doeleinden. Het gaat hier bijvoorbeeld om elastische windsels, hydrofiele windsels, gipswindsels en dergelijke.

Voorbeelden van goederen die onder de post vallen:

  • immobiliserende verbandsystemen (bijvoorbeeld een tricot kous waarin een twee componenten vloeistof wordt gegoten) die na het aanleggen om het te fixeren lichaamsdeel verharden;

  • al dan niet elastische kniebanden, dijbeenbanden, enkelbanden, elleboogbanden en polsbanden;

  • elastische kousen die door bedlegerige patiënten worden gedragen ter voorkoming van trombose;

  • flexibele (kunst)stof omhulsels die zijn gevuld met een substantie, die na verhitting of koeling als warmte- of koudekompres om (delen van) armen, benen en dergelijke worden gewikkeld ten einde blessures te behandelen, als zij als (warmte- of koude) kompres in de handel worden gebracht;

  • zogenoemde stompsokken van wol, tricot enz. vervaardigde hoesjes die een gebruiker in staat stellen om een prothese permanent te gebruiken.

Ik keur goed dat de volgende artikelen onder de post vallen:

  • oefenverbanden, zijnde dikke windsels die als oefenmateriaal worden gebruikt bij o.a. EHBO-cursussen;

  • elastische kousen als zij een drukwaarde van tenminste 25 mm kwik hebben (daaruit volgt indeling in klasse 2 of hoger van de zgn. lijst van Bernink).

Producten die naar uiterlijk en gebruiksmogelijkheden als een kant-en-klaar kledingstuk moeten worden aangemerkt vallen niet onder de post.

5. Gaas

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het gaat hier niet alleen hydrofielgaas ter afdekking van wonden, maar ook allerlei artikelen van gaas zoals kompressen en stroken alsmede kompressen van bijvoorbeeld celstof in gaas of celstof in textielvlies.

Ik keur goed dat incisiefolie, een uiterst dunne kleeffolie die op de huid van patiënten wordt aangebracht voordat de incisie wordt gemaakt, en wondfolie en infusiefolie, onder de post worden gerangschikt.

6. Hechtmiddelen; instrumenten voor endoscopische chirurgie

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Bij hechtmiddelen kan worden gedacht aan de traditionele draad (catgut, zijde, kunststof) en hechtzijde, en aan hechtkrammetjes, -nietjes en -clips.

Bij de levering van hechtdraad wordt de naald soms vast aan de hechtdraad meegeleverd. Ik keur goed dat draad en naald dan als één geheel als hechtmiddel onder de post valt.

Voor het aanbrengen van nietjes en clips wordt zgn. hechtapparatuur (nietmachines) gebruikt. Deze hechtapparatuur kan niet delen in het verlaagde tarief voor hechtmiddelen. Dit geldt ook voor de bij hechtapparatuur behorende instrumenten zoals een verwijdertang en een weefselmeetinstrument.

Vaak wordt een hechtapparaat samen met nietjes of clips tegen één vergoeding geleverd. De nietjes of clips, die meestal vervaardigd zijn van titanium of chirurgisch staal, vertegenwoordigen daarbij een niet onaanzienlijke waarde. Voor de tarieftoepassing moet de vergoeding worden gesplitst in een aan het verlaagde tarief te belasten deel (het aan de nietjes of clips toe te rekenen deel) en een aan het algemene tarief onderworpen deel (het op het hechtapparaat betrekking hebbende deel). Voor het vaststellen van het naar het verlaagde tarief te belasten deel van de vergoeding, kan de prijs als richtsnoer dienen, die voor een los te leveren cassette nietjes of clips in rekening wordt gebracht.

7. Pleisters

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Tot pleisters in de zin van de post behoren niet alleen hecht- en wondpleisters, maar ook:

  • elastisch (net)verband waarmee bijvoorbeeld hydrofielgaas kan worden gefixeerd;

  • likdoornpleisters en likdoornringen;

  • katheterpleisters, speciaal gevormde pleisters die worden gebruikt om neussondes, drainagekatheters e.d. op hun plaats te houden;

  • sporttapes die specifiek zijn ontwikkeld voor gebruik op het lichaam en die dienen om (de gevolgen van) blessures te bestrijden of te voorkomen.

8. Tampons

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het betreft alle tampons die gebruikt worden bij geneeskundige behandelingen, bijvoorbeeld gynaecologische tampons en tampons voor tandheelkundig gebruik.

9. Spalken

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Naast de traditionele rechte spalken vallen (hulp)middelen die dezelfde functie hebben onder de post. Voorbeelden daarvan zijn:

  • buigzame aluminium strips voor de behandeling van gebroken vingers;

  • scharnierende spalken zoals knie- en elleboogscharnieren;

  • verstelbare hielbakjes van kunststof of metaal;

  • thermoplastisch polyethyleen schuim (plastazote) dat via verhitting aan het lichaam kan worden gemodelleerd en dat wordt gebruikt voor de vervaardiging van bijvoorbeeld lichte spalken.

10. Met verbandmiddelen gelijk te stellen artikelen die kennelijk zijn bestemd voor geneeskundige doeleinden.

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Alleen producten die qua functie op één lijn zijn te stellen met verbandmiddelen kunnen onder de post worden gerangschikt. Onder de post kunnen bijvoorbeeld doekjes worden gerangschikt die zijn geïmpregneerd met een ontsmettingsstof en die zijn bestemd voor het ontsmetten van de huid ter voorkoming van infecties bij het toedienen van injecties.

Proceduretrays (ook wel aangeduid als behandelmodules, logist-O.K. of O.K.-setjes) zijn pakketten die diverse artikelen bevatten die bij operaties worden gebruikt zoals verbandmiddelen, afdekmaterialen, een operatiejas, handdoekjes, kleef- en steristrips en dergelijke. Omdat wordt aangenomen dat de samenstellende delen hun zelfstandigheid hebben behouden, geldt voor de verbandmiddelen het verlaagde tarief, en voor de andere artikelen het algemene tarief.

De Vacuum Assisted Closure (VAC) is een set bestaande uit een steriel verpakte polyurethaan wondbedekker met bijbehorende slangenset, pompen, incisiefolie en/of opvangbeker. De wondbedekker zorgt voor het ontstaan van onderdruk in de wondholte of onder een huidtransplantaat of -flap, waardoor de wondranden naar het centrum van de wond worden getrokken, wat de genezing van de wond bevordert. Het wondvocht wordt verzameld in de bij de set behorende opvangbeker. De set valt niet onder post. Ik keur goed dat de voor eenmalig gebruik bestemde onderdelen van de VAC (de wondbedekker met slangenset, de incisiefolie en de opvangbeker) onder de post worden gerangschikt. De tot de VAC behorende goederen die meerdere malen zijn te gebruiken (de pompen) vallen onder het algemene tarief.

Botregeneratie-membranen (een soort vliesje dat door de tandarts/kaakchirurg onder het worteloppervlak van een tand of kies in het kaakbot wordt geïmplanteerd ter afsluiting van een defect in – onder meer – het kaakbot) kunnen van verschillende materialen zijn vervaardigd (kunststof, maar ook dierlijk of humaan weefsel). De membranen zijn al dan niet door het menselijke lichaam afbreekbaar. Deze botregeneratie-membranen zijn, gelet op hun eigenschappen en toepassingsmogelijkheden, op één lijn te stellen met verband- of hechtmiddelen en kunnen daarom onder de post worden gerangschikt.

Ook ander botvervangend materiaal dat zorgt voor het bijeenhouden van omliggend bot en nieuw eigen lichaamsbot laat opkomen op plaatsen waar het botvervangend materiaal is aangebracht (omdat daar bot is weggeslagen), kan onder de post worden gerangschikt. Botregeneratieve producten vallen onder post a 6.

Ook de zogenoemde tourniquet die wordt aangebracht net iets boven de wond valt onder de post. Dit product bestaande uit een band met een klemfunctie zorgt er voor dat beschadigd weefsel op die plaats zodanig wordt dichtgedrukt, dat de slagader stopt met bloeden.

Voorbeelden van goederen die niet onder de post vallen:

  • operatielakens, slopen, afdekdoeken en dergelijke afdekmaterialen (al dan niet steriel en/of voor eenmalig gebruik, of voorzien van een stukje incisiefolie),operatiemaskers, operatiekapjes, overtrekken, spuugdoekjes en dergelijke;

  • gebruiksartikelen met een bepaalde therapeutische en/of (veronderstelde) heilzame werking, zoals speciale (rheuma)hemden, steunkousen, ‘medische’ schapenvachten e.d. vallen niet onder de post;

  • huidbeschermende preparaten die worden gebruikt als onderlaag voor verband om de huid bij verwijdering van het verband te beschermen tegen beschadiging, irritatie, bloeding of ontsteking, zijn niet als verbandmiddel aan te merken;

  • proprioceptieve inlegzolen ter verbetering van de lichaamshouding en beweging (zie ook onderdeel 11 bij post a 35).

12. Damesverband

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Zowel inwendig als uitwendig damesverband valt onder de post, evenals inlegkruisjes. Dat geldt ook voor het product ‘keeper’, een rubberen reservoirtje met een inhoud van 30 cc dat ertoe dient menstruatiebloed op te vangen en dat op dezelfde wijze wordt ingebracht als een damestampon.

13. Kraammatrassen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Kraammatrassen vallen onder de post. Ik keur goed dat ook zoogkompressen, kraampakketten (met o.a. kraamverband) en sluitlakens onder de post worden gerangschikt. Ook herbruikbare zoogkompressen van siliconen vallen onder de post.

14. Incontinentiematerialen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Met het begrip incontinentiematerialen wordt gedoeld op het gehele scala aan producten dat als doel heeft om incontinentie te voorkomen of de gevolgen van incontinentie te verlichten of tegen te gaan. Bij incontinentie die geen ziekteverschijnsel vormt (zoals het geval is bij baby’s en kleine kinderen), kan de post geen toepassing vinden. Reguliere babyluiers zijn daarom niet onder de post te rangschikken. Bij incontinentiematerialen gaat het zowel om absorberende producten als om producten die juist voorkomen dat absorberende producten moeten worden gebruikt. Onder incontinentiematerialen zijn zowel de voor éénmalig gebruik als de voor meermalig gebruik bestemde producten te begrijpen. Het begrip incontinentiematerialen omvat zowel producten die incontinente personen in/aan hun lichaam dragen, als producten die op gebruiksartikelen zoals matrassen, meubilair e.d. worden gelegd om die te beschermen tegen de gevolgen van incontinentie.

Bij absorberende producten valt te denken aan de volgende voorbeelden:

  • speciale luiers voor incontinente gehandicapte kinderen, die op recept van een arts door apothekers worden verstrekt. Hierbij dient de apotheker met behulp van het recept van een arts aannemelijk te maken, dat het verlaagde tarief van toepassing is;

  • slips en broeken (de zgn. fixatie- of netbroeken) die ten doel hebben incontinentieluiers die niet zijn voorzien van bevestigingspunten op hun plaats houden;

  • badslips voor incontinente personen, die bij het zwemmen worden gedragen.

Bij producten die voorkomen dat absorberende producten moeten worden gebruikt valt te denken aan incontinentieklemmen en urethrastoppen.

De levering van de tot plaswekkersets (sets die ertoe dienen bedplassen bij kinderen van 6 jaar en ouder op te heffen) behorende plasbroekjes en plasmatten met bijbehorende snoertjes, kunnen onder de post worden ingedeeld. Het betreft hier broekjes en matten waarin een laagje zilverdraad is verwerkt dat ertoe dient aan de plaswekker het signaal te geven dat er urine in het plasbroekje of op de plasmat terecht is gekomen. De plasbroekjes en -matten zijn via snoertjes aan de plaswekker verbonden. Als plaswekkersets als één geheel worden geleverd, keur ik goed dat het verlaagde tarief wordt toegepast. De verhuur van de plaswekker met bijbehorende batterijen is aan het algemene tarief onderworpen.

Voorbeelden van goederen die niet onder de post vallen:

  • de speciaal voor incontinente personen bestemde hygiënische middelen (speciale zeep, spray e.d.).

  • matrassen e.d. die zijn bekleed met materiaal dat incontinentiebestendig is. De matrassen zijn in de eerste plaats bedoeld om op te slapen en hebben niet de primaire functie om de (gevolgen van) incontinentie tegen te gaan;

  • producten die niet specifiek zijn ontwikkeld om incontinentie te voorkomen, te verlichten of tegen te gaan maar alleen een (al dan niet verondersteld) zijdelings effect hierop hebben, zoals medische schapenvachten.

15. Dierverbandmiddelen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Aangezien met het begrip geneeskundige doeleinden wordt gedoeld op de aanwending binnen zowel de humane geneeskunde als de diergeneeskunde, kunnen ook de specifiek voor dieren bestemde verbandmiddelen – bijvoorbeeld speciale bandages – onder het verlaagde tarief vallen. Te denken valt verder aan:

  • klauwzak en hondensok, zijnde goederen die een gewonde dierenpoot tegen vocht en vuil van buiten beschermen en daarnaast dienen voor het op de plaats houden van de – bijvoorbeeld met een gaasje – op de wond aangebrachte medicijnen;

  • breuknetje, zijnde een verstevigd stukje gaas dat bij een navelbreuk de naar buiten tredende darmen moet terugdringen;

  • hechtclips, hechtkrammen, pluggen voor de fixatie van de lebmaag en schede(hecht)band;

  • zgn. beendraden met behulp waarvan (soms) bij breuken in de kaak of van de tanden fixatie plaatsvindt;

  • uit twee componenten bestaande snelhardende kunststof (zoals ‘Technovit’) die bij de fixatie van breuken wordt gebruikt.

Paardenbandages hebben in hoofdzaak een preventieve functie (voorkomen van blessures e.d.) en zijn daarom niet als dierverbandmiddel aan te merken.

16. Verbandmiddelensets

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Verbandmiddelensets zijn sets bestemd voor een bepaalde geneeskundige of chirurgische behandeling en bevatten naast verbandmiddelen (gaas, watten, windsels en dergelijke) ook andere artikelen zoals bakjes, schaaltjes, pincetten, mesjes, handschoenen en dergelijke. Deze sets worden doorgaans gesteriliseerd in één verpakking geleverd. Omdat wordt aangenomen dat de samenstellende delen hun zelfstandigheid hebben behouden, geldt voor de verbandmiddelen het verlaagde tarief, en voor de andere artikelen het algemene tarief.

Ik keur goed dat een set die is samengesteld uit verbandmiddelen, een bakje of schaaltje voor eenmalig gebruik en ten hoogste twee pincetten voor eenmalig gebruik, wordt gerangschikt onder het verlaagde tarief.

Post a 28

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Met het begrip ‘water’ wordt gedoeld op het drinkwater dat via het openbare leidingnet wordt geleverd.

Onder de post vallen ook gedistilleerd water en warm water.

Ik keur goed dat ‘ander’ water, ook wel aangeduid als B-water, grijs water of huishoud/industrie/landbouwwater, onder het verlaagde tarief valt. Het gaat hier om in mindere mate gezuiverd oppervlaktewater dat niet voor menselijke consumptie geschikt is, maar wel bruikbaar is voor niet-consumptieve doeleinden, bijv. voor spoelwerkzaamheden en beregening van gewassen. Onder ander water kan ook regenwater worden begrepen.

Niet onder de post vallen:

  • gedemineraliseerd, ontijzerd en onthard water;

  • zeewater en rivierwater, al dan niet bestemd voor wetenschappelijke doeleinden;

  • ijs en stoom.

Water dat niet onder post a 28 valt maar dat specifiek als voedingsmiddel herkenbaar is, valt onder post a 1.

3. Bijkomende verrichtingen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het vastrecht en de belasting op leidingwater behoren tot de vergoeding voor de levering van water en vallen ook onder het verlaagde tarief.

De verrichtingen die rechtstreeks verband houden met de levering van water kunnen delen in de toepassing van het verlaagde tarief. Het betreft onder meer de volgende vergoedingen/kosten:

  • de meterhuur voor het (ver)plaatsen, onderhouden en herstellen van watermeters;

  • de onder de benaming ‘leidinghuur’, ‘onderhoud dienstleiding’, ‘aansluitkosten’ en dergelijke aan de afnemers berekende kosten voor aanleg, aansluiting en onderhoud van een dienstleiding;

  • de vergoeding voor het aansluiten van een woonhuis op het openbare leidingnet;

  • de vergoeding voor het aanleggen van een tijdelijke aansluiting;

  • de vergoeding voor het plaatsen, verhuren, onderhouden en herstellen van brand- en bouwleidingen die als dienstleiding fungeren;

  • de vergoeding voor het beschikbaar houden van brandbluscapaciteit;

  • de vergoeding voor het plaatsen, verhuren, onderhouden en herstellen van standpijpen;

  • de vergoeding voor het inspecteren van binnenhuisaansluitingen en het controleren van watermeetinrichtingen;

  • de vergoeding voor het sluiten en openen van een dienstkraan bij de aanvang of het einde van de levering van water;

  • de transport- en arbeidskosten voor de levering van water aan schepen, land- en tuinbouwbedrijven, of voor tijdelijke aansluitingen;

  • de vergoedingen voldaan om de afsluiting van de watertoevoer wegens wanbetaling te voorkomen.

Het verlaagde tarief is niet van toepassing op:

  • het plaatsen, onderhouden en beproeven van brandkranen;

  • het aansluiten van een binnenleiding op een brandleiding;

  • het beproeven van tanks en meetinstrumenten;

  • het verrichten van laboratoriumwerkzaamheden;

  • het tegen vergoeding inspecteren van waterleidingen en/of installaties door een waterleidingbedrijf op de aanwezigheid van legionellabacteriën.

Post a 29

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post a 29 luidt:

  • ‘a. kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten, voor zover deze worden ingevoerd;

  • b. kunstvoorwerpen voor zover deze worden geleverd door:

    • 1°. de maker of diens rechtverkrijgende onder algemene titel; of

    • 2°. een ondernemer, andere dan een wederverkoper, die ingevolge artikel 15, eerste lid, de belasting ter zake van zijn verkrijging volledig in aftrek brengt;’

2. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Kunstvoorwerpen, voorwerpen voor verzamelingen en antiquiteiten zijn gedefinieerd in artikel 2a, eerste lid, onderdeel m, van de wet: de goederen die bij ministeriële regeling zijn aangewezen. Artikel 4, tweede lid, van de uitvoeringsbeschikking verwijst in dit verband naar bijlage J bij die beschikking (hierna: bijlage J). Het verlaagde tarief geldt voor leveringen en opleveringen (zie de toelichting op post b16).

3. Kunstvoorwerpen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

3.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

In post 1 van bijlage J zijn de volgende goederen als ‘kunstvoorwerpen’ aangewezen:

  • a. schilderijen, collages en dergelijke decoratieve platen, schilderijen en tekeningen geheel van de hand van de kunstenaar, met uitzondering van bouwtekeningen en andere tekeningen voor industriële, commerciële, topografische en dergelijke doeleinden en van met de hand versierde voorwerpen alsmede van beschilderd doek voor theatercoulissen, voor achtergronden van studio’s of voor dergelijk gebruik (GN-code 9701);

  • b. originele gravures, originele etsen en originele litho’s, dat wil zeggen een of meer door de kunstenaar geheel met de hand vervaardigde platen die in een beperkte oplage rechtstreeks in het zwart of in kleuren zijn afgedrukt, ongeacht het materiaal waarop dit afdrukken is geschied en ongeacht de gevolgde techniek, met uitzondering van de mechanische en van de fotomechanische reproductietechniek (GN-code 9702 00 00);

  • c. originele standbeelden en origineel beeldhouwwerk, ongeacht het materiaal waarvan zij vervaardigd zijn, mits het werk geheel van de hand van de kunstenaar is; afgietsels van beeldhouwwerken in een oplage van maximaal acht exemplaren, die door de kunstenaar of diens rechthebbenden wordt gecontroleerd (GN-code 9703 00 00);

  • d. tapisserieën (GN-code 5805 00 00) en wandtextiel (GN-code 6304 00 00), met de hand vervaardigd volgens originele ontwerpen van kunstenaars, mits er niet meer dan acht exemplaren van elk zijn;

  • e. unieke voorwerpen van keramiek, geheel van de hand van de kunstenaar en door hem gesigneerd;

  • f. emailwerk op koper, geheel met de hand vervaardigd tot maximaal acht genummerde en door de kunstenaar of het atelier gesigneerde exemplaren, met uitsluiting van sieraden, juwelen en edelsmeedwerk;

  • g. foto’s die genomen zijn door de kunstenaar, door hem of onder zijn toezicht zijn afgedrukt, gesigneerd en genummerd, met een oplage van maximaal 30 exemplaren voor alle formaten en dragers samen.

3.2. Maker

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De maker van een kunstvoorwerp is degene die het heeft ontworpen, dat is de

kunstenaar. Voor alle onderdelen van bijlage J is het nodig dat het kunstwerk van de hand van de kunstenaar is. Deze definitie houdt in dat voor de beoordeling of een persoon kunstenaar is, uiteindelijk bepalend is of deze persoon schilderijen, beeldhouwwerken etcetera ontwerpt, die naar maatschappelijke opvattingen als kunstvoorwerp worden aangemerkt.

3.3. Gebruiksvoorwerpen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Zaken die het karakter hebben van een gebruiksvoorwerp (met uitzondering van lijfsieraden die aan te merken zijn als beeldhouwwerk) vallen niet onder de post. Dit is het geval als het kunstzinnige karakter van de zaken ondergeschikt is aan de gebruiksfunctie van die zaken. Als voorbeeld kunnen worden genoemd:

  • kunstzinnig vervaardigde tafels of stoelen;

  • namaakdieren van kunstbont die het karakter hebben van knuffeldier/speelgoed;

  • kledingstukken die door een kunstenaar zijn beschilderd, maar die naar hun functie zijn bestemd om als kleding te worden gedragen;

  • lijkkisten, urnen en kleding die door kunstenaars worden vervaardigd ter herdenking van overledenen of voor gebruik bij begrafenissen en crematies;

  • objecten die een soortgelijke functie vervullen als amuletten. Deze objecten worden aangeschaft vanwege de (veronderstelde) werking en niet zozeer vanwege een artistieke waarde.

3.4. Schilderijen, enz. (post 1, onderdeel a, bijlage J)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Of een voorwerp als een schilderij kan worden aangemerkt moet naar het spraakgebruik worden beoordeeld. Beschilderde goederen zijn pas dan als schilderijen in de zin van de post aan te merken als zij het karakter hebben van schilderijen. Hierbij geldt de voorwaarde dat het eventuele overige gebruik dat van die goederen kan worden gemaakt onbetekenend van aard is. Kledingstukken die door een kunstenaar zijn beschilderd, maar die naar hun functie zijn bestemd om als kleding te worden gedragen vallen daarom niet onder de post.

Lijsten waarin schilderijen, schilderingen, tekeningen, collages en dergelijke decoratieve platen, gravures, etsen en litho’s zijn ingelijst, volgen het tarief van die kunstvoorwerpen, als de aard en de waarde van die lijsten in overeenstemming zijn met die van bedoelde kunstvoorwerpen.

3.5. Originele gravures, etsen en litho’s (post 1, onderdeel b, bijlage J)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Ik keur goed dat onder de post worden gerangschikt:

  • originele houtsneden;

  • zeefdrukken die door een kunstenaar – al dan niet in samenwerking met een zeefdrukker – handmatig zijn vervaardigd, mits zij door de kunstenaar handmatig zijn genummerd en gesigneerd in een maximale oplage van 250 exemplaren. Als de oplage hoger is dan 250 exemplaren, geldt voor de gehele oplage het algemene tarief.

3.6. Originele standbeelden en origineel beeldhouwwerk (post 1, onderdeel c, bijlage J)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder de post vallen niet alleen werken die rechtstreeks uit harde materialen, zoals steen en hout, zijn gehouwen, maar ook werken van de beeldhouwkunst die uit brons of andere materialen zijn gegoten en werken van de beeldhouwkunst die uit andere materialen dan steen, hout of metaal zijn vervaardigd. Beeldhouwwerk met een commercieel karakter behoort niet tot post 9703, zelfs niet als deze artikelen zijn ontworpen of vervaardigd door kunstenaars.

Lijfsieraden en ander ambachtswerk met een commercieel karakter en in serie verkregen reproducties en afgietsels met een commercieel karakter van metaal, gips, enz. behoren ook niet tot post 9703 (zie de GS-toelichting op post 9703).

Er is sprake van werken van de beeldhouwkunst met een commercieel karakter die onder het algemene tarief vallen als deze kunstwerken naar maatschappelijke opvattingen uiterlijk gelijkenis vertonen met industriële of ambachtelijke producten. Hiervan is sprake is als het werk grotendeels lijkt op een ambachtelijk/industrieel product. Daarbij zijn de vormgeving, de afmetingen, de materiaalkeuze, de kleur, bepalend voor de beoordeling/waarneming van de gelijkenis.

Door die gelijkenis moet voor de toepassing van het btw-tarief worden aangenomen dat deze beeldhouwwerken concurreren met gelijkaardige industriële of ambachtelijke producten waarvoor het algemene btw-tarief geldt. In dergelijke gevallen is niet van belang of het betreffende beeldhouwwerk in een museumcollectie wordt opgenomen en of de prijs aanmerkelijk verschilt van de industriële of ambachtelijk vervaardigde, gelijkaardige producten. Voorbeeld: een kunstenaar levert een door hem ontworpen gouden ring met edelstenen, die alleen qua kleur van de edelstenen verschilt van een ambachtelijk vervaardigde gouden ring.

Doorgaans zal er geen uiterlijke gelijkenis bestaan waar het gaat om volstrekt persoonlijke en unieke creaties waarmee de kunstenaar een esthetisch ideaal tot uitdrukking brengt.

Doorgaans zal de door een kunstenaar ontworpen en geleverde gedenksteen niet onder post 9703, maar onder post 6802 (grafmonument) vallen, omdat deze gedenksteen uiterlijk gelijkenis vertoont met industriële of ambachtelijke gedenkstenen. Het verlaagde tarief is dan niet van toepassing. Lijfsieraden die geen beeldhouwwerk zijn vallen voor de tariefindeling van de douane onder edelsmidwerk (post 7113-7117).

3.7. Unieke voorwerpen van keramiek, geheel van de hand van de kunstenaar en door hem gesigneerd (post 1, onderdeel e, bijlage J);

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het criterium dat de keramische voorwerpen uniek moeten zijn, houdt in dat van het uiteindelijke voorwerp geen tweede nagenoeg identiek exemplaar is of zal worden vervaardigd. Dit betekent dat in serie gemaakte producten, waarbij de ambachtelijke vaardigheid het artistiek scheppend vermogen overheerst, niet als kunstvoorwerpen in de zin van de post kunnen worden aangemerkt. Een serie met de hand vervaardigde, vrijwel identieke, bekers (bijvoorbeeld voorzien van een beschildering van een kat), is niet aan te merken als een serie unieke voorwerpen van keramiek.

3.8. Verhuur van kunstvoorwerpen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Ik keur goed dat de verhuur van kunstvoorwerpen (of het op een andere manier tegen vergoeding ter beschikking stellen) door de kunstenaar onder het verlaagde tarief valt. Het verlaagde tarief is niet van toepassing als kunstwerken worden verhuurd of uitgeleend door een ander dan de kunstenaar die het kunstwerk heeft vervaardigd. De uitlening van kunstwerken door instellingen voor kunstuitleen is daarom onderworpen aan het algemene tarief.

4. Voorwerpen voor verzamelingen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

4.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

In post 2 van bijlage J zijn de volgende goederen als ‘voorwerpen voor verzamelingen’ aangewezen:

  • postzegels, fiscale zegels, gefrankeerde enveloppen en postkaarten, eerstedag-enveloppen en dergelijke, gestempeld of ongestempeld, voor zover zij niet geldig zijn of niet geldig zullen worden (GN-code 9704 00 00);

  • verzamelingen en voorwerpen voor verzamelingen, met een zoölogisch, botanisch, mineralogisch, anatomisch, historisch, archeologisch, paleontologisch, etnografisch of numismatisch belang (GN-code 9705 00 00).

4.2. Postzegels enz. (post 2, onderdeel a, bijlage J)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Ongestempelde postzegels vallen alleen onder de post als zij niet (meer) voor het frankeren van poststukken kunnen worden gebruikt. De levering door TNT NV van postzegels, die in Nederland kunnen worden gebruikt voor het frankeren van poststukken, valt onder de vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel m, van de wet.

4.3. Andere verzamelingen (post 2, onderdeel b, bijlage J)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Ik keur goed dat ook bankbiljetten tot (voorwerpen voor) verzamelingen van numismatisch belang worden gerekend, als aan de hierna genoemde voorwaarden is voldaan.

De levering van bankbiljetten en munten die in enig land de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben is vrijgesteld, tenzij zij gewoonlijk niet als wettig betaalmiddel worden gebruikt of verzamelwaarde hebben (artikel 11, eerste lid, letter i van de wet). Onder de post vallen daarom alleen bankbiljetten en munten die:

  • de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben en bovendien verzamelwaarde hebben; of

  • de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben verloren en verzamelwaarde hebben; of

  • nooit de hoedanigheid van wettig betaalmiddel hebben gehad en uitsluitend verzamelwaarde hebben.

Historische landkaarten kunnen onder de verzamelvoorwerpen van historisch belang worden gerangschikt.

6. Instellingen voor kunstuitleen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Instellingen voor kunstuitleen stellen zich tot doel hedendaagse beeldende kunstwerken onder een zo groot mogelijk publiek te verspreiden. Daartoe verwerven deze instellingen werken van kunstenaars die zij tegen vergoeding – in het algemeen op basis van abonnement – uitlenen. Als de abonnementhouder dat wil, dan kan deze het kunstwerk ook kopen, al dan niet op termijn. In verband daarmee kan de abonnementhouder vaak gebruik maken van de mogelijkheid om een bepaald percentage van het abonnementsgeld te sparen. Dit spaartegoed kan de abonnementhouder bij aankoop van een kunstwerk gebruiken om de verschuldigde koopsom geheel of gedeeltelijk te voldoen. Een ondernemer die kunstwerken uitleent, moet omzetbelasting voldoen over het totale abonnementsgeld. Dat geldt dus ook voor het deel van het abonnementsgeld dat als spaartegoed wordt aangehouden. Als dat spaartegoed op een later moment wordt gebruikt om een kunstwerk te kopen, dan wordt dat bedrag opnieuw in de heffing van omzetbelasting betrokken. Deze dubbele heffing vind ik ongewenst. Ik keur daarom goed dat geen omzetbelasting wordt geheven over het gedeelte van het abonnementsgeld dat de abonnementhouder met het oog op de toekomstige aankoop van een kunstwerk als spaartegoed bij een instelling voor kunstuitleen aanhoudt. Als het spaartegoed wordt gebruikt voor de aankoop van een kunstwerk, moet het spaartegoed worden gerekend tot de vergoeding voor de levering van het kunstwerk. Voor deze levering is dan omzetbelasting verschuldigd. Deze goedkeuring geldt ook voor artotheken en instellingen die op commerciële basis kunstwerken uitlenen.

Post a 30

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post a 30 luidt:

‘boeken; dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven;’

2. Boeken

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Of een drukwerk als boek kan worden aangemerkt moet naar spraakgebruik worden beoordeeld. Hierbij spelen verschillende kenmerken van dat drukwerk een rol, zoals:

  • de omvang en de inhoud;

  • de wijze waarop de bladen tot een geheel zijn verbonden;

  • de uiterlijke verschijningsvorm (die moet in belangrijke mate overeenkomen met de gangbare vorm waarin boeken verschijnen).

Niet van belang is wie de leverancier is.

Losbladige boeken en losse banden voor boeken die samen met de inhoud worden geleverd kunnen onder de post worden gerangschikt. Van belang is hier dat de inhoud van deze uitgaven voor iedere afnemer gelijk is, en dat de tekst en afbeeldingen op de afzonderlijke bladzijden samenhang vertonen.

Voorbeelden van drukwerken die onder de post kunnen worden gerangschikt:

  • catalogi voor leesbibliotheken en boekhandelaren;

  • kleurboeken, al dan niet voorzien van teksten en/of versjes en dergelijke, mits zij de uiterlijke verschijningsvorm van een boek hebben;

  • losbladige uitgaven die zonder band worden geleverd en die door de gebruiker zelf worden opgeborgen in een band naar keuze. Het moet dan gaan om uitgaven die aan de hiervoor genoemde kenmerken van een boek voldoen, als zij van een band zouden zijn voorzien;

  • losse muziekuitgaven;

  • spoorboekjes en dienstregelingen voor autobusondernemingen van minimaal 8 pagina’s;

  • standaard collegedictaten;

  • stripboeken;

  • supplementen op boeken;

  • voor kinderen bestemde producten die de uiterlijke verschijningsvorm van een boek hebben maar feitelijk bestaan uit een combinatie van producten, als de hoofdlevering een boek is en de levering van de overige producten bijkomstig is;

  • zogenoemde blinde atlassen.

Voorbeelden van drukwerken die niet onder de post vallen:

  • bestekken voor woningbouw en dergelijke;

  • blocnotes;

  • dagscheurkalenders, bestaande uit een schild met daarop bevestigd een kalenderbloc, en losse blocs van dagscheurkalenders. Dit geldt ook als op de voorzijde van de kalenderbladen behalve de datum een religieuze tekst met een verklarend woord is vermeld of op de achterzijde van de kalenderbladen vervolgverhalen met een religieuze strekking zijn opgenomen;

  • huishoudelijke reglementen en statuten van verenigingen of stichtingen;

  • kantoor-, zak-, of schoolagenda’s, al dan niet voorzien van een informatief gedeelte;

  • losse banden voor boeken en stofomslagen voor boeken;

  • met tekst en/of illustraties bedrukte planovellen, die deel gaan uitmaken van een werk dat in gerede staat als een boek kan worden aangemerkt;

  • muziekschrijfboeken;

  • munt- en postzegelalbums bestaande uit ringbanden met transparante plastic opbergvellen die voorbedrukte kaarten met afbeeldingen van originelen kunnen bevatten;

  • notitieboekjes;

  • plakboeken;

  • fotoalbums (ook wanneer die worden geleverd met daarin door de consument aan de leverancier digitaal aangeleverde foto’s en tekst);

  • poëziealbums;

  • postcard books, dit zijn in boekvorm gebundelde kaarten met afbeeldingen van door een bepaalde kunstenaar vervaardigde kunstwerken (meestal schilderijen). De kaarten kunnen zonder verdere beschadiging uit de bundel worden verwijderd en vervolgens als ansicht-/wenskaart worden gebruikt. Er bestaat geen samenhang tussen de in de bundel opgenomen tekst en de op de kaarten afgedrukte afbeeldingen;

  • schetsboeken;

  • schoolboekenlijsten.

Drukwerken die hoofdzakelijk zijn aan te merken als reclamemateriaal vallen niet onder de post, zie ook onderdeel 5.

2.2. Schoolboeken

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2.2.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Uitgevers van schoolboeken en ander lesmateriaal voor het basis- en hoger onderwijs bieden hun producten aan in de vorm van een leerpakket (leermethode) aan onderwijsinstellingen of rechtstreeks aan de leerlingen van die instellingen (het laatste komt voor in het hoger onderwijs). De leerpakketten bevatten dikwijls een leerboek, een werkboek of werkschrift, een docentenboek en een of meer cd-roms, maar ook andere artikelen, zoals een kopieerboek, wandplaten, bewaarmappen en ringbanden.

2.2.2. Werkboeken en werkschriften

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Werkboeken, die de uiterlijke verschijningsvorm hebben van een boek, die leerstof en/of leeropdrachten bevatten, waarbij alleen op de desbetreffende pagina of de naastgelegen pagina ruimte is opengelaten voor het maken van aantekeningen en/of uitwerken van opdrachten kunnen worden aangemerkt als boeken. Werkschriften, die niet de uiterlijke verschijningsvorm hebben van een boek, vallen onder het verlaagde tarief als ze uit minimaal 32 pagina’s bestaan (aaneengehecht), zijn voorzien van een omslag en leerstof en/of leeropdrachten bevatten waarbij ruimte is opengelaten voor het maken van aantekeningen en/of uitwerken van leeropdrachten.

2.2.3. Cd-roms

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De levering van een cd-rom is niet aan te merken als de levering van een boek in de zin van voormelde post. De levering van de cd-rom valt onder het algemene tarief. Bij de uitgifte van boekwerken worden regelmatig cd-roms toegevoegd, als aanvulling op of ter verduidelijking van het lesmateriaal (waaronder videofragmenten e.d.), als oefenmateriaal of als naslagwerk. Bij de levering van een schoolboek met een daarbij gevoegde cd-rom is voor de btw-heffing sprake van de levering van twee afzonderlijke goederen (splitsing van prestaties). De bij een schoolboek gevoegde cd-rom maakt gemiddeld zo’n 25% van de totale prijs uit, en vormt daarmee een substantieel onderdeel van het totale pakket. Cd-roms kunnen daarom niet als bijkomend worden aangemerkt en vallen derhalve onder het 19% tarief. Hieraan doet niet af dat slechts één prijs in rekening wordt gebracht. Als de levering van een boek met cd-rom tegen één prijs wordt aangeboden moet de vergoeding gesplitst worden op basis van de gangbare prijzen die de uitgever voor elk van de artikelen vraagt. In het geval het boek en de cd-rom niet ook afzonderlijk worden aangeboden, kan de vergoeding worden gesplitst op basis van de gemaakte kosten en de aan elk artikel toe te rekenen winstopslag. Bij het toerekenen van de winstopslag wordt de verhouding van de gemaakte kosten als maatstaf gehanteerd.

2.2.4. Kopieerboeken

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Kopieerboeken zijn losbladige uitgaven met te kopiëren lesmateriaal. De kopieën worden gebruikt in de lessen en worden opgeborgen in een ringband. Kopieerboeken kunnen delen in het verlaagde tarief. Dit geldt ook voor de bij het kopieerboek behorende ringband, die speciaal is ontworpen voor het kopieerboek.

2.3. Brochures

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Brochures kunnen als boeken in de zin van deze post worden aangemerkt als het gaat om een drukwerk dat bestaat uit minimaal 32 pagina’s, is voorzien van een omslag en als een geheel is aaneengehecht.

Een drukwerk bestaande uit een bundel kaarten dat in een hoek is voorzien van een hechtpin waardoor de kaarten tot een waaier kunnen worden gedraaid, kan door de verschijningsvorm niet als een boek worden aangemerkt. Ditzelfde geldt voor een bundel aaneengehechte bladen als het de bedoeling is dat de bladen door de gebruiker worden losgemaakt.

2.4. Inbinden en repareren

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Als een boek opnieuw wordt ingebonden of gekartonneerd dan verricht de binder een (inbind)dienst die is belast naar het algemene tarief. Is er na het inbinden een nieuw boek ontstaan, dat wil zeggen een boek dat daarvoor niet bestond, dan verricht de binder een dienst die bestaat uit het opleveren van een nieuw boek. Deze dienst valt op grond van post b 16 onder het verlaagde tarief.

Ik keur goed dat alle gevallen waarin een aantal tijdschriften – bijvoorbeeld een jaargang – wordt ingebonden, worden aangemerkt als de oplevering van een nieuw boek. Deze dienst valt op grond van post b 16 onder het verlaagde tarief.

3. Dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

3.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder de post vallen uitgaven die regelmatig zullen verschijnen, dat wil zeggen minstens drie maal per jaar op (nagenoeg) vaste tijdstippen. Onder de post vallen ook:

  • uitgaven die gedurende één of meer gedeelten van het jaar – bijvoorbeeld seizoenen – regelmatig verschijnen;

  • uitgaven die met onregelmatige tussenpozen verschijnen, maar die elk kalenderjaar op dezelfde tijdstippen of over dezelfde tijdvakken verschijnen.

Uitgaven die regelmatig verschijnen zullen doorgaans een aanwijzing bevatten waaruit die regelmaat blijkt, bijvoorbeeld de vermelding ‘verschijnt x maal per jaar’.

Onder de post vallen de gewone dagbladen, weekbladen en tijdschriften. Daarnaast kunnen bijvoorbeeld – als aan de hiervoor genoemde periodiciteiteis is voldaan – onder de post worden gerangschikt:

  • gidsen van woningbureaus;

  • kwartaalverslagen en dergelijke van bedrijven;

  • oude exemplaren van tijdschriften (ook als het tijdschrift niet meer verschijnt);

  • personeelsbladen;

  • verenigingsbladen.

Gemeenten en andere organisaties reserveren soms een of meer advertentiepagina’s in huis-aan-huisbladen. Dergelijke pagina’s zijn niet aan te merken als een zelfstandige periodieke uitgave, ook niet als zij zijn voorzien van een eigen kop, een afzonderlijke jaargang- en nummeraanduiding en een colofon.

3.2. Bijvoegsels

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het komt voor dat tijdschriften samen met een bijvoegsel, bijvoorbeeld een receptenboekje, kortingsbonnen, cd’s of cd-roms in één (plastic) verpakking worden geleverd. Om te beoordelen of er sprake is van één of meer leveringen moet worden gekeken naar de criteria die het Hof van Justitie te Luxemburg in het arrest van 25 februari 1999, nr. C-349/96 (Card Protection Plan) heeft aangelegd. Voor cd’s en cd-roms (zie onderdeel 2.2.3) zal dit in nagenoeg alle gevallen betekenen dat de vergoeding moet worden gesplitst in een deel voor het tijdschrift (verlaagd tarief) en een deel voor de cd of cd-rom (algemeen tarief). Bij relatief kleine en/of eenvoudige artikelen zoals receptenboekjes en kortingsbonnen zal er doorgaans sprake zijn van bijkomstige leveringen. De hele vergoeding is dan onderworpen aan het verlaagde tarief.

4. Informatie die op een andere manier wordt aangeboden

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Bij boeken, dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere minstens driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven in de zin van deze post moet het gaan om drukwerk. Informatie die op een andere manier wordt aangeboden valt niet onder de post. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan de volgende leveringen en diensten:

  • abonnee- en kabeltelevisie;

  • cd’s, cd-i’s, cd-roms, dvd’s, diskettes en magneetbanden;

  • compactcassettes, videobanden en grammofoonplaten;

  • het internet;

  • het per faxbericht of e-mail verzenden van (bijvoorbeeld) een nieuwsbrief.

5. Drukwerken die hoofdzakelijk zijn aan te merken als reclamemateriaal

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De post is niet van toepassing op drukwerken die hoofdzakelijk zijn aan te merken als reclamemateriaal. Drukwerken waarbij de verkoop van goederen of het gebruik maken van diensten voorop staat of doel op zich is (zoals reclamebiljetten van winkelketens, veilingcatalogi en brochures van reisorganisaties, hotelketens en dergelijke waarin reizen en accommodaties worden aangeboden) zijn daarom belast naar het algemene tarief.

Reisgidsen, hotelgidsen, campinggidsen zijn geen reclamemateriaal wanneer zij een min of meer algemene omschrijving van bijvoorbeeld de bezienswaardigheden en accommodaties van een bepaalde streek geven. Studiegidsen van universiteiten zijn ook niet aan te merken als reclamemateriaal. Dit geldt ook als het gaat om gidsen van volksuniversiteiten en dergelijke die een overzicht geven van de cursussen waarvoor men zich kan inschrijven en de kosten van de verschillende cursussen. Deze gidsen kunnen delen in het verlaagde tarief als zij voldoen aan de kenmerken van een boek.

6. Verzenden van drukwerk

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het komt voor dat een ondernemer die drukwerk levert ook de opdracht krijgt om dat drukwerk (boeken; dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven) van adresbanden te voorzien, te adresseren, te bundelen en het ter post te bezorgen. Niet van belang is of het drukwerk digitaal of offset gedrukt wordt.

Het bedrag dat voor die werkzaamheden in rekening wordt gebracht, inclusief porto- of frankeerkosten, wordt geacht te behoren tot de vergoeding voor de levering van het drukwerk. Dit geldt ook als er voor de werkzaamheden op de factuur een afzonderlijk bedrag in rekening wordt gebracht. Als het geleverde drukwerk onder post a 30 of a 31 valt, is ook de vergoeding voor de genoemde werkzaamheden onderworpen aan het verlaagde tarief.

Als een overeenkomst tussen de postbezorger en de persoon voor wie de post wordt bezorgd is gesloten waarin de postbezorger zich tegen een bepaalde vergoeding verbindt bepaalde post te bezorgen, kan er geen sprake zijn van een situatie waarbij de ondernemer die het drukwerk levert de opdracht tot die postbezorging heeft gekregen.

Als de porto- of frankeerkosten betrekking hebben op vrijgesteld postvervoer (op grond van artikel 11, eerste lid, letter m van de wet) kunnen ze worden behandeld als met doorlopende posten gelijk te stellen bedragen. Dit kan ook als de ondernemer in opdracht van de opdrachtgever drukwerk verzendt dat hij niet heeft geleverd. Zie artikel 8, vijfde lid, letter a van de wet, artikel 4, eerste lid letter c van het uitvoeringsbesluit en artikel 5 van de uitvoeringsbeschikking. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • de opdrachtnemer moet het bedrag voor de postverzending afzonderlijk aan zijn opdrachtgever in rekening brengen;

  • dit bedrag moet gelijk zijn aan het bedrag dat de opdrachtnemer voor de postverzending daadwerkelijk aan de concessiehouder als bedoeld in artikel 2, eerste lid van de Postwet (thans TNT NV) heeft betaald.

Post a 31

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post a 31 luidt:

‘braille-papier, braille-folie, braille-drukwerk, braille-schrijfmachines, braille-handschrijfhulpmiddelen en dergelijke braille-artikelen; uurwerken, optische leesapparaten, t.v.-leesloepen, leesplateaus, oriëntatie-hulpmiddelen, steun-, tast- en herkenningsstokken speciaal ontworpen voor persoonlijk gebruik door blinden en slechtzienden; blindegeleidehonden; andere bij ministeriële regeling aan te wijzen hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door blinden en slechtzienden; leespennen en andere apparatuur met een vergelijkbare functie, alsmede programmatuur, die speciaal zijn ontworpen voor gebruik door dyslectici;’

2. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De opsomming van de hulpmiddelen is limitatief. Niet alle hulpmiddelen voor blinden en slechtzienden vallen daardoor onder de post, maar alleen de specifiek aangewezen hulpmiddelen. Bovendien wordt aan die hulpmiddelen de eis gesteld dat zij speciaal zijn ontworpen voor persoonlijk gebruik door de visueel gehandicapten.

Sinds 1 januari 1998 kan de lijst van de onder de post opgenomen hulpmiddelen worden aangevuld en aangepast bij ministeriële regeling.

3. Brailleartikelen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Computerapparatuur die uitsluitend door blinden kan worden gebruikt, valt onder de post. Het gaat bijvoorbeeld om (draagbare) notebookcomputers met een niet los te koppelen brailletoetsenbord.

Braillehardware en -software kunnen onder de post worden ingedeeld als het gaat om los leverbare brailleaanpassingen voor computerapparatuur. Voorbeelden hiervan zijn brailleleesregels, -printers, -toetsenborden.

Een notebookcomputer waaraan met klittenband een brailleleesregel is bevestigd, valt niet onder de post. Braillezetmachines vallen niet onder post omdat zij niet zijn ontwikkeld voor het persoonlijke gebruik door de blinde zelf.

4. Optische leesapparaten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Optische leesapparaten zijn toestellen die een in zwartdruk op papier aangebrachte tekst rechtstreeks omzetten naar een vorm die door de blinden of slechtzienden kan worden waargenomen. Dit kan zijn een speciaal voor dit doel ontworpen monitor, geluid (gesproken tekst), brailletekens of reliëfletters. De apparaten moeten de tekst automatisch, zonder de tussenkomst van de visueel gehandicapte, omzetten. Dit is een gesloten circuit dat bestaat uit een camera die verbonden is met een monitor en dat speciaal is opgesteld voor het lezen van een tekst.

5. Aangewezen hulpmiddelen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

5.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

In artikel 34 van de uitvoeringsbeschikking zijn de aangewezen hulpmiddelen opgenomen:

‘Als hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door blinden en slechtzienden als bedoeld in de bij de wet behorende tabel I, onderdeel a, post 31, worden aangewezen:

  • a. sprekende koortsthermometers, bloedsuikermeters en bloeddrukmeters die worden aangewend voor zelfdiagnose;

  • b. programmatuur, alsmede de hiermee samenhangende apparatuur, die door middel van zogeheten spraakoutput er specifiek op is gericht visueel gehandicapten in staat te stellen om met computers te werken;

  • c. programmatuur die grafische besturingssystemen omzet in voor zogeheten spraakoutput en brailleschrift begrijpelijke informatie;

  • d. programmatuur die erop is gericht om conventionele geschriften met behulp van een scanner om te zetten in een door een computer te gebruiken tekst waardoor deze geschriften toegankelijk worden voor visueel gehandicapten;

  • e. programmatuur die erop is gericht de weergave op het beeldscherm van een computer te vergroten en/of te laten contrasteren;

  • f. bijzondere gezichtshulpmiddelen voor slechtzienden die gewoonlijk door een arts of een optometrist worden voorgeschreven en individueel worden aangemeten, te weten: op of in een bril gemonteerde kijkerloepsystemen; telescoop- en prismaloepbrillen, de daarbij behorende opsteeklenzen daaronder begrepen; in een brilmontuur of brilglazen aan te brengen vergroot- en loepglazen; filterlenzen en -toepassingen en filterglazen bestemd voor een selectieve absorptie van meer dan 400 Nn van het licht met korte golflengte; alsmede tafelloepsystemen, al dan niet voorzien van verlichting, voor vergrotingen tot Nn 2X en bijbehorende toebehoren, en monoculaire handtelescopen.

Artikel 34 uitvoeringsbeschikking heeft geen betrekking op producten die kunnen worden gezien als massa-artikelen die doorgaans ook door niet-visueel gehandicapten worden gebruikt. Sprekende weegschalen vallen daarom niet onder de post.

Hulpmiddelen die zijn ontworpen en bestemd voor één specifieke visueel gehandicapte vallen ook niet onder de in dit artikel bedoelde hulpmiddelen.

5.2. Speciale computerhulpmiddelen (onderdelen b, c, d en e)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

5.2.1. Spraaksoftware en -apparatuur (onderdeel b)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het gaat hierbij om computertoepassingen die visueel gehandicapten in staat stellen met computers te werken door een volledige sprekende besturing. De spraakoutput wordt gebruikt door slechtzienden om teksten beter te lezen of als hulpmiddel om via een computer verzonden berichten (e-mail) te kunnen ontcijferen c.q. te verstaan zonder eerst andere toepassingen te moeten afsluiten.

5.2.2. Vertaalsoftware (onderdeel c)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Deze software maakt het mogelijk om (grafische) besturingssystemen, die doorgaans werken met vensters en iconen, om te zetten in een voor visueel gehandicapten toegankelijk besturingssysteem. De door de computer verstrekte informatie wordt gelezen en/of gebruikt in combinatie met een brailleleesregel of een spraakoutput.

5.2.3. OCR (Optical Character Recognition, onderdeel d)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Met behulp van een scanner worden door OCR traditioneel gedrukte documenten geconverteerd in tekstbestanden. Deze tekstbestanden worden vervolgens geschikt en toegankelijk gemaakt voor computergebruik door visueel gehandicapten.

5.2.4. Grootlettersoftware (onderdeel e)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Deze software wijzigt de oorspronkelijke presentatie op het beeldscherm. Deze wijziging is zodanig dat niet-visueel gehandicapten niet kunnen werken met deze speciale presentatie.

5.3. Gezichtshulpmiddelen (onderdeel f)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De genoemde gezichtshulpmiddelen zijn bestemd voor (ernstig) slechtzienden. Deze hulpmiddelen worden individueel aangemeten en door een arts of een optometrist voorgeschreven.

Telescoop- en prismalooksystemen worden apart in of op een bril gemonteerd. Een telescoopsysteem heeft een vergroting tot binoculair Nanometer (hierna: Nn) 3x en een prismaloep vergroot tot binoculair Nn 8x. Deze vergrotingswaarden komen pas tot uitdrukking als het hulpmiddel individueel wordt afgesteld.

Monoculaire vergrotingsystemen maken het mogelijk om ver weg te kijken en zodoende bewegwijzering en straatnamen te lezen. In deze categorie worden ook aangewezen kijker/loepsystemen die een gezichtsveldverbredende werking hebben. Hierbij valt te denken aan het groothoeksysteem, het Galilei systeem en een aplanatisch systeem. Een omgekeerd Galilei-systeem verruimt het gezichtsveld voor de groep slechtzienden die een kokergezichtsveld hebben, zoals bij Tapeto Retinale Dystrofie.

Verder zijn aangewezen filterlenzen en filterglazen met een selectieve absorptie van het licht met een korte golflengte, al dan niet photochromatisch, mede gebruikt voor monochromasie van de blauwe kegeltjes en albinisme. Deze absorptie reikt verder dan enkel filtering van de UVB – UVA-straling.

Monoculaire handtelescopen zijn kleine monoculaire vergrotingssystemen die door slechtzienden als incidenteel te gebruiken aanvullend hulpmiddel, manueel worden gebruikt.

5.4. Hulpmiddelen die niet onder de post vallen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Spraaksoftware en vergrotingssoftware voor GSM is software waarmee een gewone GSM door visueel gehandicapten bediend kan worden. Deze software is specifiek voor visueel gehandicapten ontwikkeld. Deze software is echter niet in de post genoemd en valt daar dus niet onder.

6. Passingen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Aan de in de post opgenomen hulpmiddelen kunnen passingen worden verricht. Met het begrip passingen wordt gedoeld op het aanpassen van een medisch hulpmiddel aan de individuele handicaps van de gebruiker van het desbetreffende hulpmiddel. In feite heeft de passing ten doel het medische hulpmiddel gebruiksklaar te maken of te houden. De hiervoor in rekening gebrachte paskosten kunnen delen in het verlaagde tarief.

7. Hulpmiddelen voor dyslectici (leespennen)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Aan de post zijn per 1 januari 2007 leespennen en andere apparatuur met een vergelijkbare functie, alsmede programmatuur, die speciaal zijn ontworpen voor gebruik door dyslectici, toegevoegd. De leespen lijkt op een schrijfpen, waarin een microcomputer met scanner en spraakfunctie is ingebouwd. Deze pen stelt de dyslectici in staat om zelfstandig te lezen. Bij speciaal ontworpen programmatuur valt te denken aan software die ervoor zorg draagt dat bestaande tekst hardop wordt voorgelezen, waarbij een speciale cursor het meelezen vergemakkelijkt, of die er voor zorgt dat getypte teksten hardop worden voorgelezen, woorden fonetisch worden gespeld of woorden die hetzelfde klinken maar verschillende betekenissen hebben van een korte uitleg of van een plaatje worden voorzien.

Post a 32

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post a 32 luidt:

‘gas en minerale olie voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld inzake de toepassing van deze post;’

3. Verwarming ter bevordering van het groeiproces

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Bij verwarming ter bevordering van het groeiproces gaat het om het verwarmen van kassen en warenhuizen waarin tuinbouwproducten worden gekweekt.

Verder kunnen onder de post worden gerangschikt de levering van gas en minerale olie die wordt gebruikt voor:

  • de verwarming van bloembollenschuren voor bloemknopbevordering en kwaliteitsbehandeling van de bloembollen;

  • de behandeling van bloembollen door verwarming van de grond via een buizennet;

  • de teelt en het drogen van tuinbouwzaden;

  • de verwarming ten behoeve van het prepareren van plantuitjes, met het doel de kwaliteit van consumptie-uitjes te verbeteren;

  • de opwekking van stoom voor het ontsmetten van tuinbouwgronden;

  • het stomen (kiemvrij maken) van de mest die benodigd is voor het kweken van champignons;

  • de verwarming van champignoncellen;

  • de bestrijding van nachtvorst in boomgaarden met kachels;

  • het forceren van rabarber en witlof;

  • het in cellen in bloei trekken van trekheesters.

Bij het gebruik van petroleum voor verwarmingsdoeleinden ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten komt kooldioxide (CO2) vrij. Dit kooldioxide wordt vaak gebruikt om de groei van deze producten in gunstige zin te beïnvloeden. De petroleum wordt in bepaalde gevallen zelfs uitsluitend voor het opwekken van kooldioxide gebruikt. Ik keur goed dat in deze gevallen de levering van petroleum onder de post wordt gerangschikt.

4. Ministeriële regeling

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

4.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

In de artikelen 34a tot en met 34c van de uitvoeringsbeschikking zijn nadere regels gesteld. Er zijn twee regelingen te onderscheiden:

  • bij de levering van gas door middel van pijpleidingen aan tuinbouwers mogen de gasdistributiebedrijven onder bepaalde voorwaarden direct het verlaagde tarief toepassen;

  • bij de levering van minerale olie en van op andere wijze gedistribueerd gas wordt het verlaagde tarief via een teruggaaf aan de tuinbouwer – van het verschil tussen het algemene en het verlaagde tarief – geëffectueerd.

4.2. Gas en warmte

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

4.2.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het gasdistributiebedrijf dat gas door middel van pijpleidingen aan een tuinbouwer levert, mag op grond van artikel 34a van de uitvoeringsbeschikking voor die levering het verlaagde tarief toepassen. De leverancier moet een door de tuinbouwer ondertekende verklaring kunnen overleggen waaruit blijkt dat deze het gas gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten. De leverancier moet bij de aanvang van het kalenderjaar per aansluiting over een verklaring beschikken. Als slechts een gedeelte van het gas niet wordt gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten – bijvoorbeeld voor de verwarming van een kantine, kantoorruimte, handelsactiviteiten of nevenactiviteiten – moet dit in de verklaring worden vermeld. Dat gedeelte moet in een percentage van het totale verbruik worden uitgedrukt.

Als door een onjuiste verklaring van een tuinbouwer te weinig belasting is voldaan, moet deze belasting met toepassing van artikel 20, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van die tuinbouwer worden nageheven.

4.2.2. Warmte

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Ik keur goed dat deze regeling ook wordt toegepast bij de levering van warmte door middel van een ondergronds leidingennet voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten. Dit kan bijvoorbeeld stadsverwarming zijn. Alle regels en aanwijzingen die zijn opgenomen in artikel 34 van de uitvoeringsbeschikking en in onderdeel 4.2.1 en 4.2.3 zijn van overeenkomstige toepassing.

4.2.3. Procedure

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Voor het indienen van de verklaring bij de leverancier geldt de volgende procedure. Tuinbouwers kunnen een verklaring krijgen van de Dienst Regelingen, agentschap van het ministerie van LNV. De Dienst Regelingen verklaart hierin:

  • dat de aanvrager bij de Dienst Regelingen is geregistreerd;

  • dat de verklaring is uitgereikt ten behoeve van het gebruik van aardgas of warmte voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten;

  • voor welke van de hiervoor in onderdeel 3. genoemde activiteiten het gas of de warmte worden gebruikt;

  • dat uit de laatst bekende gegevens van de Landbouwtelling blijkt dat deze activiteiten bij een omvang van tenminste 3 Nge (Nederlandse grootte-eenheden) aanwezig zijn op het bedrijf van de aanvrager.

De tuinbouwer verwerkt in de verklaring de overige gegevens die volgens artikel 34a van de uitvoeringsbeschikking zijn vereist. Vóór 1 december van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de verklaring betrekking heeft, wordt deze ingeleverd bij de leverancier.

4.2.4. Privé-gebruik

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Soms wordt een deel van het geleverde gas door de tuinbouwer gebruikt voor privégebruik (bijvoorbeeld huishoudelijk gebruik), waarop het verlaagde tarief niet van toepassing is. Dit is het geval als er geen aparte gasmeter voor het woonhuis aanwezig is. Voor de energiebelasting wordt in de praktijk aangenomen dat 5000 m3 over de gebruiksperiode van twaalf maanden voor privégebruik is bestemd. Voor de omzetbelasting wordt hierbij aangesloten. Bij gebruiksperioden korter dan twaalf opeenvolgende maanden, moet 5000 m3 gas tijdsevenredig worden berekend. In het tijdvak waarin de jaarlijkse afrekening wordt ontvangen moet afrekening van dit verbruik plaatsvinden. Dit privé gebruik is belast naar het algemene tarief.

4.2.5. Gas niet door middel van pijpleidingen geleverd

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Als het gas niet door middel van een pijpleiding wordt geleverd maar bijvoorbeeld in flessen of bulk (propaan of butaan) dan kan de leverancier het verlaagde tarief niet toepassen. De teruggaafregeling voor minerale olie is dan van toepassing (zie onderdeel 4.3).

4.3. Minerale olie

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

4.3.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Op de levering van minerale olie bestemd voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten vindt het verlaagde tarief toepassing door middel van een teruggaaf aan de tuinbouwers.

4.3.2. Procedure

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Voor het aanvragen van de teruggaaf geldt de volgende procedure. De tuinbouwer kan eens per jaar een verklaring aanvragen bij de Dienst Regelingen, agentschap van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). De Dienst Regelingen verklaart hierin:

  • dat de aanvrager bij de Dienst Regelingen is geregistreerd;

  • dat de verklaring is uitgereikt ten behoeve van het gebruik van minerale oliën en gas, anders geleverd dan door middel van een pijpleiding, voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwproducten;

  • voor welke van de onder onderdeel 3 genoemde activiteiten de olie of het gas worden gebruikt;

  • dat uit de laatst bekende gegevens van de Landbouwtelling blijkt dat deze activiteiten bij een omvang van tenminste 3 Nge (Nederlandse grootte-eenheden) aanwezig zijn op het bedrijf van de aanvrager.

De Dienst Regelingen verstrekt de aanvrager bij de verklaring een aantal aangifteformulieren waarmee de aanvrager teruggaaf kan verzoeken bij de Belastingdienst. Op het aangiftebiljet vermeldt de tuinbouwer de overige gegevens die volgens artikel 34b van de uitvoeringsbeschikking zijn vereist.

De verklaring wordt per kalenderjaar afgegeven. De verklaring moet samen met het eerste verzoek om teruggaaf in een kalenderjaar aan de Belastingdienst worden gestuurd. Het verzoek om teruggaaf wordt per kalenderkwartaal ingediend bij het bevoegde kantoor van de Belastingdienst, binnen drie maanden na afloop van het kalenderkwartaal. Bij het verzoek moeten de aankoopfacturen van de olie (of het bulk- of flessengas, zie onderdeel 4.3.5.) worden gevoegd.

4.3.3. Privé gebruik

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Soms wordt een deel van de geleverde minerale olie door de tuinbouwer privé gebruikt. De hiervoor beschreven teruggaafregeling is hierop niet van toepassing.

4.3.5. Gas niet door middel van pijpleidingen geleverd

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Op gas dat niet door middel van een pijpleiding wordt geleverd maar bijvoorbeeld in flessen of bulk (propaan of butaan), kan de leverancier het verlaagde tarief niet toepassen. Voor deze gevallen geldt dezelfde teruggaafregeling als voor minerale olie.

Post a 34

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2. Invalidenwagentjes

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Een invalidenwagentje is een vervoermiddel dat is ingericht om te worden gebruikt door een invalide of een minder valide. Onder de post vallen ook motorvoertuigen die zijn ingericht om te worden gebruikt door een invalide. Hiervan is sprake als het desbetreffende voertuig in het maatschappelijk verkeer op basis van bestemming en presentatie als invalidenvoertuig wordt beschouwd. Zo vallen bijvoorbeeld voertuigen die worden aangedreven door een elektromotor of een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van ten hoogste 250 cm3 onder de post.

Scootmobiels worden doorgaans aangeschaft in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Een scootmobiel dat als invalidenvoertuig in de zin van de Wegenverkeerswet moet worden aangemerkt, is een invalidenwagentje in de zin van de post.

Een specifiek voor een invalide aangepaste personenauto valt niet onder de post.

2.2. Onderdelen en toebehoren van invalidenwagentjes

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

(Onder)delen en toebehoren die tot de normale uitrusting van invalidenwagentjes behoren en met die wagentjes op grond van één overeenkomst en voor één prijs worden geleverd, worden samen met de wagentjes als één goed beschouwd.

Een voorbeeld is de acculader die hoort bij de invalidenwagen en tegelijk geleverd wordt. Zij zijn dan onderworpen aan het verlaagde tarief. Onder onderdelen en toebehoren worden alleen die artikelen begrepen die een noodzakelijke functie vervullen bij het gebruik van invalidenwagentjes. Zonder deze onderdelen en toebehoren is een invalidenwagentje in technisch en functioneel opzicht niet compleet. Wordt bijvoorbeeld een accu als onderdeel van een elektrisch aangedreven invalidenwagentje geleverd, dan valt deze onder het verlaagde tarief omdat het invalidenwagentje technisch en functioneel niet compleet is zonder een accu.

(Onder)delen en toebehoren van invalidenwagentjes die afzonderlijk worden geleverd, mogen alleen onder de post worden gerangschikt als zij specifiek zijn vervaardigd en bestemd voor gebruik in invalidenwagentjes. Antidecubituskussens die los geleverd worden vallen ook onder het verlaagde tarief nu deze hoofdzakelijk gebruikt worden voor gebruik in invalidenwagentjes. De handbike valt onder het verlaagde tarief (het onderdeel bij een rolstoel dat de inzittende in staat stelt te rijden door middel van een soort trapbeweging met de handen).

Als toebehoren van een invalidenwagentje zijn onder andere aan te merken:

  • driewielers die zijn uitgerust met een draagplateau waardoor zij in staat zijn een rolstoel te vervoeren;

  • fietsen zonder voorwiel met zodanige voorzieningen dat zij aan een rolstoel kunnen worden gekoppeld.

Voorbeelden van toebehoren die niet onder de post kunnen niet worden gerangschikt:

  • kledingstukken die wat betreft pasvorm voor rolstoelgebruikers zijn aangepast (jassen, colberts, pantalons, blouses, ondergoed e.d.);

  • artikelen die zijn bestemd om rolstoelgebruikers tegen regen of koude te beschermen (bijv. regenhoezen of -capes, beenbekleding, schootkleden e.d.);

  • voorzieningen die de toegankelijkheid van gebouwen, woningen en trottoirs voor invalidenwagentjes verbeteren, zoals zogenoemde vlinderopritten;

  • een losse acculader.

3. Overige gehandicaptenvoorzieningen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Voor gehandicapten worden diverse soorten zitsystemen en -elementen aangeboden. Deze zijn speciaal voor gehandicapten ontworpen en vervaardigd en kunnen op verschillende soorten verrijdbare onderstellen zijn gemonteerd. Deze zitsystemen zijn te onderscheiden in:

  • systemen die zich niet of nauwelijks lenen voor gebruik als vervoermiddel. Het gaat hier om zitorthesen/zitelementen die zijn gemonteerd op een onderstel met kleine zwenkwieltjes. Deze zitsystemen kunnen niet worden aangemerkt als invalidenwagentjes in de zin van de post;

  • systemen die gebruikt worden als zitmeubel en vervoermiddel. Het gaat om zitorthesen/zitelementen die zijn gemonteerd op een onderstel met luchtbanden. Deze zitsystemen kunnen op één lijn worden gesteld met de in post bedoelde invalidenwagentjes.

Wandelwagens die speciaal zijn aangepast voor het gebruik door een gehandicapt kind (de zogenoemde invalidenkinderbuggy) valt onder het verlaagde tarief.

De volgende apparaten en voorzieningen zijn niet onder invalidenwagentjes te rangschikken:

  • patiënten-heftoestellen;

  • invalidenliftjes (bijvoorbeeld mono-liften);

  • sta-orthesen (hulpmiddelen om gehandicapten te verticaliseren);

  • ligorthesen (hulpmiddelen ter ondersteuning dan wel correctie van de romp of bepaalde lichaamsdelen van gehandicapten), ook al zijn deze gemonteerd op een verrijdbaar onderstel.

Ik keur goed dat douche- en toiletstoelen onder de post worden gerangschikt.

4. Invalidenkrukken en onderdelen daarvan

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder de post vallen alle soorten hand-, onderarm- en okselsteunkrukken.

Looprekken en rollators vallen ook onder de post. Ik keur goed dat ook (onder)delen en toebehoren van invalidenkrukken zoals fixatievoorzieningen, steunen e.d. onder de post vallen, als zij voor deze krukken zijn vervaardigd en bestemd.

Gewone wandelstokken vallen niet onder de post.

5. Sta-opstoelen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Sta-opstoelen worden gebruikt door personen die door functiestoornissen niet (meer) in staat zijn vanuit normale zithoogte zelfstandig op te staan. Een sta-opstoel bevat een motor die het zitgedeelte en het ruggedeelte (de zgn. sta-oplift) omhoog beweegt, zodat de gebruiker wordt geholpen bij het opstaan.

Onder de post vallen ook stoelen die naast de sta-oplift nog van andere motoren c.q. mogelijkheden zijn voorzien. Het gaat hier om stoelen die naast de sta-oplift ook zijn voorzien van bijvoorbeeld een kantelverstelling (voor het gelijktijdig kantelen van rugleuning en zitting, zonder dat de zithoek wijzigt), een rugverstelling (voor het verstellen van de rugleuning) en een voetenbankverstelling (voor het verstellen van de voetensteun). Deze stoelen worden doorgaans aan de zorgverzekeraar geleverd, die de stoelen vervolgens aan de verzekerden in bruikleen verstrekt.

Voor het herstellen van sta-opstoelen wordt verwezen naar onderdeel 2 van de toelichting bij post b 1.

6. Hooglaagbedden

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Hooglaagbedden zijn bedden die zijn voorzien van een transfersysteem (waarmee het liggedeelte in zijn geheel omhoog en omlaag kan worden gebracht) of een keermechanisme (waarmee de patiënt van de rug op de zijde of de buik wordt gedraaid). Het transfersysteem of het keermechanisme wordt aangedreven door de ook op het bed aangebrachte motor.

Het gaat om bedden die pas worden verstrekt nadat de medische indicatie is aangetoond. Het zijn bedden die speciaal zijn bedoeld om te worden gebruikt in ziekenhuizen en verpleeginrichtingen of, al dan niet verstrekt via een thuiszorginstelling, door een gehandicapte of zieke thuis.

De post geldt uitsluitend voor de levering van het hooglaagbed zelf. De levering van accessoires, toebehoren of onderdelen kunnen niet onder de post worden gerangschikt. Op de samen met het hooglaagbed geleverde afneembare zijhekken, hoofdeinde en voeteneinde kan overigens wel het verlaagde tarief worden toegepast.

7. Passingen aan de in post a 34 opgenomen medische hulpmiddelen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Wat hiervoor bij post a 31 in onderdeel 6 is opgemerkt over passingen aan medische hulpmiddelen, geldt ook voor de in deze post genoemde categorieën medische hulpmiddelen.

Post a 35

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post a 35 luidt:

‘kunstledematen, te weten: arm-, hand-, been- en voetprothesen; hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen voor het overnemen van de fixatiefunctie van een niet of slecht functionerende hand; beenbeugels, breukbanden en kunstgewrichten; kunstogen, -oren en -nieren; aangezichts-, borst-, neus- en larynxprothesen, chirurgische inplanteringsprothesen; hart- en spierstimulatoren; gehoorapparaten en andere bij ministeriële regeling aan te wijzen hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door doven en slechthorenden; oorapparaten tegen stotteren; hulpmiddelen voor stomapatiënten; orthopedisch schoeisel; hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen voor het uittrekken van therapeutische elastische steunkousen; orthopedische maatkorsetten; delen, onderdelen en toebehoren, kennelijk bestemd voor de hiervoor genoemde goederen;’

2. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De diensten die door een prothesemaker worden verricht, zoals het geven van adviezen over mogelijke aanpassingen van prothesen, liggen buiten het toepassingsbereik van de post.

Sinds 1 januari 2002 geldt voor de hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door doven en slechthorenden andere dan gehoorapparaten, dat zij moeten zijn aangewezen bij ministeriële regeling (artikel 35 uitvoeringsbeschikking).

Losse (onder)delen en toebehoren van de in de post vermelde goederen vallen alleen dan onder de post, als zij voor die goederen zijn vervaardigd en bestemd.

3. Hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen voor het overnemen van de fixatiefunctie van een niet of slecht functionerende hand

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het overnemen van de fixatiefunctie heeft betrekking op de situatie dat een persoon de niet of slecht functionerende hand gebruikt om een voorwerp vast te houden of tegen te houden (te fixeren) en zijn andere hand gebruikt om het voorwerp feitelijk te kunnen gebruiken. Het hulpmiddel neemt de fixatiefunctie van die ene hand over, zodat de andere hand, die nog goed functioneert, de gewenste handelingen met het voorwerp kan verrichten (bijv. het openen van een fles). Bladomslag en eetapparaten vallen hier niet onder.

4. Kunstogen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder de tabelpost valt niet alleen een volledig kunstoog. Een scleraschaal kan ook onder de post worden gerangschikt. Een scleraschaal is een ‘schelpje’ dat over een blind oog wordt gedragen. De kleur en de tekening van de scleraschaal zijn gelijk aan die van het gezonde oog.

5. Kunstnier

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Een kunstnier is een installatie die – buiten het menselijke lichaam – de zuiveringsfunctie van de nier aanvult of vervangt. Bij gebruik van een kunstnier stroomt het bloed vanuit het menselijk lichaam naar de kunstnier; daar wordt het bloed gezuiverd, waarna het weer terugstroomt naar het lichaam. Voor deze bloedstroom wordt gebruik gemaakt van een kunstmatig ‘vaatsysteem’ bestaande uit bloedlijnen, naalden en katheters. Dit kunstmatige vaatsysteem kan niet worden aangemerkt als een (onder)deel of toebehoren van de kunstnier. De kunstmatige aan- en afvoervaten zorgen alleen voor het transport van het bloed naar en vanaf de kunstnier en vervullen op zichzelf geen functie bij de daadwerkelijke zuivering van het bloed. Ook de bij nierdialyse te gebruiken afdrukklemmen en stoelen zijn geen (onder)deel of toebehoren van een kunstnier. De functie die deze artikelen in het kader van de nierdialyse vervullen houdt geen verband met de werking van de kunstnier zelf. Hetzelfde geldt voor de bij nierdialyse gebruikte fistulanaalden en femoralis-subclavia katheters. Dat zijn injectienaalden en katheters die dusdanig zijn geconstrueerd dat binnen korte tijd probleemloos een relatief grote hoeveelheid bloed van de patiënt kan worden afgenomen. De bij het kunstmatige vaatsysteem gebruikte katheters vallen onder post a 37.

CAPD-warmteboxen waarmee bij nierdialyse via het buikvlies (CAPD = Continue Ambulante Peritoneale (= via het buikvlies) Dialyse) de dialysevloeistof wordt verwarmd tot lichaamstemperatuur, zijn niet aan te merken als kunstnier of als kennelijk voor kunstnieren bestemde (onder)delen en toebehoren. Zij vallen daarom niet onder de post.

6. Chirurgische implanteringsprothesen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

6.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder chirurgische implanteringsprothesen wordt verstaan producten die via een chirurgische ingreep blijvend in het menselijke lichaam worden ingebracht om de functie van bepaalde organen over te nemen.

Voorbeelden van implanteringsprothesen die onder de post vallen:

  • de stent of endoprothese, een buisvormig voorwerp dat ertoe dient delen van een beschadigd buisvormig orgaan in het menselijk lichaam (bijvoorbeeld (slag)aderen, urineleiders, galweggangen, luchtwegen en dergelijke) te vervangen;

  • intra-oculaire ooglenzen, uit kunststof vervaardigde lenzen die door de oogarts bij staarpatiënten worden geïmplanteerd na verwijdering en ter vervanging van de originele ooglens;

  • platen, pennen, schroeven enzovoorts die worden gebruikt bij het behandelen van breuken in het beendergestel, die in post 9021 van de Gecombineerde Nomenclatuur zijn in te delen.

Niet onder de post valt bijvoorbeeld een Tissue Expander, een ballonachtig reservoir dat tijdelijk onder de huid wordt aangebracht ter voorbereiding op een chirurgische ingreep.

6.2. Botcement en dergelijke producten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Botcement valt onder de post. Botcement is een buigzame pasta die is ontstaan door samenvoeging van een poeder en een vloeistof en wordt gebruikt voor het bevestigen van bijvoorbeeld chirurgische implanteringsprothesen en kunstgewrichten.

Producten die tijdens een chirurgische ingreep, na het toevoegen van andere (vloeibare) stoffen, tot een soort implanteringsprothese worden gevormd, kunnen ook onder de post vallen.

Producten die na het inbrengen in het menselijk lichaam ervoor zorgen dat het lichaam zelf bindweefsel aanmaakt waardoor verloren gegaan lichaamsweefsel wordt vervangen, vallen niet onder de post. Die producten vervangen immers zelf geen weefsel, ook niet als die producten in het lichaam aanwezig blijven.

6.3. Dierlijke transplantaten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Weefseltransplantaten van dierlijke oorsprong worden gebruikt als alternatief voor menselijke weefseltransplantaten. Deze dierlijke weefseltransplantaten worden via een chirurgische ingreep in het menselijk lichaam ingebracht. Na een periode van vergroeiing en eventueel absorptie vervangen zij de functie van een bepaald (gedeelte van een) orgaan. Deze dierlijke weefseltransplantaten kunnen worden aangemerkt als chirurgische implanteringsprothesen als bedoeld in de post. Collageen implantaten zijn niet als chirurgische implanteringsprothesen te beschouwen. Het betreft steriele preparaten die in hoge mate gezuiverd rundercollageen bevatten en die zijn bestemd om te worden geïnjecteerd in de (menselijke) huid ter correctie van onregelmatigheden (zoals acnelittekens, fronslijnen en rimpels) in de (opper)huid.

6.4. Tandheelkundige producten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De leveringen van (volledige) tandprothesen zijn vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel g, 1°, van de wet.

De post is van toepassing op tandheelkundige implantaten die niet als volledige tandprothesen zijn aan te merken. Hierna volgen enige voorbeelden:

  • kunstwortels die in de menselijke kaak worden geïmplanteerd en die de functie van de wortel van een tand of kies overnemen. Als de kunstwortel en de verankeringkraag één geheel vormt (zogenoemd 1-fase-implantaat), dan valt dit geheel onder de post. Genezing- en afdekschroeven die noodzakelijk zijn voor het adequaat laten vastgroeien van de kunstwortel kunnen ook onder de post worden gerangschikt;

  • titanium pijlerschroeven die in de kaak worden ingebracht en na vergroeiing met het kaakbeen dienen als bevestigingspunten (‘wortels’) voor een in de kaak te verankeren brugconstructie.

Niet onder de post vallen andere artikelen, hulpmiddelen of gereedschappen die worden gebruikt voor het aanbrengen van 1- en 2-fase-implantaten, het vervaardigen/plaatsen van kronen, bruggen en gebitsprothesen. Goudkappen, opbouwen en fixatieschroeven vallen niet onder de post.

6.5. Implanteerbare injectiepoorten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Een injectiepoort is een uit kunststof vervaardigde (ronde) ‘kamer’ met een diameter van enkele centimeters die via een chirurgische ingreep bij de patiënt wordt geïmplanteerd. De injectiepoort dient als opslagreservoir voor medicijnen. De katheter fungeert als transportmiddel voor de medicijnen naar de (grote) bloedvaten. De injectiepoorten worden gebruikt bij patiënten waarvan de bloedvaten niet of nauwelijks te prikken zijn. Deze injectiepoorten nemen in feite een functie van de bloedvaten van deze patiënten (de mogelijkheid van ‘aanprikken') over. Als zodanig zijn deze injectiepoorten op één lijn te stellen met de in de post genoemde chirurgische implanteringsprothesen.

6.6. Thorax-drainagesystemen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Een thorax-drainagesysteem (thorax = borstholte) bestaat uit drainageapparatuur en een thoraxdrain die zich buiten het lichaam van de patiënt bevindt. De thoraxdrain (een katheter) wordt tijdelijk in de borstkas van de patiënt geplaatst en aangesloten op het thoraxdrainagesysteem. Via het systeem wordt de normaliter in de pleuraholte (d.i. de holte tussen de longvliezen) aanwezige negatieve druk gecorrigeerd, waarna de longen weer op reguliere wijze kunnen functioneren.

De drainagesystemen zijn niet onder de tabelpost te rangschikken omdat zij niet blijvend in het menselijke lichaam worden aangebracht en zij niet bepaalde organen vervangen. De thoraxdrain is een onderdeel van het systeem, maar valt onder post a 37 als wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld in onderdeel 4.3 (kathetersets) van de toelichting bij die post.

7. Hart- en spierstimulatoren

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

7.1. Hartstimulatoren

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De combinatie van een kleine monitor om hartstroompjes te meten en een defibrillator om het hart te stimuleren kan als hartstimulator onder de post worden gerangschikt.

7.2. Spierstimulatoren

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Spierstimulatie vindt plaats door elektrostimulatie (stimulatie door middel van elektrische stroom). Hierbij wordt gebruik gemaakt van apparaten die door middel van laag- of middelfrequente stroom spieren rechtstreeks tot activiteit aanzetten en die als spierstimulator in de handel worden gebracht.

Naar spraakgebruik moet onder een spierstimulator worden verstaan: een toestel dat zodanige, rechtstreekse, prikkels aan de spieren afgeeft dat deze als gevolg daarvan direct tot activiteit worden aangezet of direct daardoor in gang worden gezet om met de werking van de spier een bepaalde lichaamsfunctie te vervullen. Bijkomstig gebruik van een spierstimulator voor andere vormen van elektrotherapie – bijvoorbeeld pijnbestrijding – doet niet af aan toepassing van de post.

Apparaten die met de prikkels die zij afgeven geen spieren in gang zetten om deze een bepaalde lichaamsfunctie te laten vervullen maar wel een gunstig effect kunnen hebben op het functioneren van de spieren, zijn geen spierstimulatoren. Bijvoorbeeld een apparaat dat door middel van een elektrische stroom spieren activeert en gebruikt worden voor de verbetering van gezondheid, lichamelijke schoonheid en/of conditie.

Naar spraakgebruik zijn proprioceptieve inlegzolen niet als spierstimulatoren aan te merken. Zie ook onderdeel 11 bij deze post en onderdeel 10 bij post a 8.

7.3. Zenuwstimulatoren

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Alleen zenuwstimulatoren die door middel van elektrostimulatie zenuwen rechtstreeks tot activiteit aanzetten en alleen sporadisch worden gebruikt voor andere doeleinden dan zenuwstimulatie, kunnen onder de post worden gerangschikt. Been- en armmanchetten zijn geen zenuw- of spierstimulator.

7.4. Multifunctionele stimulatoren

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Apparatuur die niet uitsluitend wordt gebruikt voor spier- of zenuwstimulatie maar een breed toepassingsgebied kent, is niet aan te merken als een spier- of zenuwstimulator in de zin van deze post. Het gaat onder meer om apparatuur die werkt door middel van ultra geluid, elektromagnetische velden of (soft) laserstraling. Bedoelde apparatuur wordt onder meer gebruikt om de doorbloeding te stimuleren, voor energieopbouw, om oxidatieprocessen op gang te brengen en voor de opbouw van de stofwisseling. Het doet niet af dat de apparatuur wordt aangeschaft met het oog op de stimulatie van spieren en/of zenuwen.

8. Gehoorapparaten en andere hulpmiddelen voor doven en slechthorenden

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

8.1. Gehoorapparaten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Alleen gehoorapparaten die aan het lichaam worden gedragen en die bedoeld zijn voor persoonlijk gebruik door slechthorende personen, vallen onder post.

8.2. Gehoorapparaten in combinatie met speciale systemen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder de post vallen niet alleen de bekende conventionele gehoorapparaten, maar ook specifiek voor de slechthorende ontwikkelde systemen waarbij een apparaat in het oor wordt gedragen in combinatie met voorzieningen die geluid verzenden naar dat apparaat.

Zo is onder de post bijvoorbeeld te rangschikken infraroodapparatuur voor de overdracht van geluid die uitsluitend verkrijgbaar is bij audiciëns en in aanmerking komt voor vergoeding door de zorgverzekeraar. De specifiek voor de infraroodapparatuur bestemde accublokjes kunnen, ook als zij afzonderlijk worden geleverd, ook onder de post worden gerangschikt.

Apparaten die algemene toepassingsmogelijkheden hebben en dus niet speciaal zijn ontwikkeld en worden aangeboden om te worden gebruikt door slechthorenden vallen niet onder de post. Voorbeelden:

  • koptelefoons die geluidssignalen van audioapparatuur, radio of televisie weergeven, ongeacht of die geluidssignalen naar de koptelefoon worden overgedragen via draden of via infraroodgolven;

  • apparatuur die de gebruikers in staat stelt tijdelijk beter te horen in ruimtes met relatief veel omgevingslawaai, zoals conferentie- en vergaderzalen. De omstandigheid dat het ontvangstapparaat aan het lichaam wordt gedragen, vormt op zichzelf geen reden om de apparatuur onder de post te rangschikken;

  • ringleidingsystemen die bestaan uit één of meerdere versterkers die zijn verbonden met de in een ruimte aanwezige geluidsbron, ringleidingdraad dat in de ruimte (bijvoorbeeld de vloer) is aangebracht en een speciale luisterspoel die in het gehoorapparaat van een slechthorende is ingebouwd. Via het door de versterker opgewekte magnetische veld wordt het door de geluidsbron voortgebrachte geluid overgebracht naar de in het gehoorapparaat aanwezige luisterspoel. Deze systemen worden zowel in woningen als in openbare ruimten (schouwburgen e.d.) aangelegd. Ringleidingsystemen vallen niet onder de post omdat zij niet zijn aan te merken als gehoorapparaten in de zin van de post (de tot deze systemen behorende onderdelen worden – afgezien van de luisterspoel – niet aan het lichaam gedragen) en zijn bovendien niet uitsluitend bestemd voor persoonlijk gebruik door auditief gehandicapten (ook niet auditief gehandicapten kunnen van ringleidingsystemen gebruik maken);

  • infraroodluistersystemen (wat betreft werking vergelijkbaar met ringleidingsystemen). Dergelijke systemen bestaan uit een infraroodzender die is verbonden met de in een ruimte aanwezige geluidsbron en een aan het lichaam gedragen oorbeugel met infraroodontvanger, die het door de geluidsbron voortgebrachte geluid naar de oren van de drager van de oorbeugel leidt. Ook voor infraroodluistersystemen geldt dat zij niet als gehoorapparaten in de zin van de post zijn te beschouwen en dat zij niet uitsluitend zijn bestemd voor persoonlijk gebruik door auditief gehandicapten.

8.3. Onderdelen en toebehoren

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder de in de post bedoelde (onder)delen en toebehoren kunnen worden gerangschikt de ronde, platte batterijen en accu’s voor gehoorapparaten met een doorsnede van 12 mm of minder en een dikte van 5,4 mm of minder, als uit de verpakking of op een andere objectief toetsbare manier blijkt dat die batterijen en accu’s zijn bestemd voor gebruik in gehoorapparaten.

Het oorstukje is een kunststof afgietsel van een deel van het inwendige oor van de drager van een gehoorapparaat. Een gehoorapparaat is in functioneel opzicht niet compleet zonder oorstukje. Om die reden is de levering van een los oorstukje aan te merken als de levering van een onderdeel c.q. toebehoren van een gehoorapparaat en valt daarom onder de post.

Niet als onderdeel of toebehoren kunnen worden aangemerkt:

  • kunststoffen voor het vervaardigen van oor(zwem)stukjes;

  • sets voor het reinigen van de gehoorgang en/of de oorstukjes van gehoorapparaten;

  • oordopjes die dienen voor de bescherming van het (inwendige) oor bij zwemmen en dergelijke.

8.4. Andere apparatuur voor doven en slechthorenden

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

8.4.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Sinds 1 januari 2002 is in de tabelpost een delegatiebepaling opgenomen voor andere apparatuur dan gehoorapparaten. Bij ministeriële regeling kunnen hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen of bestemd voor het exclusieve persoonlijke gebruik door doven en slechthorenden onder de werking van de post worden gebracht. Ter uitvoering hiervan is artikel 35 in de uitvoeringsbeschikking opgenomen. Deze bepaling luidt:

‘Als hulpmiddel dat speciaal is ontworpen dan wel bestemd voor het exclusieve en persoonlijke gebruik door doven en slechthorenden als bedoeld in de bij de wet behorende tabel I, onderdeel a, post 35, worden aangewezen:

  • a. wek- en waarschuwingsapparatuur die er specifiek op is gericht om ten behoeve van auditief gehandicapten geluidssignalen om te zetten in zichtbare of voelbare signalen;

  • b. teksttelefoons die er specifiek op zijn gericht om ten behoeve van auditief gehandicapten spraak om te zetten in tekst.’

8.4.2. Wek- en waarschuwingsapparatuur

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Bij deze hulpmiddelen kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een systeem voor gebruik in en om het huis dat bestaat uit een horloge met trilfunctie, lader, versterker, deur- en telefoonzender en een trilapparaat voor onder het hoofdkussen. Dit systeem attendeert de auditief gehandicapte op het geluid van de deurbel, de telefoon en de wekker. Ook andere signaalbronnen kunnen op dit systeem worden aangesloten, bijvoorbeeld een babyfoon of een brandalarm. Op het herstellen van deze hulpmiddelen is post b 1 van toepassing.

9. Oorapparaten tegen stotteren

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het oorapparaat zorgt ervoor dat het zelf gesproken woord wordt opgenomen en met een geringe vertraging en een verzwakte frequentie digitaal wordt afgespeeld in het oor. Door deze werking van het apparaat vermindert het stotteren.

10. Hulpmiddelen voor stomapatiënten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder de post vallen alleen hulpmiddelen die specifiek zijn ontworpen voor stomapatiënten.

Vanwege de algemene gebruiksmogelijkheden vallen niet onder de post:

  • preparaten ter reiniging, verzachting en bescherming van (kwetsbare) huidoppervlaktes, zogenoemde klinische huidverzorgingsproducten;

  • huidbeschermende preparaten die worden gebruikt als onderlaag voor verband om de huid bij verwijdering van het verband te beschermen tegen beschadiging, irritatie, bloeding of ontsteking (zie ook onderdeel 10 bij post a 8).

11. Orthopedisch schoeisel

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het betreft schoeisel dat op maat voor de zieke voet van een patiënt is vervaardigd door een erkend orthopedische technicus. Orthopedische technici zijn personen die met zorgverzekeraars een overeenkomst hebben gesloten voor het leveren van (semi-)orthopedisch schoeisel aan patiënten.

Semi-orthopedisch schoeisel dat is aangepast aan de voeten van individuele patiënten kan onder de post wordt gerangschikt. Het gaat om in serie of over serieleesten vervaardigd schoeisel dat alleen is te dragen na aanpassing aan de individuele zieke voet door middel van supplementen, niet zijnde steunzolen en dergelijke. Het schoeisel moet worden geleverd door erkende orthopedische technici.

Aanpassingen aan confectie- of gezondheidsschoenen kunnen niet onder de post worden gerangschikt. Zo kan een confectieschoen waaruit de (standaard)binnenzool wordt (of bij aankoop al is) verwijderd en die vervolgens door een orthopedische technicus wordt voorzien van een aan de voeten van de gebruiker aangepast voetbed, niet worden aangemerkt als semi-orthopedisch schoeisel.

Verder vallen niet onder post:

  • gezondheidsschoeisel, dat meestal industrieel is vervaardigd;

  • steunzolen;

  • nachtschoenen;

  • post proprioceptieve zolen (leren inlegzolen waarin op diverse, per patiënt verschillende, plaatsen bijzonder dunne kurkelementen worden ingebouwd).

12. Hulpmiddelen die speciaal zijn ontworpen voor het aan/uittrekken van therapeutische elastische steunkousen.

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder de post valt onder andere een op een plint van de muur aangebracht kastje met daarin een opgerolde band. Die band wordt aan de bovenkant van de steunkous bevestigd en – met een afstandbediening – teruggerold in de behuizing, daarbij de kous afrollend en over de voet trekkend. Ook hulpmiddelen die speciaal ontworpen zijn voor het aantrekken en/of uittrekken van therapeutische elastische steunkousen vallen onder deze post.

13. Orthopedische maatkorsetten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder de post vallen orthopedische maatkorsetten, die om de romp worden gedragen. Er zijn orthopedische korsetten die alleen de onderzijde van de wervelkolom omsluiten (een lendekorset), maar er bestaan ook korsetten die tot aan de hals reiken. De korsetten zijn in een aantal gevallen voorzien van – verstelbare – riemen, stangen en banden.

Korsetten die niet speciaal voor de individuele persoon zijn gemaakt of zijn aangepast, vallen niet onder post

14. Overige hulpmiddelen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Ik keur goed dat de hierna vermelde goederen, die wat betreft verschijningsvorm en gebruiksmogelijkheden grote gelijkenis vertonen met de in onderdeel 13 bedoelde hulpmiddelen, onder de post worden gerangschikt. Het gaat hierbij om producten die op of aan het lichaam dienen te worden gedragen en meestal (op maat) worden vervaardigd voor individueel gebruik.

a. Cervicaal steunen

Dergelijke steunen worden als een col of kraag gedragen. Zij omsluiten nek en hals en kunnen zijn voorzien van stangen die rusten op de schouders.

b. Heupluxatie-orthesen

Heupluxatie-orthesen worden gedragen rondom de onderzijde van de romp en de bovenbenen. De dwarsverbinding tussen de delen, die rondom het bovenbeen worden gedragen, houdt de bovenbenen in een spreidstand. Een dergelijke stand kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van een gezond heupgewricht.

c. Kniesteunen

Kniesteunen (cages) worden als een soort hoes om het kniegewricht geschoven. De hoes is aan de achterzijde voorzien van verstelbare riemen. Hieronder valt ook de zgn. Swedish knee-cage die uit een samenstel van banden bestaat en overstrekking van het kniegewricht voorkomt.

d. Correctie-apparaten voor x- en o-benen; diverse hand- en armspalken

Het gaat hier om producten van kunststof, aluminium en/of leer. De voorwerpen omsluiten in een aantal gevallen arm of been of een deel daarvan. Er zijn ook halfronde uitvoeringen die met behulp van sluitbanden worden bevestigd.

Onder de post vallen dan ook niet armsteunen en soortgelijke goederen.

e. Klomp-, spits- en hakvoetapparaten

Deze apparaten worden aan de voet gedragen. In een aantal gevallen worden de voeten in een bepaalde stand gefixeerd en door middel van een stang met elkaar verbonden. Ook wordt het voetstuk wel voorzien van stangen en banden die aan het onderbeen worden bevestigd of zelfs tot voorbij de knie reiken.

De door podotherapeuten verstrekte orthesen en prothesen, uit siliconen vervaardigde hulpmiddelen die een aanvulling vormen op de voet respectievelijk ter vervanging dienen van verloren gegane gedeelten van de voet, vallen onder de post. Deze prothesen zijn wat betreft functie vergelijkbaar zijn met de andere genoemde prothesen. Deze orthesen hebben namelijk ten doel scheefgroei van vooral tenen op te heffen en/of te voorkomen.

f. Rechthouders en rechtherinneraars

Bij deze voorwerpen gaat het om een stang die met behulp van bijvoorbeeld schouder- en taillebanden aan de rug wordt bevestigd. Rechthouders en rechtherinneraars worden soms wel uitgevoerd in combinatie met een bekkenkorset.

g. Enkelbandage

Een enkelbandage omsluit het enkelgewricht als een hoes. Het wordt vervaardigd van kunststof materiaal en wordt aan beide zijden van de enkel verstevigd met behulp van een metalen strip.

h. Beenbeugels

Met beenbeugels wordt gedoeld op beenbeugels die worden gebruikt ter voorkoming van groeistoornissen (kromgroeien) van de onderste ledematen van kinderen.

Via drogisterijen, apotheken en televisie- en internetwinkels worden producten aangeboden die worden aangeprezen ter voorkoming en behandeling van al dan niet chronische blessures. Aan deze producten worden functies toegeschreven als ondersteuning, versteviging en/of correctie van bepaalde lichaamsdelen en gewrichten. Voorbeelden zijn houdingscorrectors, al dan niet in de vorm van een kledingstuk. Deze producten, worden massaal geproduceerd, zijn niet vervaardigd of aangepast om te worden gebruikt door een bepaalde persoon en kunnen niet onder de post worden gerangschikt.

Ook producten als armsteunen en nachtspalken vallen niet onder de post.

15. Passingen aan medische hulpmiddelen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Wat hiervoor in onderdeel 6 bij post a 31 is opgemerkt over passingen aan medische hulpmiddelen, geldt ook voor de onder deze post vallende medische hulpmiddelen, die onder het verlaagde tarief gerangschikt kunnen worden.

Post a 36

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post a 36 luidt:

  • ‘a. hulpmiddelen die plegen te worden aangewend voor het onderhuids toedienen van insuline met uitzondering van spuiten en naalden die kennelijk mede voor andere doeleinden zijn geschikt;

  • b. hulpmiddelen die plegen te worden aangewend bij de zelfdiagnose van het bloedsuikergehalte;’

2. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De post is alleen van toepassing op de genoemde hulpmiddelen die specifiek voor diabetici zijn ontwikkeld en als zodanig worden aangeboden. Algemeen toepasbare hulpmiddelen zoals losse injectienaalden en spuiten vallen niet onder de post.

3. Hulpmiddelen voor het onderhuids toedienen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

3.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Voor het onderhuids toedienen van insuline worden onder meer insulinepennen en insulinepompjes gebruikt. Deze goederen vallen onder de post.

3.2. Hulpmiddelen en toebehoren

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Ik keur goed dat ook de naaldjes die bestemd zijn om in een insulinepen te worden gebruikt onder de post worden gerangschikt.

Het verlaagde tarief kan ook worden toegepast op opbergzakjes die zijn bestemd om de insulinepompjes op het lichaam te dragen.

Voor de energievoorziening van een insulinepompje wordt tegelijkertijd een drietal voor algemeen gebruik geschikte batterijtjes geleverd. Met het oog op het gebruik in het insulinepompje zijn de batterijtjes in serie geschakeld en als één geheel verpakt. In verband hiermee keur ik goed dat de aldus verpakte batterijtjes onder het verlaagde tarief worden gerangschikt.

De bij het gebruik van insulinepompjes benodigde katheters bezitten geen specifieke kenmerken en/of eigenschappen waaruit blijkt dat zij uitsluitend zijn bestemd om te worden gebruikt als hulpmiddel voor insulinepompjes. De levering en de invoer van katheters zijn op grond van post a 37 aan het verlaagde tarief onderworpen.

4. Apparatuur voor zelfdiagnose

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De hulpmiddelen voor de zelfdiagnose van het bloedsuikergehalte zijn onder andere de bloedsuiker/urineglucosestrips die door diabetici worden gebruikt voor het controleren van hun bloedsuikergehalte. Verder vallen onder de post de bij de zelfdiagnose te gebruiken bloedprikapparatuur en bloedglucosemeters.

Post a 37

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post a 37 luidt:

‘meetapparatuur en toebehoren voor zelfdiagnose van de stollingtijd van bloed; medicijnvernevelaars; katheters; urinezakken; allergeenvrije hoezen; antidecubitusmatrassen; draagbare infuuspompen; zuurstofconcentratoren met toebehoren, alsmede speciaal voor persoonlijk mobiel gebruik ontworpen draagbanden of -tassen voor een zuurstofcilinder of een zuurstofvat; computermuissoftware, al dan niet langs elektronische weg geleverd, die speciaal is ontwikkeld voor gebruikers met een tremor;’

2. Meetapparatuur voor zelfdiagnose van de stollingstijd van bloed

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het gaat hierbij om een klein apparaat waarmee een persoon via een vingerprik een bloedmonster afneemt om vervolgens met een teststrip de stollingstijd van het bloed te bepalen.

4. Katheters

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

4.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Katheters zijn buisjes die zijn bestemd voor:

  • het toedienen van geneesmiddelen, vloeistoffen (o.m. zout- en glucose-oplossingen) en voedingsmiddelen (m.n. sondevoeding) aan het menselijk lichaam;

  • het afvoeren van bloed en lichaamsvocht (urine, wondvocht e.d.) uit het menselijk lichaam.

Alle soorten katheters vallen onder de post, bijvoorbeeld:

  • spoelkatheters: katheters waarmee spoelvloeistof in de blaas wordt gebracht, om de blaas schoon te spoelen;

  • afzuigkatheters: katheters waarmee lichaamsvocht (slijm e.d.) wordt afgevoerd;

  • drainagekatheters: interne katheters, voor de afvoer van wondvocht, vocht achter de longen e.d.;

  • blaaskatheters.

4.2. Onderdelen en toebehoren

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Ik keur goed dat afzonderlijk geleverde delen, onderdelen en toebehoren die kennelijk zijn vervaardigd en bestemd voor katheters, onder de post worden gerangschikt. Te denken valt aan ventielen, verbindingsstukken en verlengslangen voor katheters.

4.3. Kathetersets

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Voor de tarieftoepassing moet bij kathetersets (de in één verpakking geleverde combinatie van: katheters, handschoenen, desinfecteer-, glij- en verbandmiddelen, nierbekkens, urinezakken, mondmaskers e.d.) een splitsing te worden aangebracht tussen de naar het algemene en de naar het verlaagde tarief belaste artikelen. Als een ondernemer geen splitsing wil of kan aanbrengen, moet de gehele katheterset naar het algemene tarief worden belast.

Bepaalde onderdelen van kathetersets kunnen onder post a 6 vallen. Het gaat om steriele medische hulpmiddelen voor eenmalig gebruik, die uitsluitend bestemd zijn voor het transport en/of opslag van bloed, bloedcomponenten en/of infuusvloeistoffen, en die daarmee in aanraking komen, zie ook onderdeel 6 bij post a 6.

Tijdens en na afloop van chirurgische ingrepen worden vaak één of meerdere wonddrainages in het lichaam aangebracht. Een wonddrainagesysteem voert het wondvocht af. Dit bevordert een snelle genezing van de patiënt en voorkomt infecties. Een compleet wonddrainagesysteem bestaat uit de volgende onderdelen. Een naald, een wonddrain, een terugslagventiel, een aansluitslang met koppeling en een opvangfles waarin een vacuüm is aangebracht en die is voorzien van een zuigkrachtregulator en vacuümmeter. Het volledige wonddrainagesysteem is aan te merken als een katheter in de zin van de post.

5. Urinezakken

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Urinezakken zijn zakken die zijn bestemd voor het opvangen van urine, die de gebruiker op het lichaam (doorgaans aan het boven- of onderbeen) draagt, of die aan het bed van de gebruiker zijn bevestigd. Een urinezak is met een verlengslang aan een katheter verbonden, die de urine uit het lichaam afvoert.

Ik keur goed dat afzonderlijk geleverde delen, onderdelen en toebehoren die kennelijk zijn vervaardigd en bestemd voor urinezakken, onder de post worden gerangschikt. Hierbij valt te denken aan:

  • beenbandjes (bandjes die om het boven- of onderbeen worden gedragen, die dienen ter bevestiging van de urinezak op het been);

  • aan- en afvoerslangen, verlengslangen, verbindingsstukken, aftappunten e.d.;

  • ophanghaken (haken waarmee de urinezak bij het bed wordt gehangen);

  • beenzakhouder (katoenen hoes, om huidirritaties bij dragers van urinezakken te voorkomen).

Voor de tarieftoepassing moet bij sets die naast urinezakken nog andere goederen bevatten een splitsing worden aangebracht tussen de naar het algemene en de naar het verlaagde tarief belaste artikelen. Het gaat bijvoorbeeld om sets, die een combinatie vormen van een katheter, een urinezak, beenbandjes, handschoenen, alcohol, watten, schaar en pleisters. Als een ondernemer geen splitsing wil of kan aanbrengen, moet de gehele set naar het algemene tarief worden belast.

De speciaal voor dragers van urinezakken bestemde hygiënische middelen (speciale zeep, spray e.d.) vallen niet onder de post. Urinalen en plastuitjes (voor vrouwen) zijn niet onder de post te rangschikken.

6. Allergeenvrije hoezen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Allergeenvrije hoezen zijn hoezen die worden gebruikt door personen met een allergie voor de huisstofmijt. Deze hoezen zijn zo gemaakt dat zij het matras, kussen of dekbed geheel afsluiten van de uitwerpselen van de huisstofmijt, zodat deze niet in het matras, kussen of dekbed kunnen komen. De allergeenvrije hoes wordt niet gebruikt als vervanging van een reguliere sloop, laken of dekbedhoes, en blijft meerdere jaren permanent om het matras, kussen of dekbed zitten.

Hoezen die de gebruiker niet alleen beschermen tegen de allergie voor de huisstofmijt, maar ook schimmel- en bacterievrij zijn, kunnen ook onder de post worden gerangschikt.

Kussens, dekbedden en matrassen met een allergeenvrije bekleding vallen niet onder de post.

7. Antidecubitusmatrassen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

7.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Een antidecubitusmatras is een matras die speciaal bestemd en geschikt is voor de preventieve, palliatieve en curatieve behandeling van decubitus (doorliggen). Antidecubitusmatrassen zijn er in verschillende uitvoeringen en wijken af van gewone matrassen door de speciale opvang van lokale drukuitoefening.

7.2. Toebehoren

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Hoezen die kennelijk dienen ter bescherming van een antidecubitusmatras (waterdicht en/of luchtdoorlatend en/of urinebestendig) vallen ook onder het verlaagde tarief. Dit geldt ook voor pompen die kennelijk en uitsluitend zijn vervaardigd en bestemd voor antidecubitusmatrassen. Multifunctionele pompen of hoezen vallen dus niet onder de post.

Ik keur goed dat de verhuur van antidecubitusmatrassen en de hiervoor genoemde hoezen en pompen ook onder de post wordt gerangschikt. Tot de vergoeding voor de verhuur kunnen ook worden gerekend de kosten voor het bezorgen, installeren en reinigen van de matras en de hiervoor genoemde hoezen.

8. Draagbare infuuspompen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Draagbare infuuspompen zijn pompen die door de patiënt op het lichaam worden gedragen. De pompen worden gebruikt voor het intraveneus toedienen van geneesmiddelen of voor het toedienen van insuline of voeding.

9. Zuurstofconcentratoren; speciale wagentjes, draagtassen en draagbanden voor zuurstofcilinder of zuurstofvat.

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Zuurstof (in een cilinder of een vat) bestemd voor medicinale doeleinden, valt onder post a 6 (zie onderdeel 7 van de toelichting bij deze post). Ook zuurstofconcentratoren met toebehoren delen in het verlaagde tarief. Een zuurstofconcentrator is een apparaat dat zelf medicinale zuurstof maakt (en tijdelijk opslaat). Onder de post vallen ook speciale wagentjes, draagbanden en draagtassen voor het vervoer van de zuurstofcilinders of het zuurstofvat. Hierbij gaat het alleen om wagentjes, draagbanden en draagtassen, die zijn ontworpen en bestemd voor het vervoer van één zuurstofcilinder of zuurstofvat (dus voor persoonlijk gebruik).

10. Computermuissoftware speciaal ontwikkeld voor gebruikers met een tremor.

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het gaat om computerprogramma’s voor mensen die lijden aan Essentiële tremor, Multiple Sclerose, de ziekte van Parkinson of een andere aandoening die schuddende of bevende handen veroorzaakt.

Post a 40

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2. Beetwortelen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Beetwortelen zijn suikerbieten. Alleen de verse voortbrengselen zoals die door de verbouwers worden geoogst (ruwe biet) kunnen onder de post worden gerangschikt.

3. Beetwortelplanten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Jonge beetwortelplanten vallen in principe niet onder de post. Ik keur goed dat ze onder de post worden gerangschikt als ze naar hun aard (nagenoeg) uitsluitend door landbouwers in het kader van de teelt van beetwortelen worden gebruikt.

Post a 41

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post a 41 luidt:

‘land- en tuinbouwzaden voor zover dienende voor de teelt van de in deze tabel genoemde producten en oliehoudende zaden;’

2. Land- en tuinbouwzaden

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder de post vallen ook:

  • zaden voor sierteeltproducten (bloembollen, bloemen, planten en boomkwekerijproducten);

  • alle soorten graszaad en alle mengsels van soorten graszaad, ongeacht de uiteindelijke bestemming daarvan;

  • karwijzaad.

2.2. Levering van land- en tuinbouwzaden die zijn voorbehandeld met bestrijdingsmiddelen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Land- en tuinbouwzaden worden soms voorbehandeld met bestrijdingsmiddelen. De bestrijdingsmiddelen worden dan als een coating op de zaden aangebracht. De land- en tuinbouwzaden vormen samen met de bestrijdingsmiddelen fysiek één product. Om die reden kan de levering van dergelijke voorbehandelde zaden onder de post worden gerangschikt. Hieraan doet niet af dat in sommige gevallen een afzonderlijke vergoeding (toeslag) wordt berekend voor de voorbehandeling.

3. Oliehoudende zaden

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder de post vallen:

  • ongebrande pinda’s (grondnoten), zowel gepeld als in de dop;

  • hennepzaden.

Niet onder de post vallen:

  • pindaschaafsel (afkomstig van gepelde, ontvliesde, niet-gebrande pinda’s);

  • pindagruis (een product dat bij het vervaardigen van pindaschaafsel wordt verkregen).

4. Kwekersrecht

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Aan kwekers die een nieuw ras van een tot het plantenrijk behorend gewas hebben gekweekt, ontdekt of ontwikkeld kan op grond van de Zaaizaad- en plantgoedwet 2005 een kwekersrecht worden verleend. Licentiehouders, dit zijn degenen die toestemming hebben gekregen om van het nieuwe ras teeltmateriaal voort te brengen, betalen aan de houder van het kwekersrecht hiervoor een vergoeding.

Het komt ook voor dat zogenoemde vermeerderaars het voortkwekingsmateriaal leveren aan de licentiehouders. Deze vermeerderaars hebben daartoe weer contracten gesloten met de houders van de kwekersrechten. De licentiehouders worden naast de prijs voor het voortkwekingsmateriaal een licentievergoeding verschuldigd, die zij rechtstreeks aan de houders van de kwekersrechten moeten voldoen.

Ik keur goed dat het verlenen van een licentie op een kwekersrecht door de houder van het kwekersrecht wordt aangemerkt als de levering van zaaizaad of plantgoed waarop het recht betrekking heeft. Dit betekent dat de houder van een kwekersrecht op de licentievergoedingen het verlaagde tarief kan toepassen.

Post a 43

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2. Rondhout

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Voorbeelden van goederen die onder de post vallen:

  • hout op stam;

  • alle hout dat niet beslagen, bezaagd of gekloofd in de handel komt. Niet van belang is of dit hout gebruikt wordt als brandhout.

  • rondhout dat een bewerking heeft ondergaan om het te conserveren of te verduurzamen, zoals het wateren (uitlogen van het aalvocht of het sap) of het oppervlakkig verkolen;

  • overigens onbewerkt hout dat is ontschorst, geschild (ontdaan van de bast) of behakt met de bijl of met de dissel. Het laatste betreft boomstammen en stamstukken waarvan de takken en andere uitgroeisels en hinderlijke delen zijn weggehakt. Hieronder vallen ook boomstammen en stamstukken die zijn ontdaan van het spint of spinthout (het hout van de jongste jaarringen) om bederf te voorkomen en om transportkosten te besparen;

  • telefoon-, telegraaf- of elektriciteitspalen, rondhout voor het vervaardigen van fineer, niet-gekloofde en niet-aangepunte palen en staken, stutten enz., mijnhout, pulphout (ook wanneer in vieren gekloofd), luciferhout, hout voor de vervaardiging van houtwaren enz.

  • afgewerkte en gebruiksklare ronde telefoon-, telegraaf- of elektriciteitspalen, ook al is het oppervlak daarvan met een haalmes effen gemaakt of mechanisch ontschorst. Om deze palen te verduurzamen worden zij meestal geverfd, gevernist of geïmpregneerd met creosoot of dergelijke stoffen;

  • boomstronken van bepaalde boomsoorten, die gebruikt worden voor de vervaardiging van fineer, uitwassen van de onderstam van bepaalde bomen (ook kwasten en soms wortelhout genoemd), sommige ruw behakte wortels voor de vervaardiging van pijpen en voorts bepaalde houtsoorten zoals teakhout, die met behulp van wiggen of van een dissel ruw in stukken zijn verdeeld.

Voorbeelden van goederen die niet onder de post vallen:

  • hout geschikt gemaakt voor de vervaardiging van wandelstokken, ruw bewerkt of afgerond;

  • houten dwarsliggers en wisselhouten;

  • gezaagd hout, zoals planken, balken en kepers;

  • machinaal gefreesde boomstammen die tot een cilindrische, perfect ronde stam worden gemaakt.

Post a 44

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2. Stro

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Erwten- en bonenstro vallen onder de post.

Niet als stro kunnen worden aangemerkt:

  • bladriet, een product van de rietcultuur dat door bloembollenkwekers als afdekmateriaal wordt gebruikt;

  • andere producten die worden gebruikt als strooisel in ligboxenstallen en dergelijke, zoals zaagsel, papierslib/-pulp, houtvezel en boomschors.

3. Veevoeders

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

3.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Veevoeders zijn de voor vee bestemde voedermiddelen en mengvoeders zoals die zijn gedefinieerd in de Kaderwet diervoeders. Niet alle voedermiddelen genoemd in de Kaderwet diervoerders vallen onder het begrip veevoeders, omdat deze wet ook betrekking heeft op voeders aan andere dieren dan aan vee (bijvoorbeeld aan huisdieren).

3.2. Voedermiddelen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De Kaderwet diervoeders verstaat onder voedermiddelen: ‘diervoeders die bestemd zijn om te worden gebruikt voor vervoedering, hetzij als zodanig, hetzij na be- of verwerking, voor de bereiding van mengvoeders voor dieren of als dragers in voormengsels’. Onder diervoeders wordt verstaan: ‘producten van plantaardige of dierlijke oorsprong in natuurlijke staat, vers of verduurzaamd, afgeleide producten van de industriële verwerking van deze producten, alsmede organische of anorganische stoffen, al dan niet gemengd, met of zonder toevoegingsmiddelen en bestemd voor dierlijke voeding langs orale weg’.

In de Kaderwet diervoeders, het Besluit diervoeders en de Regeling diervoeders zijn onder meer regels gesteld voor de etikettering van voedermiddelen. De ondernemer is verplicht bij het in het verkeer brengen van voedermiddelen onder meer de benaming en het woord ‘voedermiddel’ op de verpakking of recipiënt of op een begeleidend document te vermelden. De aanduidingen moeten goed zichtbaar, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar zijn.

Deel B van de bijlage bij de Richtlijn 96/25/EG van de Raad van de Europese Unie bevat een niet-limitatieve lijst van de belangrijkste in de EU gebruikte voedermiddelen. Voedermiddelen die in deze lijst zijn opgenomen mogen uitsluitend onder de in die lijst gegeven benaming in het verkeer worden gebracht.

3.3. Mengvoeders

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De Kaderwet diervoeders verstaat onder mengvoeders: mengsels van voedermiddelen. Mengvoeders worden onderverdeeld in:

  • volledige diervoeders,

  • aanvullende diervoeders,

  • mineralenmengsels,

  • melassevoeder, en

  • kunstmelkvoeders.

In de Kaderwet diervoeders, het Besluit diervoeders en de Regeling diervoeders zijn onder meer regels gesteld voor de etikettering van mengvoeders. De ondernemer is verplicht bij het in het verkeer brengen van mengvoeders onder meer de volgende informatie op de verpakking, de recipiënt, een daaraan bevestigd etiket of een begeleidend document te vermelden:

  • de benaming volledig diervoeder, aanvullend diervoeder, mineralenmengsel, melassevoeder, volledig kunstmelkvoeder, aanvullend kunstmelkvoeder of volledig dieetvoeder al naar gelang de aard van het mengvoeder;

  • de diersoort of categorie dieren waarvoor het mengvoeder bestemd is;

  • de gebruiksaanwijzing.

De aanduidingen moeten goed zichtbaar, duidelijk leesbaar en onuitwisbaar zijn.

3.4. Toevoegingsmiddelen, voormengsels en vervangende voederproteïnen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De in de Kaderwet diervoeders genoemde toevoegingsmiddelen, voormengsels en vervangende voederproteïnen vallen niet onder de post, omdat deze producten in de Kaderwet niet als voedermiddel of mengvoeder zijn aangemerkt. De definities van deze producten luiden als volgt.

‘Toevoegingsmiddelen: stoffen of preparaten die in diervoeding worden gebruikt:

1. teneinde;

  • de eigenschappen van diervoeders of van de dierlijke producten gunstig te beïnvloeden;

  • te voldoen aan de voedingsbehoeften van dieren of de dierlijke productie te verbeteren, met name door in te werken op de maag- en darmflora of op de verteerbaarheid van de diervoeders;

  • aan de voeding elementen toe te voegen die het makkelijker maken om bijzondere voedingsdoelen te bereiken of tegemoet te komen aan specifieke tijdelijke behoeften inzake voeding bij dieren, of

  • door dierlijke uitwerpselen veroorzaakte hinder te voorkomen of te beperken, of de leefomgeving van de dieren te verbeteren, en

2. niet zijnde:

  • diergeneesmiddelen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Diergeneesmiddelenwet;

  • een technisch hulpmiddel dat als stof in de verwerking van voedermiddelen of van diervoeders wordt gebruikt om tijdens de behandeling of verwerking aan een bepaalde technologische doelstelling te beantwoorden en die kan leiden tot de onbedoelde maar technisch onvermijdelijke aanwezigheid van residuen van deze stof of derivaten ervan in het eindproduct op de voorwaarde dat deze residuen geen gevaar voor de gezondheid opleveren en geen technologische effecten op het eindproduct hebben, en

  • stoffen die van nature aanwezig zijn in voedermiddelen in hun normale samenstelling en die overeenstemmen met een op grond van artikel 5 toegelaten stof, als het geen producten betreft die speciaal verrijkt zijn met stoffen die met toevoegingsmiddelen overeenstemmen.

Voormengsels: mengsels van toevoegingsmiddelen onderling of mengsels van een of meer toevoegingsmiddelen met stoffen die dragers vormen, die bestemd zijn voor de bereiding van diervoeders.

Vervangende voederproteïnen: voor vervoedering bestemde producten die – als zodanig of verwerkt in diervoeders – volgens bepaalde technische procédés worden vervaardigd met het oog op hun directe of indirecte eiwitvoorziening.’

3.5. Diverse producten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Voorbeelden van goederen die onder de post vallen:

  • (meng)voeders voor konijnen, paarden en pelsdieren;

  • duivenvoer dat is samengesteld uit granen en peulvruchten, ook als daaraan een kleine hoeveelheid oliehoudend zaad (maximaal 5%) is toegevoegd;

  • voer voor andere vogels dan kippen, kalkoenen, enz. en duiven, zoals voer voor parkieten en kanaries, als dit voer voor minimaal 95% uit granen en voor maximaal 5% uit oliehoudende zaden bestaat. In alle andere gevallen is het voer voor parkieten, kanaries, en dergelijke aan het algemene tarief onderworpen;

  • maagkiezel voor pluimvee, dit is een product dat bestaat uit grind dat is gewassen, gedroogd, gebroken, geschoond en daarna op de juiste grootte is gesorteerd en dient voor de bevordering van de spijsvertering van kippen en kuikens;

  • grit, dit zijn gebrande en fijngemalen schelpen die aan kippen worden gevoerd voor de bevordering van de schaalvorming van de eieren;

  • mengsel van grit en maagkiezel, eventueel met toevoeging van gemalen roodsteen;

  • likblokken, dit zijn mineralenmengsels die worden gebruikt als aanvulling op diervoeding.

Ik keur goed dat onder het verlaagde tarief vallen:

  • een mengsel van grit en maagkiezel dat als ‘duivengrit’ wordt gepresenteerd, bestemd voor de bevordering van de spijsvertering en de skelet- en eivorming van duiven;

  • afvalvis (beschadigde of bedorven vis), visafvallen (zoals afvallen verkregen in visconservenfabrieken bij het verwerken van vis) en op visveilingen doorgedraaide vis, die onder meer aan eendenfokkers worden geleverd.

Voorbeelden van goederen die niet onder de post vallen:

  • voedermiddelen voor gezelschapsdieren. Onder gezelschapsdieren worden verstaan: dieren behorend tot de soorten die normaal door de mens worden gehouden en gevoederd, maar niet gegeten, met uitzondering van dieren die dienen voor de productie van pelzen. (Meng)voeder voor honden, katten, hamsters, cavia’s, muizen, enz. kan daarom niet onder de post worden ingedeeld;

  • duivensnoepzaad, dit is voer dat ongeveer 25% oliehoudend zaad bevat;

  • (meng)voeders voor vogels in de vrije natuur en voer voor fazanten, die gefokt worden met het oog op de latere uitzetting in de natuur;

  • visvoer;

  • kuilvoerbewaarmiddelen en inkuilmiddelen.

Melasse en vinasse zijn als kuilvoerbewaar- en inkuilmiddel (algemeen tarief) te gebruiken, maar ook als voedermiddel en mengvoeder voor vee (verlaagd tarief). De specifieke aanwending van deze producten blijkt uit de presentatie op de verpakking of de vermelding in het begeleidend document. Alleen als een van de aanduidingen als bedoeld in onderdeel 3.2 of onderdeel 3.3 op de verpakking of in het begeleidend document is vermeld, valt het product onder het verlaagde tarief.

Post a 45

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2. Vlas

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder de post valt vlas, zowel ruw als in de verschillende bewerkingsstadia tot aan het spinnen.

Voorbeelden van goederen die onder de post kunnen worden gerangschikt:

  • gebleekte en geverfde vlas;

  • afvalvezels van vlas;

  • rafelingen, ontstaan door het uitrafelen of scheuren van vodden, lompen, touwwerk en dergelijke tot vlasvezels;

  • niet-gesponnen vezelbanden en voorgarens die zijn vervaardigd uit vlasafval.

Voorbeelden van goederen die niet onder de post vallen:

  • gesponnen vlas;

  • scheven (of lemen), dat zijn de houtachtige deeltjes die tijdens het productieproces worden afgescheiden;

  • bepaald plantaardig vezelmateriaal dat niet als vlas in de zin van deze post is aan te merken, maar dat soms wel vlas genoemd wordt, bijvoorbeeld Indisch vlas (Abroma augusta) en Nieuw-Zeelandse vlas of Nieuw-Zeelandse hennep (Phormium tenax).

Post a 48

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

3. Bloemen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder bloemen in de zin van de post worden onder andere gedroogde bloemen, orchideeën, anthuriums en bloemboeketten begrepen.

Onder bloemen worden niet begrepen:

  • geverfde bloemen (zowel verse snijbloemen als gedroogde bloemen);

  • gedroogde plantaardige producten, al dan niet geverfd, zoals takken, twijgen, grassoorten, graansoorten, vruchten, papaverbollen, dennenappeltjes op tak, maïskolven en soortgelijke goederen;

  • met geurstoffen gearomatiseerde melanges van gedroogd plantenmateriaal (gedroogde bloemknopjes en -blaadjes) die gewoonlijk in een open schaal worden gestrooid om een aangename geur te verspreiden;

  • kunstbloemen (uit zijde, hout, plastic e.d. vervaardigde bloemen).

4. Planten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder het begrip ‘planten’ vallen alle sierteeltproducten die niet onder de categorieën boomkwekerijproducten, bloembollen of bloemen kunnen worden ingedeeld.

Onder planten in de zin van de post worden begrepen:

  • vaste en niet-vaste (één- en meerjarige) planten;

  • delen van planten, bijvoorbeeld loof en varens;

  • stekmateriaal;

  • krokussen en dergelijke die zijn gevat in eenvoudige glazen of plastic potjes of die zijn verpakt in kartonnen doosjes die al dan niet zijn voorzien van een cellofaanvenster;

  • door veilingen en dergelijke geleverde plantjes in bakelieten of aardewerk potten;

  • aquariumplanten;

  • graszoden.

5. Boomkwekerijproducten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder boomkwekerijproducten in de zin van de post worden begrepen:

  • houtgewassen geleverd in hun geheel of als entrijzen, ongewortelde stekken of oculeerogen, in levende staat en niet vervroegd;

  • wortelstokgewassen;

  • vaste planten die niet in knop- en bloemdragende toestand verkeren;

  • bladeren, groen en al of niet in bloeiende toestand verkerende takken, bijvoorbeeld seringentakken, die van houtgewassen zijn afgesneden;

  • rozenzetlingen, dit zijn producten die zijn samengesteld uit een stokje van een (wilde) roos waarop een takje van een gecultiveerde roos wordt geënt;

  • naaldbomen, ook als zij worden gebruikt als kerstboom.

6. Bloemstukken

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

6.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Bloemstukken en dergelijke (bloemwerken, kerststukjes, feestkransen, grafkransen, graftakken en dergelijke werken, die zijn samengesteld uit verse, geprepareerde of gedroogde bloemen, bladeren, takken, schors en dergelijke, eventueel in combinatie met levende planten) vallen in principe niet onder de post. Ze vormen één goed, waarbij de samenstellende delen hun zelfstandigheid hebben verloren.

6.2. Door de kleinhandelaar zelf vervaardigde bloemstukken e.d.

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Voor kleinhandelaren die de verschuldigde belasting van niet zelf vervaardigde goederen berekenen volgens één van de forfaitaire berekeningsmethoden van artikel 16 van het uitvoeringsbesluit, keur ik het volgende goed. Kleinhandelaren die bloemstukken, bloemwerken en dergelijke zelf samenstellen mogen voor deze goederen de verschuldigde belasting berekenen volgens de berekeningsmethode van artikel 16 van het uitvoeringsbesluit. Zij mogen hierbij uitgaan van de inkopen van de samenstellende delen, en artikel 17 van het uitvoeringsbesluit buiten beschouwing laten. Hierdoor komt het tarief van de ingekochte bestanddelen tot uiting in de belasting die bij verkoop verschuldigd is.

Als voorwaarde bij de goedkeuring geldt dat, als voor de levering van bloemstukken een factuur wordt uitgereikt, de vergoeding op deze factuur op dezelfde manier wordt gesplitst. Als een dergelijke splitsing op ernstige bezwaren stuit, moet de omzetbelasting op de factuur beperkt blijven tot 6/106 van het bedrag dat over de levering van het bloemstuk in rekening is gebracht. Dit heeft echter geen gevolgen voor de berekening van de verschuldigde belasting.

De goedkeuring geldt ook voor ondernemers die de verschuldigde belasting niet berekenen volgens één van de forfaitaire berekeningsmethoden van artikel 16 van het uitvoeringsbesluit. Zij mogen de verschuldigde belasting berekenen in de verhouding van de inkoopwaarden van de bestanddelen, die in het bloemstuk zijn verwerkt.

De ondernemer die de door hem verschuldigde belasting moet voldoen volgens het zogenoemde factuurstelsel en voor wie de hiervoor bedoelde berekeningswijze niet geldt, moet in beginsel voor de levering van de bloemstukken de vergoeding naar het algemene tarief belasten. In verband met de hiervoor getroffen regeling voor ondernemers die het zogenoemde kasstelsel toepassen, keur ik goed dat zij een overeenkomstige splitsing toepassen voor de facturen die zij uitreiken, en volstaan met voldoening van de op die manier berekende belasting.

6.3. Door groothandelaren (veilingen) geleverde bloemstukken e.d.

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Ik keur goed dat de volgende door groothandelaren (veilingen) geleverde producten in hun geheel aan het verlaagde tarief zijn onderworpen:

  • eenvoudige bloemstukken (zowel bloemstukken die uit snijbloemen bestaan als droogbloemstukken) en schaaltjes met planten;

  • planten, coniferen en dergelijke die in eenvoudige potten, flessen etc. worden geleverd;

  • kerststukjes;

  • feest- en grafkransen en graftakken.

Als voorwaarde geldt dat het gaat om producten die door de groothandelaar worden verkocht voor maximaal € 7 exclusief belasting. Deze goedkeuring geldt alleen als de producten zijn bestemd om door de kleinhandel zonder verdere be- of verwerking te worden doorverkocht. Leveringen die groothandelaren rechtstreeks aan particulieren verrichten vallen ook onder de goedkeuring.

7. Hovenierswerkzaamheden

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De aanleg, uitbreiding en onderhoud van tuinen, parken en sportvelden en dergelijke door bijvoorbeeld hoveniers zijn diensten die belast zijn naar het algemene tarief. De levering van de benodigde materialen gaat op in deze dienst.

Ik keur goed dat de levering van sierteeltproducten wordt afgesplitst van de overige prestaties. De dienst van het plantklaar maken van de tuin – inclusief het verstrekken van meststoffen, turf- en tuinaarde, grind, tegels, flagstones, hout en andere materialen – valt onder het algemene tarief. De levering van de sierteeltproducten is onderworpen aan het verlaagde tarief.

Ondernemers die zich bezig houden met het verzorgen van plantenbakken in kantoren, inrichtingen, openbare gebouwen en dergelijke, of met het vervangen van de in die bakken aanwezige planten, vallen ook onder deze goedkeuring.

8. Bestemd voor uitpoot

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Bomen of planten die zijn bestemd voor de uitpoot van groenten en fruit, vallen onder post a 3.

De voor de teelt van sierteeltproducten bestemde zaden vallen onder post a 41.

9. Kwekersrecht enthout

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De goedkeuring van onderdeel 4 van post a41 kan ook worden toegepast bij de licentievergoeding die wordt betaald aan de houder van een kwekersrecht op enthout.

Post b 1

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2. Begrip ‘herstellen’

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Herstellen moet worden uitgelegd naar spraakgebruik. Onder herstellen mag ook worden begrepen het ‘preventieve’ onderhoud. Dit zijn werkzaamheden die noodzakelijk zijn of worden geacht om de goederen gebruiksklaar te maken of te houden (opknappen van goederen daaronder begrepen).

Post b 2

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post b 2 luidt:

‘de verhuur van boeken en van dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven;’

2. Boeken en periodieken

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

In de toelichting bij post a 30 is aangegeven wat moet worden verstaan onder boeken en dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere tenminste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven. Ik keur goed dat het verlaagde tarief ook geldt voor het verhuren of uitlenen van cassettes, waarop boeken, dagbladen, weekbladen, tijdschriften en andere ten minste driemaal per jaar periodiek verschijnende uitgaven zijn ingesproken.

3. Bibliotheken

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

In bibliotheken worden behalve boeken en dergelijke ook cd’s, dvd’s en dergelijke gegevensdragers verhuurd. De jaarlijkse bijdragen van de leden zijn in die gevallen voor een deel naar het verlaagde en voor een deel naar het algemene tarief belast. De verdeelsleutel wordt gevonden door het aantal uitleenbewegingen van beide categorieën goederen vast te stellen.

Post b 3

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2. Het geven van gelegenheid tot sportbeoefening

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De post gaat over het verlenen van het recht gebruik te maken van een sportaccommodatie die dient voor de actieve sportbeoefening door de mens.

2.2. Geven van gelegenheid tot sportbeoefening

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder de tabelpost valt de prestatie die gekenmerkt wordt door het ter beschikking stellen van een sportaccommodatie aan sporters. Dit is het geval als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • het gebruik van de accommodatie is voor de afnemer van de prestatie beperkt tot het daarin beoefenen van sport;

  • de afnemer gebruikt de accommodatie om zelf te sporten of om anderen onder zijn/haar leiding te laten sporten. Zo is de post ook van toepassing als de afnemer een (sport)vereniging is die haar leden gelegenheid geeft te sporten of een school die de leerlingen laat sporten;

  • het onderhouden, schoonmaken of beveiligen van de accommodatie wordt verzorgd door of vanwege de exploitant van de sportaccommodatie;

  • samen met de accommodatie moeten ook de attributen, die noodzakelijk zijn voor het beoefenen van de sport, door of vanwege de exploitant aan de sporter(s) ter beschikking worden gesteld. Bij bepaalde sporten is het gebruikelijk dat de sporters zelf bepaalde sportattributen meenemen. In die gevallen kan niet aan de exploitant van de sportaccommodatie tegengeworpen worden dat hij/zij die attributen niet ter beschikking stelt. Bijvoorbeeld tennisrackets die de tennisser zelf meeneemt;

  • aanvullende voorzieningen die de prestatie van het geven van gelegenheid tot sporten in een sportaccommodatie mogelijk maken. Te denken valt onder andere aan kleed-en doucheruimten en sanitaire voorzieningen.

In dergelijke gevallen is geen sprake van de vrijgestelde verhuur van een onroerende zaak. Deze uitleg is onder meer gebaseerd op rechtspraak van het HvJ EG in de zaak Stockholm Lindöpark (arrest van 18 januari 2001, zaak C-150/99), waarin het Hof de volgende aanwijzingen geeft:

  • vrijstellingen moeten strikt worden uitgelegd;

  • alle omstandigheden waaronder een handeling wordt verricht moeten in aanmerking worden genomen om daaruit de kenmerkende elementen naar voren te halen;

  • diensten, verband houdende met de sportbeoefening moeten zoveel mogelijk als één geheel worden beschouwd;

  • het beheer van een golfterrein behelst in het algemeen niet alleen het passief ter beschikking stellen van een terrein;

  • aan de terbeschikkingstelling van een golfterrein zullen in de regel beperkingen worden verbonden met betrekking tot het doel en de duur van het gebruik.

2.3. Sportaccommodatie

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Een sportaccommodatie in de zin van de post is een onroerende zaak die is ingericht voor de actieve sportbeoefening door de mens. Voorbeelden zijn: een ijs-, ski-, kart- en golfbaan, een manege, een sporthal, een atletiekbaan en een fitnesscentrum. Ook openbare ruimtes, zoals wegen, bossen en dergelijke kunnen een sportaccommodatie vormen als deze ruimtes voor de duur van de sportbeoefening gereserveerd zijn voor sportbeoefening. Bijvoorbeeld in het geval van een marathon, een wandeltocht, een wielerwedstrijd of skeelertocht.

Verplaatsbare sportattributen zoals trampolines, klimwanden en zeilboten zijn niet onroerend en niet als een sportaccommodatie aan te merken.

Ik keur goed dat de post kan worden toegepast als de sportbeoefening onder begeleiding incidenteel buiten de sportaccommodatie plaats vindt. Voorbeelden: – het maken van een buitenrit onder begeleiding van de instructeur vanuit de manege waar de paardrijles doorgaans wordt gegeven;

– een duikles in open water in het kader van een duikcursus die voor het grootste gedeelte in een zwembad wordt gegeven.

2.4. Training, instructie en begeleiding

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Als de ondernemer die het recht verleent gebruik te maken van de sportaccommodatie op of in de sportaccommodatie daarbij ook les, instructie of begeleiding geeft, geldt de post ook voor deze prestaties. Als les, instructie of begeleiding afzonderlijk wordt gegeven mist de post toepassing. Voorbeelden:

  • een tennisleraar kan exclusief over een tennisbaan beschikken, bijvoorbeeld omdat hij die huurt. Op deze tennisbaan geeft hij tennislessen aan zijn klanten. De post is van toepassing;

  • een zelfstandig werkzame tennisleraar geeft tennislessen aan zijn klanten die lid zijn van een tennisvereniging. De leden maken op grond van hun lidmaatschapsrechten gebruik van de tennisbaan. De post is in dit geval niet van toepassing omdat de tennisleraar de sportaccommodatie niet zelf ter beschikking stelt.

2.5. Actieve sportbeoefening door de mens

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2.5.2. Actieve sportbeoefening

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Actieve sportbeoefening heeft betrekking op die activiteiten die gericht zijn op lichaamstraining waarbij actieve inspanning van het eigen lichaam is vereist.

Bij twijfel kan voor het onderscheid tussen sportbeoefening en andere vormen van recreatie onder meer van belang zijn of voor de activiteiten:

  • organisaties (bonden en verenigingen) actief zijn, die zijn aangesloten bij NOC/NSF;

  • (spel)regels zijn vastgesteld;

  • wedstrijden worden georganiseerd;

  • sprake is van lokale activiteiten (recreatie) of van landelijke activiteiten (sport).

Tai-chi is een vorm van actieve sportbeoefening. Tai-chi zijn kalmerende praktische oefeningen, gericht op een natuurlijke manier van bewegen en gebaseerd op een oosterse vechtsport. Bovendien worden wedstrijden georganiseerd waar Tai-chi als vechtsport wordt beoefend.

In het algemeen is yoga geen vorm van actieve sportbeoefening. Yoga is een combinatie van beweging, rek-, ademhaling- en ontspanningsoefeningen, die gericht zijn op het werken aan het evenwicht tussen lichaam en geest en die een lichamelijke en geestelijke inspanning vereisen. Het meest kenmerkende element van yoga is niet de actieve inspanning van lichaamsdelen of geest. Het is een vorm van lichaamsbeweging en geestelijke inspanning, die zich kenmerkt door ontspanning door middel van gedoseerde/gecontroleerde lichaamshoudingen. Ook worden geen wedstrijden yoga gehouden. Vormen van yoga die qua inspanning en activiteiten vergelijkbaar zijn met andere vormen van actieve sportbeoefening, zoals aerobics of gymnastiek, zijn wel onder de post te rangschikken. Voor de beoordeling of de aangeboden yogalessen onder de post vallen, is niet de benaming waaronder zij worden aangeboden doorslaggevend maar de inhoud van de lessen.

Dansen valt in beginsel niet onder de post. Ik keur goed dat landelijke en regionale danswedstrijden, danscompetities internationale danswedstrijden en danskampioenschappen onder de post worden gerangschikt. Hierbij geldt als voorwaarde dat die wedstrijden worden georganiseerd door of onder auspiciën van de Nederlandse Algemene Danssportbond of de ANDOS (of de bij beide aangesloten organisaties) voor de bij die bonden aangesloten geregistreerde actieve wedstrijddansers. De speciale trainingen die voor deze wedstrijddansers worden georganiseerd kunnen ook onder post worden gerangschikt, mits daarbij aan alle voorwaarden voor toepassing van de post wordt voldaan.

Activiteiten, die in het algemeen worden aangemerkt als spel en vermaak en waarbij dus het recreatieve karakter overheerst, vallen niet onder post. Zo vallen lasershooting, paintball, en dergelijke niet onder de post.

Als een activiteit naar spraakgebruik geen actieve sportbeoefening is, kan wel sprake zijn van een recreatieve prestatie die in bepaalde gevallen onder post b 14, onderdeel g, valt.

Omdat geen sprake is van actieve sportbeoefening vallen niet onder de post:

  • het gelegenheid geven de spieren te versterken op bewegingsbanken, apparaten die door een elektromotor het lichaam of een deel daarvan in beweging brengen. Het lichaam verricht gedurende de behandeling geen actieve inspanning;

  • sportmassage.

2.5.3. Actieve sportbeoefening door de mens

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Sport waarbij de mens samen met een dier actief de sport beoefent, is sport in zin van de post. Een voorbeeld is de paardensport. Als de mens het dier alleen begeleidt bij zijn sportieve prestatie, kan niet worden gesproken van actieve sportbeoefening door de mens. De post mist daarom toepassing in laatstgenoemde situaties. Voorbeelden zijn de duivensport en hondenrennen.

2.5.4. Overgangsregeling

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Instellingen die zich bezighouden met het geven van gelegenheid tot sportbeoefening en die al voor 1 januari 2002 gebruik maakten van de per die datum vervallen vrijstelling van artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de wet (vrijstelling voor niet-winstbeogende instellingen die zich bezighouden met het geven van gelegenheid tot sportbeoefening), kunnen vrijgesteld blijven exploiteren tot het moment waarop zij zelf willen overgaan tot exploitatie in de belaste sfeer.

3. Het gelegenheid geven tot baden

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

3.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De post geldt voor de diensten door exploitanten van bad- en zweminrichtingen.

Tot 1 januari 1999 gold een vrijstelling voor bad- en zweminrichtingen die geen winst beoogden (artikel 11, eerste lid, onderdeel f, van de wet juncto bijlage B, post 11 uitvoeringsbesluit). Exploitanten die voor 1 januari 1999 gebruik maakten van de vrijstelling, kunnen de zwembaden e.d. vrijgesteld blijven exploiteren tot het moment dat zij zelf kiezen voor toepassing van het verlaagde tarief.

Onder de post vallen bijvoorbeeld de diensten bestaande uit het gelegenheid geven tot, het begeleiden bij of het toezicht houden op:

  • zwangerschapszwemmen;

  • therapeutisch zwemmen;

  • floaten, een activiteit waarbij de floater zijn/haar lichaam laat drijven op warm water waarin zout is opgelost, en verder geen enkele activiteit uitoefent;

  • het baden in zee vanuit een inrichting op het strand, bestaande uit kleedhokjes, douches en sanitaire voorzieningen.

3.2. Sauna-inrichtingen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De diensten door exploitanten van saunabaden kunnen onder de post worden gerangschikt voor het verschaffen van gelegenheid tot het nemen van saunabaden.

Als door exploitanten van saunabaden ook andere diensten worden verricht kunnen zich de volgende situaties voordoen:

  • de diensten zijn bijkomend en delen in de toepassing van het verlaagde tarief voor het baden. Bijvoorbeeld de verhuur van een badjas;

  • de diensten zijn zodanig zelfstandig dat zij afzonderlijk beoordeeld moeten worden. Zo zal het gelegenheid geven om gebruik te maken van een zonnebank belast zijn naar het algemene tarief;

  • de andere diensten overheersen de dienst van het gelegenheid geven tot baden zo sterk, dat zij een onsplitsbaar geheel van prestaties vormt, dat niet onder de post valt. Zo valt een schoonheidsbehandelingkuur waarbij een saunabad, naast de diverse massages, huidbehandelingen en dergelijke, slechts één van de onderdelen is, niet onder de post (algemene tarief).

In een aantal openbare zwembaden is het voor bezoekers mogelijk om tegen betaling gebruik te maken van tweepersoons stoombadcabines. Ik keur goed dat het gebruik van deze cabines op één lijn is te stellen met het nemen van een saunabad.

4. Bijkomende diensten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De post geldt ook voor bijkomstig dienstbetoon door dezelfde ondernemer, die gelegenheid tot sportbeoefening of tot baden geeft. Een voorbeeld is het ter beschikking stellen van een kluisje.

Post b 4

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2. Fiets

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder ‘fiets’ moet worden verstaan: een rijwiel zonder hulpmotor. Voor de toepassing van het verlaagde tarief zijn ook de e zoemfietsen, fietsen met een elektrisch of motorisch aangedreven trapondersteuning (zoals de Epacs en Saxonette) als fiets aan te merken. De Spartamet mag ook als een fiets worden beschouwd. Driewielers voor invaliden zijn als invalidenwagentjes aan te merken. De levering daarvan valt op grond van post a 34 onder het verlaagde tarief. Het repareren van deze driewielers is ook naar het verlaagde tarief belast (post b 1). Het verlaagde tarief kan niet worden toegepast op het herstellen van hoofdzakelijk motorisch voortbewogen ‘fietsen’, zoals snor-, en bromfietsen en bromscooters.

3. Herstellen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder het ‘herstellen’ van fietsen moet worden verstaan: het door fietsenmakers verrichten van reparaties aan fietsen, zoals het vervangen van onderdelen, het plakken van banden en het verrichten van (preventief) onderhoud. Het verlaagde tarief is alleen van toepassing op de door de fietsenmaker verrichte arbeid (de eigenlijke reparatiedienst). De levering van fietsen, fietsonderdelen en accessoires is altijd belast naar het algemene tarief.

Bij het repareren of vervangen van fietsonderdelen of het aanbrengen van accessoires moet de fietsenmaker het in rekening gebrachte arbeidsloon(verlaagd tarief) afsplitsen van de geleverde onderdelen (algemeen tarief). Daar waar naast de dienst een levering van materialen is te onderscheiden, is op de levering steeds het algemene tarief van toepassing. Op deze splitsingsregel bestaat één uitzondering: het ondersteunend materiaal dat de fietsenmaker verbruikt bij het verrichten van reparaties aan fietsen. Dergelijk materiaal deelt in het verlaagde tarief dat geldt voor de reparatiedienst. Te denken valt aan plakmateriaal dat wordt verbruikt bij het plakken van fietsbanden of olie en vet dat wordt verbruikt bij het smeren van een fietsketting.

4. Administratie

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De toepasselijkheid van het verlaagde tarief moet aan de hand van de administratie aannemelijk worden gemaakt. Dit kan bijvoorbeeld met de afschriften van doorlopend genummerde reparatiebonnen of rekeningen, als het arbeidsloon en de onderdelen hierop gespecificeerd zijn.

Post b 5

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2. Schoeisel

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder schoeisel moet worden verstaan: allerlei soorten voetbedekking, zoals (sport)schoenen, laarzen, sandalen, pantoffels en skischoenen. Ook schaatsen, rollerskates, inlineskates e.d. zijn deels, voor het schoengedeelte, als schoeisel aan te merken. Het verlaagde tarief geldt zowel voor het repareren van leren schoeisel als schoeisel dat uit ander materiaal is vervaardigd.

3. Lederwaren

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het begrip lederwaren omvat uit leer vervaardigde kleine(re) gebruiksartikelen, zoals leren koffers en tassen, jassen, handschoenen, portemonnees en ceintuurs. Grote leren gebruiksartikelen zoals leren meubels en leren zadels voor rijdieren, vallen hier niet onder.

4. Herstellen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Bij het herstellen van schoeisel en lederwaren gaat het bijvoorbeeld om het repareren van stiksel of scheuren, lijmen, verven, het (opnieuw) waterafstotend maken of het verzolen. Het slijpen en het recht maken van schaatsen valt niet onder de post.

Als regel worden dergelijke reparaties door schoenmakers uitgevoerd. Ook andere ondernemers die schoeisel en lederwaren repareren (bijvoorbeeld lederwarenwinkels) kunnen voor de reparaties het verlaagde tarief toepassen. Als de reparatie in onderaanneming wordt verricht, is het verlaagde tarief zowel in de relatie hoofdaannemer-opdrachtgever als in de relatie hoofdaannemer-onderaannemer van toepassing.

De losse verkoop van artikelen door schoenmakers, lederwarenwinkels e.d., (zoals veters, schoenzolen en -hakken, schoencrème, sleutels, spuitbussen voor het waterafstotend maken van schoeisel) is aan het algemene tarief onderworpen.

Post b 6

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2. Huishoudlinnen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Dit begrip heeft betrekking op alle textielartikelen, die in het huishouden worden gebruikt, zoals vitrage, gordijnen, dekens, (tafel)lakens, handdoeken en badlakens. Vloerkleden, karpetten en de bekleding van banken en stoelen zijn niet als huishoudlinnen aan te merken.

3. Herstellen en vermaken

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Zowel het herstellen als het vermaken van kleding valt onder het verlaagde tarief. Bij herstellen gaat het om het repareren van kapotte kleding, zoals het repareren van gaten en scheuren en het vervangen van knopen, ritssluitingen en voering. Bij vermaken gaat het om het aanbrengen van wijzigingen in het formaat van de kleding (bijvoorbeeld het langer of korter maken van mouwen, broekspijpen e.d. en het innemen of uitleggen van broeken, rokken e.d.). Zowel het vermaken van gebruikte kleding als van nieuwe kleding valt onder het verlaagde tarief.

Het repareren van kapot huishoudlinnen (bijvoorbeeld het repareren van gaten en scheuren) en het vermaken van huishoudlinnen (bijvoorbeeld het inkorten van bestaand huishoudlinnen) valt onder het verlaagde tarief.

Voorbeelden van diensten met betrekking tot kleding en huishoudlinnen die niet onder de post vallen zijn: het wassen, chemisch reinigen, stomen en persen van kleding en/of huishoudlinnen, of het borduren/appliqueren van kleding en/of huishoudlinnen. Ook het in opdracht vervaardigen van kleding en/of huishoudlinnen, al dan niet onder het ter beschikking stellen van stoffen door de opdrachtgever, valt niet onder het verlaagde tarief.

Post b 7

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2. Diensten door kappers

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Diensten die door kappers als zodanig worden verricht zijn handelingen die een kapper gewoonlijk aan menselijk haar verricht zoals knippen, wassen, föhnen, verven, permanenten, scheren, en het trimmen van baarden.

De producten die kappers verbruiken bij het behandelen van het haar (zoals shampoo, haarverf, permanentvloeistof, crème en gel) delen in de toepassing van het verlaagde tarief. Goedkope haarversieringen die in een kapsel worden verwerkt en die niet afzonderlijk in rekening worden gebracht (zoals strikken, linten, kralen en veertjes), kunnen delen in het verlaagde tarief voor de diensten door kappers. Ook het aanbrengen van zgn. haarextensies (haarstrengen die in het eigen haar worden verwerkt) en het aanmeten en reviseren van pruiken en toupets zijn als diensten door kappers aan te merken en vallen onder het verlaagde tarief. Hierbij is alleen de door de kapper verrichte arbeid naar het verlaagde tarief belast; de levering van het materiaal (de haarextensie, pruik of toupet) is aan het algemene tarief onderworpen.

De (losse) verkoop van haarverzorgingsproducten door kappers (zoals shampoo, haarverf, permanentvloeistof e.d.) blijft naar het algemene tarief belast. Hetzelfde geldt voor losse gebruiksartikelen die door kappers worden verkocht (bijv. oorbellen, haarspeldjes e.d.).

De diensten die niet eigen zijn aan c.q. kenmerkend zijn voor het kappersbedrijf, zoals schoonheidsbehandelingen en lichaamsverzorging zijn aan het algemene tarief onderworpen. Het gaat hier bijvoorbeeld om het aanbrengen van make-up (bruidsmake-up e.d.), het uitbrengen van kleur- en make-upadviezen, het aanbieden van manicure en pedicure, zonnebankkuren en dergelijke. Ook het verzorgen van haar van (huis)dieren (zoals het trimmen van honden) valt buiten het begrip ‘diensten die door kappers als zodanig worden verricht’.

Post b 8

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2. Woningen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Met ‘woningen’ worden hier onroerende zaken bedoeld die zijn bestemd voor particuliere bewoning. Het gaat om woningen waarin particulieren permanent mogen verblijven. Ook tijdelijk leegstaande woningen zijn hieronder te begrijpen.

Als woning zijn onder meer aan te merken:

  • woningen in particuliere eigendom;

  • huurwoningen van woningbouwcorporaties e.d. die door particulieren worden bewoond;

  • bejaardentehuizen/aanleunwoningen;

  • verpleeg- en verzorgingsinstellingen;

  • studentenflats;

  • kloosters, voor zover in gebruik voor permanente bewoning;

  • tweede woningen, als permanente bewoning daarvan is toegestaan.

Garages, schuren, serres, aan- en uitbouwen, tuinhekken en dergelijke behoren tot een woning als zij op hetzelfde perceel als de woning liggen. Garages die tot hetzelfde gebouwencomplex behoren als de woningen (bijv. parkeergarages onder flatgebouwen die door particulieren worden bewoond) worden ook tot de woning gerekend.

De gemeenschappelijke ruimtes in appartementen, bejaardentehuizen/aanleunwoningen, verpleeg- en verzorgingsinstellingen e.d. (zoals de hal, het trappenhuis, de eetzaal, de recreatieruimte e.d.) volgen het regime dat geldt voor de particuliere woongedeelten.

Niet als woning zijn aan te merken:

  • bedrijfsgebouwen en -ruimtes;

  • afzonderlijke garageboxen;

  • vakantiewoningen als permanente bewoning niet is toegestaan;

  • hotels/pensions;

  • woonboten/woonwagens;

  • asielzoekerscentra;

  • ziekenhuizen;

  • internaten.

Panden die tegelijkertijd als woning en als bedrijfspand worden gebruikt (bijvoorbeeld woon/winkelpanden) mogen in hun geheel als woning worden aangemerkt. Hierbij geldt als voorwaarde dat ze voor meer dan 50% van het pand voor particuliere bewoning worden gebruikt. Als een pand voor minder dan 50% als woning wordt gebruikt, dan mag het deel dat voor particuliere bewoning wordt gebruikt voor de toepassing van het tarief worden afgesplitst.

3. Ouder dan 15 jaar

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Voor de beoordeling of een woning al dan niet ouder is dan 15 jaar is de begindatum van het bouwjaar volgens de gemeentelijke administratie op grond van de Wet Waardering Onroerende Zaken bepalend. Het bouwjaar van de woning is het jaar waarin de woning wordt opgeleverd, het begin van het bouwjaar is dan op 1 januari van het jaar van oplevering van de woning. Bij een pand dat niet vanaf het begin als woning in gebruik is geweest is bepalend het tijdstip waarop het pand voor het eerst als woning in gebruik is genomen. Te denken valt aan een oud monumentaal pakhuis dat tot een appartementencomplex is omgebouwd. Wanneer een woning in verschillende stadia tot stand is gekomen, moet de woning voor minimaal 50% bestaan uit delen die ouder zijn dan 15 jaar.

Om het verlaagde tarief te kunnen toepassen moet de schilder of stukadoor kunnen aantonen dat de woning ouder is dan 15 jaar. Hij kan dit doen met bijvoorbeeld een schriftelijke verklaring van de opdrachtgever.

4. Schilderen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

4.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder schilderen wordt in dit verband verstaan: het verwerken en aanbrengen van een verf- of schildersysteem. Met het aanbrengen van een verf- of schildersysteem wordt gedoeld op het geheel van werkzaamheden dat samenhangt met het voorbehandelen van een bepaalde ondergrond en het in aansluiting daarop afwerken van die ondergrond met bepaalde verfproducten (zoals lakverven, vernissen en beitsen). Uit deze omschrijving volgt dat de voorbereidings- en voorbehandelingswerkzaamheden die een schilder moet verrichten voordat hij kan overgaan tot het eigenlijke schilderwerk, ook onder het verlaagde tarief vallen.

4.2. Voorbereidings- en voorbehandelingswerkzaamheden bij schilderwerk

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder de voorbereidings- en voorbehandelingswerkzaamheden bij schilderwerk vallen:

  • het schoonmaken, wassen, ontvetten, afbranden, afbijten en schuren van de te schilderen ondergrond;

  • zgn. ‘preventief onderhoud’, d.w.z. het repareren van de te schilderen ondergrond met materiaal dat van een andere aard is dan het oorspronkelijke materiaal waaruit de ondergrond bestaat. Bij een houten ondergrond valt te denken aan het herstel met verfproducten en pasteuze materialen zoals plamuur en houtrotrenoveerpasta’s (vooral epoxypasta’s). Bij een betonnen ondergrond gaat het om (kleinschalig) herstel met kunststofgebonden mortels;

  • het herstel van omtrekspelingen (d.w.z. het afschaven van ramen en deuren vanwege de laagdikte en kleefkracht van verf);

  • kitwerk dat een onderdeel vormt van het verfsysteem (d.w.z. het dichtkitten van openstaande verbindingen in de te schilderen ondergrond en het vervangen/herstellen van de kitvoeg tussen het glas en het raam- of deurkozijn);

  • het stralen van vooral metalen en betonnen ondergronden, voor zover beperkt tot het handmatig of mechanisch reinigen en verwijderen van oude verflagen, binnen dezelfde opdracht, gevolgd door het aanbrengen van een verfproduct;

  • het afplakken van de omgeving van de te schilderen ondergrond c.q. het afdekken van ruimtes waarbinnen schilderwerk plaatsvindt (met afplaktape, plastic e.d.).

De hiervoor bedoelde voorbereidings- en voorbehandelingswerkzaamheden worden meestal niet afzonderlijk aan de opdrachtgever gefactureerd, maar zijn in de prijs voor het schilderwerk verwerkt.

4.3. Het eigenlijke schilderwerk

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het eigenlijke schilderwerk omvat de volgende werkzaamheden:

  • het verwerken en aanbrengen van impregneer- en voorstrijkmiddelen, grondverf, hechtprimer e.d.;

  • het verwerken en aanbrengen van lakverf, structuurverf, vernis, beits, betonverf e.d. op de ondergrond.

Met ‘verwerken en aanbrengen’ wordt gedoeld op iedere toepassing van de bij het schilderwerk gebruikte hulpmiddelen, zoals de spuit, kwast en roller, en het schilderen via gieten en dompelen.

4.4. Werkzaamheden die te ver afstaan van het eigenlijke schilderwerk

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De werkzaamheden die te ver afstaan van het eigenlijke schilderwerk zijn aan het algemene tarief onderworpen. In dit verband zijn onder meer de volgende werkzaamheden te noemen:

  • zgn. curatief onderhoud, dat is het herstel van de te schilderen ondergrond met nieuwe, vervangende delen die bestaan uit een materiaal dat identiek is aan het oorspronkelijke materiaal van de ondergrond. Het gaat bijvoorbeeld om het aanbrengen van houten inzetstukken in houten kozijnen ter plaatse van hoekverbindingen en om het vervangen van houten onderdorpels;

  • het vervangen van ramen, deuren en kozijnen;

  • kitverwerking als constructieve handeling, zoals het dichtmaken van dilataties, het afkitten van bouwelementen aan gevels en dergelijke;

  • betonreparatie, dat is het grootschalig herstel van een betonnen ondergrond met materiaal dat identiek is aan het oorspronkelijke materiaal van de ondergrond;

  • het stralen van stenen, metalen en betonnen ondergronden (bijv. het enkel schoonstralen van gevels);

  • het impregneren en injecteren van stenen, metalen en betonnen ondergronden;

  • het enkel herstellen van voegen in metselwerk;

  • het aanbrengen van glas met de daarbij behorende werkzaamheden (zoals het plaatsen van glaslatten en het aanbrengen van kitwerk).

Het schuren en lakken van parketvloeren valt niet onder de post. Bij parketvloeren is sprake van de bedekking van een (betonnen of houten) vloer. Het schuren en lakken van (houten) vloeren die in bouwkundig opzicht onderdeel uitmaken van de woning valt wel onder de post.

5. Stukadoren

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

5.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De term stukadoren heeft betrekking op de volgende werkzaamheden:

  • de voorbereidings- en voorbehandelingswerkzaamheden die een stukadoor moet verrichten voordat hij kan overgaan tot het eigenlijke stucwerk;

  • het eigenlijke stucwerk.

5.2. Voorbereidings- en voorbehandelingswerkzaamheden bij stucwerk

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Als voorbehandelings- en voorbereidingswerkzaamheden bij stukadoorswerk zijn aan te merken:

  • het lossteken van de loszittende stuclaag;

  • het voorbereiden van de ondergrond ten behoeve van het (nieuw) aan te brengen stucwerk, zoals voorlijmen, impregneren, opruwen of reinigen, evenals het stellen van de benodigde stukadoorsprofielen;

  • het aanbrengen van zgn. pleisterdragers ten behoeve van onder meer plafondwerk, zoals stucanet, steengaas en stucplaten (speciale stukadoorsgipsplaten), met als doel afgewerkt te worden als stucwerk;

  • het afplakken van de omgeving van de te stukadoren ondergrond c.q. het afdekken van ruimtes waarbinnen stukadoorswerkzaamheden plaatsvinden (met behulp van plastic, afplaktape e.d.).

De hiervoor bedoelde voorbereidings- en voorbehandelingswerkzaamheden worden meestal niet afzonderlijk aan de opdrachtgever gefactureerd, maar zijn in de prijs voor het stukadoorswerk verwerkt.

5.3. Het eigenlijke stucwerk

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het eigenlijke stucwerk bestaat uit het herstellen van een bestaande stuclaag of het aanbrengen van een nieuwe stuclaag. Het gaat hier om het handmatig dan wel machinaal verwerken, aanbrengen en afwerken van één of meerdere lagen cement-, gips-, kalk- of kunststofgebonden pleister in pasteuze vorm. Bij pleister in pasteuze vorm valt te denken aan diverse soorten kant-en-klare mortels, sierpleister (bijv. spachtel, structuur- of decorpleister en marmerpleister) en aan spuitpleister (spack). Ook het aanbrengen van decoratieve lijsten, ornamenten e.d. aan wanden en plafonds, valt hieronder.

Met ‘verwerken, aanbrengen en afwerken’ wordt gedoeld op iedere toepassing van de bij het stukadoorswerk gebruikte hulpmiddelen, zoals de spuit, kwast, roller en spaan.

5.4. Werkzaamheden die te ver afstaan van het eigenlijke stukadoorswerk

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De werkzaamheden die te ver afstaan van het specifieke stukadoorswerk zijn aan het algemene tarief onderworpen. Te denken valt aan het plaatsen van gipswanden, het aanbrengen van tegels op wanden en het leggen van vloeren. Ook het leveren en aanbrengen van isolatiemateriaal (bijv. bij gevelisolatie) is niet als stukadoorswerk aan te merken.

Als samen met de stuclaag isolatiemateriaal wordt aangebracht (bijv. bij gevelisolatie), moet de stukadoor voor de tarieftoepassing splitsen tussen het aangebrachte stucwerk en het aangebrachte isolatiemateriaal. Het isolatiemateriaal en de voor het aanbrengen van dat materiaal toe te rekenen arbeid zijn aan het algemene tarief onderworpen. Het afwerken van de isolatieplaten met een stuclaag (bestaande uit een wapenings- en een sierpleisterlaag) is naar het verlaagde tarief belast.

7. Behangen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Tussen behangen enerzijds en schilderen en stukadoren anderzijds bestaat een aantal overeenkomsten. Deze zijn er vooral met betrekking tot de werkzaamheden die voorafgaan aan het aanbrengen van het behang. Voor de voorbereidende werkzaamheden voor het schilderen en stukadoren is het verlaagde tarief van toepassing. Ook voor de noodzakelijke en direct met behangen samenhangende voorbereidingswerkzaamheden kan het verlaagde tarief worden toegepast als het een woning ouder dan 15 jaar betreft. Ik keur goed dat het aanbrengen van het behang hieronder kan worden begrepen. Anders dan bij schilderen en stukadoren vallen bij behangen niet alle gebruikte materialen onder het verlaagde tarief. Er moet een splitsing plaatsvinden tussen de voorbereidende werkzaamheden en het aanbrengen van het behang enerzijds (verlaagd tarief) en de levering van het behang anderzijds (algemeen tarief).

8. Hoedanigheid van dienstverrichter en afnemer

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het hiervoor beschreven schilder- en stukadoorswerk dat binnens- en buitenshuis wordt verricht is naar het verlaagde tarief belast. Voor de toepassing van het verlaagde tarief is het niet noodzakelijk dat het schilder-/stukadoorswerk door een schilders-/stukadoorsbedrijf wordt verricht: ook aannemers, klusbedrijven e.d. die (onderdelen van) schilder-/stukadoorswerk uitvoeren mogen het verlaagde tarief hanteren. Voor de toepassing van het verlaagde tarief is het ook niet noodzakelijk dat de opdrachtgever een particulier is: ook als woningbouwcorporaties e.d. opdracht geven tot het verrichten van schilder-/stukadoorswerk in particuliere woningen, geldt het verlaagde tarief.

9. Onderaanneming

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Als schilder-/stukadoorswerk in onderaanneming wordt verricht (bijv. bij renovatieprojecten), is het verlaagde tarief zowel in de relatie hoofdaannemer-opdrachtgever als in de relatie hoofdaannemer-onderaannemer van toepassing.

10. In aannemingsprojecten opgenomen schilder-/stukadoorswerk

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Als schilder-/stukadoorswerk deel uitmaakt van een bepaald aannemingswerk, mag het schilder-/stukadoorswerk voor de tarieftoepassing worden afgesplitst. Voorwaarde is dat het schilder-/stukadoorswerk op de door de aannemer uitgereikte offerte en factuur wordt afgesplitst van het overige werk.

Post b 9

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post b 9 luidt:

‘het vervoer van personen per schip, het vervoer van personen, bedoeld in artikel 1, onderdelen h, i en j, van de Wet personenvervoer 2000, het vervoer met auto’s voor de uitvoering van trouwerijen, begrafenissen en crematies daaronder begrepen, en het vervoer van personen met luchtvaartuigen indien de plaats van vertrek en de plaats van bestemming in Nederland zijn gelegen voor zover dat vervoer geschiedt met ballonnen of met luchtvaartuigen die zijn ingericht voor het vervoer van zieken of gewonden;’

2. Wet personenvervoer 2000

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van artikel 1, eerste lid, onderdelen h, i en j van de Wet personen vervoer 2000 luidt:

  • – h. openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;

  • – i. besloten busvervoer: personenvervoer per bus, anders dan bedoeld in onderdeel h;

  • – j. taxivervoer: personenvervoer per auto, anders dan bedoeld in onderdeel h, tegen betaling.

Bij voertuigen die via een geleidesysteem worden voortbewogen, gaat het om voertuigen die zich voortbewegen langs daartoe in, op of boven de grond geconstrueerde (hulp)banen of kabels. Hieronder vallen onder andere trolleybussen, kabelbanen en magneettreinen.

3. Vervoer van personen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het begrip vervoer van personen moet naar spraakgebruik worden uitgelegd.

Onder de post vallen bijvoorbeeld vistrips. Hierbij zijn meerdere mogelijkheden. Sportvissers worden met een schip naar een vislocatie gebracht waar zij – aan boord van dat schip – in de gelegenheid worden gesteld om te vissen, of de sportvissers worden in een boot door een ander schip gesleept naar de vislocatie.

Ik keur goed dat het vervoer van personen met door paarden voortbewogen rijtuigen onder de post valt.

Voorbeelden van diensten die niet onder de post vallen:

  • het beoefenen van de zeilsport op individuele basis of door een klein aantal personen, al dan niet onder leiding van een schipper;

  • het tegen betaling van een vergoeding gebruik laten maken van een tolweg;

  • de enkele verhuur van een autobus;

  • de dienst bestaande in de verkoop van buskaarten;

  • het ter beschikking stellen van paarden voor paardrijlessen.

4. Binnenlands vervoer met luchtvaartuigen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Met ingang van 1 januari 2002 is het verlaagde tarief niet langer van toepassing op het binnenlandse vervoer van personen met luchtvaartuigen. Dit geldt echter niet voor ballonvaarten en vluchten van ambulance- of traumahelikopters.

Post b 10

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post b 10 luidt:

‘het geven van gelegenheid tot kamperen binnen het kader van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden;’

2. Kamp- en vakantiebestedingsbedrijf

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het begrip moet naar spraakgebruik worden uitgelegd. Zo is sprake van een vakantiebestedingsbedrijf als een stacaravan die de eigenaar zelf gebruikt en die op een gehuurde plaats staat, ook regelmatig aan derden wordt verhuurd. Hierbij geldt niet de voorwaarde dat deze verhuurder bijkomende diensten verricht, die campingbedrijven normaliter wel verrichten.

3. Gelegenheid geven tot kamperen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

3.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het geven van gelegenheid tot kamperen in de zin van de post moet uitgelegd worden naar spraakgebruik. In elk geval behoort hiertoe het geven van gelegenheid tot het plaatsen van tenten, caravans en zomerhuisjes.

Onder de post valt ook het verhuren in het kader van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf van afgebakende stukjes grond waarop de huurders semi-permanente huisjes bouwen of stacaravans plaatsen. De huurders huren de stukjes grond meestal voor meerdere jaren en hebben het recht gebruik te maken van de accommodatie van het bedrijf (toiletgelegenheid, speelterrein, parkeerplaats enz.). Het feit dat de mogelijkheid tot overnachten gedurende de winterperiode ontbreekt, doet aan de toepassing van het verlaagde tarief niet af.

Niet onder de post vallen bijvoorbeeld de volgende prestaties:

  • het geven van gelegenheid tot het plaatsen van tenten en badcabines of strandhuisjes op het strand evenals de verhuur van badcabines of strandhuisjes op het strand;

  • het gelegenheid bieden aan kortkampeerders (meestal watersporters) om tijdens hun afwezigheid op speciaal daartoe ingerichte parkeerplaatsen op de camping hun caravan, camper of boot te plaatsen.

3.2. Samenhangende prestaties

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Ik keur goed dat de volgende prestaties onder de post vallen als ze door de exploitant van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf worden verricht aan de gasten van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf:

  • het verstrekken van gas, elektriciteit en/of water;

  • het gelegenheid geven tot douchen en tot het wassen en drogen van kleding;

  • het gelegenheid geven tot het plaatsen van een auto.

Het gelegenheid geven tot winterstalling valt niet onder de post. Onder winterstalling wordt in dit verband verstaan dat de exploitant van het kamp- en vakantiebestedingsbedrijf de huurder tegen vergoeding de gelegenheid biedt het huisje of de caravan in de winterperiode op het terrein op te slaan op een andere plaats dan de gehuurde plaats, met de bepaling dat daarin in die periode niet mag worden overnacht.

Niet onder de post vallen verder de volgende prestaties:

  • het enkel gelegenheid geven tot parkeren van vervoermiddelen;

  • de verhuur van tenten aan niet-campinggasten;

  • de levering van campinggas in standaard gasflessen.

4. Watersportbedrijven

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De activiteiten van watersportbedrijven bestaan onder meer uit de verhuur van ligplaatsen voor vaartuigen en de verhuur van aan het water gelegen percelen grond, een en ander voor recreatieve doeleinden. In het algemeen mist de post toepassing op deze prestaties omdat geen sprake is van het gelegenheid geven tot kamperen. Alleen als de prestatie bestaat uit de verhuur van een stuk grond waarop de gelegenheid wordt gegeven een tent of een caravan te plaatsen, kan deze onder de post worden gerangschikt.

5. Korte periode

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Als personen die slechts voor een korte periode in een kamp- en vakantiebestedingsbedrijf verblijf houden zijn aan te merken degenen die als gast in het bedrijf verblijven zonder het middelpunt van hun maatschappelijk leven daarheen over te brengen. Voor het begrip korte periode en verblijf is dus de duur en de aard van het verblijf bepalend. De post is bijvoorbeeld niet toepassing op de verhuur aan personen die permanent wonen op het vakantiebestedingsbedrijf.

Post b 11

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post b 11 luidt:

‘het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden;’

2. Logies

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder het verstrekken van logies als bedoeld in de post is te rangschikken:

  • de seizoensverhuur van gemeubileerde kamers en gemeubileerde woningen;

  • de verhuur van verblijfsruimte die is toegerust (volledig ingericht) om daarin kort te verblijven;

  • de verhuur van gemeubileerde zomerhuisjes en stacaravans;

  • het gedurende een zeiltocht verstrekken van logies aan boord van een met schipper en bemanningslid gehuurd zeilschip.

Voor de toepasselijkheid van de post op bijkomende prestaties wordt verwezen naar onderdeel 3.2 bij post b10.

3. Hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Deze begrippen moeten naar spraakgebruik worden uitgelegd. Zo is sprake van een vakantiebestedingsbedrijf als een vakantiewoning, die door de eigenaar zelf wordt gebruikt, ook regelmatig voor korte perioden aan derden wordt verhuurd. Hierbij geldt niet de voorwaarde dat deze verhuurder bijkomende diensten verricht, die hotel-, pension of campingbedrijven normaliter wel verrichten.

De post is ook van toepassing op het ter beschikking stellen van een vakantie-accommodatie aan een vakantiebestedings- of dergelijk bedrijf, dat de accommodatie gebruikt voor het verstrekken van logies aan personen die daar voor een korte periode verblijf houden.

De door ziekenhuizen geboden mogelijkheid om tegen vergoeding gebruik te maken van een door het ziekenhuis of een afzonderlijke instelling geëxploiteerd gastenverblijf wordt als het verstrekken van logies in de zin van de post aangemerkt.

4. Korte periode verblijf houden

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Als personen die slechts voor een korte periode in een hotel-, pension- of vakantiebestedingsbedrijf verblijf houden zijn aan te merken degenen die als gast in het hotel, pension enz. verblijven zonder het middelpunt van hun maatschappelijk leven daarheen over te brengen. Voor het begrip korte periode en verblijf is dus de duur en de aard van het verblijf bepalend. De post is dus niet toepassing op de verhuur van accommodatie aan personen die daarin permanent wonen.

5. Opvang van asielzoekers

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

5.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De (enkele) verhuur aan het Centraal Orgaan voor de opvang van Asielzoekers (het COA) of het ministerie van VWS van (gemeubileerde) hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsaccommodatie door hotel- en dergelijke exploitanten voor de opvang van asielzoekers valt onder de post.

In dit verband speelt een rol, dat het verblijf van de asielzoekers in de desbetreffende accommodatie ondanks de soms relatief lange duur ervan, naar zijn aard als tijdelijk is te beschouwen.

De enkele verhuur van ongemeubileerde onroerende accommodatie buiten het kader van het hotel-, pension-, kamp- en vakantiebestedingsbedrijf (bijvoorbeeld kloosters en kantoorruimte) voor de tijdelijke opvang van asielzoekers valt niet onder post. Deze verhuur is vrijgesteld op grond van artikel 11, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

De enkele verhuur van ongemeubileerde schepen voor de tijdelijke opvang van asielzoekers is aan te merken als de verhuur van roerende zaken. De post is niet van toepassing en de verhuur is onderworpen aan het algemene tarief, tenzij het desbetreffende schip is aan te merken als een zeeschip. In dat geval is op grond van onderdeel 9 bij post b 1 van Tabel II juncto onderdeel 3 bij post a 3 van Tabel II het nultarief van toepassing.

De enkele verhuur van semi-permanente accommodatie voor de tijdelijke opvang van asielzoekers is als de verhuur van roerende zaken belast naar het algemene tarief. Het gaat hier o.m. om de verhuur van ongemeubileerde stacaravans en containers die worden geplaatst op camping- of andere door het COA (of het ministerie van VWS) gehuurde of aangekochte terreinen. Bij de containers gaat het om wooncontainers en containers met keuken-, vaatwas-, koel/vries- en dergelijke apparatuur, die aan elkaar gekoppeld een asielzoekerscentrum vormen.

5.2. ‘All-in’ opvang

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Exploitanten van hotels, pensions, campings, vakantiebungalowparken, passagiersschepen en dergelijke verzorgen op basis van contracten met het COA of het ministerie van VWS ook ‘all-in’ pakketten met betrekking tot de tijdelijke opvang van asielzoekers. Het ‘all-in’ pakket omvat onder meer het aan asielzoekers verschaffen van (gemeubileerd) onderdak, maaltijden, bewassing, het verstrekken van energie (gas, elektra en dergelijke) en het verschaffen van (enige) begeleiding. Op dit pakket van prestaties is de post van toepassing. Dit is ook het geval als de exploitant voor het verzorgen van de ‘all-in’ opvang van asielzoekers twee afzonderlijke vergoedingen ontvangt. Eén voor de verhuur van de accommodatie en één voor de door hem voor de verdere opvang en verzorging van de asielzoekers (maaltijdverstrekking, bewassing en dergelijke) verrichte prestaties.

De bedragen die de exploitant ontvangt voor het vrijhouden van kamers voor asielzoekers en het verstrekken van non-foodartikelen (zoals zeep, tandpasta en shampoo) aan asielzoekers kunnen delen in de toepassing van het verlaagde tarief. Het door de exploitant namens het COA of het ministerie van VWS aan asielzoekers doorbetaalde kleding- en zakgeld blijft als doorlopende post buiten de heffing.

5.3. Kantoorruimte

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Als een deel van de ten behoeve van de tijdelijke opvang van asielzoekers gehuurde accommodatie wordt gebruikt als kantoorruimte voor personen die belast zijn met de uitvoering van het asielbeleid (bijvoorbeeld personeelsleden van het COA en het ministerie van Justitie) bestaat er vanwege het rechtstreekse verband met de opvang van asielzoekers geen bezwaar tegen dat de verhuur van het kantoorgedeelte het tarief volgt dat geldt voor de verhuur van het resterende deel van de accommodatie.

6. Dak- en thuislozen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Voor de tijdelijke opvang van dak- en thuislozen in pensions en dergelijke kan op overeenkomstige wijze worden gehandeld als bij de tijdelijke opvang van asielzoekers.

Post b 12

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post b 12 luidt:

‘het verstrekken van voedingsmiddelen als bedoeld in post a 1, voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension-, en aanverwant bedrijf;’

2. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Post b 12 is (opnieuw) opgenomen naar aanleiding van het arrest van het Hof van Justitie van 2 mei 1996, zaak C-231/94 (Faaborg-Gelting Linien A/S/Fza Flensburg). Het Hof heeft in dit arrest onder meer overwogen: ‘De restaurantverrichting wordt derhalve gekenmerkt door een reeks van elementen en handelingen, waarvan de levering van voedsel niet meer dan een onderdeel is en waarin het dienstenaspect ruimschoots de overhand heeft. Zij moet bijgevolg als dienst in de zin van artikel 6, eerste lid, van de zesde richtlijn worden beschouwd. Dit is echter anders, wanneer de verrichting betrekking heeft op ‘afhaal-’maaltijden en niet gepaard gaat met diensten die de nuttiging ter plaatse in een passend kader moeten veraangenamen.’ Met het opnemen van post b 12 is voorkomen dat de levering van voedingsmiddelen door horecaondernemers voor gebruik ter plaatse wordt onderworpen aan het algemene tarief.

3. Mixdranken

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Mixdranken zijn dranken die tot stand komen door samenvoeging van één of meer alcoholhoudende dranken met één of meer alcoholvrije dranken. Voor mixdranken die worden verstrekt voor gebruik ter plaatse binnen het kader van het hotel-, café-, restaurant-, pension-, en aanverwant bedrijf keur ik het volgende goed. Als:

  • a. de ondernemer de in de mixdrank verwerkte hoeveelheden van de samenstellende dranken ook in ongemixte vorm ten verkoop aanbiedt, en

  • b. de verkoopprijs van de mixdrank gelijk is aan de som van de prijzen die voor de samenstellende dranken in rekening gebracht zou worden als zij afzonderlijk verstrekt zouden worden, mag worden gehandeld alsof de samenstellende dranken afzonderlijk worden verstrekt.

Als gevolg van deze goedkeuring kan het verlaagde tarief worden toegepast op dat deel van de verkoopprijs dat is toe te rekenen aan de alcoholvrije bestanddelen. Als de ondernemer een forfaitaire berekeningsmethode toepast dan moet de splitsing geschieden volgens de gekozen methode. Hierbij kan de toepassing van de artikelen 17 en 17a van het uitvoeringsbesluit voor deze dranken achterwege blijven.

Voor mixdranken die niet aan de hiervoor genoemde voorwaarden voldoen moet de wettelijke regeling onverkort worden toegepast. Als de mixdrank meer dan 1,2% alcohol bevat, is het algemene tarief van toepassing. Ook mixdranken die in verpakking worden geleverd door bijvoorbeeld supermarkten en slijterijen vallen niet onder het verlaagde tarief.

4. Social cooking of party koken

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Bij social cooking of party koken biedt een restauranthouder gelegenheid aan groepen tot het bereiden van maaltijden onder professionele begeleiding. Het kenmerkende element van de prestatie voor de deelnemers is het samen nuttigen van een maaltijd. Deze dienstverlening van de restauranthouder kan daarom onder deze post worden gerangschikt.

Niet onder deze post vallen kookcursussen, waarbij de kennisoverdracht het kenmerkende element van de prestatie is, het nuttigen van spijzen en dranken van bijkomstige aard is.

Post b 13

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post b 13 luidt:

‘de volgende diensten aan landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers:

  • a. de diensten door agrarische loonbedrijven;

  • b. de diensten door fokinstellingen, instellingen voor keuring en onderzoek en instellingen voor kunstmatige inseminatie, embryotransplantatie daaronder begrepen;

  • c. de diensten door boekhoud- en belastingadviesbureaus;

  • d. het bewaren, drogen, koelen, ontsmetten, schonen, sorteren en verpakken van goederen welke de in de aanhef bedoelde personen in hun vermelde hoedanigheid hebben voortgebracht of geteeld, alsmede het vervoer van die goederen naar veilingen;’

2. Hoedanigheid afnemers: landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Zie voor een toelichting op de begrippen landbouwer, veehouder, tuinbouwer en bosbouwer het Besluit Landbouw.

Onder de post kan bijvoorbeeld worden gerangschikt de in deze post genoemde diensten die worden verricht aan instellingen zoals landbouwproefstations.

Niet onder de post vallen bijvoorbeeld diensten die worden verricht aan:

  • veehandelaren;

  • andere dan de in de post vermelde opdrachtgevers, zoals publiekrechtelijke lichamen, tenzij die opdrachtgevers de diensten afnemen in de hoedanigheid van landbouwer, veehouder, tuinbouwer of bosbouwer.

Zie ook onderdeel 4.

3. Diensten door agrarische loonbedrijven (onderdeel a van de post)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

3.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Met de diensten door agrarische loonbedrijven wordt gedoeld op diensten die eigen zijn aan en kenmerkend voor het agrarisch loonbedrijf en die hun oorsprong vinden in de bedrijfsuitoefening van de landbouwer, veehouder, tuinbouwer of bosbouwer. Het maakt hierbij niet uit of de presterende ondernemer wel of niet zelf een agrarisch loonbedrijf exploiteert.

Voorbeelden van werkzaamheden die onder de post vallen:

  • aanaarden (opruggen) van gewassen;

  • aanleggen van ‘drainreeksen’ (buisstelsels ten behoeve van de afwatering);

  • bepaalde onderhoudswerkzaamheden zoals wieden, schoonmaken van sloten, tochten en greppels (verwijderen van planten, modder, vuil enz. en uitdiepen en op vereist profiel terugbrengen, uitbaggeren en het uitgebaggerde materiaal op de kant als mest opwerpen) en schoonmaken van ‘drainreeksen’;

  • beregenen;

  • enten van kuikens en kippen, dit is het in het bloed van dit pluimvee brengen van een verzwakte of dode entstof ter voorkoming van bepaalde infectieziekten;

  • grond ontsmetten (met chemicaliën door grondstomen enz.);

  • krijten van kasdekken bij tuinbouwbedrijven met het oogmerk het optimaliseren van de productie van gewassen in de kas;

  • loofkappen en looftrekken van aardappelloof;

  • loonwerkzaamheden aan geoogste producten, zoals inkuilen – ensileren – of drogen van gras en andere ruwvoeders, hooien van gras (harken, keren, op zwad rijden enz. van gemaaid gras), stomen van aardappelen en dorsen van granen, zaderijen, peulvruchten enz., loonpersen van hooi en stro enz., afdekken van ‘kuilen’ voor gras, andere ruwvoeders, aardappelen enz.;

  • (precisie-)zaaien (al dan niet gecombineerd met strookbespuiting) en poten;

  • seksen en snavelbranden of ontbekken van kuikens;

  • slaan van putten voor beregeningsdoeleinden. Met het slaan van putten voor beregeningsdoeleinden wordt gedoeld op het maken van de put als zodanig. De eventueel in de prijs begrepen vergoeding voor de levering van de bovengronds op de put aan te sluiten buis (of buizen), pomp(en) en overige materialen, is onderworpen aan het algemene tarief;

  • spuiten van papiercellulose op landbouwgrond om verstuiven van de grond te voorkomen;

  • vangen van mollen, pluimvee, het vergroten van sloten en greppels en het versnijden, hakken, schaven of zagen van rondhout (waaronder boerengeriefhout);

  • verzorgen van bomen (boomchirurgie);

  • het schoonspuiten en desinfecteren van stallen voor vee voordat een volgende fokronde begint. Deze werkzaamheden zijn direct van invloed op het (optimaal) fokken van dieren (voorkomen van ziekten, groeistoornissen en dergelijke). Schoonmaakwerkzaamheden aan de buitenkant van de stal hebben niet direct betrekking op het fokken als zodanig en vallen onder het algemene tarief.

Ik keur goed dat onder de post worden gerangschikt:

  • het vervoer van goederen door een agrarisch loonbedrijf ten behoeve van een landbouwer, veehouder, tuinbouwer of bosbouwer. Dit onder de voorwaarde dat het vervoer onmiddellijk voorafgaat aan of volgt op dienst(en) die dat agrarisch loonbedrijf aan de landbouwer verricht en het vervoer daarmee rechtstreeks verband houdt. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om het vervoer van meststoffen naar het land, gevolgd door het strooien van die meststoffen of het vervoer van door een agrarisch loonbedrijf geoogste suikerbieten van het land naar de boerderij, de suikerfabriek of een door de landbouwer aangewezen verzamelplaats. Het enkele vervoer door agrarische loonbedrijven of andere ondernemers is steeds belast naar het algemene tarief;

  • het loonmalen van granen en van diverse veevoederproducten, zoals pulp, veekoeken en voor veevoederdoeleinden bestemde peulvruchten, als de goederen in gemalen toestand onder één van de posten genoemd in onderdeel a van de Tabel kunnen worden gerangschikt;

  • het schoonspuiten van ramen van, schermdoeken in en goten tussen (tuinbouw)kassen voor tuinbouwers. Hierbij is vooral van belang dat deze schoonmaakwerkzaamheden, anders dan reguliere schoonmaakwerkzaamheden, direct invloed hebben op de groei van de in de kassen geteelde gewassen (via extra lichtinval en dergelijke).

Voorbeelden van werkzaamheden die niet onder deze post vallen:

  • teeltwerkzaamheden zoals het bewortelen van plantenstekken en veredelingswerkzaamheden zoals het oculeren van rozen;

het uitbrengen van adviezen en het opstellen van bosbeheersplannen, het zgn. bestekgereedmaken van die plannen en het toezicht op de uitvoering daarvan (door aannemers);

  • het aanleggen van een beregeningsinstallatie, dit is een installatie die dient om fruitbomen te beregenen in tijden van late nachtvorsten ter voorkoming van schade aan de bloesem;

  • geitenkappen, dit is het knippen van de nagels van geiten om kreupelheid te voorkomen;

  • het schoonspuiten van daken en/of muren, bijvoorbeeld ter verwijdering van mos.

3.2. Een of meer prestaties

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

In de volgende gevallen gaat de levering van de gebruikte materialen op in de dienst:

  • de melasse en het plastic afdekmateriaal gebruikt bij het inkuilen van gras;

  • het plastic folie gebruikt bij het zaaien van maïs onder plastic;

  • het materiaal gebruikt bij het aanleggen van een stoomdrainagesysteem, met uitzondering van de bovengronds te plaatsen ventilatoren;

  • het materiaal gebruikt bij het aanleggen van drainreeksen, met uitzondering van pompen die bij een dergelijke reeks worden geplaatst;

  • de papiercellulose die op landbouwgrond wordt gespoten om verstuiven van de grond te voorkomen.

In de volgende gevallen gaat de levering van de gebruikte materialen niet op in de dienst:

  • pompen (algemeen tarief) die worden geplaatst bij het aanbrengen van bronbemaling (verlaagd tarief);

  • de bestrijdingsmiddelen (algemeen tarief) bij het bespuiten van landbouwgewassen (verlaagd tarief);

  • levering van kunstmest bij rijenbemesting. Met het begrip rijenbemesting wordt gedoeld op de situatie waarbij agrarische loonbedrijven tijdens het inzaaien van landbouwgewassen (o.a. maïs) op de ingezaaide rijen gewassen ook kunstmest strooien. Voor de tarieftoepassing moet een splitsing worden aangebracht tussen de levering van kunstmest (algemene tarief), de levering van landbouwzaad (verlaagde tarief, post a 41) en de (in)zaaidienst (verlaagde tarief, post b 13, onderdeel a).

3.3. Aanleg van mestopslagplaatsen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De aanleg van mestopslagplaatsen (zowel mestsilo’s als mestvijvers en mestbassins) vormt steeds een oplevering in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de wet. Bij de aanleg van bedoelde opslagplaatsen worden de grondwerkzaamheden in voorkomende gevallen uitbesteed aan een andere ondernemer, zoals bijvoorbeeld een agrarisch loonbedrijf. Het gaat hierbij meestal om het maken van de bouwput, het graven van de kuil, het maken van een aarden wal met de vrijgekomen aarde alsmede het in de grond aanbrengen van de (zuig)leiding en/of de controleput. Voor deze handelingen is het algemene tarief van toepassing.

3.4. Overtollige mest

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

3.4.1. Inleiding

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Door de toegenomen intensivering van het veehouderijbedrijf ontstaat in regio’s met overwegend veehouderijen een overschot aan mest. Deze mest kan niet in alle gevallen binnen dezelfde regio worden afgezet. Voor de afzet van deze binnen de eigen regio als overtollig beschouwde mest is het noodzakelijk (geworden) deze mest over lange(re) afstanden te vervoeren naar akkerbouwers in andere regio’s. Voorheen betaalde de ontvangende akkerbouwer een vergoeding voor de geleverde mest. Nu is het zo dat akkerbouwers in veel gevallen alleen nog tegen ontvangst van een vergoeding aan agrarische loonbedrijven toestaan om mest op hun land uit te rijden/te injecteren.

Bij de distributie van overtollige mest zijn doorgaans drie partijen betrokken:

  • een veehouder met een mestoverschot;

  • een agrarisch loonbedrijf dat de mest bij de veehouder ophaalt, waarbij de eigendom van de mest op het loonbedrijf overgaat;

  • een akkerbouwer die de mest van het loonbedrijf afneemt, dan wel tegen vergoeding toestaat de mest op zijn land uit te rijden/te injecteren.

Als regel bestaat er tussen de veehouder op wiens bedrijf een mestoverschot optreedt en de akkerbouwer die dit mestoverschot wenst af te nemen, geen contractuele relatie. De agrarische loonbedrijven hebben zich bij de distributie van overtollige mest ontwikkeld tot zelfstandige schakels tussen de producenten en de afnemers van overtollige mest. Meestal zijn tussen de loonbedrijven en de betrokken veehouders of akkerbouwers langlopende afspraken gemaakt.

Bij de distributie van overtollige mest (drijfmest) verrichten agrarische loonbedrijven een reeks van verschillende nauw met elkaar samenhangende prestaties. In dit verband kunnen worden genoemd het opzuigen, opslaan, mengen, vervoeren, overpompen en verspreiden van mest.

3.4.2. Gevolgen voor de heffing van omzetbelasting

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

3.4.2.1. Ophalen/afnemen van mest van veehouders

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Ik keur goed dat de dienst van het ophalen/afnemen van overtollige mest onder de post wordt gerangschikt. Dit geldt zowel in de gevallen dat de dienst wordt verricht door agrarische loonbedrijven als door akkerbouwers of andere ondernemers, zoals mestverwerkende instellingen, mesthandelaren en dergelijke. Ook de opslag van overtollige mest in afwachting van de verdere afzet daarvan valt onder deze goedkeuring. Bij het ophalen/afnemen van overtollige mest gaat het als regel om vloeibare drijfmest. De goedkeuring geldt echter ook voor het ophalen/afnemen van overtollige stapelbare mest (mest in vaste vorm).

3.4.2.2. Toestaan van uitrijden/injecteren door akkerbouwer

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Zoals in onderdeel 3.4.1 is vermeld is het zo dat akkerbouwers tegen ontvangst van een vergoeding aan agrarische loonbedrijven toestaan om mest op hun land uit te rijden/te injecteren. Als dit gebeurt door een akkerbouwer die heeft geopteerd voor heffing in de omzetbelasting is de dienst onderworpen aan het algemene tarief. Post b 13 geldt niet, omdat het hier niet gaat om een dienst door een agrarisch loonbedrijf.

Als een agrarisch loonbedrijf tegen vergoeding mest levert en op het land van de akkerbouwer uitrijdt/injecteert, kunnen de volgende van elkaar gescheiden prestaties worden onderscheiden:

  • de levering van de mest (algemeen tarief);

  • het uitrijden/injecteren van mest (verlaagd tarief).

3.4.3. Scheiden van dierlijke mest

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Ik keur goed dat het scheiden van dierlijke mest onder de post wordt gerangschikt. Het gaat hier om het scheiden van dierlijke mest in een zgn. natte (vloeibare) substantie en een droge substantie (de zgn. rulle fractie). Het scheiden van de mest vindt plaats op het bedrijf van de mestproducent (de veehouder) via een mobiele mestscheidingsinstallatie, die wordt aangesloten op de mestopslagkelder van de veehouder. De mest wordt gescheiden om deze geschikt(er) te maken voor gebruik in de landbouw. De natte mestsubstantie wordt meestal uitgereden op het land van de veehouder, terwijl de droge substantie vooral wordt gebruikt op het land van in of buiten de desbetreffende regio gevestigde akkerbouwers. De scheiding van de mest kan door de veehouder zelf worden verzorgd, maar ook door coöperatieve verenigingen van veehouders of door agrarische loonbedrijven.

Het is hierbij niet relevant of deze dienst wordt verricht door een agrarisch loonbedrijf of door andere ondernemers en of de eigendom van de mest overgaat van de veehouder naar de ondernemer die de mest scheidt of niet.

3.5. Boomziekten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Zoals in onderdeel 3.1 is vermeld, valt loonrooien onder deze post. Om het verspreiden van bepaalde boom- en plantziekten tegen te gaan is de gebruiksgerechtigde van een terrein soms verplicht om bomen en struiken te rooien en (gedeeltelijk) te vernietigen. De overheid kan de kosten hiervan subsidiëren. Als deze diensten door een agrarisch loonbedrijf worden verricht, en als de gebruiksgerechtigde een landbouwer, veehouder, tuinbouwer of bosbouwer is, kan het verlaagde tarief worden toegepast. Ik keur goed dat wordt aangenomen dat de landbouwer, veehouder, tuinbouwer of bosbouwer deze diensten steeds in die hoedanigheid afneemt, ook al worden de bomen en struiken niet in de uitoefening van het landbouw-, veehouderij-, tuinbouw- of bosbouwbedrijf gebruikt.

Dit geldt in principe ook voor de beheerder van bossen in de zin van onderdeel 1.2 van het Besluit Landbouw. Houtopstanden langs wegen, in parken en plantsoenen, bij zwembaden, bij sportterreinen en dergelijke worden daar echter uitgezonderd van het begrip ‘bossen’. Als te rooien en te vernietigen bomen of struiken deel uitmaken van dergelijke houtopstanden, moet daarom het algemene tarief worden toegepast.

Het komt voor dat de gebruiksgerechtigde de zorg voor het rooien en vernietigen overlaat aan een derde (bijvoorbeeld Staatsbosbeheer). Deze derde ontvangt dan de subsidie en geeft aan een agrarisch loonbedrijf de opdracht om het rooien en vernietigen uit te voeren. Ook in deze situatie kan het agrarisch loonbedrijf het verlaagde tarief toepassen. Dit omdat de verplichting tot het rooien en vernietigen op de gebruiksgerechtigde rust, en de prestatie daarom aan deze gebruiksgerechtigde wordt verricht.

4. Fokinstellingen en dergelijke (onderdeel b van de post)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onderdeel b van de post is ook van toepassing als de presterende ondernemer niet een fokinstelling, een instelling voor keuring en onderzoek of een instelling voor kunstmatige inseminatie (embryotransplantatie daaronder begrepen) is. Dezelfde diensten door exploitanten van stieren, dekhengsten en beren (mannetjesvarkens) kunnen ook onder de post worden gerangschikt.

Ik keur goed dat diensten die fokinstellingen, instellingen voor kunstmatige inseminatie en exploitanten van dekhengsten verrichten aan eigenaren van paarden ook onder de post kunnen worden gerangschikt als die eigenaren geen landbouwer, veehouder, tuinbouwer en bosbouwer zijn.

Bij diensten door instellingen voor keuring en onderzoek moet het gaan om specifieke onderzoeks- en keuringswerkzaamheden aan landbouwproducten, landbouwproductiemiddelen en landbouwproductie (dat wil zeggen onderzoek en keuring aan landbouwproducten in de teeltfase).

Het kunstmatig insemineren van de onder post a 4 vallende dieren en het transplanteren van embryo’s bij deze dieren valt onder de post. De levering van het dierlijke sperma respectievelijk de dierlijke embryo’s gaat hierbij op in de inseminatiedienst respectievelijk de transplantatiedienst.

De aparte levering van het voor de inseminatie benodigde sperma, respectievelijk het voor de transplantatie benodigde embryo, valt onder post a 4.

Drachtigheidsonderzoeken bij vee houden vanuit de bedrijfsvoering van veehouderijen bezien nauw verband met de kunstmatige inseminatie van vee. In verband hiermee kunnen drachtigheidsonderzoeken tot de diensten van instellingen voor kunstmatige inseminatie worden gerekend. Als de drachtigheidsonderzoeken door dierenartsen worden uitgevoerd, keur ik goed dat de post van toepassing is.

5. Diensten door boekhoud- en belastingadviesbureaus (onderdeel c van de post)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het begrip diensten door boekhoud- en belastingadviesbureaus moet naar het spraakgebruik worden uitgelegd. Werkzaamheden vallen onder dit begrip als zij tot het normale en gebruikelijke (traditionele) dienstenpakket van boekhoud- en belastingadviesbureaus behoren (in de hoedanigheid van boekhoud- en belastingadviesbureau wordt verricht) en de diensten in het kader van de onderneming van landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers worden verricht.

Tot het gebruikelijke dienstenpakket behoren alle werkzaamheden met betrekking tot het stelselmatig aantekenen van wat men bij de betreffende landbouwer, veehouder, tuinbouwer of bosbouwer van belang acht om vast te leggen en fiscale aangelegenheden. Te denken valt aan het systematisch verwerken van financiële transacties. Maar ook de administratieve verwerking van bedrijfseconomische gegevens valt onder de post. Het gaat hier om bedrijfseconomische gegevens die zijn ontleend aan de bestaande bedrijfsvoering en die worden gebruikt om een efficiënte bedrijfsvoering te stimuleren. Werkzaamheden op het terrein van bedrijfsdoorlichting die zijn bedoeld om vast te stellen of een andere methode van landbouwuitoefening bedrijfseconomisch haalbaar is, en de daarmee samenhangende voorlichting vallen niet onder de post.

Als in het kader van de hiervoor genoemde dienstverlening ook daarmee samenhangende standaardwerkzaamheden op juridisch gebied worden verricht, delen deze werkzaamheden in het verlaagde tarief. Voorbeelden van diensten die er onder vallen zijn:

  • het opstellen en wijzigen van standaard maatschapscontracten;

  • bijkomende juridische werkzaamheden met betrekking tot bedrijfsovername, aankoop van een bedrijf en bedrijfsbeëindiging;

  • het opstellen van standaard pachtcontracten.

Specialistische werkzaamheden op juridisch terrein, die normaliter door advocaten en/of notarissen en dergelijke worden uitgevoerd vallen niet onder het verlaagde tarief. Wanneer bijvoorbeeld een belastingadviesbureau of boekhoudkantoor advocaten in dienst heeft om specialistische juridische werkzaamheden te verrichten, moet er dus vanuit worden gegaan dat deze diensten niet in de hoedanigheid van boekhoud- of belastingadviesbureau plaatsvinden.

De landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers moeten de diensten door boekhoud- en belastingadviesbureaus afnemen in het kader van hun bedrijf. Het opstellen van aangiften van in de persoonlijke sfeer liggende belastingen vallen daarom niet onder de post. Zo kunnen bijvoorbeeld niet onder de post worden gerangschikt de behandeling van verzoeken om middeling van inkomens. Als voor het verzorgen van de administratie van het bedrijf en het opstellen van de aangiften voor de inkomstenbelasting enz. van een landbouwer, veehouder, tuinbouwer of bosbouwer één vergoeding in rekening wordt gebracht, moet de vergoeding worden gesplitst voor de toepassing van het verlaagde tarief.

Als notarissen, (register-)accountants of andere ondernemers diensten verrichten aan landbouwers, veehouders, tuinbouwers en bosbouwers die tot het normale en gebruikelijke dienstenpakket van boekhoud- en belastingadviesbureaus behoren, kunnen deze diensten onder de post worden gerangschikt.

6. Diverse diensten (onderdeel d van de post)

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

6.2. Dompelen van broedeieren

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Ter bestrijding van de ziekte ‘Chronic Respiratory Disease’ bij pluimvee kunnen broedeieren een dompelbehandeling ondergaan. Dit proces verloopt als volgt. De eieren moeten door de aanbieder met formaline zijn ontsmet. Vervolgens worden de eieren grondig gewassen en daarna nog een keer ontsmet. Daarna worden de eieren in stalen vaten geplaatst waarin de eieren roteren. Door het opwekken en weer opheffen van onderdruk wordt een antibioticumoplossing in de eieren opgezogen waarmee de verwekker van de ziekte in de broedeieren wordt gedood. De aanbieder ontvangt de door hem ter dompeling aangeboden broedeieren terug. Het dompelen van de broedeieren kan worden aangemerkt als het ontsmetten van goederen in de zin van de post. Het moet dan gaan om eieren die zijn voortgebracht in het bedrijf van degene die de eieren ter dompeling aanbiedt. Dit laatste moet blijken uit bijvoorbeeld een door de opdrachtgever verstrekte verklaring.

6.3. Vervoer naar veilingen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Veemarkten vallen niet onder het begrip veilingen. Het vervoer van vee in opdracht van veehouders (en veehandelaren) naar veemarkten valt daarom onder het algemene tarief.

Als het vervoer naar veilingen in opdracht van veilingexploitanten wordt verricht, valt de vervoersdienst onder het algemene tarief.

Het vervoer van bloembollen in opdracht van een bloembollenkweker naar een veiling van bloembollen valt onder de post, als het gaat om het vervoer van bloembollen van het bedrijf van de bloembollenkweker rechtstreeks naar de veiling. Worden de bloembollen eerst naar een plaats vervoerd waar zij een bepaalde behandeling ondergaan, zoals drogen, schonen en sorteren, dan is voor het vervoer het algemene tarief van toepassing. Worden de bloembollen daarna in opdracht van de bloembollenkweker van die plaats naar de veiling vervoerd, dan kan dat laatste vervoer naar het verlaagde tarief worden belast.

Als de producten niet worden verkocht op de veiling en weer naar de landbouwer, veehouder, tuinbouwer of bosbouwer worden terugvervoerd valt dit laatste vervoer niet onder de post.

Het vervoer van leeg fust (verpakkingsmateriaal voor sierteelt- en tuinbouwproducten) valt niet onder de post. Bij combinatieritten wordt het vervoer van leeg fust als een zelfstandige prestatie aangemerkt die is onderworpen aan het algemene tarief. Combinatieritten zijn in dit verband ritten waarbij vanaf de veiling naar de tuinbouwer leeg fust wordt vervoerd en vanaf de tuinbouwer naar de veiling vol fust wordt vervoerd en waarvoor de vervoerder aan de tuinbouwer één bedrag in rekening brengt. Ik keur goed dat bij het vervoer van sierteelt- en tuinbouwproducten forfaitair 88% van de vergoeding wordt toegerekend aan het vervoer van vol fust (verlaagd tarief) en dat de resterende 12% wordt toegerekend aan het vervoer van leeg fust (algemeen tarief). Deze forfaitaire regeling is alleen van toepassing op de hiervoor bedoelde combinatieritten. Vervoerders die gebruik willen maken van de forfaitaire regeling moeten deze regeling toepassen bij alle combinatieritten die zij uitvoeren. Vervoerders die geen of niet langer gebruik willen maken van de forfaitaire regeling, moeten de vergoeding splitsen op basis van de gegevens uit hun administratie. Vervoerders die hebben afgezien van de toepassing van de forfaitaire regeling en ervoor hebben gekozen de vergoeding voor het vervoer te splitsen op basis van hun individuele administratie, kunnen later niet alsnog of opnieuw gebruik maken van de forfaitaire regeling.

Post b 14

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post b 14 luidt:

‘het verlenen van toegang tot:

  • a. circussen;

  • b. dierentuinen;

  • c. openbare musea of verzamelingen, daaronder begrepen nauw daarmee samenhangende leveringen van goederen, zoals catalogi, foto’s en fotokopieën;

  • d. muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera’s, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets, alsmede lezingen;

  • e. bioscopen;

  • f. sportwedstrijden, sportdemonstraties en dergelijke;

  • g. attractieparken, speel- en siertuinen, en andere dergelijke primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen.’

2. Circussen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder het begrip circussen kunnen naar het spraakgebruik slechts worden verstaan voorstellingen waarin uitvoeringen en attracties van uiteenlopende aard, zoals van hogeschoolruiters, acrobaten, jongleurs, goochelaars, clowns en gedresseerde dieren, elkaar afwisselen. Het optreden van de Spaanse Rijschool, dat zich beperkt tot de klassieke paardrijkunst, is geen circusvoorstelling.

3. Dierentuinen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder dierentuinen in de zin van de post vallen voor het publiek toegankelijke inrichtingen waarin gespecialiseerde dierenverzamelingen zijn ondergebracht. Het feit dat naast de toegang tot een dierentuin ook toegang wordt verkregen tot een restaurant en speeltuin, staat de toepassing van de post niet in de weg.

4. Openbare musea of verzamelingen en daarmee samenhangende leveringen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

4.1. Openbare musea en verzamelingen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder openbare musea of verzamelingen wordt verstaan: instellingen die zich ten doel stellen goederen van historisch, cultureel, wetenschappelijk en/of maatschappelijk belang te verzamelen, te bewaren, eventueel wetenschappelijk te onderzoeken en (tenminste een deel van) deze goederen ten toon te stellen voor het publiek voor doeleinden van studie, educatie en recreatie. Zowel het verlenen van toegang tot permanente museaverzamelingen (de eigen collectie) als het verlenen van toegang tot wisseltentoonstellingen en -verzamelingen, valt onder de post.

De begrippen musea en verzamelingen hebben voor een groot deel dezelfde inhoud. Als regel wordt met het begrip museum gedoeld op een gebouw waarin een bepaalde verzameling goederen is ondergebracht. Er zijn ook verzamelingen die niet in een gebouw zijn ondergebracht, maar toch als een museum zijn te beschouwen, zoals een openluchtmuseum.

Het begrip verzameling wordt vooral gebruikt om collecties aan te duiden die niet in een bepaald gebouw zijn ondergebracht, zoals een hortus botanicus en een beeldenverzameling op een bepaald terrein. Het moet dan gaan om een duurzaam samenhangende collectie goederen.

Onder de post valt bijvoorbeeld een voor publiek opengestelde kubuswoning (ook wel boom- of paalwoning genoemd) die is ingericht als ruimte voor een tentoonstelling met speciaal voor deze woning ontworpen inventaris (waaronder speciaal vervaardigde schilderijen) en waarin ook een doorlopende expositie aanwezig is over de achtergronden, het ontstaan en de bouw van dergelijke woningen.

Ik keur goed dat het verlenen van toegang tot een monumentale kerk met museale objecten ook onder de post valt.

Niet als musea of verzamelingen zijn aan te merken:

  • beurzen en tentoonstellingen, hierbij staat het verkoopbevorderende karakter voorop en niet het oogmerk een verzameling van goederen bijeen te brengen en te verzamelen;

  • natuurparken, omdat geen sprake is van doelbewust bijeengebrachte collectie.

4.2. Samenhangende prestaties

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Alleen nauw met het verlenen van toegang tot openbare musea of verzamelingen verband houdende leveringen van goederen vallen, onder de post. Bijvoorbeeld plattegronden, posters en ansichtkaarten waarop voorwerpen zijn afgebeeld, die behoren tot de collectie van het museum of tot de verzameling.

Ik keur goed dat nauw met het verlenen van toegang tot openbare musea of verzamelingen verband houdende diensten onder de post worden gerangschikt. Voorbeelden van dergelijke diensten zijn:

  • de verhuur aan bezoekers van walkmans met bijbehorende geluidscassettes waarin informatie wordt verschaft over de in het museum ten toon gestelde goederen;

  • het verzorgen van rondleidingen aan (groepen) door de exploitant van het museum of de verzameling.

Niet onder de post vallen:

  • ansichtkaarten en posters met afbeeldingen van voorwerpen uit andere museumcollecties of verzamelingen;

  • gebruiksartikelen zoals kleding, vazen, speelgoed, pennen, portefeuilles videobanden, cd’s en dergelijke;

  • souvenirs (zoals kopjes, borden, lepeltjes, tegeltjes e.d.) en siervoorwerpen (sierschalen, sierpoppen, sieraden e.d.);

  • replica’s of voorbeelden van voorwerpen die in het museum of de verzameling tentoon worden gesteld (zoals etsen, zeefdrukken, beeldjes, miniaturen, etnografische maskers, fossielen, mineralen);

  • fotokopieën die geleverd worden met het oogmerk de informatie die een collectiestuk bevat over te dragen, zoals de inhoud van een (deel van een) boek;

  • het verzorgen van rondleidingen door anderen dan de exploitant van het museum of de verzameling.

5. Muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

5.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Bij het verlenen van toegang tot de in de post genoemde podiumkunsten gaat het om optredens van de uitvoerders van de in de post bedoelde podiumkunsten, waarvoor afzonderlijk toegang wordt verleend. Dat wil zeggen dat voor de optredens daadwerkelijk aparte toegangsbewijzen worden verstrekt. Zo heeft de post geen betrekking op het verlenen van toegang tot bijvoorbeeld een discotheek of buitenterrein, waarbij het optreden van de artiest(en) een ondergeschikte betekenis heeft en waarbij voor dat optreden geen afzonderlijke toegangsprijs in rekening wordt gebracht.

Het verlenen van diensten op het gebied van muziek- en toneeluitvoeringen aan organisatoren van muziek- en toneeluitvoeringen kan niet onder de post worden gerangschikt, omdat deze diensten als zodanig niet zijn aan te merken als het verlenen van toegang tot muziek- en toneeluitvoeringen. Als deze diensten zijn aan te merken als optredens door uitvoerende kunstenaars, is post b 17 van toepassing.

5.2. Muziekuitvoeringen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Muziekfestivals (een samenvoeging van verscheidene muziekuitvoeringen) kunnen in hun totaliteit worden aangemerkt als een muziekuitvoering in de zin van de post.

Dance-parties zijn evenementen waarbij diskjockeys en/of live-muzikanten optreden. Deze parties zijn als muziekuitvoeringen in de zin van de post te beschouwen.

5.3. Toneeluitvoeringen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het verlenen van toegang tot voorstellingen van poppenspelers dan wel poppentheaters kan worden gerangschikt onder deze post.

Een peepshow, een erotische voorstelling van dames of stellen op een draaiende schijf, en een voorstelling door een paaldanseres zijn geen toneelvoorstelling.

5.4. Lezingen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Bij het begrip lezingen moet vooral worden gedacht aan literaire of wetenschappelijke lezingen. Bij literaire of wetenschappelijke lezingen gaat het om lezingen die bijdragen tot het culturele leven. Alleen de dienst, bestaande uit het verlenen van toegang tot vorenbedoelde lezingen valt onder de post.

Het bijwonen van een seminar valt niet onder de post. Weliswaar kan een lezing deel uitmaken van een seminar, maar een seminar biedt meer en heeft eerder het karakter van een (intensieve) cursus, gericht op het bestuderen, bespreken en oplossen van praktische vraagstukken en problemen. De betaling voor seminars heeft dan ook niet het karakter van het verlenen van toegang, zoals dat wel het geval is bij de overige in onderdeel d genoemde culturele activiteiten.

5.5. Reserveringskosten en voorverkoop

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De reserveringskosten die de organisator/zaalhouder berekent bij de voorverkoop van toegangsbewijzen voor de onder de post vallende podiumkunsten kunnen (evenals de toegangsprijs) onder het verlaagde tarief worden ingedeeld. Ook de reserveringskosten die derden/voor-verkopers (zoals postkantoren, platenwinkels, VVV-kantoren e.d.) aan de afnemer berekenen en aan de organisator/zaalhouder verantwoorden, kunnen onder het verlaagde tarief worden gerangschikt.

6. Bioscopen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder een bioscoop is naar spraakgebruik te verstaan: een voor het publiek tegen betaling toegankelijke inrichting waarin als hoofdactiviteit films worden vertoond. Het aantal zitplaatsen, de aard van de vertoonde films of de techniek van de filmvertoning spelen hierbij geen rol.

De verhuur van voorbespeelde videocassettebanden en van andere beelddragers kan niet onder onderdeel e van de post worden gerangschikt.

7. Sportwedstrijden, sportdemonstraties e.d.

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De post heeft uitsluitend betrekking op het verlenen van toegang aan toeschouwers van sportwedstrijden, -demonstraties en dergelijke. Sportwedstrijden en dergelijke zijn manifestaties waar mensen actief sport beoefenen in de zin van post b 3.

8. Attractieparken, speel- en siertuinen, en andere dergelijke primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

8.1. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Voor de toepassing van de post moet aan alle volgende criteria zijn voldaan:

  • er is sprake van toegang verlenen tot;

  • er is sprake van een primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening;

  • er is sprake van vermaak en dagrecreatie.

8.2. Toegang verlenen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Met betrekking tot het ‘toegang verlenen tot’ moet het geheel van de aangeboden prestaties in het oog worden gehouden. Niet doorslaggevend is dat er sprake is van één entreeprijs, ook bij het berekenen van toegang voor de afzonderlijke attracties kan de post van toepassing zijn als de attracties een integrerend onderdeel vormen van een attractiepark of een ander primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening.

8.3. Voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Een primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorziening is een terrein of gebouw met voorzieningen die gericht zijn op recreatie en vermaak, waarbij niet vooraf is bepaald dat men er slechts een beperkte tijdsduur kan of mag vertoeven (hierna aan te duiden als recreatieve inrichting). Een recreatieve inrichting moet voldoende zelfstandig zijn. De achterzaal van het café waar permanent oud Hollandse spellen staan opgesteld is geen recreatieve inrichting.

Eenmalige of jaarlijks terugkerende evenementen en exposities die gedurende een beperkte tijdsduur plaatsvinden, kunnen niet onder de post worden gerangschikt. De accommodatie moet gedurende minimaal twee maanden jaarlijks aaneensluitend geopend te zijn, wil voldaan zijn aan het begrip ‘permanent’.

8.4. Vermaak en dagrecreatie

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het recreatieve aspect staat bij de in de post bedoelde voorzieningen voorop. Of er sprake is van vermaak en dagrecreatie moet naar spraakgebruik worden beoordeeld. Bij een samenstel van handelingen moet worden beoordeeld wat het kenmerkende element van het samenstel is. Dit houdt in dat de andere eventueel aanwezige aspecten ondergeschikt zijn aan het recreatieve aspect.

De Huishoudbeurs, de RAI, ruilbeurzen e.d. vallen niet onder post, omdat daarbij het verkoopbevorderende aspect voorop staat.

8.5. De concrete situaties

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

8.5.1. Attractieparken

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Onder een attractiepark is te verstaan: een afgebakend terrein of park, waarin als regel een veelheid van bezienswaardigheden aanwezig is, waar(mee) het publiek zich na betaling van een toegangsprijs (al dan niet per attractie) kan vermaken.

8.5.2. Speeltuinen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De niet-winstbeogende speeltuinverenigingen zijn vrijgesteld op basis van nummer b 10 van bijlage B bij het uitvoeringsbesluit. Zij vallen daarom niet onder post.

Het verlenen van toegang tot kinderboerderijen valt onder de post. Niet alleen is een kinderboerderij aan te merken als een voorziening voor vermaak en dagrecreatie, ook ligt een kinderboerderij in het verlengde van een speeltuin.

8.5.3. Siertuinen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Met het begrip siertuinen wordt gedoeld op siertuinen die voor het publiek open worden gesteld primair om daar te recreëren en ideeën op te doen aangaande de inrichting en opbouw van tuinen. Het verkoopbevorderende karakter is bij siertuinen van bijkomstige aard. Het tegen betaling toegang verlenen tot modeltuinen bij tuincentra en dergelijke vallen niet onder de post. Deze tuinen hebben ten doel de verkoop van de producten door het tuincentrum te stimuleren en hebben primair een verkoopbevorderend in plaats van recreatief karakter.

8.5.4. Andere dergelijk primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen; voorbeelden

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Parken

Grote parken en tuinen, zoals het Nationale Park de Hoge Veluwe, waarbij het aspect van dagrecreatie de boventoon voert, zijn aan te merken als primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen.

Complex met forellenvijvers

Op een complex van een aantal forellenvijvers, een kikkerpoel, speeltoestellen voor kinderen en een vlindertuin is het mogelijk om tegen een extra vergoeding zelf forellen te vangen. Het complex wordt beschouwd als recreatieve inrichting. De activiteit wordt naar spraakgebruik gezien als vermaak en dagrecreatie. In deze situatie is aan de vereisten voor de toepassing van de post voldaan.

Inrichting voor het spelen van kansspelen

Als de prestatie bestaat uit het gelegenheid geven tot het winnen van geldbedragen door middel van het spelen van een spel, mist de post toepassing. Hoewel de post ruim geïnterpreteerd moet worden, staat bij deze prestatie het winnen van een geldbedrag voor de afnemer voorop. Naar spraakgebruik is dan geen sprake van het verlenen van toegang tot recreatieve voorzieningen.

8.6. Arrangementen van recreatieve activiteiten

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Door diverse bedrijven wordt op een eigen locatie een grote verscheidenheid aan activiteiten aangeboden. Daarbij biedt men arrangementen aan die bestaan uit een keuze van de aangeboden activiteiten. Het kan daarbij gaan om activiteiten zoals paintball, lasergame, touwtrekken, een parcours met touwbruggen en netten en soortgelijke al dan niet sportieve activiteiten. Veel van deze arrangementen worden aangeboden voor groepen deelnemers in het kader van personeelsuitstapjes, teambuildingdagen, cursusonderbrekingen, vrijgezellenparty’s en dergelijke. Hoewel een aantal van de activiteiten sportieve elementen bevat, is het geheel nadrukkelijk gericht op het recreatieve aspect. Als de activiteiten plaatsvinden op een recreatieve inrichting kan het verlaagde tarief op grond van de post worden toegepast.

De betreffende ondernemers bieden soms de mogelijkheid om activiteiten te organiseren op een andere locatie, naar keuze van de klant. Als die locatie geen recreatieve inrichting is, is op deze prestatie het algemene tarief van toepassing. Echter, als de voormelde activiteiten op, of in een sportaccommodatie, zoals gedefinieerd in post b 3, worden georganiseerd bestaat er geen bezwaar tegen de sportaccommodatie voor deze gelegenheid als recreatieve inrichting te beschouwen.

9. Garderobe

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Bij het gebruik van de garderobe bij een bezoek aan een in de post opgenomen voorziening zijn drie situaties te onderscheiden. Het gebruik van de garderobe is in de toegangsprijs begrepen, de bezoeker betaalt een aparte vergoeding of voor het gebruik van de garderobe wordt een afzonderlijke vergoeding betaald aan een derde (ondernemer). Het gebruik van de garderobe is te beschouwen als een bijkomende dienst, die op dezelfde wijze belast wordt als de hoofddienst. Op het in bewaring nemen van jassen in een ter plekke aanwezige garderobe door de exploitant van de voorziening is het verlaagde tarief van toepassing. Het is daarbij niet van belang of de vergoeding hiervoor is begrepen in de toegangsprijs dan wel afzonderlijk moet worden betaald. Als de exploitatie van de garderobe echter plaatsvindt door een derde is het algemene tarief van toepassing. Deze dienst vormt voor de desbetreffende ondernemer de hoofddienst, die enkel bestaat het in bewaring nemen van jassen en dergelijke.

Post b 16

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

1. Inhoud van de post

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De tekst van post b 16 luidt:

‘de oplevering van roerende zaken als bedoeld in onderdeel a door degene die de zaken heeft vervaardigd;’

2. Algemeen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Deze post is opgenomen omdat vóór 1996 de oplevering van een roerende zaak als een levering werd aangemerkt. Was het goed opgenomen in een post van onderdeel a van Tabel I, dan gold het verlaagde tarief. Deze opleveringen worden nu als diensten beschouwd. Met deze bepaling is beoogd de toepassing van het verlaagde tarief voor deze opleveringen te continueren. Dit geldt bijvoorbeeld voor de oplevering van een kunstwerk als bedoeld in post a 29 door een kunstenaar aan een instelling voor kunstuitleen.

3. Het in opdracht van derden opfokken of opkweken van goederen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het in opdracht van derden opfokken van dieren of opkweken van planten, groente, e.d. werd in de Nederlandse rechtspraak aangemerkt als de oplevering van roerende zaken. De oplevering van deze goederen was daardoor aan het verlaagde tarief onderworpen, als die goederen waren opgenomen in onderdeel a van Tabel I. Zie in dit verband HR 17 december 1997, nr. 32593. Het Stenholmen-arrest van het HvJ EG heeft echter bepaald dat in deze gevallen geen sprake kan zijn van de oplevering van roerende zaken, zijnde de vervaardiging van zaken die van tevoren niet bestonden (arrest van 1 april 2004, nr. C-320/02; zie ook het Besluit Landbouw, onderdeel 1.2). Vooruitlopend op wijziging van de wetgeving wordt goedgekeurd dat prestaties, die als gevolg van het Stenholmen-arrest vanaf 1 april 2004 aan het algemene tarief zijn onderworpen, vooralsnog belast blijven tegen het verlaagde tarief.

De diensten die onder deze goedkeuring vallen betreffen het opfokken van dieren, het opkweken van planten, groente, e.d. en het zodanig trainen van een dier dat op basis van HR 17 december 1997, nr. 32 593, een nieuw goed ontstaat (bijvoorbeeld het trainen van een veulen naar een zadelmak paard en het trainen van een ongeoefend, zadelmak paard naar een dressuurpaard).

Post b 17

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

2. Uitvoerende kunstenaars

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Vanaf 1 januari 2002 zijn de optredens door uitvoerende kunstenaars onder het verlaagde tarief gebracht. Voor het antwoord op de vraag of sprake is van een optreden door een uitvoerende kunstenaar is bepalend of sprake is van het verrichten van een artistieke prestatie.

De post is ook van toepassing op uitvoerende kunstenaars die hun diensten door middel van een rechtspersoon verlenen.

De post is in ieder geval van toepassing op optredens door kunstenaars die uitvoeringen zijn als bedoeld in post b 14, onderdeel d. Het gaat daarbij om muziekuitvoeringen en toneeluitvoeringen, daaronder begrepen opera’s, operettes, dansen, pantomimes, revues, musicals en cabarets.

De toepassing van de post is echter niet beperkt tot dergelijke uitvoeringen. Ook de publieksoptredens van andere uitvoerende kunstenaars vallen onder de post. Zo vallen ook de optredens door bijvoorbeeld komieken, goochelaars en buiksprekers onder de post.

De post geldt ook voor sneltekenaars en karikaturisten, die bij bedrijfsfeesten, workshops, etc., voor en te midden van publiek, sneltekeningen/karikaturen maken. In die gevallen is sprake van een optreden door een uitvoerende kunstenaar. De post geldt niet voor sneltekeningen/karikaturen, die anders dan bij wijze van een publieksoptreden worden gemaakt.

Een diskjockey, videojockey en Master of Ceremony/vocalist bezit de hoedanigheid van uitvoerend artiest voor zijn optreden op dance-parties, festivals, poppodia en dergelijke.

Ik keur goed dat optredens van (aankomende) circusartiesten onder de post worden gerangschikt, omdat deze optredens elementen bevatten uit optredens van uitvoerende kunstenaars.

Niet onder post vallen bijvoorbeeld:

  • de diensten van een regisseur, geluidstechnicus of fotomodel;

  • de dienst van een dirigent, bestaande in het leiden van repetities;

  • diensten van schrijvers en componisten.

Deze personen zijn geen uitvoerende kunstenaars die zelf een artistieke prestatie verrichten.

3. Optredens

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Het verlaagde tarief geldt alleen voor optredens. Daaronder moet worden verstaan: optredens die middellijk of onmiddellijk door het publiek kunnen worden beluisterd of aanschouwd.

Onder de post kunnen bijvoorbeeld worden gerangschikt:

  • het optreden van musici voor televisie of radio (al dan niet ‘live’ uitgezonden) of voor een Cd-opname;

  • het optreden van een acteur in een (reclame)film;

  • het uitvoeren van muziek voor een film;

  • rollenspellen in het kader van cursussen gespeeld door acteurs.

Het deelnemen van een acteur aan een spelprogramma voor de televisie is geen optreden, omdat niet wordt opgetreden als acteur. Een door een pianist verzorgde begeleiding bij ballet- of koorrepetities is ook geen optreden, omdat geen sprake is van een uitvoering die middellijk of onmiddellijk door publiek wordt aanschouwd of beluisterd.

4. Bemiddeling bij optredens van een uitvoerende kunstenaar

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Uitvoerende kunstenaars verlenen hun prestaties doorgaans door tussenkomst van een bemiddelaar. Daarbij komen in de praktijk twee vormen voor.

  • 1. De bemiddeling leidt er toe dat een overeenkomst tot stand komt tussen de uitvoerende kunstenaar en de opdrachtgever. Het optreden van de uitvoerende kunstenaar is aan het verlaagde tarief onderworpen (als de zogenoemde artiestenregeling omzetbelasting niet op hem van toepassing is). De dienst van de bemiddelaar is onderworpen aan het algemene tarief.

  • 2. De bemiddelaar sluit op eigen naam maar op order en voor rekening van een ander (zoals bedoeld in artikel 4, derde lid, van de wet) overeenkomsten met de uitvoerende artiesten en de opdrachtgevers. De vergoeding die voor het optreden aan de opdrachtgever in rekening wordt gebracht, dus inclusief de vergoeding voor de bemiddelingsdienst (soms ook wel uitkoopsom genoemd), is onderworpen aan het verlaagde tarief.

Ook de dienst van de uitvoerende kunstenaar aan de bemiddelaar kan onder de post worden gerangschikt.

6. Ingetrokken regelingen

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

De volgende besluiten zijn ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:

Besluit van

11 april 1991

24 juni 1991

1 februari 1994

14 juli 1997

13 december 1994

13 december 1997

27 maart 1998

3 juni 1998

10 november 1998

1 april 1999

27 december 1999

1 februari 2000

23 februari 2000

26 juni 2000

14 augustus 2000

5 september 2000

18 oktober 2000

18 oktober 2000

30 november 2000

11 januari 2001

14 februari 2001

27 april 2001

15 mei 2001

7 augustus 2001

14 september 2001

16 november 2001

10 december 2001

10 december 2001

30 januari 2002

25 februari 2002

2 mei 2002

8 juli 2002

12 juli 2002

23 december 2002

23 december 2002

22 april 2003

22 september 2004

16 december 2004

4 januari 2005

15 februari 2005

Kenmerk: nr., gevolgd door een M

VB 90/1305

VB 90/1622

VB 93/3553

PHS4/91, Bull. 1994/555

VB 94/4205

VB 97/2924

VB 98/694

VB 97/1588

VB 98/2301

VB 99/615

WV 1999/2267

VB 99/194

WV 2000/129

CPP 2000/958

CPP 2000/1430

RTB 2000/1708

CPP 2000/1448

CPP 2000/2235

CPP 2000/2872

CPP 2000/3124

CPP 2001/397

CPP 2001/1192

CPP 2001/1287

CPP 2001/2217

CPP 2001/2242

CPP 2001/1860

CPP 2001/3085

CPP 2001/3313

CPP 2002/285

CPP 2002/571

CPP 2002/1315

CPP 2002/1931

CPP 2002/2075

CPP 2002/3748

CPP 2002/3260

CPP 2003/830

CPP 2004/1811

CPP 2004/2597

CPP 2004/2675

CPP 2004/2318

Van de volgende besluiten zijn met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit de volgende onderdelen ingetrokken:

Besluit van 28 februari 2002, nr. CPP2002/602M, de onderdelen 1, 2, 3 en 5. Onderdeel 4 van dit besluit is eerder ingetrokken.

7. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 06-01-2010]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met de datum van dit besluit.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 27 september 2007

De

Staatssecretaris

van Financiën,
namens deze:
de

directeur-generaal Belastingdienst

,

J. Thunnissen