Kwaliteit opsporingsonderzoek
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
1. Inleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
Voor een goed onderbouwde uitspraak over de toedracht dan wel de gereden snelheid
is het noodzakelijk dat de verkeersongevallendiensten van de politie een adequaat
sporenonderzoek op de plaats van het ongeval en een onderzoek aan de betrokken voertuigen
uitvoert.
De politie zal voor de waarheidsvinding de onderzoeken kwalitatief goed, reproduceerbaar
en controleerbaar uitvoeren. Dit is het geval wanneer de betreffende functionaris
werkt volgens specifieke richtlijnen (Forensisch Technische normen, verder te noemen
FT-normen). Deze normen zijn speciaal voor deze onderzoeken ontwikkeld. De kwaliteit
van het onderzoek, zowel onderzoek plaats ongeval als het voertuigonderzoek, is zo
goed mogelijk gewaarborgd wanneer de functionaris beschikt over een diploma of certificaat
van de politieacademie of gelijkgestelde opleiding dan wel eerder verworven competenties
op grond waarvan kan worden aangetoond dat volgens FT-normen kan worden gewerkt.
2. Onderzoek op de plaats van het ongeval
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
Het onderzoek op de plaats van het ongeval is erop gericht dat van belang zijnde informatie
controleerbaar en reproduceerbaar wordt vastgelegd. Dit zijn bijvoorbeeld alle ter
plaatse aangetroffen sporen (ook de sporen die niet in de hypothese van de opnemer
passen), eindposities van voertuigen enz. Hierbij dient gebruik gemaakt te worden
van hulpmiddelen ten behoeve van fotogrammetrische uitwerking.
3. Opname verklaringen
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
Naast het vastleggen van deze ‘fysieke sporen’ is het ook uitermate belangrijk dat
van aanwezige getuigen/verdachten een mondelinge verklaring wordt opgenomen of dat
spoedig na het ongeval contact wordt opgenomen met personen, die zich van de plaats
van het ongeval hebben verwijderd, maar wel verklaringen kunnen afleggen over het
ongeval. Met de introductie van het begrip roekeloosheid als strafverzwarende omstandigheid,
is van belang dat getuigen/verdachten zich specifiek uitlaten over het rijgedrag voordat
het fatale verkeersongeval plaatsvond.
De politie doet er goed aan om direct ter plaatse namen van alle betrokkenen te noteren,
alsmede de wijze waarop deze kunnen worden bereikt. Op die manier kan de politie bij
ernstige verkeersongevallen met doden en/ of gewonden direct na het ongeval of kort
na het ongeval overgaan tot de verplichte auditieve of audiovisuele registratie van
verklaringen
– In de aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers,
slachtoffers/getuigen en verdachten is vermeldNB de aanwijzing is wel vastgesteld, maar is nog niet in werking getreden. In het kader van het verbeterprogramma Versterking opsporing en vervolging is o.a.
de Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, slachtoffers,
getuigen en verdachten (AVR) opgesteld. De aanwijzing is vastgesteld in de Collegevergadering
van 15 januari 2007 en de overlegvergadering van 17 januari 2007. De aanwijzing treedt
pas in werking als de verhoorkamers bij de opsporingsinstanties zodanig ingericht
zijn dat auditieve registratie van de verhoren mogelijk is. In de loop van 2008 ontstaat
hierover meer duidelijkheid. dat verplichte registratie van verhoren van verdachten,
slachtoffers, getuigen en aangevers bij een misdrijf, met een strafbedreiging van
minder dan 12 jaar dient te geschieden, als daarbij doden zijn te betreuren of sprake
is van zwaar lichamelijk letsel. Deze verplichte registratie zal op een geluidsdrager
gebeuren. Verplichte audiovisuele registratie geldt ongeacht de hoedanigheid – slachtoffer/getuige,
aangever of verdachte – waarin de minderjarige onder de 16 jaar of een verstandelijk
gehandicapte bij het misdrijf is betrokken.
4. Strafverzwarende omstandigheden
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
Behalve op de klassieke strafverzwarende omstandigheden snelheid en alcohol, moet
in het onderzoek specifiek worden ingegaan op de bij wetswijziging vanaf 1.2.2006
toegevoegde strafverzwarende omstandigheden, kleven, geen voorrang verlenen, en gevaarlijk
inhalen
5. Voertuigonderzoek
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
Ook het voertuigonderzoek is erop gericht alle van belang zijnde informatie controleerbaar
en reproduceerbaar vast te leggen. Dit kunnen bijvoorbeeld specifieke sporen zijn
die, in combinatie met de resultaten van het onderzoek op de plaats ongeval, het bewegingsverloop
bepalen van een voertuig na de botsing en het fotograferen van de schades, d.m.v.
video-opnames, of digitale fotografie.
Aanvullend onderzoek zal vaak het uitvoeren van remproeven ter bepaling van de opgetreden
remvertraging kunnen zijn.
5.1 Bepaling zichtveld bij vrachtauto’s
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
Wanneer beperking van het zicht van een vrachtautochauffeur een mogelijke (mede) oorzaak
van het ongeval is geweest dient de ongevallendienst een onderzoek naar het zicht
van de vrachtautobestuurder uit te voeren door het vastleggen van de zichtvelden.
Dit onderzoek zal vaak nodig zijn wanneer een fietser of een voetganger tijdens een
rechtsafslaande manoeuvre van een vrachtauto is overreden.
6. Reconstructie en analyse van het verkeersongeval
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
De resultaten van het onderzoek op de plaats ongeval en van het voertuigonderzoek
kunnen aanleiding zijn voor een ‘feitelijk’ reconstructie van het verkeersongeval
of onderdelen daarvan (scenario-onderzoek). Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan
schade-inpassing, rijproeven, enz.
Met rekenmethoden kan een eerste indruk worden gekregen van onder andere de rijsnelheden
van de betrokken voertuigen. Het is van belang bij de beoordeling van deze berekeningen
dat het OM goed let op de gehanteerde nauwkeurigheden. De politiefunctionaris moet
aangeven hoe betrouwbaar de uitkomst van de gepresenteerde berekening is.
Bepaalde medewerkers van de verkeersongevallendienst maken steeds meer gebruik van
geavanceerde computerprogramma’s om verkeersongevallen te simuleren. Het is van groot
belang dat het OM zich realiseert dat de hiermee gepresenteerde uitkomst bij de huidige
uitvoeringen van deze programma’s in principe indicatief is in die zin dat de uitkomst
wel kan dienen voor een eerste beoordeling maar dat lagere of hogere snelheden niet
zijn uitgesloten.
7. Proces-verbaal
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
De ongevallenanalist dient bij het opstellen van het proces-verbaal gebruik te maken
van de landelijk geldende standaard. Hij kan hierbij kiezen uit een verkort of een
uitgebreid proces-verbaal. Het verkorte proces-verbaal is bedoeld voor het OM om een
eerste indruk van de zaak te krijgen. Er kan op basis van dit proces-verbaal worden
besloten tot het zetten van bepaalde vervolgstappen. Op verzoek van het OM kan dan
de ongevallenanalist een uitgebreid proces-verbaal opstellen.
In het uitgebreide proces-verbaal moet alle verzamelde informatie zijn opgenomen (zoveel
mogelijk ondersteund door foto- of beeldmateriaal), de uitgevoerde onderzoeken of
reconstructies en de daaruit volgende resultaten. Het is van belang dat bij deze rapportage
in het proces-verbaal door de verbalisant ruim aandacht wordt besteed aan de reden
van wetenschap die tot bepaalde conclusies hebben geleid. Dit houdt in dat foto’s,
checklisten en bijlagen moeten worden bijgevoegd.
Ter bevordering van de kwaliteit van het proces-verbaal moeten tenminste de volgende
uitgangspunten in acht worden genomen:
-
– Er moeten geen (of niet alleen) conclusies worden opgenomen, maar vooral ook redenen
van wetenschap te worden verwoord;
-
– Er moet aangegeven worden waarom iets niet kon worden onderzocht of is onderzocht;
-
– Van elke waarneming moet het resultaat worden gegeven, ook als dit geen bijzonderheid
lijkt te zijn (bijvoorbeeld: lekke banden, niet alleen opschrijven welke banden lek
waren, maar ook dat de andere niet lek waren);
-
– Als bepaalde metingen worden gedaan, moet ook de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid
van deze metingen aangeven worden;
-
– indien getuigenverklaringen niet zijn opgenomen, of getuigen niet zijn gehoord, dient
daarvan de reden te worden aangegeven in het proces-verbaal.
8. Situatietekening op schaal
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
In het strafproces is het noodzakelijk dat ten behoeve van de reconstructie van het
verkeersongeval een situatietekening op schaal wordt gemaakt, voorzien van een kompas
of noordpijl. De basis van deze tekening moet een vastlegging zijn van de plaats ongeval
(inclusief sporen, eindposities enz.) door middel van foto’s, die naderhand fotogrammetrisch
moeten worden uitgewerkt. In deze situatietekening dienen naast aangetroffen sporen
ook onder meer voertuigen, rijrichtingen, voorrangsaanduidingen, wegmarkeringen, straatmeubilair
etc. te worden vermeld. Op de tekening dient te worden vermeld welke schaal van toepassing
is en de naam van de verbalisant/opsteller.
9. Foto’s
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
Het is van belang dat direct na het ongeval foto’s of beeldmateriaal van de aangetroffen
ongevalsituatie worden gemaakt. Op deze wijze zijn zoveel mogelijk de voorwaarden
geschapen voor een goed vervolgonderzoek en krijgen de belanghebbenden, het OM, evenals
de rechter de mogelijkheid om zich een goed beeld te vormen van de feiten en/of omstandigheden
waaronder zich een en ander heeft afgespeeld, sporen, schade, positie voertuigen etc.
Verder moeten ook alle van belang zijnde sporen aan de voertuigen (beschadigingen,
enz.) fotografisch of beeldtechnisch worden vastgelegd. Indien bij een ongeval meerdere
betrokkenen zijn, wordt aanbevolen foto’s te nemen vanuit de (rij)richtingen van betrokkenen.
Ook foto’s deeluitmakende van het proces-verbaal zijn bewijsmiddelen in de zin van
artikel 339 jo. 344 van het Wetboek van Strafvordering.
10. Onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI)
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
Het NFI kan niet precies aangeven in welke van de gevallen, waarop deze aanwijzing
betrekking heeft, een NFI-onderzoek meerwaarde heeft voor de beoordeling van de zaak.
Zeer algemeen kan worden gesteld dat het NFI kan worden geconsulteerd in die gevallen
dat naast de door de politie aangeleverde informatie bij het OM voor de bewijsvoering
nog behoefte bestaat aan vervolgonderzoek.
Bij eventuele onderzoeksaanvragen door het OM aan het NFI, dient altijd voorafgaand
en bij voorkeur telefonisch overleg plaats te vinden. Tijdens dit overleg kan dan
de vraagstelling worden geformuleerd. Deze vraagstelling dient altijd schriftelijk
te worden bevestigd. De NFI-onderzoeker kan op basis van de verstrekte informatie
een eerste indruk geven van het te verwachten onderzoeksresultaat en van de afleverdatum
van het deskundigenrapport.Indien een onderzoek naar de gereden snelheden wordt gevraagd,
kan het NFI in veel gevallen een aanzienlijk beter onderbouwde uitspraak doen dan
de hiervoor genoemde indicatieve uitspraak van de medewerker van de verkeersongevallendienst.
Dit onderzoek wordt dan- indien mogelijk- uitgevoerd met PC-Crash, uitgebreid met
een Monte Carlo simulatie. Hierbij wordt een snelheidsinterval gegenereerd met daaruit
volgende waarschijnlijkheidsverdeling die in de vorm van een overschrijdingskansgrafiek
in de rapportage wordt gepresenteerd. Aan de hand van dit resultaat kan een betrouwbare
uitspraak worden gedaan over de kans dat een bepaalde rijsnelheid werd overschreden.
Zowel de doorlooptijd van het NFI-onderzoek als de bandbreedte van de door het NFI
gerapporteerde snelheid is sterk afhankelijk van de nauwkeurigheid en volledigheid
van de door de politie verzamelde gegevens.
N.B. In die gevallen waarbij de politie zelf overweegt het NFI in een onderzoek te
consulteren dient daarover altijd eerst met het lokale OM overeenstemming te bestaan.
Ook het NFI ziet erop toe dat tussen OM en politie overeenstemming bestaat over de
aan hen voorgelegde vraagstelling.
11. Zorgvuldigheid sporenonderzoek/eenduidige werkwijze
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
Uit wat hiervoor is opgemerkt kan worden afgeleid dat het van groot belang is dat
onderzoek op de plaats van het ongeval zo snel mogelijk wordt uitgevoerd. Daarnaast
is het sporenonderzoek, zoals beschreven in de Aanwijzing verkeersongevallen van belang omdat het een algemeen maatschappelijke functie vervult en dat onderzoek
slechts a. ter plaatse en b. door de politie kan plaatsvinden. Vaak zijn politieambtenaren
uit de BPZ (de Basis Politiezorg) als eersten aanwezig.Op het hoofdwegennet bestaat
de mogelijkheid dat KLPD als eerste aanwezig is en dan zijn de regelingen en afspraken
betreffende Incidentmanagement van toepassing. Zij moeten zoveel mogelijk sporen consolideren
in afwachting van de komst van specialisten. Bij ernstige ongevallen dient daaraan
altijd hoge prioriteit te worden gegeven. In de praktijk kan dat meebrengen dat de
aangetroffen situatie moet worden bevroren ten behoeve van sporen en ten nadele van
de doorstroming. Het lokale OM dient aandacht te besteden aan een dergelijke aanpak.
In de rapportage van AEF( Andersson Elffers en Felix) over verkeersongevalsafhandeling
getiteld ‘Kwaliteitsinstrument afhandeling verkeersongevallen’, dat ter beschikking
is gesteld aan de Nederlandse Politie, wordt een blauwdruk gegeven van verkeersongevalsafhandeling.
Dit rapport beveelt de aanstelling van een herkenbare ‘selecteur’ aan. Het lokale
OM kan in overleg met de politie aanstelling van dergelijke selecteurs bevorderen.
Ook strekt het tot aanbeveling om het totale proces van ongevalsafhandeling als werkproces,
zoals omschreven in het AEF-rapport, invulling te geven binnen elke politieregio.
Het lokale OM heeft daarin een sturende rol.
Het belang van een zorgvuldig sporenonderzoek verdient zich in het strafproces als
regel terug. In de praktijk blijkt dat bij vragen achteraf in het geval van een gebrekkig
sporenonderzoek, beantwoording niet eenvoudig of vaak niet meer mogelijk is. Dit gaat
ten koste van de mogelijkheid een betrouwbare (snelheids)analyse te kunnen maken en
daarop volgend te komen tot een veroordeling. De geloofwaardigheid van politie en
justitie komt daarmee ongewenst onder druk, omdat bij dodelijke slachtoffers en a-sociaal
rijgedrag emoties en publiciteit een grote rol spelen. Hierom dient altijd vanaf het
eerste optreden bij een ernstig verkeersongeval uiterst zorgvuldig te worden opgetreden.Onder
omstandigheden kunnen in een blackbox opgeslagen gegevens opheldering geven over de
kort voor het ernstige verkeersongeval gereden snelheid. Met name in die gevallen
waarbij remsporen, getuigen of ernstige voertuigvervormingen ontbreken.
12. Slachtoffers
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
De politie onthoudt zich van inhoudelijke uitspraken over de vervolging in de strafzaak
aan nabestaanden of slachtoffers. Dit is specifiek aan het OM voorbehouden.
Als tussen de politie en de nabestaanden van het slachtoffer contacten zijn geweest,
dient een korte vermelding over de inhoud daarvan in het proces-verbaal te worden
opgenomen. Als de politie daarvan heeft afgezien of als er geen contact is geweest,
dient daarvan eveneens in het proces-verbaal melding te worden gemaakt.
In een aantal gevallen zal de politie om duidelijkheid te krijgen over de herstelduur
contact opnemen met de behandelend arts van het slachtoffer. Om privacyredenen dient
het slachtoffer voor het verkrijgen van deze informatie vooraf toestemming te verlenen.
Deze toestemmingsvraag en het feit dat toestemming verleend is, moeten expliciet worden
vermeld in het proces-verbaal, omdat deze informatieverzameling primair tot doel heeft
het verzamelen van bewijs betreffende het bestanddeel ‘zwaar lichamelijk letsel of…..’.
Het kan dienstig zijn dat het OM de rechter op de hoogte brengt van de emotionele
gevolgen en die betreffende deelname aan het arbeidsproces voor de nabestaanden van
een overleden slachtoffer of het slachtoffer en diens gezinsleden. Het is daarbij
van belang dat de verdediging en de rechter inzicht krijgen in de actuele stand van
zaken van het letsel of de gezondheidstoestand van het slachtoffer.
Het is voor de rechter ook van belang te weten in hoeverre de verdachte contact heeft
opgenomen met nabestaanden of het slachtoffer.
Als sprake is van een wegsituatie, waarvan bekend is dat daarop herhaaldelijk ongevallen
plaatsvinden, kan het voor slachtoffers of nabestaanden van belang zijn om van de
wegbeheerder te vernemen welke maatregelen ter voorkoming van herhaling zijn genomen.
13. Alcoholgebruik/ drugs en/of medicijngebruik door de verdachte
[Regeling vervallen per 01-01-2010]
In het geval de verdachte ten tijde van het ongeval kennelijk onder invloed verkeerde
van enige stof in de zin van artikel 8 WVW 1994, dient naast het proces-verbaal voor tenminste artikel 6 WVW 1994, tevens proces-verbaal voor artikel 8/163 WVW 1994 te worden aangezegd Ook dient, als de in de aanwijzing invordering rijbewijzen gerelateerde grenzen zijn overschreden, een invorderingsproces-verbaal te worden
opgemaakt en het rijbewijs aan het OM te worden gezonden . Het is van belang om zowel
artikel 6 als artikel 8 WVW 1994 in hetzelfde proces-verbaal op te nemen, om te voorkomen dat eerst het proces-verbaal
van het verkeersongeval op het parket wordt ontvangen en pas later het proces-verbaal
terzake artikel 8 WVW 1994. Op deze manier wordt bevorderd dat het OM alle voor de beoordeling relevante stukken
in handen heeft en wordt door gezamenlijke inspanning gewerkt aan een zo zorgvuldig
mogelijke beoordeling van alle relevante feiten en omstandigheden. Indien terzake
artikel 8 WVW 1994 door een geautomatiseerd systeem een afzonderlijk proces-verbaal wordt aangemaakt,
moet dit altijd gebundeld en gelijktijdig met het proces-verbaal terzake art. 6 WVW 1994 aan het arrondissementsparket worden gezonden.
Tevens wordt op deze wijze een ne-bis-in-idem voorkomen, omdat in voorkomende gevallen
mogelijk al een transactie is aangeboden op grond van de feiten en/of omstandigheden
die in het alcoholproces-verbaal en/of proces-verbaal zijn vermeld.Dit is te meer
van belang nu de Centrale Verwerkingseenheid van het Openbaar Ministerie te Utrecht
de ‘kale’ artikel 8 WVW 1994 zaken behandeld en dus een ander organisatieonderdeel
van het OM is belast met de afdoening van deze zaken. Bij ernstige verkeersongevallen
dient het eventueel opgemaakte proces-verbaal voor artikel 8 WVW 1994 dus altijd gelijktijdig
met het proces-verbaal terzake artikel 6 WVW 1994 aan het betreffende arrondissementsparket
te worden ingezonden.
Het criterium dat indien mogelijk een blaastest wordt afgenomen ( bij opsporing en
bij hulpverlening), brengt bovendien mee dat in het proces-verbaal voor artikel 6 WVW 1994 ook de uitslag P wordt vermeld van het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht.