Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Geraadpleegd op 25-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 13-02-2014.
Geldend van 13-02-2014 t/m 31-12-2014

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 28 februari 2008, nr. WJZ 8024263, tot vaststelling van algemene uitvoeringsregels voor de subsidieverstrekking op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie (Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie)

§ 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. Minister: de Minister van Economische Zaken;

    • b. besluit: het Besluit stimulering duurzame energieproductie;

    • c. garantiebeheerinstantie: de garantiebeheerinstantie als bedoeld in artikel 75 van de Elektriciteitswet 1998;

    • d. cumulatietoets: de toets aan de steunruimte zoals die is gemaximeerd in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming (PbEG 2008 C 82);

    • e. gasnetbeheerder: een netbeheerder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de Gaswet;

    • f. productie-eenheid: een deel van een productie-installatie dat zelfstandig kan worden ingezet voor het opwekken van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbare warmte of de productie van hernieuwbaar gas;

    • g. ean-code: uniek 18-cijferig nummer dat dient om een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas of een aansluiting van een productie-installatie of een productie-eenheid op het net te identificeren;

    • h. richtlijn hernieuwbare energie: richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140);

    • i. groen gas hub: een verzameling van productie-installaties voor de productie van hernieuwbaar gas waarvoor voor de invoeding van het hernieuwbaar gas op een gasnet gezamenlijk een of meerdere aansluitingen worden gebruikt, waarmee gezamenlijk hernieuwbare warmte wordt geproduceerd die nuttig wordt gebruikt of waarmee gezamenlijk hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd die op een elektriciteitsnet of installatie, met uitzondering van de productie-installatie, wordt ingevoed;

    • j. NTA 8003: 2008: de Nederlandse Technische Afspraak 8003, Classificatie van biomassa voor energietoepassing, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie-instituut, zoals deze luidde op 31 december 2008;

    • k. zuivere biomassa: producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw – met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen –, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, die geheel biologisch afbreekbaar zijn, alsmede industrieel en huishoudelijk afval dat geheel biologisch afbreekbaar is;

    • l. naar haar aard zuivere biomassa: de zuivere biomassa opgenomen in de NTA 8003:2008, met uitzondering van de groepsnummers 701, 709, 729, 800 tot en met 804, 809, 900 tot en met 904 en 909, waarbij brandstof na pyrolyse, torrefactie en carbonisatie worden toegevoegd aan de nummers 802, 803 en 804;

    • m. naar zijn aard zuiver biogas: stortgas, rioolwaterzuiveringsgas en biogas dat is ontstaan door inwerking van micro-organismen op biologisch afbreekbare materialen;

    • n. partij: de op basis van één specificatie geleverde hoeveelheid materiaal die voor controle op het aandeel onvermijdbare kunststoffen en ander materiaal van langcyclisch organische oorsprong door de producent, die door middel van het materiaal warmte opwekt, gedurende een door hem vastgestelde periode als eenheid wordt aangemerkt en als zodanig identificeerbaar is;

    • o. meetprotocol: een document waarin beschreven zijn de bemetering van een productie-installatie, de wijze van meten en de wijze van kwaliteitsborging van de meetgegevens ten aanzien van de hoeveelheden warmte en, voor zover van toepassing, de hoeveelheden brandstof die de installatie verbruikt en de wijze van bepaling van de calorische waarde van de brandstof;

    • p. meetrapport: een rapport dat alle meetgegevens van de desbetreffende kalendermaand bevat;

    • q. systeemgrens van de productie-installatie: een fictieve gesloten omhulling van één of meer productie-eenheden die dezelfde wijze van opwekking van warmte gebruiken;

    • r. toegelaten meetbedrijf: een meetbedrijf dat op grond van de voorwaarden, bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel b, van de Elektriciteitswet 1998, is toegelaten.

  • 2 Onder nuttig gebruik van hernieuwbare warmte als bedoeld in artikel 1, derde lid, van het besluit wordt verstaan: de warmte, uitgedrukt in GJ die vrijkomt uit hernieuwbare energiebronnen en die wordt aangewend voor:

    • a. gebouwklimatisering van de binnenruimten van gebouwen;

    • b. tapwaterverwarming en verwarming van water dat wordt ingezet in bedrijfsprocessen, met uitzondering van het gebruik als voedingswater voor een productie-installatie waarmee elektriciteit wordt opgewekt;

    • c. verwarming in industriële processen en van tuinbouwkassen, met uitzondering van:

      • 1°. de inzet in een turbine of organische rankine cyclus waarmee elektriciteit wordt opgewekt;

      • 2°. de inzet bij aardgasexpansie;

      • 3°. het drogen en verwarmen van inputstromen van een productie-installatie voor het opwekken van elektriciteit, inclusief het voorverwarmen van verbrandingslucht;

      • 4°. de inzet voor rookgasreiniging en waterzuivering van een productie-installatie voor het opwekken van elektriciteit;

      • 5°. de verwarming van een installatie of een onderdeel daarvan, waarmee energie of een energiedrager wordt geproduceerd;

      • 6°. de verwarming van opslagtanks van grondstoffen en producten die gebruikt worden om energie mee op te wekken;

    • d. klimaatregeling van koelcellen en industriële koelingstoepassingen;

    • e. levering aan een warmtenet, mits de producent aannemelijk kan maken dat de warmte gebruikt wordt voor een van de toepassingen bedoeld onder a tot en met d.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel k, worden producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw, met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede industrieel en huishoudelijk afval, met een aandeel onvermijdbare kunststoffen en ander materiaal van langcyclisch organische oorsprong van ten hoogste 3,00 massaprocent per partij geacht geheel biologisch afbreekbaar te zijn.

§ 2. Aanvraag om subsidie

Artikel 2

  • 1 Het plan, bedoeld in artikel 56, tweede lid, onderdeel d, van het besluit bevat in ieder geval:

    • a. een uitgewerkt tijdschema betreffende de ingebruikname van de productie-installatie dat de volgende gedateerde ijkmomenten bevat:

      • 1°. het verstrekken van de opdrachten voor de levering van onderdelen voor de bouw van de productie-installatie;

      • 2°. de aanvang van de bouw van de productie-installatie;

      • 3°. de aanvang van de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas;

      • 4°. de datum waarop de periode waarover subsidie wordt verstrekt moet aanvangen;

    • b. een exploitatieberekening die ten minste bevat:

      • 1°. een specificatie van de investeringskosten per component van de productie-installatie;

      • 2°. een overzicht van alle kosten- en baten van de productie-installatie; en

      • 3°. een berekening van het projectrendement over de subsidielooptijd.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid bevat het plan:

    • a. indien de aanvraag wordt ingediend voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare energie uit wind, waterkracht, biomassa of afvalverbranding, een energieopbrengstberekening;

    • b. indien de aanvraag wordt ingediend voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbaar gas, een verklaring met prijsindicatie van de netbeheerder voor het invoeden van hernieuwbaar gas;

    • c. indien de aanvraag wordt ingediend voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte, een onderbouwing van de warmteafzet;

    • d. indien de aanvraag wordt ingediend voor een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte door middel van geothermie, een geologisch rapport dat voldoet aan:

      • 1°. het Model Geologisch Onderzoek SDE+, dat wordt opgesteld met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 7, of

      • het Model Geologisch Onderzoek, dat wordt opgesteld met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in bijlage D, behorende bij het Aanvraagformulier Subsidieregeling Energie en Innovatie Risico’s dekken voor aardwarmte, opgenomen in bijlage 3.4.1. van de Subsidieregeling energie en innovatie.

  • 3 De financiële onderbouwing, bedoeld in artikel 56, tweede lid, onderdeel e, van het besluit voldoet ten minste aan de volgende eisen:

    • a. het bevat een financieringsplan voor de productie-installatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b. het biedt inzicht in het eigen vermogen van de aanvrager;

    • c. indien het aandeel van het eigen vermogen minder dan 20% van de investering in de productie-installatie bedraagt, bevat het een intentieverklaring van een financier voor de financiering van de productie-installatie waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

§ 3. Nadere verplichtingen van de subsidie-ontvanger

§ 3.1. Algemene verplichtingen

Artikel 3

  • 1 De subsidie-ontvanger verstrekt de opdrachten, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, binnen een jaar na de datum van inwerkingtreding van de beschikking tot subsidieverlening en zendt een afschrift aan de Minister.

  • 2 De subsidie-ontvanger rapporteert na de datum van de beschikking tot subsidieverlening tot het moment van ingebruikname jaarlijks over de voortgang van de realisatie van de in het plan als bedoeld in artikel 56, tweede lid, onderdeel d, van het besluit opgenomen ijkmomenten.

  • 3 De subsidie-ontvanger zendt de Minister binnen een jaar na de datum van ingebruikname van de productie-installatie een overzicht van de daadwerkelijke investeringskosten, van de reeds ontvangen subsidies en overige steun en van de nog te ontvangen subsidies en overige steun. Indien de verleende subsidie als bedoeld in de artikelen 16, 24, 33, 41, 49 en 55a van het besluit meer bedraagt dan € 125.000, gaat het overzicht vergezeld van een accountantsverklaring. De accountantsverklaring wordt opgesteld conform het model en het controleprotocol die zijn opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

Artikel 4

De subsidie-ontvanger meet de productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas per beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 6

  • 1 De subsidie-ontvanger die een productie-installatie bedrijft waarin biomassa wordt omgezet in hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas, zendt binnen vier maanden na afloop van ieder kalenderjaar waarover een voorschot wordt verstrekt aan de minister een verklaring over de gebruikte biomassa met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

  • 2 Indien aan een subsidie-ontvanger die een productie-installatie bedrijft waarin door middel van thermische conversie vloeibare biomassa wordt omgezet in hernieuwbare elektriciteit of hernieuwbare warmte uitsluitend subsidie wordt verstrekt voor zover de subsidie-ontvanger aantoont dat de gebruikte vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie, toont de subsidie-ontvanger dit aan middels de verklaring, bedoeld in het eerste lid, of middels voor de geproduceerde hernieuwbare elektriciteit of hernieuwbare warmte geboekte garanties van oorsprong als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel x, van de Elektriciteitswet 1998.

  • 3 Een subsidie-ontvanger kan door middel van certificaten, afgegeven op basis van een certificeringsysteem waarvan de Europese Commissie op grond van artikel 18, vierde lid, van de richtlijn hernieuwbare energie heeft besloten dat deze accurate gegevens bevat met het oog op de toepassing van artikel 17 van de richtlijn hernieuwbare energie, aantonen dat vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

  • 4 De verklaring, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een assurancerapport van een externe accountant dat is opgesteld met inachtneming van het onderzoeksprotocol assurancerapport biomassa, opgenomen in bijlage 3, tenzij het een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte met een vermogen kleiner dan of gelijk aan 3 MW thermisch betreft.

  • 5 Uit het assurancerapport blijkt eenduidig per kalendermaand welke biomassagrondstoffen zijn ingezet en wat de aard en de verhouding van de in de productie-installatie verwerkte brandstoffen is in honderdste van procenten nauwkeurig.

  • 6 Indien paragraaf 3.3 van toepassing is gaat de accountant ten behoeve van het bepalen van de gegevens, bedoeld in het vijfde lid, na of een juiste toepassing is gegeven aan de geëigende methode, bedoeld in de artikelen 7h en 7i.

§ 3.2. Verplichtingen hernieuwbaar gas en groen gas hubs

Artikel 7

  • 1 De subsidie-ontvanger die met zijn productie-installatie hernieuwbaar gas produceert, draagt er zorg voor dat:

    • a. de aansluiting van zijn productie-installatie voldoet aan de eisen van de Aansluit- en transportvoorwaarden Gas - RNB of de Aansluitvoorwaarden Gas - LNB;

    • b. de hoeveelheid Nm3 aardgasequivalent die hij op het net invoedt, gemeten wordt volgens de Meetvoorwaarden Gas - RNB of de Meetvoorwaarden Gas - LNB;

    • c. de erkende meetverantwoordelijke als bedoeld in de Meetvoorwaarden Gas - RNB of de Meetvoorwaarden Gas - LNB de voor zijn productie-installatie opgestelde en door de netbeheerder gecorrigeerde meetgegevens onder vermelding van de locatie-gegevens en de ean-code van de aansluiting uiterlijk twee maanden na afloop van de kalendermaand waarop de meetgegevens betrekking hebben aan de Minister stuurt.

  • 2 De subsidie-ontvanger die met zijn productie-installatie hernieuwbaar gas produceert overlegt iedere vijf jaar na de datum van subsidieverlening een actuele beschrijving van de installatie aan de Minister waaruit blijkt dat de installatie nog steeds voldoet aan de subsidievoorwaarden.

  • 3 Een productie-installatie voor het produceren van hernieuwbaar gas is voorzien van een nippel waarop gasanalyse apparatuur kan worden aangesloten.

  • 4 De subsidie-ontvanger kan de minister om toestemming verzoeken om in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, artikel 6, eerste lid, of artikel 7a, achtste lid, eerste volzin, de gegevensverstrekking via een voldoende gekwalificeerde derde te laten verlopen. Indien de toestemming wordt verleend, is het tweede lid niet van toepassing en hoeft het formulier, bedoeld in artikel 6, eerste lid, niet te worden gebruikt.

Artikel 7a

  • 1 Een subsidieontvanger wiens productie-installatie voor de productie van hernieuwbaar gas onderdeel is van een groen gas hub, waarop twee of meer productie-installaties zijn aangesloten, draagt er zorg voor dat het aandeel van de productie-installatie in de totale productie van de groen gas hub gemeten wordt door:

    • a. het volume te meten volgens de methode van de Meetvoorwaarden Gas – RNB;

    • b. het methaangehalte of de calorische waarde van een productie-installatie met een productiecapaciteit die groter is dan genoemd in kolom 1 en kleiner is dan of gelijk is aan genoemd in kolom 2 ten minste elke 15 minuten te meten met een maximale onnauwkeurigheid genoemd in kolom 3.

    Kolom 1

    Kolom 2

    Kolom 3

    0 Nm3/uur

    40 Nm3/uur

    5,3%

    40 Nm3/uur

    200 Nm3/uur

    3,2%

    200 Nm3/uur

    1200 Nm3/uur

    1,3%

    1200 Nm3/uur

    onbepaald

    1,0%

  • 2 De metingen, bedoeld in het eerste lid, worden gedaan op de grens tussen de productie-installatie en de gedeelde voorzieningen van de groen gas hub.

  • 3 De subsidie-ontvanger draagt er zorg voor dat de metingen, bedoeld in het eerste lid, bij alle productie-installaties die onderdeel zijn van de groen gas hub worden gedaan.

  • 4 Het aantal Nm3 aardgasequivalent dat voor subsidie in aanmerking komt wordt per productie-installatie van een groen gas hub bepaald door het totaal aantal Nm3 aardgasequivalent dat door de groen gas hub wordt ingevoed op een gastransportnet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Gaswet naar rato van de geleverde energie, uitgedrukt in methaangehalte of calorische waarde, over de productie-installaties die onderdeel zijn van de groen gas hub te verdelen.

  • 5 De subsidie-ontvanger die met zijn productie-installatie voor de productie van hernieuwbaar gas onderdeel is van een groen gas hub waarmee hernieuwbaar gas op een gasnet wordt ingevoegd, draagt er zorg voor dat:

    • a. de aansluiting van de groens gas hub voldoet aan de eisen van de Aansluit- en transportvoorwaarden Gas – RNB of de Aansluitvoorwaarden Gas – LNB;

    • b. de hoeveelheid Nm3 aardgasequivalent die op het net wordt ingevoed, gemeten wordt volgens de Meetvoorwaarden Gas – RNB of de Meetvoorwaarden Gas – LNB.

  • 6 Artikel 7, eerste lid, is niet van toepassing op subsidie-ontvangers die met hun productie-installatie voor de productie van hernieuwbaar gas onderdeel uitmaken van een groen gas hub.

  • 7 Het aantal GJ dat voor subsidie in aanmerking komt wordt per productie-installatie van een groen gas hub bepaald door het totaal aantal GJ hernieuwbare warmte die nuttig wordt gebruikt of hernieuwbare elektriciteit dat door de groen gas hub wordt geproduceerd die op een elektriciteitsnet of installatie, met uitzondering van de productie-installatie, wordt ingevoed, naar rato van de geleverde energie, uitgedrukt in methaangehalte of calorische waarde, over de productie-installaties die onderdeel zijn van de groen gas hub te verdelen.

  • 8 De subsidie-ontvanger wiens productie-installatie voor de productie van hernieuwbaar gas onderdeel is van een groen gas hub draagt er zorg voor dat de gegevens, bedoeld in het vierde of zevende lid, uiterlijk vier maanden na afloop van het kwartaal waarop de gegevens betrekking hebben aan de minister worden overgelegd. Indien met de groen gas hub hernieuwbare elektriciteit of hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte worden geproduceerd, draagt de subsidie-ontvanger er zorg voor dat de gegevens, bedoeld in het vierde of vijfde lid, worden overgelegd middels de voor de geproduceerde hernieuwbare elektriciteit of hernieuwbare warmte geboekte garanties van oorsprong als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel x, van de Elektriciteitswet 1998.

Artikel 7b

Indien een subsidie-ontvanger aan wie subsidie is verstrekt voor een productie-installatie die geen onderdeel is van een groen gas hub, onderdeel gaat uitmaken van een groen gas hub, meldt de subsidie-ontvanger dit vooraf aan de Minister. Vanaf het moment dat de productie-installatie onderdeel uitmaakt van een groen gas hub is artikel 7a van toepassing.

§ 3.3. Verplichtingen hernieuwbare warmte

Artikel 7c

  • 1 Deze paragraaf is van toepassing op subsidie-ontvangers die een productie-installatie bedrijven waarmee hernieuwbare warmte en geen hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd.

  • 2 De subsidie-ontvanger wiens productie-installatie voor de productie van hernieuwbaar gas onderdeel is van een groen gas hub waarmee gezamenlijk hernieuwbare warmte en geen hernieuwbare elektriciteit wordt geproduceerd, draagt er zorg voor dat deze paragraaf op overeenkomstige wijze wordt nageleefd voor de groen gas hub.

Artikel 7d

  • 1 Een subsidie-ontvanger die een productie-installatie bedrijft waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd draagt er zorg voor dat ten aanzien van zijn installatie iedere vijf jaar een meetprotocol opgesteld wordt dat voldoet aan de meetvoorwaarden, opgenomen in bijlage 4 en laat het meetprotocol voor de eerste dag van de kalendermaand waarin hij de productie-installatie in gebruik neemt of indien een nieuw meetprotocol wordt opgesteld, goedkeuren door een toegelaten meetbedrijf.

  • 2 Indien de subsidie-ontvanger, bedoeld in het eerste lid, voornemens is een aanpassing door te voeren die een wijziging van het meetprotocol tot gevolg heeft, draagt hij er zorg voor dat alvorens hij die aanpassing doorvoert, een nieuw meetprotocol wordt opgesteld en wordt goedgekeurd door een toegelaten meetbedrijf. De termijn van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, vangt aan op het moment van goedkeuring van het nieuwe meetprotocol.

Artikel 7e

  • 1 Een subsidie-ontvanger die een productie-installatie bedrijft waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd, verzoekt het toegelaten meetbedrijf iedere vijf jaar vast te stellen of de productie-installatie geschikt is voor de opwekking van hernieuwbare warmte alsmede of de inrichting om te meten geschikt is voor de meting van de hernieuwbare warmte die met de productie-installatie wordt geproduceerd en die nuttig wordt gebruikt, met gebruikmaking van formulier dat is opgenomen in bijlage 6.

  • 2 De subsidie-ontvanger deelt het resultaat van de vaststelling binnen vier weken na afloop van de termijn, bedoeld in het eerste lid, mee aan de minister.

  • 3 Indien de subsidie-ontvanger voornemens is een aanpassing door te voeren die een wijziging van een van de onderdelen 3 en 4 van het formulier, bedoeld in het eerste lid, ten gevolge heeft, verzoekt de subsidie-ontvanger het toegelaten meetbedrijf om een nieuwe vaststelling als bedoeld in het eerste lid alvorens hij die aanpassing daadwerkelijk doorvoert. In dat geval deelt de subsidie-ontvanger alvorens de aanpassing door te voeren het resultaat van de vaststelling mee aan de minister, vervalt de eerder verrichte vaststelling en vangt de termijn van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, aan op het moment waarop de subsidie-ontvanger het toegelaten meetbedrijf om de vaststelling verzoekt.

Artikel 7f

  • 1 Een subsidie-ontvanger die een productie-installatie bedrijft waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd draagt er zorg voor dat alle energiestromen die zijn omschreven in de meetvoorwaarden, opgenomen in bijlage 4,en die de systeemgrens passeren, gemeten worden volgens het meetprotocol.

  • 2 De subsidie-ontvanger draagt er zorg voor dat onder toepassing van het meetprotocol een meetrapport wordt opgesteld, dat:

    • a. voldoet aan de meetvoorwaarden, opgenomen in bijlage 4,

    • b. de wijze van totstandkoming van de meetgegevens beschrijft en

    • c. geverifieerd wordt door een toegelaten meetbedrijf.

  • 3 Een subsidie-ontvanger die een productie-installatie bedrijft waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd:

    • a. met een nominaal thermisch vermogen gelijk aan of groter dan 3 MWth meet de hoeveelheid geproduceerde hernieuwbare warmte die nuttig wordt gebruikt ten minste iedere kalendermaand en laat over ieder kwartaal een meetrapport als bedoeld in het tweede lid opstellen;

    • b. met een nominaal vermogen kleiner dan 3 MWth meet de hoeveelheid geproduceerde hernieuwbare warmte die nuttig wordt gebruikt ten minste ieder jaar en laat over ieder jaar een meetrapport als bedoeld in het tweede lid opstellen.

  • 4 Indien de duurzame warmte jaarlijks wordt gemeten, verdeelt het toegelaten meetbedrijf de meetgegevens in gelijke delen over de twaalf voorafgaande kalendermaanden, tenzij de subsidie-ontvanger aantoont dat deze meetgegevens op een andere wijze over de twaalf voorafgaande kalendermaanden verdeeld moeten worden.

  • 5 De subsidie-ontvanger die een productie-installatie bedrijft waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd:

    • a. met een nominaal thermisch vermogen gelijk aan of groter dan 3 MWth legt het meetrapport uiterlijk vier maanden na afloop van het kwartaal waarop het meetrapport betrekking heeft over aan de minister.

    • b. met een nominaal thermisch vermogen kleiner dan 3 MWth legt het meetrapport uiterlijk vier maanden na afloop van het kalenderjaar waarop het meetrapport betrekking heeft over aan de minister.

Artikel 7g

Indien de subsidie-ontvanger voor de productie van hernieuwbare warmte gebruik maakt van warmte brengt het toegelaten meetbedrijf de hoeveelheid gebruikte warmte in mindering op de hoeveelheid geproduceerde hernieuwbare warmte.

Artikel 7h

  • 1 Indien in een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte zuivere biomassa wordt verwerkt, verklaart de subsidie-ontvanger bij de overlegging van het resultaat van de vaststelling, bedoeld in artikel 7e, eerste lid, dat hij door middel van een daartoe geëigende methode aan de hand van bemonstering per partij vaststelt dat het materiaal waaruit de duurzame warmte wordt opgewekt, is aan te merken als zuivere biomassa.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, hanteert de subsidie-ontvanger, indien in de productie-installatie biomassa die een behandeling heeft ondergaan, zoals pyrolyse, torrefactie, carbonisatie, wordt verwerkt, een daartoe geëigende methode om vast te stellen dat de biomassa vóór bewerking is aan te merken als zuivere biomassa.

  • 3 Indien in de productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte niet-zuivere biomassa wordt verwerkt, verklaart de subsidie-ontvanger bij de overlegging van het resultaat van de vaststelling, bedoeld in artikel 7e, eerste lid, dat hij door middel van een daartoe geëigende methode aan de hand van bemonstering per partij vaststelt wat het biologisch afbreekbare gedeelte is van de niet-zuivere biomassa waaruit de hernieuwbare warmte wordt opgewekt. Het biologisch afbreekbare gedeelte dient te worden bepaald op grond van de energiebasis met twee decimalen nauwkeurigheid.

  • 4 Indien de hernieuwbare warmte wordt geproduceerd door middel van naar haar aard zuivere biomassa of naar zijn aard zuiver biogas, verklaart de subsidie-ontvanger bij de overlegging van het resultaat van de vaststelling, bedoeld in artikel 7e, eerste lid, dat hij gedurende de periode waarop de verklaring betrekking heeft, door middel van naar haar aard zuivere biomassa of naar zijn aard zuiver biogas hernieuwbare warmte zal produceren.

  • 5 Indien in een productie-installatie voor de productie van hernieuwbare warmte niet naar zijn aard zuiver biogas of niet-zuiver biogas wordt verwerkt, hanteert de subsidie-ontvanger ten aanzien van de grondstof die hij bij het ontstaan van dit biogas gebruikt een daartoe geëigende methode om aan de hand van bemonstering per partij vast te stellen dat het materiaal waaruit de duurzame warmte is opgewekt, is aan te merken als zuivere of als niet-zuivere biomassa.

Artikel 7i

  • 1 De methode van vaststelling, bedoeld in de artikel 7h, eerste, derde en vijfde lid, is geëigend als de subsidie-ontvanger ter zake van de werkzaamheden voor de bepaling van het biologisch afbreekbare gedeelte van de biomassa beschikt over:

    • a. een productcertificaat als bedoeld in de Kiwa-beoordelingsrichtlijn BRL-K 10016 voor de vaststelling van het aandeel biomassa in secundaire brandstoffen of

    • b. een schriftelijk bewijs dat hij voldoet aan vergelijkbare procesnormen als vastgelegd in de Kiwa-beoordelingsrichtlijn BRL-K 10016.

  • 2 De methode van vaststelling, bedoeld in artikel 7h, tweede lid, is geëigend als de subsidie-ontvanger beschikt over:

    • a. een certificaat behorend bij de biomassa die een behandeling heeft ondergaan, afgegeven door een certificeringsinstantie, waaruit blijkt dat de oorsprong van de biomassa van die partijen volledig is aan te merken als zuivere biomassa, en

    • b. het certificaat voldoet aan de eis dat dit per partij wordt aangebracht en gevolgd en gereproduceerd kan worden.

  • 3 De certificeringinstantie is onafhankelijk en werkt volgens kwaliteitsstandaarden die zijn gecertificeerd door een organisatie die is geaccrediteerd door een accreditatie-instantie die is aangesloten bij de European co-operation for Accredition of het International Accreditation Forum.

Artikel 7j

  • 1 Indien de meegedeelde percentages van de in de productie-installatie verwerkte brandstoffen uit het meetrapport afwijken van de percentages van de in de productie-installatie verwerkte brandstoffen die uit het assurancerapport blijken, wordt bij de subsidieverstrekking uitgegaan van het assurancerapport.

Artikel 7k

De subsidie-ontvanger kan de minister om toestemming verzoeken om, in afwijking van de artikelen 6, eerste lid, 7e, tweede en derde lid, 7f, vijfde lid, en 7h, eerste en vierde lid, de gegevensverstrekking via een voldoende gekwalificeerde derde te laten lopen.

§ 4. Voorschotten

Artikel 8

  • 2 De Minister verrekent een tekort aan verstrekte maandelijkse bedragen of een tekort op het jaarlijkse bedrag, als bedoeld in artikel 68, tweede lid, van het besluit, door het te weinig betaalde bedrag aan het voorschot binnen zes weken na de datum van bijstelling van het voorschot aan de subsidie-ontvanger te verstrekken.

  • 3 De minister verrekent een teveel aan verstrekte maandelijkse bedragen of een teveel op het verstrekte jaarlijkse bedrag als bedoeld in artikel 68, tweede lid, van het besluit, door het bedrag van het teveel betaalde voorschot aan de subsidie-ontvanger in mindering te brengen op het eerst volgende te verstrekken maandelijkse bedrag of op het eerst volgende te verstrekken jaarlijkse bedrag en vervolgens op zoveel maandelijkse of jaarlijkse bedragen als nodig is om het teveel betaalde voorschot volledig te verrekenen. Indien geen maandelijkse of jaarlijkse bedragen meer verschuldigd zijn, wordt een teveel betaald voorschot teruggevorderd.

  • 4 De minister kan op verzoek van de subsidieontvanger, voor voorschotten betaald tot en met 2012, een teveel aan verstrekte maandelijkse bedragen of een teveel op het verstrekte jaarlijkse bedrag als bedoeld in artikel 68, tweede lid, van het besluit, tot het teveel betaalde bedrag volledig is verrekend, verrekenen door het bedrag van het teveel betaalde voorschot aan de subsidieontvanger in delen in mindering te brengen op de volgende te verstrekken maandelijkse bedragen of op de volgende te verstrekken jaarlijkse bedragen. Indien geen maandelijkse of jaarlijkse bedragen meer verschuldigd zijn, wordt een teveel betaald voorschot teruggevorderd.

Artikel 9

  • 3 Indien de subsidieperiode start op een andere datum dan 1 januari of eindigt op een andere datum dan 31 december bedraagt voor het eerste jaar respectievelijk het laatste jaar van de periode waarover subsidie wordt verstrekt het maandelijkse of jaarlijkse bedrag een evenredig deel van het aantal maanden of van het jaar waarover het voorschot wordt verstrekt.

  • 4 De minister kan het maandelijkse of jaarlijkse bedrag herberekenen indien:

    • a. de subsidie-ontvanger een verzoek tot ontheffing als bedoeld in artikel 62, derde lid, van het besluit, indient;

    • b. de maandelijkse productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas gedurende ten minste twee maanden ten minste 50 procent zal achterblijven dan wel achter is gebleven ten opzichte van de in de beschikking tot voorschotverlening opgenomen maximum productie in kWh, GJ of Nm3 aardgasequivalent;

    • c. de minister na het begin van de voorschotverlening meer dan een maand geen productiegegevens heeft ontvangen over de betreffende productie-installatie, of

    • d. de cumulatieve productie van hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas in het betreffende kalenderjaar ten minste 20% zal achterblijven dan wel achter is gebleven ten opzichte van de in de beschikking tot voorschotverlening opgenomen maximum productie in kWh, GJ of Nm3 aardgasequivalent.

  • 5 In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onderdeel b, ten eerste, kan de Minister van een lager basisbedrag uitgaan indien het rendement van de productie-installatie gedurende ten minste twee jaar structureel is achtergebleven ten opzichte van het in de beschikking tot voorschotverlening opgenomen rendement.

§ 5. Subsidievaststelling

Artikel 10

Een aanvraag om subsidievaststelling wordt ingediend met gebruikmaking van het origineel van een ondertekend formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 5.

§ 6. Overige bepalingen

Artikel 11

  • 1 Voor de toepassing van artikel 3, eerste tot en met derde lid, van het besluit geldt dat geen sprake is van dezelfde productie-installatie wanneer:

    • a. het een productie-installatie op een andere locatie betreft;

    • b. het een productie-installatie met een andere opwekkingstechnologie betreft.

  • 2 Onverminderd het eerste lid geldt voor de toepassing van artikel 3, eerste tot en met derde lid, van het besluit dat geen sprake is van dezelfde productie-installatie wanneer het een productie-installatie betreft waarvan het vermogen meer dan 20% afwijkt ten opzichte van het vermogen van een productie-installatie waarvoor eerder een beschikking tot subsidieverlening is verstrekt, indien de beschikking tot subsidieverlening voor 1 juli 2011 is ingetrokken of de subsidie voor 1 juli 2011 is vastgesteld.

Artikel 12

  • 2 In afwijking van het eerste lid wordt bij een afvalverbrandingsinstallatie onder ingrijpende uitbreiding verstaan een uitbreiding met tenminste een nieuwe verbrandingsoven met bijbehorende ketel en een rookgasreiniginginstallatie.

Artikel 13

  • 1 De Minister deelt de garantiebeheerinstantie per productie-installatie voor hernieuwbare elektriciteit waarvoor subsidie op grond van het besluit is verleend de locatiegegevens, de ean-code en andere voor de subsidieverlening relevante informatie mee.

  • 2 De garantiebeheerinstantie deelt de Minister per productie-installatie voor hernieuwbare elektriciteit waarvoor subsidie op grond van het besluit is verleend het aantal kWh waarvoor garanties van oorsprong is verstrekt mee.

  • 3 De garantiebeheerinstantie verstrekt op verzoek van de Minister alle overige voor de subsidieverlening relevante informatie.

Artikel 14

Artikel 14a

Productie-installaties, met uitzondering van productie-installaties voor de productie van hernieuwbare elektriciteit met behulp van windenergie, waarvoor subsidie is verstrekt op grond van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2008, de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2009, de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2010 en de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2011, worden met ingang van 1 januari 2012 aangewezen als productie-installaties als bedoeld in de artikelen 15, tweede lid, 32, tweede lid, of 48, tweede lid, van het besluit.

Artikel 14b

De omrekenfactor voor de omrekening van Nm3 aardgasequivalent naar GJ, bedoeld in artikel 58, derde lid, van het besluit, is: Nm3 aardgasequivalent / GJ = 40,27777778.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij SenterNovem, Dokter van Deenweg 108, 8025 BK Zwolle.

Den Haag, 28 februari 2008

De

Minister

van Economische Zaken,

M.J.A. van der Hoeven

Bijlage 1. behorende bij artikel 3, derde lid, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Stimuleringsregeling duurzame energieproductie (SDE)

Accountantsverklaring

Bijlage 1 behorende bij artikel 3, derde lid, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Dit formulier is te vinden op www.rvo.nl/sde

 

Dit formulier is verstrekt door en moet worden ingediend bij:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Postbus 10073

8000 GB Zwolle

T 088 042 42 42

 

Bezoekadres

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Hanzelaan 310

8017 JK Zwolle.

Toelichting

Met dit formulier kan de accountant een verklaring afgeven zoals bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie. Dit betreft een overzicht van de investeringskosten en de overige subsidies en steunsituatie. Dit laatste is noodzakelijk in verband met de EU-steunregels ten behoeve van het milieu (EU-Milieu Steun Kader). Deze accountantsverklaring is nodig wanneer aan de subsidie-ontvanger op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie een subsidie is verstrekt van meer dan € 125.000,–.

De accountantsverklaring moet worden opgestuurd naar Rijksdienst voor Ondernemend Nederland binnen een jaar na ingebruikname van de productie-installatie voor hernieuwbare energie.

In dit document is ook het controleprotocol opgenomen.

Waar u schrijfruimte tekort komt, mag u een bijlage toevoegen.

MODEL ACCOUNTANTSVERKLARING

ten behoeve van het Ministerie van Economische Zaken

Opdracht

Wij hebben het bijgevoegde overzicht van investeringskosten en de steunsituatie van [.....naam aanvrager.....] te [.....statutaire vestigingsplaats.....] gewaarmerkt en gecontroleerd.

Voor de gesubsidieerde activiteiten is met aanvraagnummer [.....nr.....] bij brief van [.....datum.....] met kenmerk [.....kenmerk.....] door de Minister van Economische Zaken een subsidie verleend. Deze subsidie is verleend in het kader van de SDE.

Het overzicht van de investeringskosten en steunsituatie is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de leiding van [.....naam huishouding.....]

Werkzaamheden

Onze controle is verricht in overeenstemming met de algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de aanvraag geen onjuistheden van materieel belang bevat.

Een controle omvat onder meer een onderzoek (eventueel door middel van deelwaarnemingen) naar de gegevens in de aanvraag met betrekking tot de steunsituatie van het project en het bijgevoegde overzicht van investeringskosten. De controle is uitgevoerd met inachtneming van het bij deze verklaring behorende controleprotocol. Tevens omvat de controle de beoordeling dat de investeringskosten voldoen aan de eisen zoals opgenomen in artikel 36 van Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (PbEG 2001 C37).

Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Oordeel

Wij zijn van oordeel dat de verstrekte informatie voldoet aan de daaraan te stellen eisen. [.....c.q. andere oordelen.....].

Ondergetekende, [naam, titel], verklaart dat de investeringskosten van de gesubsidieerde activiteiten gevestigd te [.....], locatiegegevens van de installatie [....], in totaal EUR [.....]. hebben bedragen.

Toelichtende paragraaf

[.....indien van toepassing toelichting op de verklaring en eventuele specifieke bevindingen.....]

Ondertekening door accountant

Plaats en datum:

Naam accountantskantoor:

Vestigingsplaats:

Telefoonnummer:

Naam accountant (RA/AA):

Inschrijfnummer NOVAA of NIVRA:

Ondertekening:

CONTROLE-PROTOCOL

1. Doelstelling

Dit controleprotocol heeft als doel het geven van aanwijzingen aan de accountant, die is belast met de controle van de door de subsidieontvanger aan de Minister van Economische Zaken (EZ) te verstrekken onderbouwing van de investeringskosten en de steunsituatie ingevolge de algemene uitvoeringsregels voor de subsidieverstrekking op grond van het Besluit stimulering duurzame energieproductie (SDE).

De controle kan worden uitgevoerd door een registeraccountant (RA) of een accountant-administratieconsulent (AA). De gevraagde verklaring kan ook worden verstrekt door een niet als openbaar accountant optredende intern accountant.

2. Toleranties en gewenste zekerheid

Voor de strekking van de accountantsverklaring, goedkeurend, met beperking, afkeurend of oordeelonthouding, zijn de volgende toleranties bepalend:

 

Procentuele onjuistheden

(in de verantwoording)

Procentuele onzekerheden

(in de controle)

 

Goedkeuring

Beperking

Afkeuring

Goedkeuring

Beperking

Oordeelonthouding

uitkomst van de controle in een percentage van de projectkosten

< 1

≥ 1 en < 3

≥ 3

< 3

≥ 3 en < 10

≥ 10

Deze toleranties zijn gebaseerd op percentages die gelden voor de financiële verantwoording van departementen, op grond van de richtlijnen van het Interdepartementaal Overleg Departementale Accountantsdiensten.

Gewenste mate van zekerheid

De accountantscontrole verschafteen redelijke mate van zekerheid aan de gebruiker van de verklaring. Volgens de richtlijnen voor de accountantscontrole betekent dit dat de accountant een (relatief) hoge, maar geen absolute mate van zekerheid verschaft. Indien dit begrip ten behoeve van het gebruik van statistische technieken moet worden gekwantificeerd, dan dient een betrouwbaarheid van 95% te worden gehanteerd.

Omgaan met geconstateerde fouten

Inzake het omgaan met geconstateerde fouten geldt de gedragslijn, dat geconstateerde fouten, die invloed hebben op de omvang van de subsidie van EZ en die herstelbaar zijn, moeten worden gecorrigeerd. Dat geldt ook voor fouten waarbij de tolerantiegrens niet wordt overschreden. De niet herstelde fouten wegen mee in de oordeelsvorming over de aanvraag.

3. Reikwijdte en intensiteit van de accountantscontrole

Dit controleprotocol dient om de reikwijdte en het object van de accountantscontrole nader aan te geven. Niet beoogd wordt een aanpak van de accountantscontrole voor te schrijven. Veelal zal de accountant zich immers bij zijn controle baseren op een (risico)analyse van de administratieve organisatie en interne controle bij de te controleren subsidie-ontvanger en op basis daarvan komen tot een optimale afweging van de in te zetten controlemiddelen.

Bij de controle wordt vastgesteld, dat de vermelde investeringskosten juist zijn. Er wordt nagegaan of er ook andere subsidies (steunsituatie) zijn verkregen. Hieronder zijn nadere aanwijzingen voor de controle verstrekt.

De accountant controleert of de aanvraag voldoet aan de volgende eisen:

  • De investeringskosten zijn gemaakt en daadwerkelijk betaald en zijn rechtstreeks toe te rekenen aan het project ter zake waarvan subsidie is verleend;

  • De bij de aanvraag verstrekte informatie omtrent de door andere bestuursorganen of door de Commissie van de Europese Gemeenschappen verstrekte subsidies (en indien van toepassing bijdragen van andere derden) ter zake van de kosten van de gesubsidieerde activiteiten is juist en volledig weergegeven;

  • De verstrekte informatie over het al dan niet in aftrek kunnen brengen van de BTW is juist.

4. Review van de accountantscontrole

De auditdienst van het Ministerie van Economische Zaken kan een review uitvoeren op de uitgevoerde accountantscontrole inzake deze subsidie. De accountant, die de controle uitvoert, verstrekt de auditdienst desgevraagd alle inlichtingen en bescheiden op een wijze zoals deze dienst dat gewenst acht. De eventuele extra kosten van de externe accountant van de subsidieontvanger in verband met de review zijn voor rekening van de subsidieontvanger.

5. Verslaglegging

De accountant legt de uitkomsten van de controle vast in een accountantsverklaring. Voor deze verklaring dient de tekst te worden gehanteerd conform de model verklaring.

Naast zijn oordeel over de financiële verantwoording vermeldt de accountant in een toelichtende paragraaf eventuele specifieke bevindingen, die naar het oordeel van de accountant van belang (kunnen) zijn voor de Minister van Economische Zaken.

Bijlage 2. behorende bij artikel 6, eerste lid, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Stimuleringsregeling duurzame energieproductie (SDE)

Biomassaverklaring hernieuwbare warmte en hernieuwbaar gas

Bijlage 2 behorende bij artikel 6, eerste lid, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Dit formulier is te vinden op www.rvo.nl/sde

 

Dit formulier is verstrekt door en moet worden ingediend bij:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Postbus 10073

8000 GB Zwolle

T 088 042 42 42

 

Bezoekadres

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Hanzelaan 310

8017 JK Zwolle.

Toelichting

In dit formulier verklaart de producent van hernieuwbaar warmte of hernieuwbaar gas afkomstig van biomassa dat uitsluitend biomassastromen zijn gebruikt die zijn toegestaan voor de categorie productie-installaties waarvoor SDE(+)-subsidie is ontvangen. Deze verplichting is omschreven in artikel 6, eerste lid, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie. Bij gecombineerde opwekking van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte (WKK) is de biomassaverklaring geregeld in de Regeling garanties van oorsprong voor duurzame elektriciteit. Voor WKK-installaties is dit formulier daarom niet van toepassing.

De biomassaverklaring moet per productie-installatie ingevuld worden. De verklaring wordt gebruikt om te controleren of de gebruikte biomassastromen overeenkomen met de voorwaarden van de SDE.

Waar u schrijfruimte tekort komt mag u een bijlage toevoegen.

Het formulier moet worden ingediend binnen vier maanden na afloop van het kalenderjaar waarover gerapporteerd wordt.

1. Gegevens aanvrager

a. Naam organisatie:

 

b. Ondernemingsvorm 1 :

 

c. Vertegenwoordigd door:

(m/v)

d. Functie:

 

e. Adres:

 

f. Postcode en plaats:

 

g. Postbusnummer:

 

h. Postcode en plaats:

 

i. Land:

 

j. Telefoonnummer:

 

k. E-mailadres:

 

1Naamloze vennootschap, maatschap, besloten vennootschap, commanditaire vennootschap, coöperatieve vereniging, onderlinge waarborgmaatschappij, vereniging, stichting, Europees economisch samenwerkingsverband, eenmanszaak.

2. Gegevens contactpersoon (indien afwijkend van onder 1 ingevulde gegevens)

a. Naam organisatie:

 

b. Naam contactpersoon:

(m/v)

c. Functie:

 

d. Adres:

 

e. Postcode en plaats:

 

f. Land:

 

g. Telefoonnummer(s):

 

h. E-mailadres:

 

3. Dossiergegevens

a. Kenmerk subsidietoezegging:

 

b. EAN-code van het aansluitpunt:2

□□□□□□□□□□□□□□□□□□

c. Kalenderjaar van de verklaring:

20□□

d. Categorie duurzame energieproductie/ type productie-installatie:

 

2 Dit dient dezelfde code te zijn als de code waarop garanties van oorsprong of certificaten worden geregistreerd of het hernieuwbare gas of de hernieuwbare warmte wordt gemeten.

Duurzaamheidscriteria vloeibare biomassa thermische conversie

Voor productie-installaties voor thermische conversie van onder andere vloeibare biomassa met een beschikking voor SDE-subsidie uit de SDE-ronde 2011 of later moet worden aangetoond dat de gebruikte vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU L 140) (richtlijn hernieuwbare energie). Deze verplichting geldt niet voor vergisters of productie-installaties voor louter vaste biomassa en niet voor productie-installaties met een SDE-beschikking van voor de SDE-ronde 2011.

e. Heeft u een SDE-beschikking uit de SDE-ronde 2011 of later

□ ja

voor thermische conversie van biomassa en heeft u vloeibare biomassastromen gebruikt?

□ nee

Indien ‘nee’, ga door met onderdeel 4 van deze rapportage.

Als u vraag 3e met ‘ja’ heeft beantwoord dient u aan te tonen dat de vloeibare biomassa voldoet aan de duurzaamheidscriteria. Dit kunt u doen met certificaten op basis van een certificeringssysteem dat accuraat is bevonden door de Europese Commissie op grond van artikel 18, vierde lid, van de richtlijn hernieuwbare energie. U dient de certificaten mee te sturen met deze rapportage.

4. Dossiergegevens

Bijlage 253219.png
Tabel 2: Gebruikte biomassagrondstoffen. Deze tabel moet voor alle typen productie-installaties worden in gevuld.

Grondstof

Code NTA 8003 (dec 2008)

Hoeveelheid (ton)

Opmerkingen

       
       
       
       
       
       
       
       

Totaal:

     

Toelichting op de tabel

Grondstof

De biomassa inputstroom. Tabel 3 geeft een overzicht met mogelijke invulwaarden. Bij vergisters moeten de grondstoffen worden aangegeven, die zijn ingevoed in de vergister.

Code NTA 8003

De classificatie van de gebruikte biomassa conform de NTA 8003 (december, 2008). Hierbij moet u in deze Nederlandse Technische Afspraak opzoeken welke classificatie voor de door U gebruikte biomassastroom van toepassing is.

Hoeveelheid

Hier vult u de hoeveelheid tonnen biomassa in, die gedurende het rapportagejaar gebruikt is voor de productie van hernieuwbare elektriciteit of hernieuwbaar gas.

Opmerkingen

Ruimte voor overige relevante informatie, bijvoorbeeld verdere specificatie van de grondstof of informatie over de duurzaamheid van vloeibare biomassa.

Administratieve batches van grondstoffen (hoeveelheid product met identieke eigenschappen qua grondstof) mogen in één regel worden samengevoegd. Er mogen meerdere fysieke ladingen van dezelfde grondstof bij elkaar opgeteld worden.

Tabel 3. Grondstofsoorten en indeling in hoofd- of bijproduct, ten behoeve van de gegevens in tabel 2.

Grondstof

NTA 8003

Pluimveemest, rundermest, varkensmest, overige mest

310, 320, 330, 301 of 309 of 340

Maïs

241

Tarwe

242

Overig graan of overige gewassen

242/249

Reststoffen VGI: reststoffen uit de voedings- en genotsmiddelenindustrie niet zijnde plantaardige of dierlijke oliën of vetten

500 – 539 of 580 – 589

Plantaardige vetten of oliën: specificeer in rapportage

550 – 559 of 570 – 573

Dierlijke vetten of oliën

561 – 569 of 570 – 573

Veilingafval, tuinbouwafval, fruitteeltrestproduct, bloembollenpelsel

251, 252, 253, 254

Restproducten uit land- en tuinbouw, zoals doppen

200 – 249

Slib

400 – 440

Restproduct biotransportbrandstoffen zoals bostels, oliezadenmeel/ schroot) niet zijnde glycerine of vetzuren

590 – 599

Gras

210 – 219

Zetmeel

589

Bieten

249 of 533

Aardappelen

249

GFT: Groente Fruit en Tuinafval/ organisch afval van huishoudens en bedrijven

600 – 620

Glycerine (niet van petrochemische origine)

592

Vetzuren, die vrijkomen bij de raffinage van oliën

587

Papier

710

Slachtbijproducten, diermeel

586, 585

Zaagsel

115

Vers (primair) hout, inclusief de boomstam zelf

110 – 132

Vers resthout/ vers snoeihout/ park- of plantsoenhout

113 – 115

Schors

112

Gebruikt onbehandeld hout, Gebruikt geverfd of verlijmd hout, Gebruikt geïmpregneerd hout, Hout uit verwerking 1

150 – 199

Stro

220 – 229

Overige vaste biomassa; specificeer in rapportage

 

Overige biomassa; specificeer in rapportage

 

Ondertekening

Dit formulier moet worden ondertekend door de aanvrager. Indien dit formulier wordt ondertekend door een ander dan de aanvrager moet een machtiging van de aanvrager worden bijgevoegd.

Aldus naar waarheid ingevuld,

Naam ondertekenaar:

O Dhr. O Mw.

Plaats:

 

Datum:

 

Handtekening:

 

Controleer voordat u de rapportage verstuurt of:

  • Het formulier volledig is ingevuld;

  • Het formulier is ondertekend met een originele handtekening;

  • Het formulier vergezeld gaat van een goedkeurend assurance rapport waarin wordt verklaard dat de gegevens, zoals deze zijn vermeld in het onderhavige formulier, correct zijn. Dit assurance rapport is niet vereist als het productie-installatie betreft waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd met een nominaal thermisch vermogen kleiner dan of gelijk aan 3 MWth

  • Het goedkeurende assurance rapport dient te worden opgesteld met inachtneming van het onderzoeksprotocol Assurance rapport biomassa hernieuwbare warmte en hernieuwbaar gas zoals opgenomen in bijlage 9 van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie.

  • (Indien van toepassing:) het formulier vergezeld gaat van duurzaamheidscertificaten, waarmee wordt aangetoond dat de vloeibare biomassa die gebruikt wordt om door middel van thermische conversie hernieuwbare elektriciteit te produceren, voldoet aan de duurzaamheidscriteria, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de richtlijn hernieuwbare energie.

  • (Indien van toepassing:) het formulier vergezeld gaat van een machtiging van de aanvrager.

Bijlage 3. behorende bij artikel 7, vierde lid, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Stimuleringsregeling duurzame energieproductie (SDE)

Controleprotocol en voorbeeld assurancerapport productie hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas uit biomassa

Bijlage 3 behorende bij artikel 6, vijfde lid, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Dit formulier is te vinden op www.rvo.nl/sde

 

Dit formulier is verstrekt door en moet worden ingediend bij:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Postbus 10073

8000 GB Zwolle

T 088 042 42 42

 

Bezoekadres

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Hanzelaan 310

8017 JK Zwolle.

Toelichting

Op grond van artikel 6, vijfde lid van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie overlegt de subsidieontvanger voor hernieuwbaar gas of de subsidieontvanger voor hernieuwbare warmte uit biomassa die een productie-installatie bedrijft met een nominaal thermisch vermogen groter dan 3 MWth, een assurance rapport van een externe accountant over aan de minister.

Het assurance rapport dient ter controle van de gegevens die door de producent, op grond van art. 6, eerste lid van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie, na afloop van het kalenderjaar zijn overlegd in de biomassaverklaring hernieuwbare warmte en hernieuwbaar gas.

Het assurance rapport dient te worden opgesteld conform de in dit formulier opgenomen model, met inachtneming van het in dit formulier opgenomen onderzoeksprotocol Assurance rapport productie hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas uit biomassa.

Het assurance rapport moet samen met de door een accountant goedgekeurde biomassaverklaring hernieuwbare warmte en hernieuwbaar gas uiterlijk vier maanden na afloop van het kalenderjaar worden opgestuurd naar de minister. Voor iedere afzonderlijke productie-installatie dient een assurance rapport te worden opgesteld.

Assurance rapport productie hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas uit biomassa

In artikel 6, vijfde lid, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie, is bepaald dat de producent uiterlijk binnen vier maanden na afloop van ieder kalenderjaar aan de minister een assurance rapport (conform NV COS richtlijn 3000) 1 overlegt inzake, onder meer, de aard en de verhouding van de in de installatie verwerkte brandstoffen.

Dit onderzoeksprotocol beoogt in aanvulling op (het stramien voor Assurance-opdrachten en) de nadere voorschriften Controle- en overige standaarden richtlijn 3000 (zie website NIVRA.nl) een handreiking aan de controlerend accountant te geven met specifieke aandachtspunten bij de inrichting van zijn onderzoek. De accountant onderzoekt de definitieve opgave van de producent met toelichtingen op conformiteit met artikel 7h en 7i van de regeling (zie NV COS 3000 nr. 33). Dit ter onderbouwing van zijn conclusies/oordeel. Hiertoe onderzoekt de accountant de door de producent verantwoorde definitieve uitkomsten van de verhouding voor wat betreft de gebruikte biomassagrondstoffen, de aard en verhouding van de in de productie-installatie verwerkte brandstoffen.

Het doel van het assurance rapport is om – met redelijke mate van zekerheid – een oordeel te verstrekken over de juistheid van de door de producent (of zijn gemachtigde) in de biomassaverklaring hernieuwbare warmte en hernieuwbaar gas opgegeven aard en calorische verhouding van de gebruikte biomassa en de soort en hoeveelheid biomassagrondstoffen die zijn ingezet voor de productie van hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas. In het geval de opgewekte energie wordt aangemerkt als duurzame energie, waarvoor een subsidie-beschikking is afgegeven, zal voor de subsidiabele hoeveelheid duurzaam opgewekte energie subsidie worden verstrekt. De accountant dient derhalve rekening te houden met een tendentie in de opgegeven verhouding.

In het assurance rapport moet verwezen worden naar het stramien voor Assurance-opdrachten en de nadere voorschriften zoals opgenomen in de controle- en overige standaard (NV COS richtlijn 3000), zoals vermeld op de website van het NIVRA2, en naar de aanvullende specifieke punten van aandacht zoals vermeld in het betreffende protocol.

Assurance-werkzaamheden accountant

Ten behoeve van de controle van de biomassaverklaring onderzoekt de accountant wat de aard en de calorische verhouding is van de gebruikte biomassa en welke biomassagrondstoffen zijn ingezet en in welke hoeveelheid.

Reviewbeleid Ministerie van Economische Zaken

De Auditdienst van het Ministerie van Economische Zaken kan een review uitvoeren op de uitgevoerde accountantscontrole inzake deze subsidie. De accountant, die de controle heeft uitgevoerd, verstrekt de Auditdienst desgevraagd alle inlichtingen en bescheiden. De eventuele extra kosten van de accountant in verband met de review zijn niet voor rekening van het ministerie.

Onderzoekstolerantie en gewenste zekerheid

De aan de individuele regels van de rapportage toegerekende onderzoekstolerantie bedraagt maximaal éénhonderdste deel van het verantwoorde percentage. Het onderzoek van de accountant dient er op gericht te zijn om redelijke mate van zekerheid te verkrijgen dat deze tolerantie niet wordt overschreden.

Minimaal uit te voeren onderzoekswerkzaamheden

  • 1. Het beoordelen van de inrichting van de administratie teneinde vast te stellen dat deze als basis kan dienen voor de opstelling van de jaaropgave. Daarbij stelt de accountant vast dat er bij de producent een stelsel van al dan niet geautomatiseerde interne controlemaatregelen aanwezig is, in opzet, bestaan en in werking, waaraan een redelijke mate van zekerheid is te ontlenen dat de opgegeven verhouding geen fouten van materieel belang bevat.

  • 2. Het beoordelen van de opzet van de methode van bemonsteren door de producent (door middel van het inwinnen van inlichtingen van de producent c.q. beoordelen van de relevante AO-beschrijving van de producent) en het vaststellen van bestaan en werking daarvan (door middel van deelwaarnemingen).

  • 3. Het vaststellen (door middel van deelwaarnemingen) van correcte verwerking in de administratie, van de resultaten van de bemonsteringen, waaruit de aard en calorische verhouding van de gebruikte biomassa en de soort en hoeveelheid biomassagrondstoffen die zijn ingezet voor de productie van hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas blijkt.

  • 4. Aansluiten van de verantwoorde brandstoffen met de administratie, uitgesplitst naar maand en soort biomassa. In het verlengde hiervan stelt de accountant vast in welke verhouding deze brandstoffen zijn verwerkt en of deze verhouding inderdaad heeft geleid tot de percentages opgewekte hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas zoals deze door de producent of zijn gemachtigde zijn opgegeven. De accountant maakt hierbij gebruik van de sluitende energie balans van de betreffende installatie, gebaseerd op voldoende onderbouwde normen en juist en volledig vastgestelde meet- en installatiegegevens. Indien een geëigende methode dient te worden toegepast, stelt de accountant vast of een juiste toepassing is gegeven aan de geëigende methode.

  • 5. Vaststellen dat de definitieve opgave van de producent en de daarin opgenomen verhouding van de verwerkte brandstoffen in honderdste van procenten nauwkeurig is.

13000 assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie.

2www.Nivra.nl.

3Krachtens de Comptabiliteitswet 2001 (artikelen 43, 43a) heeft de Minister – bij commanditaire vennootschappen, vennootschappen onder firma en natuurlijke personen die een beroep of bedrijf uitoefenen aan wie door de Staat of een derde voor rekening of risico van de Staat rechtstreeks of middellijk een subsidie, een lening of garantie wordt verstrekt – het recht nadere inlichtingen in te winnen n.a.v. terzake ontvangen bescheiden. Ook zijn onze Ministers bevoegd inzage te vorderen in de controledossiers van de accountant die de betreffende bescheiden heeft gecontroleerd om te bepalen of bij de vaststelling kan worden gesteund op de door deze accountant uitgevoerde controle. Met betrekking tot het verlenen van inzage in het controledossier kan de accountant zich niet beroepen op de omstandigheid dat hij op grond van andere bij of krachtens de wet opgelegde verplichtingen tot geheimhouding is verplicht van in dit dossier opgenomen vertrouwelijke gegevens. Onze Ministers zijn bevoegd van stukken inzake de betreffende controle uit de controledossiers kopieën te maken.

Toelichting op format biomassaverklaring

In de praktijk blijkt de regeling met betrekking tot biomassa complexe materie. Dit document bevat een toelichting bij het format van de jaarlijks op te stellen opgave en de daarbij te hanteren biomassa indeling, type installaties en de vereisten waaraan het assurance rapport moet voldoen.

Biomassa: Zuiver, naar haar/zijn aard zuiver of niet zuiver

Op basis van de regeling is biomassa ingedeeld in zuiver en niet zuiver. Zuivere biomassa bevat niet meer dan drie massaprocent onvermijdbare kunststoffen.

Zuivere biomassa: Een nadere indeling

Zuivere biomassa kan worden verdeeld in twee groepen: 1) Naar haar aard zuiver en 2) niet naar haar aard zuiver. Voor biogassen wordt gesproken over resp. naar zijn aard zuiver en niet naar zijn aard zuiver. De definitie van naar haar aard zuivere biomassa is opgenomen in artikel 1, eerste lid, onderdelen k, l en m, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie.

Niet zuivere biomassa

Niet zuivere biomassa wordt in de regeling ook wel aangeduid als mengstromen. Het dient bemonsterd te worden (volgens BRL-K10016). Bepaald dient te worden in welke mate het biogene gedeelte bijdraagt in de energieopwekking. Dat betekent dat het calorische aandeel van het biogene deel dient te worden bepaald in verhouding tot de totale calorische waarde.

Biogassen

De volgende soorten biogassen worden beschouwd als naar zijn aard zuiver: Stortgas, rioolwaterzuiveringsgas, afvalwaterzuiveringsgas en biogas dat ontstaat door middel van vergisting. Voor overige soorten biogas dient te worden aangetoond of het gaat om zuiver biogas. Hiertoe dient het basismateriaal waaruit het biogas ontstaat te worden bemonsterd.

Gebruikte biomassa

Producenten dienen tevens te rapporteren over de gebruikte soort en hoeveelheid biomassagrondstoffen, gespecificeerd in NTA-codes. In het geval dat biogas is gebruikt, dient te worden gerapporteerd over de soort biomassagrondstof waaruit het biogas is geproduceerd.

Voorbeeld assurance rapport productie hernieuwbare warmte of hernieuwbaar gas uit biomassa

Naam accountantskantoor:

Aan*:

  • * Opdrachtgever/producent

Assurance rapport

Opdracht

Ingevolge uw opdracht hebben wij de bijgevoegde, door ons gewaarmerkte biomassaverklaring hernieuwbare warmte en hernieuwbaar gas met daarin de opgave betreffende de aard en calorische verhouding van de gebruikte biomassa en de soort en hoeveelheid biomassagrondstoffen die zijn ingezet voor de productie van hernieuwbare energie in de installatie, bekend onder EAN-code <123456789012345678>, met betrekking tot de periode van <datum> t/m <datum> onderzocht op juistheid en overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals opgenomen in de artikelen 7h en 7i van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie (hierna aangeduid als de regeling),

De opgave is opgesteld onder verantwoordelijkheid van <het bestuur van de vennootschap/de leiding van de huishouding>. Het is onze verantwoordelijkheid om een assurance rapport inzake deze biomassaverklaring hernieuwbare warmte en hernieuwbaar gaste verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met het Nederlands recht, waaronder Standaard 3000 assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle en beoordeling van historische financiële informatie- en het onderzoeksprotocol dat als bijlage bij de regeling is gepubliceerd.

Dienovereenkomstig dient het onderzoek zodanig te worden gepland en uitgevoerd dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is voor onze conclusie.

Conclusie

Op grond van onze werkzaamheden concluderen wij dat de biomassaverklaring hernieuwbare warmte en hernieuwbaar gas juist weergeeft en in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals opgenomen in de artikelen 7h en 7i van de regeling de opgave van:

  • de aard en de calorische verhouding van de gebruikte biomassa per maand

  • de soort en hoeveelheid ingezette biomassagrondstoffen per maand

{Ingeval van zuivere en niet naar haar aard zuiver biomassa}

<en dat de geëigende methode voor de vaststelling of het in de installatie verwerkte materiaal als zuivere biomassa kan worden aangemerkt ten behoeve van de berekening van de verhouding, op een juiste wijze is toegepast.>

{Ingeval van niet zuivere biomassa}

<en dat de geëigende methode voor de vaststelling van het gedeelte van de in de installatie verwerkte niet-zuivere biomassa dat biologisch afbreekbaar is, ten behoeve van de berekening van de verhouding, op een juiste wijze is toegepast>

Overige informatie

De accountant kan hier overige informatie en uiteenzettingen opnemen die niet als doel hebben afbreuk te doen aan zijn conclusie.

Plaats en datum:

Ondertekening:

Bijlage 4. behorende bij artikel 7d, eerste lid en artikel 7f, eerste en tweede lid, onderdeel a, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Stimuleringsregeling duurzame energieproductie (SDE)

Meetvoorwaarden voor productie-installaties met registratie van nuttig aangewende warmte

Bijlage 4 behorende bij artikel 7d, eerste lid en artikel 7f, eerste en tweede lid, onderdeel a, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Toelichting

Een subsidieontvanger die een productie-installatie bedrijft waarmee hernieuwbare warmte wordt geproduceerd draagt er zorg voor dat voor deze installatie iedere vijf jaar een meetprotocol wordt opgesteld. Dit meetprotocol moet voldoen aan de meetvoorwaarden zoals beschreven in deze bijlage.

De subsidieontvanger laat het meetprotocol voor de eerste dag van de kalendermaand waarin hij de productie-installatie in gebruikt neemt, of indien een nieuw meetprotocol wordt opgesteld, goedkeuren door een toegelaten meetbedrijf.

1. Definities

  • 1.1. Meten: het vaststellen en registreren van de hoeveelheid energie die over een kalendermaand de systeemgrens van de productie-installatie is gepasseerd.

  • 1.2. Meetgegeven: het resultaat van het meten van energie. Indien een energievorm op meer dan één punt op de systeemgrens wordt gemeten, zullen er ook meer meetgegevens voor die energievorm zijn.

  • 1.3. Bemetering: het geheel van alle meetinrichtingen en systemen voor dataopslag en datatransmissie dat nodig is om de energie die de systeemgrens van de productie-installatie passeert, te meten en te waarborgen.

  • 1.4. Meetinrichting: het totaal van onderling samenhangende meters en meetmiddelen die nodig zijn om een hoeveelheid energie te meten.

  • 1.5. Meter: een toestel dat één parameter meet, nodig voor het vaststellen van de hoeveelheid energie.

  • 1.6. Meetmiddel: een onderdeel van de meetinrichting, nodig voor het meten, anders dan een meter.

2. Algemene eisen

Meetprotocol

  • 2.1. Het meetprotocol van de productie-installatie bevat ten minste de volgende elementen:

    • a. beschrijving van de verschillende componenten van de productie-installatie, inclusief de verschillende hulpinstallaties;

    • b. beschrijving en schets van de systeemgrenzen van de productie-installatie zoals uitgewerkt in hoofdstuk 3;

    • c. beschrijving en schets van de bemetering van de productie-installatie;

    • d. beschrijving van de meters en meetmiddelen van elk van de meetinrichtingen;

    • e. beschrijving van het onderhoud van elk van de meetinrichtingen;

    • f. beschrijving van de apparatuur voor de opslag en de verwerking van de gegevens afkomstig van de meetinrichtingen;

    • g. beschrijving van de onnauwkeurigheid van elk van de meetinrichtingen;

    • h. beschrijving van de borging van de kwaliteit van de metingen;

    • i. beschrijving van de wijze van reparatie van meetgegevens en alternatieve meetmethoden in geval van storing van de meetinrichting;

    • j. beschrijving van de borging van de kwaliteit van de verwerking van de gegevens afkomstig van de meetinrichtingen;

    • k. beschrijving van de frequentie van ijking van elk van de meetinrichtingen;

    • l. beschrijving van de toepassing en de bepaling van de geaggregeerde hoeveelheid nuttig aangewende warmte.

    Administratie

  • 2.2. Bij het meetprotocol behoort een administratie waarin per meetinrichting de volgende gegevens worden geregistreerd:

    • a. fabricaat, type, fabrieksnummer en bouwjaar van de geïnstalleerde meetinrichtingen, meters en meetmiddelen;

    • b. kalibratiecertificaten van de meetinrichting en de meters en meetmiddelen daarvan;

    • c. het jaar waarin de meetinrichting is geïnstalleerd dan wel voor het laatst is gereviseerd;

    • d. het soort zegel waarmee de meetinrichting is verzegeld, dan wel de wijze van borging die voor de meetinrichting is aangebracht;

    • e. het jaar en de maand, waarin de meetinrichting voor het laatst is gecontroleerd;

    • f. het jaar en de maand, waarin de meetinrichting voor het laatst is geijkt;

    • g. de resultaten van de aan de meetinrichting uitgevoerde controles en ijkingen;

    • h. een overzicht van de functionarissen die bevoegd zijn metingen uit te voeren en meetinrichtingen te onderhouden respectievelijk te beheren. Aanvullend geldt norm EN 1434-sectie 2. De producent is verantwoordelijk voor het actueel houden van deze administratie.

    Onzekerheid

  • 2.3. De onzekerheid van een meetgegeven wordt berekend uit de onnauwkeurigheden van de afzonderlijke meetinrichtingen op de wijze als beschreven in de ‘Guide to the expression of uncertainty in measurement’ (ISO/IEC Guide 98-3:2008).

    Meetrapport

  • 2.4. Het meetrapport bevat voor de productie-installatie tenminste de meetgegevens van in- en uitgaande warmtestromen en in aanvulling daarop het aantal draaiuren.

  • 2.5. Het meetrapport bevat de totale hoeveelheid netto nuttig aangewende warmte.

  • 2.6. Het meetrapport bevat een overzicht van de gewogen percentages van de in de productie installatie ingezette brandstoffen;

  • 2.7. In het meetrapport wordt tevens vermeld, voor zover van toepassing:

    • a. storingen van meetinrichtingen en daarmee samenhangende reparatie van meetgegevens;

    • b. storingen in andere onderdelen van de bemetering en de gevolgen daarvan voor de betrouwbaarheid van de meetgegevens

    • c. dat meetgegevens door middel van alternatieve meting zijn bepaald;

    • d. correctie van meetgegevens, en

    • e. wijzigingen in installatie, bemetering en andere omstandigheden die van belang kunnen zijn voor het bepalen van de hoeveelheid garanties van oorsprong.

  • 2.8. Het meetrapport bevat voorts een verklaring dat de meetgegevens tot stand zijn gekomen door onverkorte toepassing van het meetprotocol.

    Storingen

  • 2.9. De meetgegevens van een meetinrichting, die door een storing niet langer functioneert of niet langer voldoet aan de gestelde meeteisen, mogen voor een periode van maximaal vier werkdagen nadat de storing is opgemerkt worden berekend uit controlemetingen.

  • 2.10. Indien de storing niet binnen vier werkdagen verholpen is, kan de producent meten volgens de in hoofdstuk 5 beschreven methode en procedure.

  • 2.11. Indien een storing is opgetreden, wordt dit vermeld in het meetrapport over de desbetreffende kalendermaand. Hierbij wordt aangegeven welke meetgegevens het betreft en op welke wijze de reparatie is aangebracht.

    Eisen aan meetinrichtingen en meters

  • 2.12. Het meten van de hoeveelheden energie geschiedt volgens algemeen geaccepteerde comptabele meetinrichtingen.

  • 2.13. Voor zover een meetinrichting of meter onder de IJkwet valt, zijn deze meetvoorwaarden niet van toepassing ten aanzien van het (de) onderwerp(en) dat (die) voor die meetinrichting of meter in de IJkwet word(t)(en) geregeld.

  • 2.14. De meters en meetmiddelen voldoen aan de typekeuringseisen van de voor die meters en meetmiddelen van toepassing zijnde EN-normen of daarmee vergelijkbare nationale normen. Het bewijs van typegoedkeuring is verstrekt conform de IJkwet of door een organisatie die gecertificeerd is conform NEN-ISO 17025.

  • 2.15. De capaciteit, het ontwerp en de aanleg van de meetinrichtingen is in overeenstemming met de maximale hoeveelheden warmte die de productie-installatie kan consumeren respectievelijk produceren.

  • 2.16. Plaatsing van de meters voldoet aan de plaatsingsvoorschriften die onderdeel uitmaken van de genoemde normen en aangevuld met de plaatsingsvoorschriften van de fabrikant van de meter of meetmiddel.

  • 2.17. Elk van de meters en de meetmiddelen is geborgd dan wel verzegeld. De borging is zodanig dat een meting niet kan worden beïnvloed, zonder dat dit duidelijk gesignaleerd wordt. De verzegeling is zodanig dat een meting niet kan worden beïnvloed zonder de verzegeling zichtbaar te verbreken.

  • 2.18. De meetinrichting wordt zodanig onderhouden dat deze voortdurend aan deze meetvoorwaarden voldoet.

3. Systeemgrens

  • 3.1. De systeemgrens omsluit één productie-installatie.

  • 3.2. Op de systeemgrens van de productie-installatie worden alle vormen van warmte-input en warmte-output gemeten.

  • 3.3. Alle onderdelen van de productie-installatie bevinden zich binnen de systeemgrens.

  • 3.4. Niet aan de productie-installatie gerelateerde systemen die warmte opwekken vallen buiten de systeemgrens.

  • 3.5. De consumptie van energie van systemen die zich binnen de systeemgrens bevinden, wordt niet gemeten.

  • 3.6. Voor de productie-installatie wordt een schema opgesteld met daarop aangegeven de systeemgrens, de energiestromen die de systeemgrens passeren en de meetinrichtingen die zich op de systeemgrens van de productie-installatie bevinden.

4. Nauwkeurigheidseisen aan meetinrichtingen en meters

Warmte

  • 4.1. De hoeveelheid warmte, getransporteerd als warm water of thermische olie, wordt gemeten met een meetinrichting die voldoet aan EN 1434 sectie 1, klasse 1, dan wel een vergelijkbare norm.

  • 4.2. De hoeveelheid warmte, getransporteerd als stoom en eventueel verminderd met retourcondensaat, wordt gemeten met een meetinrichting die voldoet aan norm ISO 5167-1 of aan een vergelijkbare norm. Voor een stoomdebiet van 50% tot 100% van het meetbereik van de meetinrichting bedraagt de maximaal toelaatbare afwijking van de meting 2% van de volle schaal van de meetinrichting. Voor een stoomdebiet van minder dan 50% van het meetbereik van de meetinrichting bedraagt de maximaal toelaatbare afwijking van de meting 4% van de meetwaarde. De temperatuur wordt gemeten met een weerstandsthermometer die voldoet aan norm IEC-751, nauwkeurigheidsklasse B, een thermokoppel die voldoet aan norm IEC-584, nauwkeurigheidsklasse 2, of een meter die voldoet aan een vergelijkbare norm.

    Brandstof

  • 4.3. Elke fossiele brandstof die in de productie-installatie wordt verbruikt, wordt afzonderlijk gemeten.

  • 4.4. Het volume aardgas of een ander gas wordt gemeten en naar normaalcondities herleid met een meetinrichting die voldoet aan de IJkregeling gasmeters, waarbij voor balgengasmeters de eisen voor nauwkeurigheidsklasse I gelden.

  • 4.5. De hoeveelheid vloeibare brandstof wordt gemeten door middel van een meetinrichting die voldoet aan de IJkregeling vloeistofmeters en vloeistofmeetinstallaties, waarbij de eisen voor klasse 1.0 gelden.

  • 4.6. De hoeveelheid andere brandstof wordt bepaald volgens een algemeen geaccepteerde comptabele meting, met een maximaal toelaatbare afwijking van 1,0%.

    Bagatelbepaling

  • 4.7. Voor ten hoogste 2,5% van de in totaal gemeten hoeveelheid warmte, kunnen de maximaal toelaatbare afwijkingen ten hoogste tweemaal zoveel bedragen als de volgens de voorgaande bepalingen van dit hoofdstuk voorgeschreven maximaal toelaatbare afwijkingen.

5. Alternatieve meting

  • 5.1. De producent kan een meetgegeven via een alternatieve meting bepalen, indien meten met meetinrichtingen als bedoeld in hoofdstuk 4 niet mogelijk is omdat:

    • a. geen goede meting mogelijk is van de energiehoeveelheid,

    • b. het plaatsen van een meetinrichting tot aantasting van de veiligheid van de installatie zou leiden;

    • c. het plaatsen of verbeteren van een meetinrichting tot onevenredig hoge kosten zou leiden, of

    • d. een meetinrichting in storing is geraakt als bedoeld onder 2.9 tot en met 2.11.

  • 5.2. De alternatieve meting voldoet aan de hieronder genoemde voorwaarden.

  • 5.3. De producent verstrekt in het meetprotocol een uitvoerige motivatie voor het afwijken van hoofdstuk 4, waarin tenminste wordt opgenomen:

    • a. een beschrijving van de technische onmogelijkheid om hoofdstuk 4 toe te passen, of

    • b. de overwegingen omtrent de veiligheid van de installatie op grond waarvan hoofdstuk 4 niet toegepast kan worden, of

    • c. een onderbouwde raming van de kosten die het aanpassen van de betrokken meetinrichting aan het toepassen van hoofdstuk 4 zouden vergen, en

    • d. de onnauwkeurigheid die bij toepassing van hoofdstuk 4 bereikt zou zijn, en

    • e. de onnauwkeurigheid die bij toepassing van de alternatieve meting bereikt zal worden.

  • 5.4. De wijze van het bepalen van de meetgegevens door middel van alternatieve meting wordt nauwkeurig vastgelegd in het meetprotocol voor de productie-installatie en wordt voorafgaand aan de toepassing daarvan goedgekeurd door een gecertificeerd meetbedrijf.

  • 5.5. De alternatieve meting gebruikt geen kentallen of andere gegevens die het meten van de daadwerkelijke hoeveelheid energie beïnvloeden.

  • 5.6. De onnauwkeurigheid van een meetgegeven, vastgesteld op grond van alternatieve meting, is in beginsel gelijk aan of lager dan de onnauwkeurigheid die hoofdstuk 4 ten aanzien van de desbetreffende meting vereist.

  • 5.7. Indien de onnauwkeurigheid van een meetgegeven, vastgesteld op grond van alternatieve meting, hoger is dan de onnauwkeurigheid die hoofdstuk 4 ten aanzien van de desbetreffende meting vereist, wordt het opgegeven meetgegeven als volgt gecorrigeerd:

    • a. voor warmte die aan de productie-installatie wordt toegevoerd: de meetwaarde wordt vermeerderd met het verschil tussen de feitelijke onnauwkeurigheid en de vereiste onnauwkeurigheid en

    • b. voor warmte die de productie-installatie produceert: de meetwaarde wordt verminderd met het verschil tussen de feitelijke onnauwkeurigheid en de vereiste onnauwkeurigheid.

  • 5.8. De wijze waarop de correctie volgens 5.7 wordt aangebracht, wordt beschreven in het meetprotocol.

  • 5.9. Zowel het oorspronkelijke meetgegeven als het meetgegeven na de correctie volgens 5.7 wordt in het meetrapport opgenomen.

Bijlage 5. behorende bij artikel 10 van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Stimuleringsregeling duurzame energieproductie (SDE)

Vaststellingsformulier

Bijlage 5 behorende bij artikel 10 van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Dit formulier is te vinden op www.rvo.nl/sde

 

Dit formulier is verstrekt door en moet worden ingediend bij:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Postbus 10073

8000 GB Zwolle

T 088 042 42 42

 

Bezoekadres

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Hanzelaan 310

8017 JK Zwolle.

Toelichting

Dit formulier is bedoeld om een verzoek in te dienen tot vaststelling van de subsidie op grond van de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) aan het eind van de subsidieperiode.

Waar u schrijfruimte tekort komt, mag u een bijlage toevoegen.

1. Gegevens aanvrager

a. Naam organisatie1:

 

b. Ondernemingsvorm2:

 

c. Vertegenwoordigd door:

(m/v)

d. Functie:

 

e. Adres:

 

f. Postcode en plaats:

 

g. Postbusnummer:

 

h. Postcode en plaats:

 

i. Land:

 

j. Telefoonnummer:

 

k. E-mailadres:

 

1 Indien u een particulier bent vult u hier uw volledige naam in. Vraag 1b t/m 1d slaat u dan over.

2 Naamloze vennootschap, maatschap, besloten vennootschap, commanditaire vennootschap, coöperatieve vereniging, onderlinge waarborgmaatschappij, vereniging, stichting, Europees economisch samenwerkingsverband, eenmanszaak.

2. Gegevens contactpersoon (indien afwijkend van onder 1 ingevulde gegevens)

a. Naam organisatie:

 

n. Naam contactpersoon:

(m/v)

c. Functie:

 

d. Adres:

 

e. Postcode en plaats:

 

f. Land:

 

g. Telefoonnummer(s):

 

h. E-mailadres:

 

3. Dossiergegevens

a. Kenmerk subsidietoezegging:

 

b. EAN-code van het aansluitpunt3:

□□□□□□□□□□□□□□□□□□

3 Dit dient dezelfde code te zijn als de code waarop garanties van oorsprong of certificaten worden geregistreerd of het hernieuwbare gas of de hernieuwbare warmte wordt gemeten.

4. Rekeninggegevens

a. Naam rekeninghouder:

 

b. Postcode en plaats:

 

c IBAN:

NL□□ □□□□ □□□□□□□□□□

d. BIC-code:

□□□□ NL □□

Vanaf 1 november 2009 worden alle bank- en betaalrekeningen vervangen door de zogenoemde IBAN (International Bank Account Number) en BIC (Bank Identifier Code). De IBAN en BIC bij uw bankrekening staan op uw bankafschrift of zijn te vinden op www.ibanbicservice.nl.

5. Wijzigingen

Zijn er ten opzichte van de bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland opgegeven gegevens wijzigingen opgetreden op de volgende punten?:

 

Opgesteld vermogen van de installatie:

O nee

O ja, namelijk:

   

Ten aanzien van het eigendom van de installatie

O nee

O ja, namelijk:

   

Ten aanzien van de brandstoffenmix

O nee

O ja, namelijk:

   

Overige essentiële wijzigingen

O nee

O ja, namelijk:

   
   
   

U dient er hier echter rekening mee te houden dat u in uw aanvraagformulier hebt verklaard, door deze te ondertekenen, dat u Rijksdienst voor Ondernemend Nederland onverwijld schriftelijk melding zal doen van essentiële wijzigingen: gewijzigde datum van ingebruikname, gewijzigde aanvangsdatum van subsidieperiode, uitbedrijfname, renovatie en uitbreiding, langdurige stilstand, indien van toepassing ingrijpende wijzigingen van de brandstofmix, wijzigingen van de technische specificatie van de installatie, et cetera en daarnaast van wijzigingen in de gegevens van de aanvrager en de steunsituatie.

6. Algemene informatie

Is voor de aanvrager surseance van betaling aangevraagd?

O nee

O ja, namelijk op:

...-...-..... (dd-mm-jj)

     

Is voor de aanvrager faillissement aangevraagd?

O nee

O ja, namelijk op:

...-...-..... (dd-mm-jj)

     

Is voor de aanvrager een verzoek ingediend voor de schuldsaneringregeling natuurlijke personen?

O nee

O ja, namelijk op:

...-...-..... (dd-mm-jj)

     

Zijn er subsidies of fiscale faciliteiten voor het project verstrekt?

O nee

O ja, namelijk

 
 

Naam regeling:

 
 

Voor een bedrag van:

 
 

Verstrekt op:

...-...-..... (dd-mm-jj)

U dient er hier echter rekening mee te houden dat u in uw aanvraagformulier hebt verklaard, door deze te ondertekenen, dat u Rijksdienst voor Ondernemend Nederland onverwijld schriftelijk melding zal doen van de indiening bij de rechtbank van een verzoek tot verlening van surséance van betaling of tot verzoek faillietverklaring of wanneer een verzoek is ingediend voor de schuldsaneringregeling natuurlijke personen of andere zaken die van invloed zijn op de subsidieverstrekking.

7. Opmerkingen

Zijn er nog andere gegevens, die voor de aanvraag om vaststelling van belang kunnen zijn?

O nee

O ja, namelijk:

 
 

8. Ondertekening

Dit formulier moet worden ondertekend door de aanvrager. Indien dit formulier wordt ondertekend door een ander dan de aanvrager moet een machtiging van de aanvrager worden bijgevoegd.

Aldus naar waarheid ingevuld,

Naam ondertekenaar:

O Dhr O Mw

Plaats:

 

Datum:

 

Handtekening:

 

Bij dit formulier voor aanvraag om vaststelling moet u de volgende bijlagen meesturen:

  • Een machtiging indien dit formulier is ondertekend door een ander dan de aanvrager.

Controleer voordat u de aanvraag verstuurt of:

  • Het formulier volledig is ingevuld;

  • Het formulier is ondertekend met een originele handtekening;

  • Alle bijlagen zijn bijgevoegd.

Bijlage 6. behorende bij artikel 7e, eerste lid van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Stimuleringsregeling duurzame energieproductie (SDE)

Verzoek tot vaststelling van de geschiktheid van een productie-installatie voor de opwekking van hernieuwbare warmte en mededeling van meetgegevens van hernieuwbare warmte

Bijlage 6 behorende bij artikel 7e, eerste lid, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Dit formulier is te vinden op www.rvo.nl/sde

 

Dit formulier is verstrekt door en moet worden ingediend bij:

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Postbus 10073

8000 GB Zwolle

T 088 042 42 42

 

Bezoekadres

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Hanzelaan 310

8017 JK Zwolle.

Toelichting

Met dit formulier verklaart u duurzame warmte te produceren en verzoekt u het toegelaten meetbedrijf vast te stellen of uw productie-installatie geschikt is voor de opwekking van duurzame warmte en of uw meetinrichting geschikt is voor de meting van duurzame warmte en verzoekt u het toegelaten meetbedrijf de meetgegevens met betrekking tot de door u geproduceerde duurzame warmte als zodanig mede te delen aan de Minister van Economische Zaken.

Dit formulier dient te allen tijde volledig, juist, in origineel, ondertekend en – voor zover van toepassing – voorzien van de noodzakelijke bijlage(n) te worden ingediend.

Indien zich meerdere productie-installaties achter één aansluiting bevinden, dient u tevens een systeemgrens van de productie-installaties te bepalen. Deze systeemgrens kan meerdere productie-eenheden omvatten.

1. Gegevens producent

  • a. Naam:

  • b. Adres:

  • c. Postcode:

  • d. Woonplaats:

  • e. Land:

  • f. Telefoonnummer:

  • g. Faxnummer:

  • h. E-mail adres:

2. Locatiegegevens productie-installatie

  • a. Adres:

  • b. Postcode:

  • c. Plaats:

  • d. EAN-code van productie-installatie (18-cijferig): □□□□□□□□□□□□□□□□□□

  • e. Projectnummer SDE-beschikking:

3. Typegegevens productie-installatie

Kruis aan om wat voor soort installatie het gaat bij deze aanvraag. Er is slechts één antwoord mogelijk.

  • a. De aanvraag betreft een productie-installatie voor opwekking van duurzame warmte door middel van:

    • 0. geothermie

    • 0. zonthermie

    • 0. afvalverbranding

    • 0. overige verwerking van biomassa

    Indien uw aanvraag een productie-installatie voor de opwekking van duurzame warmte door middel van biomassa betreft, welke soort brandstof wordt ingezet?

    • 0. uitsluitend biogas uit vergisting

    • 0. uitsluitend stortgas

    • 0. uitsluitend rioolwaterzuiveringsgas of afvalwaterzuiveringsgas (uit slibvergisting)

    • 0. uitsluitend naar haar aard zuivere vloeibare of vaste biomassa

    • 0. huishoudelijk en vergelijkbaar bedrijfsafval

    • 0. overig (bijvoorbeeld combinaties van bovenstaande brandstoffen, combinaties met fossiele brandstoffen etc.)

  • b. Datum waarop de installatie in gebruik is genomen:

  • c. Thermisch vermogen installatie (MWth):

4. Algemene verklaring

U verklaart door het invullen en ondertekenen van dit formulier:

  • a. Dat de in dit formulier bedoelde installatie voorzien is van (een) meter(s) die voldoe(t)(n) aan de gestelde criteria, dat door het toegelaten meetbedrijf de nuttige warmte eenduidig kan worden gemeten, dan wel uit een combinatie van metingen eenduidig kan worden berekend;

  • b. Dat u te allen tijde zult meewerken aan door het meetbedrijf uit te voeren controles van de in dit formulier bedoelde installatie en de bijbehorende meter(s), voor zover deze controles betrekking hebben op dit verzoek tot vaststelling van een productie-installatie voor de opwekking van duurzame warmte en mededeling van meetgegevens omtrent duurzame warmte;

  • c. Dat u, indien in de productie-installatie niet naar haar aard zuivere biomassa of niet zuivere biomassa wordt verwerkt, door middel van een daartoe geëigende methode aan de hand van bemonstering per partij vaststelt of laat vaststellen of de biomassa als zuiver kan worden aangemerkt c.q. welk gedeelte van de verwerkte niet zuivere biomassa biologisch afbreekbaar is;

  • d. Dat u, indien in de productie-installatie niet naar zijn aard zuiver biogas of niet zuiver biogas wordt verwerkt, ten aanzien van de grondstof die bij het ontstaan van dit biogas gebruikt wordt, door middel van een daartoe geëigende methode aan de hand van bemonstering per partij vaststelt of laat vaststellen dat het materiaal waaruit de duurzame warmte is opgewekt, is aan te merken als zuivere of niet-zuivere biomassa;

  • e. Dat u, in het geval dat één van de zaken zoals door u aangegeven bij de vragen 2, 3, 4 of 5 verandert, hiervan vooraf melding maakt door dit formulier opnieuw in te vullen en te doen toekomen aan het meetbedrijf;

  • f. Dat u deze verklaring naar waarheid heeft ingevuld.

5. Ondertekening

Plaats:

Datum:

 

Handtekening aanvrager:

Bijlage(n):

 
 
 

Ruimte voor opmerkingen producent:

 
 
 

Plaats:

Datum:

Naam toegelaten meetbedrijf:

 

Handtekening toegelaten meetbedrijf:

 

Ruimte voor opmerkingen toegelaten meetbedrijf:

 

Bijlage 7. behorende bij artikel 2, tweede lid, onder d, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

Stimuleringsregeling duurzame energieproductie (SDE)

Model Geothermisch Onderzoek SDE+

Bijlage 7 behorende bij artikel 2, tweede lid, onder d, van de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie.

Dit model is te vinden op www.rvo.nl/sde

Toelichting

Bij uw SDE+ subsidieaanvraag in de categorieën Geothermie moet u als bijlage bij het aanvraagformulier een geologisch onderzoek toevoegen.

In dit Model Geologisch Onderzoek SDE+ staat aangegeven welke aspecten u daarin dient te behandelen.

Het geologisch onderzoek concentreert zich uiteraard op het inschatten van de geologische parameters. Met deze parameters en met de niet-geologische parameters (doublet, put- en pompspecificatie) berekent u de P50 waarde. Het resultaat presenteert u eveneens in het geologisch onderzoek.

Voor het geologisch onderzoek geldt een verplichte hoofdstukindeling. Belangrijk is dat u telkens motiveert waarom u een bepaalde keuze gemaakt heeft. Als het onderwerp van een bepaalde paragraaf niet relevant is voor uw situatie, dan moet u dit met een korte motivatie noemen.

TNO faciliteert het samenstellen van het geologisch onderzoek door via www.nlog.nl de volgende hulpmiddelen beschikbaar te stellen:

  • Het softwarepakket ‘DoubletCalc’, waarmee op eenvoudige wijze het P50 vermogen te berekenen is.

  • Een handleiding/documentatie van DoubletCalc, die ingaat op het werken met DoubletCalc maar ook op te gebruiken methodiek om het P50-vermogen te berekenen.

Een uitgebreide toelichting op de verplichte hoofdstukindeling voor de SDE+ projecten vindt u via www.rvo.nl/sde.

Verplichte inhoudsopgave ‘Geologisch Onderzoek’

1

Samenvatting gepland doublet, gebruikte parameters en overschrijdingskansgrafiek

 

1.1

Gepland doublet en gebruikte parameters

 

1.2

Verwacht vermogen en overschrijdingskansgrafiek

   

zie volgende bladzijde voor verplichte onderdelen van de samenvatting

     

2

Beoogde locatie

     

3

Geologische setting

 

3.1

Lokale geologie

 

3.2

(Risico op het aantreffen van) koolwaterstoffen

     

4

Beschikbare en gebruikte putten en seismische data

 

4.1

Keuze van de referentieputten

 

4.2

Seismische gegevens

 

4.3

Coördinaatsysteem

     

5

Seismische interpretatie en dieptemodel

 

5.1

Methode beschrijving

 

5.2

Additionele gegevens

 

5.3

Well to seismic ties

 

5.4

Seismische interpretatie

 

5.5

Gridding algoritme

 

5.6

Tijd-diepte conversie

 

5.7

Dieptekaart van top/basis aquifer

 

5.8

Discussie van onzekerheid in top/basis aquiferkaart

     

6

Karakterisering en model van de aquifer

 

6.1

Stratigrafische correlatie en laterale diktevariatie van de aquifer

 

6.2

Schatting van de permeabiliteit van de aquifer

 

6.3

Resultaten en discussie over onzekerheid

     

7

Waterevaluatie

 

7.1

Temperatuur

 

7.2

Evaluatie van het formatiewater

     

8

Doublet performance

 

8.1

Doublet configuratie in de ondergrond

 

8.2

Putarchitectuur

 

8.3

Operationele instellingen

     

9

Referenties

     

Bijlagen

 

Verplichte onderdelen samenvatting ‘geologisch onderzoek’

1.1. Gepland doublet en gebruikte parameters

  • Locatie en toepassing van het doublet.

  • De aardwarmtevergunnning waar het doublet in geplaatst wordt.

  • Parameters die gebruikt zijn in de berekening van het indicatieve geothermisch vermogen. Dit dient te gebeuren door onderstaande tabellen in te vullen of een leesbare screendump van het invoerscherm van DoubletCalc 1.4 bij te voegen (Figuur 1). Deze parameters zijn nodig om een kansverdeling van het indicatieve geothermische vermogen te maken.

Tabel: Geologische en niet-geologische parameters (doublet, put- en pompspecificatie) per aquifer

Aquifer laagpakketnaam of -namen

 

A1) Aquifereigenschappen (met spreiding)

Min

verwacht

max

dimensie

Permeabiliteit

     

mD

Netto/bruto percentage watervoerende pakket met spreiding

     

%

Bruto dikte watervoerende pakket met spreiding

     

m

Diepte top aquifer injectieput

 

m

Diepte top aquifer productieput

 

m

Zoutgehalte (Total Dissolved Solids)

     

ppm

A2) Aquifereigenschappen (zonder spreiding)

Waarde

 

kv/khratio van de aquifer

 

Gemiddelde oppervlaktetemperatuur

 

°C

Geothermische gradiënt

 

°C/m

B) Doublet- en pompspecificatie

   

Injectietemperatuur

 

°C

Afstand tussen productie- en injectieput op aquiferniveau

 

m

Pompefficiëntie

 

fractie

Afhangdiepte pomp in de productieput

 

m

Opgelegd drukverschil pomp

 

bar

C) Specificatie productie- en injectieputten

   

Buitendiameter boorgat in reservoir

 

inch

Skin

0 (vaste waarde)

Penetratiehoek in reservoir

 

°

     

Verbuizingsschema productieput;

dieptes van de segmenten in mAH en mTVD

 

m

Binnendiameter opvoerbuis per segment

 

inch

Ruwheid opvoerbuis per segment

 

milli-inch

1.2. Verwacht vermogen en overschrijdingskansgrafiek

Hier geeft u aan voor welk vermogen u aanspraak wilt maken op ondersteuning uit de SDE+ 2014 (het P50 vermogen).

U presenteert:

  • De resultaten van uw berekeningen in cijfers als DoubletCalc ‘output table’ of een vergelijkbare vorm van presenteren.

  • De overschrijdingskansgrafiek, waaruit het P50 vermogen is af te lezen, zie onderstaand voorbeeld.

  • Het aangevraagd vermogen.

Bijlage 253220.png
Figuur 1: Voorbeeld van overschrijdingskansgrafiek