Besluit politiegegevens

Geraadpleegd op 16-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2010.
Geldend van 01-10-2010 t/m 18-11-2010

Besluit van 14 december 2007, houdende bepalingen ter uitvoering van de Wet politiegegevens (Besluit politiegegevens)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Defensie van 11 juni 2007, nr. 5488670/07/6;

Gelet op de artikelen 6, zesde en zevende lid, 10, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, en onderdeel b, 11, derde lid, 12, vijfde lid, 13, vierde lid, 15, tweede lid, 17, zesde lid, 18, eerste lid, 21, 22, tweede lid, 23, tweede lid, 31, eerste lid, 32, vierde lid, 33, vijfde lid, en 46, eerste lid, van de Wet politiegegevens en artikel 4, tweede lid, van de Wet melding ongebruikelijke transacties;

De Raad van State gehoord (advies van 7 augustus 2007, nr. W03.07.0163/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie, mede namens Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Defensie van 5 december 2007, nr. 5516760/07/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 2. Autorisaties

Artikel 2:1. In combinatie verwerken o.g.v. artikel 8, derde lid (artikel 6, zesde lid)

Voor het in combinatie met elkaar verwerken van politiegegevens, bedoeld in artikel 8, derde lid, van de wet kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die zijn belast met taken of werkzaamheden op het gebied van de coördinatie van het informatieproces ter ondersteuning van een goede uitvoering van de politietaak.

Artikel 2:2. Geautomatiseerd vergelijken en in combinatie zoeken o.g.v. artikel 11, eerste, tweede en vierde lid (artikel 6, zesde lid)

  • 3 De ambtenaren van politie, bedoeld in de laatste zin van het tweede lid, worden slechts geautoriseerd voor de verwerking van politiegegevens, voor zover dat dringend noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de politietaak en in overeenstemming met het hoofd van de in het tweede lid genoemde eenheid.

Artikel 2:3. Informanten (artikel 6, zesde lid)

  • 1 Voor het verwerken van politiegegevens met het oog op de controle en het beheer van een informant alsmede de beoordeling en verantwoording van het gebruik van informantgegevens, bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de wet, kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die werkzaam zijn bij een eenheid die is belast met de verwerking van politiegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a of c, van de wet.

  • 2 Voor het verwerken van politiegegevens als bedoeld in artikel 6:1, eerste lid, onderdeel a, kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die werkzaam zijn bij een eenheid die is belast met infiltratie, pseudo-koop of -dienstverlening en stelselmatige inwinning van informatie.

  • 3 Voor het verwerken van politiegegevens als bedoeld in artikel 6:1, eerste lid, onderdeel b, kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die werkzaam zijn bij een eenheid van het Korps landelijke politiediensten die is belast met werkzaamheden op het terrein van getuigenbescherming.

  • 5 De ambtenaren van politie, bedoeld in de vorige leden van dit artikel, worden slechts geautoriseerd voor de verwerking van politiegegevens, voor zover dat dringend noodzakelijk is voor een goede uitvoering van hun taak.

  • 6 Voor het verwerken van identificerende gegevens van een informant kunnen uitsluitend worden geautoriseerd het hoofd van de eenheid, bedoeld in artikel 2.10, tweede lid, of diens plaatsvervanger.

Artikel 2:4. Themaverwerking ernstige misdrijven (artikel 6, zesde lid)

  • 1 Voor het verwerken van gegevens met het oog op het verkrijgen van inzicht in de betrokkenheid van personen bij handelingen die kunnen wijzen op het beramen of plegen van de misdrijven bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de wet kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die werkzaam zijn bij een daartoe ingerichte eenheid die specifiek is belast met de verwerking van politiegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

  • 2 In bijzondere gevallen kan de verantwoordelijke andere ambtenaren van politie autoriseren voor de verwerking, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2:5. CIE- en RID-verwerking (artikel 6, zesde lid)

  • 1 Voor het verwerken van gegevens met het oog op het verkrijgen van inzicht in de betrokkenheid van personen bij het beramen of plegen van de misdrijven, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de wet kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die zijn belast met de verwerking van politiegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de wet. In voorkomende gevallen kunnen daarvoor tevens worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die zijn belast met taken of werkzaamheden op het gebied van de coördinatie van het informatieproces ter ondersteuning van een goede uitvoering van de politietaak.

  • 2 Voor het verwerken van gegevens met het oog op het verkrijgen van inzicht in de betrokkenheid van personen bij handelingen die, gezien hun aard of frequentie of het georganiseerde verband waarin zij worden gepleegd, een ernstige schending van de openbare orde vormen, kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die zijn belast met de verwerking van politiegegevens als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel c, van de wet. In voorkomende gevallen kunnen daarvoor tevens worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die zijn belast met taken en werkzaamheden op het gebied van de coördinatie van het informatieproces ter ondersteuning van de goede uitvoering van de politietaak.

  • 3 De ambtenaren van politie, bedoeld in de laatste zin van het tweede lid, worden slechts geautoriseerd voor de verwerking van politiegegevens, voor zover dat dringend noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de politietaak en in overeenstemming met het hoofd van de betreffende eenheid.

Artikel 2:6. Instemming officier van justitie

De categorieën van ambtenaren die in aanmerking kunnen komen voor de autorisaties, bedoeld in de artikelen 2:3, 2:4 en 2:5, eerste lid, worden aangewezen in overeenstemming met de officier van justitie.

Artikel 2:7. Gegevensverwerking door het MOT

  • 2 De autorisaties kunnen, namens de verantwoordelijke, worden verstrekt door het hoofd van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties.

Artikel 2:8. Ondersteunende taken (artikel 6, zesde lid)

Voor het verwerken van gegevens met het oog op het uitvoeren van:

kunnen worden geautoriseerd de ambtenaren van politie die werkzaam zijn bij een eenheid die met de uitvoering van deze taak is belast.

Artikel 2:9. Opleidingen (artikel 6, zesde lid)

De verantwoordelijke draagt er zorg voor dat de ambtenaren van politie, bedoeld in de artikelen 2:1 tot en met 2:5, beschikken over voldoende kennis en vaardigheden op het gebied van:

  • a. het informatieproces binnen de politie, meer in het bijzonder de verschillende vormen van verwerking van politiegegevens,

  • b. de wet- en regelgeving die relevant is voor de verwerking van politiegegevens, en

  • c. methoden en technieken van informatieanalyse.

De eisen inzake kennis en vaardigheden verschillen naar gelang van de aard van de verwerking waartoe de ambtenaar wordt geautoriseerd. Indien noodzakelijk kunnen deze eisen bij regeling van Onze Ministers worden vastgesteld.

Artikel 2:10. Instemming (artikel 6, zevende lid)

Artikel 2:11. Gegevensvergelijking (artikel 11, derde lid)

Indien bij de gegevensvergelijking, bedoeld in artikel 11 van de wet, gegevens overeenkomen, worden de verbanden op de volgende wijze zichtbaar gemaakt:

Artikel 2:12. Codering (artikel 11, derde lid)

De functionaris, bedoeld in artikel 2:10, kan, indien noodzakelijk voor de goede uitvoering van de gegevensvergelijking, bedoeld in artikel 11 van de wet, politiegegevens voorzien van één van de navolgende codes:

Artikel 2:13. Weigeringsgronden (artikel 15, tweede lid)

  • 1 Het ter beschikking stellen van politiegegevens kan alleen worden geweigerd of aan beperkende voorwaarden worden onderworpen in het geval:

    • a. het gegevens betreft omtrent informanten of andere personen als bedoeld in artikel 12, vijfde lid van de wet;

    • b. gevaar voor leven of gezondheid van betrokkene of derden is te duchten;

    • c. van een verwerking voor een intern integriteitonderzoek onder verantwoordelijkheid van de korpsbeheerder;

    • d. van een verwerking door de rijksrecherche onder verantwoordelijkheid van het College van procureurs-generaal;

    • e. het gegevens betreft die worden verwerkt op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel b van de wet;

    • f. van een verwerking voor een door het College van procureurs-generaal als embargo-onderzoek aangemerkt onderzoek met een zeer groot belang van afscherming vanwege afbreukrisico’s, levensbedreigende risico’s, politieke gevoeligheid of publiciteitsgevoeligheid van het onderzoek.

  • 2 De terbeschikkingstelling van persoonsgegevens, die worden verwerkt door het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties, kan worden geweigerd tenzij:

    • a. de terbeschikkingstelling van de gegevens plaatsvindt ten behoeve van verdere verwerking met het oog op het doel, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

    • b. uit de gegevens zelf een redelijk vermoeden voortvloeit dat een bepaalde persoon een misdrijf heeft begaan;

    • c. de terbeschikkingstelling van de gegevens plaatsvindt op grond van artikel 16, eerste lid, onderdeel c, van de wet, en deze gegevens redelijkerwijs van belang kunnen zijn ter voorkoming of opsporing van misdrijven als bedoeld in artikel 3:1.

Paragraaf 3. Themaverwerking ernstige misdrijven

Artikel 3:1. Ernstige inbreuk rechtsorde misdrijven (artikel 10, eerste lid, onderdeel a, onder 3°)

De misdrijven, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, van de wet die gezien hun aard of samenhang met andere door de betrokkene begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren, zijn:

Artikel 3:2. Ernstig gevaar rechtsorde misdrijven (artikel 10, eerste lid, onderdeel b)

De categorieën van misdrijven, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van de wet, die door hun omvang of ernst of hun samenhang met andere misdrijven een ernstig gevaar voor de rechtsorde opleveren, zijn:

Paragraaf 4. Verstrekking politiegegevens aan derden

Artikel 4:1. Verstrekking politiegegevens artikel 13, eerste lid, onder a en d (artikel 18, eerste lid)

  • 1 Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig artikel 13, eerste lid, onderdeel a en onderdeel d, van de wet, kunnen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan:

    • a. de Immigratie- en Naturalisatiedienst, ten behoeve van het vaststellen van de identiteit van personen;

    • b. luchtvaartmaatschappijen, als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Luchtvaartwet, voor zover het gaat om personalia en gegevens betreffende de datum van retourvervoer ten behoeve van het voorkomen van overtredingen van de Opiumwet en de bescherming van de gezondheid van personen door het weigeren van het vervoer van personen van en naar bepaald aangewezen buitenlandse bestemmingen en er met de betreffende luchtvaartmaatschappijen schriftelijke afspraken zijn gemaakt over de waarborgen rond de gegevensverstrekking.

    • c. Onze Minister van Buitenlandse Zaken, ten behoeve van de uitvoering van opdrachten tot signalering van personen in het buitenland en het nemen van een beslissing omtrent de afgifte van een paspoort of omtrent de verlening of verlenging van een visum.

  • 2 De op grond van het eerste lid, onder b verstrekte gegevens met betrekking tot individuele personen worden door de luchtvaartmaatschappijen niet langer verwerkt dan gedurende een termijn van ten hoogste zesendertig maanden na de datum van de aanhouding van de betrokkene, die aanleiding geeft tot opneming van de gegevens op de lijst.

Artikel 4:2. Verstrekking politiegegevens artikelen 8 en 13, eerste lid (artikel 18, eerste lid)

  • 1 Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8 en 13, eerste lid, van de wet, kunnen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan:

    • a. de commissie, bedoeld in artikel 8 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven, ten behoeve van het nemen van een beslissing op een verzoek tot uitkering uit het schadefonds geweldsmisdrijven;

    • b. de stichting slachtofferhulp Nederland, ten behoeve van het behartigen van belangen van slachtoffers van strafbare feiten of verkeersongevallen;

    • c. de Stichting Processen Verbaal, voor zover het gegevens betreft inzake aanrijdingen of aanvaringen, ten behoeve van een goede uitvoering van haar taak;

    • d. het Waarborgfonds Motorverkeer, als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, voor zover het betreft gegevens omtrent de personalia en de verblijfplaats van benadeelden en zij deze gegevens behoeven voor de hulp aan benadeelden ten behoeve van het geldend maken van een recht op schadevergoeding, als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van die wet;

    • e. de Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, ten behoeve van:

    • f. Halt-bureaus, voor zover zij zijn aangewezen door Onze Minister van Justitie op grond van artikel 48g van de Wet Justitie-subsidies, ten behoeve van de alternatieve afdoening van de strafbare feiten, gepleegd door minderjarigen;

    • g. reclasseringswerkers als bedoeld in artikel 6 van de Reclasseringsregeling 1995, ten behoeve van het uitvoeren van de werkzaamheden, bedoeld in hoofdstuk 3 van die Regeling;

    • h. de Dienst Wegverkeer, ten behoeve van het uitvoeren van de taken van de dienst op grond van artikel 2 van de Regeling taken Dienst Wegverkeer;

    • i. een stichting als bedoeld in artikel 1 onderdeel f van de Wet op de jeugdzorg, ten behoeve van de uitvoering van één van de taken als bedoeld in artikel 5, eerste lid, en artikel 10, eerste lid, onderdelen b tot en met e van die wet;

    • j. de raad voor de kinderbescherming, ten behoeve van de uitvoering van één van de bij wet aan de raad opgedragen taken;

    • k. Onze Minister van Justitie, ten behoeve van:

      • 1°. het verwerken van gegevens over jeugdigen in het Cliënt Volgsysteem jeugdcriminaliteit, ter ondersteuning van de voorkoming en bestrijding van jeugdcriminaliteit;

      • 2°. het verwerken van gegevens omtrent de identiteit van verdachten en veroordeelden in de strafrechtsketendatabank en de verdere verstrekking van die gegevens aan de functionarissen en organen die met de toepassing van het strafrecht zijn belast, ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van verdachten en veroordeelden;

      • 3°. het verwerken van gegevens omtrent de identiteit van vreemdelingen in de Basisvoorziening Vreemdelingen en de verdere verstrekking van die gegevens aan instanties die zijn betrokken bij de uitvoering van de Vreemdelingenwet 2000, ten behoeve van de vaststelling van de identiteit van vreemdelingen, en aan andere instanties met een publieke taak belast, ten behoeve van registratie, identificatie en verificatie van vreemdelingen, hun documenten of hun verblijfsrechtelijke positie.

    • l. de Onderzoeksraad voor veiligheid, bedoeld in artikel 2 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid, ten behoeve van de uitvoering van de in die wet opgedragen taken;

    • m. de door Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aangewezen dienst, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen, voor zover het betreft gegevens met betrekking tot het proces-verbaal en de kennisgeving van inbeslagneming, ten behoeve van een goede toepassing van het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen;

    • n. benadeelden van strafbare feiten, waaronder begrepen de personen die in verband met die feiten in hun rechten zijn getreden of ingevolge enige wettelijke bepaling terzake van die rechten een recht van verhaal hebben gekregen, voor zover zij deze gegevens behoeven om in rechte voor hun belangen op te kunnen komen;

    • o. de Inspectie voor de Openbare Orde en Veiligheid van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, ten behoeve van het toetsen van de taakuitvoering dan wel het beheer van de politie of het verrichten van onderzoek, bedoeld in artikel 53a, eerste lid, onderdelen b, c en d, van de Politiewet 1993;

    • p. de Minister van Justitie, ten behoeve van de verzending van beschikkingen en transacties en de tenuitvoerlegging van ontnemings- en schadevergoedingsmaatregelen door het Centraal Justitieel Incassobureau;

    • q. de Dienst Terugkeer en Vertrek, voor zover het betreft gegevens over vreemdelingen die zijn verkregen in het kader van de uitoefening van het toezicht, bedoeld in de artikelen 46 en 47 van de Vreemdelingenwet 2000, of de opsporing van strafbare feiten, ten behoeve van de begeleiding van de terugkeer of het vertrek uit Nederland van vreemdelingen die niet rechtmatig in Nederland verblijven.

    • r. de Algemene Inspectiedienst van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, ten behoeve van het uitvoeren van de taak, bedoeld in artikel 67 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006.

  • 2 Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8 en 13, eerste lid, van de wet kunnen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan ambtenaren die bij of krachtens de wet zijn belast met het houden van toezicht op de naleving van de bij regeling van Onze Ministers aangewezen wetgeving, voor zover het betreft gegevens over de naleving van die wetgeving, en er tussen de verantwoordelijke en de betreffende ambtenaren afspraken zijn gemaakt over welke gegevens verstrekt worden, in welke gevallen en onder welke voorwaarden. De verantwoordelijke legt deze afspraken vast.

  • 3 Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8 en 13, eerste lid, van de wet kunnen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan de door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid respectievelijk Onze Minister van Financiën aangewezen ambtenaren, die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen respectievelijk de Invorderingswet 1990 en de Algemene wet inzake rijksbelastingen ten behoeve van de inschatting van de veiligheidsrisico’s met betrekking tot de uitoefening van vorenbedoeld toezicht.

Artikel 4:3. Verstrekking politiegegevens artikelen 8, 9, 10 en 13 (artikel 18, eerste lid)

  • 3 Aan de verdere verstrekking van de op grond van het tweede lid verstrekte politiegegevens kunnen door het openbaar ministerie nadere voorwaarden worden gesteld. Die voorwaarden kunnen onder meer betreffen het ter beschikking stellen of doorgeven van die gegevens of inlichtingen daarover aan derden.

  • 4 De op grond van het tweede lid verstrekte gegevens worden door de in dat lid genoemde personen en instanties niet langer dan gedurende een termijn van twaalf maanden na datum van verkrijgen bewaard. Gegevens die door de leden van het openbaar ministerie verder zijn verstrekt, kunnen langer worden bewaard met bijzondere toestemming van het openbaar ministerie. Daarbij kunnen nadere voorwaarden worden gesteld.

  • 5 Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8, 9, 10, eerste lid, onderdelen a en c, en 13, eerste lid, van de wet, kunnen worden verstrekt aan de volgende personen en instanties, voor zover zij deze behoeven voor het nemen van de besluiten waarmee zij zijn belast op grond van de hiernavolgende wetten:

    • de Minister van Justitie, ten behoeve van het nemen van een beslissing op grond van de Wet wapens en munitie;

    • de Minister van Justitie, ten behoeve van het nemen van een beslissing op grond van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus;

    • de korpschef, ten behoeve van het nemen van beschikkingen omtrent het verlenen of intrekken van jachtakten op grond van de Flora- en faunawet;

    • het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, gedeputeerde staten of de commissaris van de Koningin, ten behoeve van het nemen van een beslissing omtrent de verlening, weigering of intrekking van een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet;

    • de burgemeester, ten behoeve van het nemen van een beslissing omtrent een vergunning op grond van de Wet op de kansspelen.

  • 6 Politiegegevens die worden verstrekt in de gevallen, bedoeld in het vijfde lid, kunnen tevens worden verstrekt aan een bestuursorgaan dat beslist naar aanleiding van een ingesteld bezwaar of administratief beroep.

Artikel 4:4. Verstrekking politiegegevens artikelen 8, 9, 10 en 13 (artikel 18, eerste lid)

Politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig de artikelen 8, 9, 10 en 13 van de wet kunnen, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van hun taak, worden verstrekt aan Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van:

  • het verrichten van dreiging- en risico-evaluaties en het vaststellen van bewaking- en beveiligingsopdrachten en adviezen door de evaluatiedriehoek, met het oog op het bewaken en beveiligen van personen, objecten en diensten;

  • het nemen van een beslissing omtrent een maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid van beweging, als voorzien in de Wet bestuurlijke maatregelen nationale veiligheid.

Artikel 4:5. Verstrekking artikel 9- of 10-gegevens op incidentele basis of ten behoeve van een samenwerkingsverband (artikel 21)

  • 2 Indien dringend noodzakelijk voor een goede uitvoering van de politietaak kan de verantwoordelijke in afwijking van het eerste lid beslissen tot verstrekking van politiegegevens die worden verwerkt overeenkomstig artikel 9 of 10, eerste lid, onderdelen a en c van de wet, na overleg met een functionaris die is aangewezen op grond van artikel 2:10.

Artikel 4:6. Rechtstreekse verstrekking politiegegevens (artikel 23, tweede lid)

Aan de volgende daartoe bepaald aangewezen personen kunnen op grond van artikel 23, tweede lid, van de wet, rechtstreeks politiegegevens, die worden verwerkt op grond van de artikelen 8, 9 of 10, eerste lid, onderdelen a en c, en 13 van de wet worden verstrekt, voor zover zij deze behoeven voor de volgende doeleinden:

Artikel 4:7. Verstrekking politiegegevens ten behoeve van beleidsinformatie, wetenschappelijk onderzoek en statistiek (artikel 22, tweede lid)

  • 1 Politiegegevens, die worden verwerkt op grond van de artikelen 8 en 13, eerste lid, van de wet, kunnen slechts worden verstrekt ten behoeve van beleidsinformatie en wetenschappelijk onderzoek en statistiek nadat aan de betrokken onderzoeker daartoe schriftelijk toestemming is verleend door:

    • a. Onze Minister van Justitie, indien het gegevens betreft die worden verwerkt met het oog op de uitvoering van een taak onder het gezag van de officier van justitie, of

    • b. de burgemeester, indien het gegevens betreft die worden verwerkt met het oog op de uitvoering van een taak onder het gezag van de burgemeester.

  • 2 De toestemming, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts gegeven indien

    • a. het onderzoek het algemeen belang dient;

    • b. de organisatie van de politie niet onnodig wordt belast;

    • c. het onderzoek zonder de betrokken gegevens niet kan worden uitgevoerd, en

    • d. de persoonlijke levenssfeer van de betreffende personen niet onevenredig wordt geschaad.

  • 3 Aan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 4 De toestemming, bedoeld in het eerste lid, wordt ter kennis gebracht van de betreffende verantwoordelijke en geldt als machtiging tot het verstrekken van de omschreven gegevens.

  • 5 Rechtstreekse benadering van personen, over wie politiegegevens worden verwerkt, door de onderzoeker vindt niet plaats, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan bij de toestemming ingevolge het eerste lid. Deze toestemming kan slechts worden verleend indien rechtstreekse benadering voor het doel van het onderzoek onvermijdelijk is.

Artikel 4:8. Geheimhoudingsplicht

Bij de verstrekking van politiegegevens aan derden, op grond van de artikelen 19 en 20 van de wet, wijst de verantwoordelijke de betrokken personen en instanties op de geheimhoudingsplicht, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de wet.

Paragraaf 5. Verstrekking politiegegevens aan het buitenland

Artikel 5:1. Verstrekking politiegegevens buitenland (artikel 17, zesde lid)

  • 1 Aan autoriteiten in een ander land, die zijn belast met de uitvoering van de politietaak, kunnen politiegegevens worden verstrekt, voorzover dit noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de politietaak in Nederland, dan wel voorzover dit noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de politietaak in het desbetreffende land ingeval van:

    • a. de opsporing van een ernstig misdrijf of de voorkoming van een ernstig gevaar voor de openbare orde,

    • b. een verzoek met betrekking tot een bepaalde persoon of een bepaald geval, of

    • c. de uitvoering van taken die overeenkomen met de taken ten dienste van de justitie, als bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Politiewet 1993, op grond van een verzoek met betrekking tot een bepaalde persoon of een bepaald geval.

  • 2 De gegevens worden verstrekt onder de algemene voorwaarde dat deze slechts verder kunnen worden verwerkt voor het doel waarvoor ze zijn verstrekt. In bijzondere gevallen kunnen de verstrekte gegevens verder worden verwerkt ten behoeve van de voorkoming van een onmiddellijke en ernstige bedreiging van de openbare veiligheid. Op verzoek van de ontvangende persoon of instantie kan de verantwoordelijke instemmen met de verdere verwerking van verstrekte gegevens voor een ander doel voor zover dit noodzakelijk is voor de goede uitvoering van de politietaak in dat land.

  • 3 De verstrekking van politiegegevens, die worden verwerkt in verband met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde of de handhaving van de openbare orde, vindt plaats door tussenkomst van het Korps landelijke politiediensten. De verstrekking kan zonder tussenkomst van dit korps plaatsvinden overeenkomstig afspraken met politieautoriteiten in het buitenland, voor zover deze afspraken zijn goedgekeurd door:

    • a. Onze Minister van Justitie, indien het gegevens betreft die worden verwerkt in het kader van de taakuitvoering onder het gezag van de officier van justitie;

    • b. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor zover het gegevens betreft die worden verwerkt in het kader van de taakuitvoering onder het gezag van de burgemeester.

  • 4 In de grensgebieden kan de verstrekking, bedoeld in de eerste zin van het derde lid, zonder tussenkomst van het Korps landelijke politiediensten plaatsvinden voor zover dit voortvloeit uit een verdrag waar ook België of Duitsland als verdragssluitende partij bij betrokken zijn of uit een besluit, bedoeld in artikel 34, tweede lid van, het Verdrag betreffende de Europese Unie.

  • 5 Politiegegevens die betrekking hebben op de in artikel 5 van de wet genoemde kenmerken worden slechts verstrekt indien dit met het oog op een juiste beantwoording van een door een buitenlandse politieautoriteit gestelde vraag onvermijdelijk is.

  • 7 Indien politiegegevens worden ontvangen van een ander land of van een internationale organisatie dan wordt de verstrekkende instantie desgevraagd geïnformeerd over de verwerking van de verstrekte gegevens en het daardoor behaalde resultaat.

  • 8 Politiegegevens die worden verwerkt door het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties kunnen worden verstrekt aan van overheidswege aangewezen administratieve of politiële meldpunten in het buitenland die een vergelijkbare taak hebben als het meldpunt. Het bepaalde in het derde lid vindt geen toepassing.

Artikel 5:2. Verstrekking politiegegevens binnen de EU t.b.v. strafrechtelijke handhaving rechtsorde (artikel 17, zesde lid)

  • 1 Aan personen of instanties in een andere lidstaat van de Europese Unie, die zijn belast met de voorkoming en opsporing van strafbare feiten in de betreffende lidstaat, worden politiegegevens verstrekt onder gelijke voorwaarden als aan politieambtenaren in Nederland, voor zover zij deze behoeven voor een goede uitvoering van die taak en behoudens de toepassing van de gronden, bedoeld in het tweede lid.

  • 2 De verstrekking kan worden geweigerd of aan beperkende voorwaarden worden onderworpen indien dit:

    • a. een geval betreft als bedoeld in artikel 2:13;

    • b. essentiële nationale veiligheidsbelangen zou schaden;

    • c. het welslagen van een lopend onderzoek of een verwerking, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de wet of de veiligheid van personen in gevaar zou brengen;

    • d. duidelijk disproportioneel of irrelevant zou zijn met het oog op de doelen waarvoor om verstrekking van de gegevens is verzocht;

    • e. betrekking heeft op een strafbaar feit dat in Nederland strafbaar is gesteld met een gevangenisstraf van één jaar of minder;

    • f. betrekking heeft op politiegegevens die uitsluitend kunnen worden verstrekt na instemming van de officier van justitie en deze geen toestemming geeft voor de verstrekking;

    • g. betrekking heeft op politiegegevens die zijn verkregen van een andere lidstaat of van een derde land en deze geen toestemming geeft voor de verstrekking.

Artikel 5:3. Rechtstreeks geautomatiseerde verstrekking politiegegevens binnen de EU (artikel 17, zesde lid)

  • 1 Verstrekking van politiegegevens betreffende de voorkoming en opsporing van strafbare feiten, aan politieautoriteiten in een andere lidstaat van de Europese Unie kan rechtstreeks plaatsvinden door middel van de geautomatiseerde vergelijking van de categorieën van politiegegevens, bedoeld in het tweede lid.

  • 2 De vergelijking van gegevens, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats in afzonderlijke gevallen en betreft dactyloscopische gegevens.

  • 3 Indien bij de gegevensvergelijking wordt vastgesteld dat gegevens overeenkomen dan worden uitsluitend de overeenkomende gegevens verstrekt. Voor verstrekking van nadere, met betrekking tot de overeenkomende gegevens beschikbare persoon- of zaaksgegevens is een verzoek, als bedoeld in artikel 552h van het Wetboek van Strafvordering, vereist. De verdere verwerking van de verstrekte politiegegevens is uitsluitend toegestaan met het oog op:

    • a. de vaststelling of de vergeleken profielen overeenstemmen;

    • b. de voorbereiding en indiening van een verzoek om rechtshulp;

    • c. de protocollering van de gegevens.

    Na afloop van de gegevensvergelijking worden de verstrekte gegevens onverwijld gewist, tenzij verdere verwerking noodzakelijk is ten behoeve van de doelen, als bedoeld in onderdeel b of c.

  • 4 De verstrekking vindt uitsluitend plaats aan ambtenaren die werkzaam zijn bij daartoe aangewezen nationale politiële contactpunten en die zijn geautoriseerd voor de geautomatiseerde vergelijking van de politiegegevens. De lijst van ambtenaren, die zijn geautoriseerd tot de geautomatiseerde bevraging of vergelijking als bedoeld in het eerste lid, wordt desgevraagd ter beschikking gesteld aan de andere lidstaten en aan het College bescherming persoonsgegevens.

Artikel 5:4. Verstrekking politiegegevens aan gemeenschappelijke teams binnen de EU (artikel 17, zesde lid)

  • 1 Aan de politieambtenaar uit een andere lidstaat van de Europese Unie, die is toegevoegd aan een gemeenschappelijk onderzoeksteam als bedoeld in artikel 552qa van het Wetboek van Strafvordering dat is gevestigd in Nederland, kunnen politiegegevens worden verstrekt op gelijke voet als aan Nederlandse politieambtenaren, voor zover zij deze behoeven voor de doeleinden waarvoor het gemeenschappelijke onderzoeksteam is ingesteld.

  • 2 Aan de Nederlandse politieambtenaar die is toegevoegd aan een gemeenschappelijk onderzoeksteam als bedoeld in artikel 552qa van het Wetboek van Strafvordering dat is gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie, kunnen politiegegevens worden verstrekt met het oog op de gebruikmaking daarvan voor de doeleinden waarvoor het gemeenschappelijke onderzoeksteam is ingesteld.

Artikel 5:5. Verstrekking politiegegevens aan Europol (artikel 17, zesde lid)

  • 1 Aan Europol worden gegevens verstrekt ten behoeve van de vervulling van de doelstelling en taken van die dienst op grond van de Europol-Overeenkomst.

  • 2 De gegevens worden verstrekt door tussenkomst van het Korps landelijke politiediensten. Daartoe kan gebruik worden gemaakt van Nederlandse verbindingsofficieren die bij Europol worden geplaatst.

  • 3 De verstrekking van gegevens kan in afzonderlijke gevallen worden geweigerd indien de gronden, bedoeld in artikel 4, vijfde lid, van de Europol-Overeenkomst van toepassing zijn.

Paragraaf 6. Diversen

Artikel 6:1. Overeenkomstige toepassing informanten (artikel 12, vijfde lid)

  • 2 De verwerking, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, vindt slechts plaats omtrent:

    • a. verdachten;

    • b. personen in de omgeving van de verdachte wier handelen van invloed kan zijn op het doel van de verwerking, als bedoeld in het eerste lid, en de bescherming van de infiltrant;

    • c. infiltranten;

    • d. begeleiders;

    • e. opsporingsambtenaren;

    • f. leden van het openbaar ministerie.

  • 3 De verwerking, als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, vindt slechts plaats omtrent:

    • a. getuigen ten aanzien van wie een dreiging bestaat;

    • b. personen in de omgeving van de getuigen;

    • c. verdachten;

    • d. personen in de omgeving van de verdachte wier handelen van invloed kan zijn op het doel van de verwerking, als bedoeld in het eerste lid, en de bescherming van de getuige;

    • e. begeleiders;

    • f. opdrachtgevers.

Artikel 6:2. Ondersteunende taken (artikel 13, vierde lid)

  • 1 Over de verwerkingen bedoeld in artikel 13, eerste, tweede en derde lid, van de wet, wordt tevoren schriftelijk vastgelegd:

    • a. ten behoeve van welk specifiek doel ter ondersteuning van de politietaak de gegevens verder worden verwerkt;

    • b. de categorieën van personen over wie gegevens ten behoeve van het betreffende doel verder worden verwerkt en de soorten van de over hen op te nemen gegevens;

    • c. de termijn waarbinnen dan wel de gevallen waarin het verder verwerken van de betreffende gegevens wordt beëindigd;

    • d. de frequentie waarmee de gegevens ter voldoening aan de onder c bedoelde verplichting tot beëindiging van de verwerking worden gecontroleerd;

    • e. de verantwoordelijke of verantwoordelijken die de gegevens verder verwerken;

    • f. indien sprake is van een bewerker, degene die als bewerker optreedt.

  • 2 Over de verwerkingen bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet, wordt bovendien tevoren schriftelijk vastgelegd welke van de betreffende gegevens voor de korpsen rechtstreeks raadpleegbaar worden gesteld en welke aan de korpsen ter beschikking worden gesteld voor zover zij deze nodig hebben voor de uitvoering van de politietaak.

  • 3 De op grond van het eerste en tweede lid schriftelijk vastgelegde gegevens worden ter inzage gelegd gedurende de tijd dat de gegevens ingevolge artikel 32, derde lid, van de wet beschikbaar zijn.

Artikel 6:3. Vergoeding van kosten (artikel 31, eerste lid)

  • 1 Voor een mededeling als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet, kan de verantwoordelijke ter vergoeding van kosten een bedrag van ten hoogste € 4,50 in rekening brengen aan betrokkene.

  • 2 De betaling van de geldsom geschiedt door betaling met een wettig betaalmiddel of op enige andere door de verantwoordelijke toegestane wijze van betaling.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Defensie kan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, jaarlijks worden aangepast.

Artikel 6:4. Protocolplicht (artikel 32, vierde lid)

  • 1 De schriftelijke vastlegging van het doel van het onderzoek, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet, omvat een omschrijving van het onderwerp waar het onderzoek op is gericht en op welk deel van de uitoefening van de politietaak het onderzoek betrekking heeft.

  • 2 Indien politiegegevens geautomatiseerd worden vergeleken met andere gegevens of in combinatie met elkaar worden verwerkt, als bedoeld in artikel 11, eerste, tweede, vierde en vijfde lid van de wet, worden van die verwerking de volgende gegevens vastgelegd:

    • a. de gegevens die voor de rechtstreekse raadpleging zijn gebruikt;

    • b. de identiteit of het kenmerk van de politieambtenaar die de rechtstreekse raadpleging heeft uitgevoerd;

    • c. de gegevens op grond waarvan kan worden nagegaan welke gegevens ter beschikking zijn gesteld voor verdere verwerking voor een doel, als bedoeld in artikel 9 of 10 van de wet;

  • 4 Indien politiegegevens op grond van paragraaf 3 van de wet worden verstrekt, worden van die verstrekking de volgende gegevens vastgelegd:

    • a. de identiteit van de verzoeker;

    • b. de datum van de verstrekking;

    • c. een omschrijving van de verstrekte gegevens;

    • d. het doel van de verstrekking.

  • 5 Indien politiegegevens op grond van paragraaf 3 van de wet rechtstreeks langs geautomatiseerde weg, als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet worden verstrekt, worden van die verstrekking de volgende gegevens vastgelegd:

    • a. een uniek kenmerk van de verzoeker;

    • b. de gegevens die ten behoeve van de gegevensvergelijking door de verzoeker zijn ingebracht;

    • c. de gegevens op grond waarvan kan worden nagegaan welke gegevens naar aanleiding van de gegevensvergelijking zijn verstrekt inclusief de mededeling van het niet voorhanden zijn van een gegeven;

    • d. de datum en het tijdstip van de verstrekking.

Artikel 6:5. Audits (artikel 33, vijfde lid)

  • 1 Twee jaren na inwerkingtreding van de wet, en vervolgens eenmaal in de vier jaren, laat de verantwoordelijke de uitvoering van de bij of krachtens de wet gegeven regels door een privacy audit controleren, op bij regeling van Onze Ministers te bepalen wijze.

  • 2 De controle heeft betrekking op de wijze waarop het verwerken van politiegegevens is georganiseerd, de maatregelen en procedures die daarop van toepassing zijn en de werking van deze maatregelen en procedures.

  • 3 Een onafhankelijke auditor die voldoet aan de bij regeling van Onze Ministers te stellen eisen van werkwijze, deskundigheid en betrouwbaarheid voert de controle uit.

  • 5 Bij regeling van Onze Ministers kan bepaald worden dat ter voorbereiding op de controle, bedoeld in het eerste lid, interne audits plaatsvinden en kunnen regels worden gesteld over de wijze waarop deze audits worden verricht.

Artikel 6:6. Gegevensverwerking door het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties

  • 1 Bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties worden persoonsgegevens verwerkt over de volgende categorieën van personen:

    • a. personen ten aanzien van wie een melding heeft plaatsgevonden van een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie;

    • b. personen die als opdrachtgever, begeleider, tussenpersoon, begunstigde of lastgever betrokken zijn bij een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie;

    • c. personen, ten aanzien van wie een redelijk vermoeden bestaat van het plegen van een misdrijf en personen die zijn veroordeeld terzake van het plegen van een misdrijf, indien noodzakelijk voor het doel van het meldpunt ongebruikelijke transacties;

    • d. personen, die betrokken zijn bij een verrichte of voorgenomen financiële transactie, ten aanzien waarvan een melding heeft plaatsgevonden bij een meldpunt in het buitenland;

    • e. personen, die betrokken zijn bij een verdachte transactie;

    • f. personen, die werkzaam zijn bij het meldpunt ongebruikelijke transacties, bij de politie, bij justitie, bij een instantie belast met het toezicht op de personen en instellingen die onder de wettelijke meldplicht vallen dan wel met enige publiekrechtelijke taak, bij een instelling of bij een buitenlands meldpunt, die als contactpersoon optreden voor wat betreft de verstrekking van gegevens door of aan het meldpunt;

    • g. personen, ten aanzien van wie een voor het doel van het meldpunt relevante relatie met een gemelde ongebruikelijke transactie bekend is geworden of vermoedelijk bekend zal worden, en deze relatie een andere is dan die bedoeld in de voorgaande onderdelen.

  • 2 De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden verwijderd zodra zij niet langer noodzakelijk zijn voor het doel van de verwerking. De gegevens worden vernietigd uiterlijk vijf jaar na de datum van laatste opneming.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 14 december 2007

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

De Minister van Defensie,

E. van Middelkoop

Uitgegeven de eenentwintigste december 2007

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin