1. mobiele apparatuur:
[Regeling vervallen per 15-07-2012 met terugwerkende kracht tot en met 16-11-2011]
-
a. de spuitapparatuur, waarmede de gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast, dient
te zijn voorzien van een spoeltrechter met spoelkop op of nabij de vloeistoftank,
alsmede van een (demontabel) spanframe (openhouder);
-
b. De spoeltrechter dient een diameter te hebben van tenminste 400 mm, ingeval deze rond
van vorm is, c.q. dient zijden te hebben van tenminste 400 mm, ingeval deze rechthoekig
van vorm is.
De onderuitloop hiervan eindigt in de vloeistoftank of in de aanzuigleiding van de
spuitpomp.
Bij een gecombineerd gebruik van de spoeltrechter als vultrechter moet de doorlaat
van de trechteruitloop een opening hebben van tenminste 40 mm, teneinde de afstort
van het spuitpoeder probleemloos te kunnen verwerken.
-
c. De spoelkop van de spoelinstallatie dient tenminste 35 boringen te bevatten, zodanig
verdeeld over de omtrek van de spoelkop, dat een totale spreidingshoek van 240° of
meer wordt bereikt.
Bij een waterdruk op de leiding voor de spoelkop van 5 bar. dient ca. 25 liter water
per minuut door de boringen gelijkmatig verdeeld over de omtrek van de spoelkop te
kunnen worden verspoten.
De spoelkop is ongeveer centraal geplaatst in de spoeltrechter.
De diameter van de spoelkop mag niet groter zijn dan 35 mm. De aanvoerleiding naar
de spoelkop mag geen grotere buitendiameter hebben dan 16 mm. De aanvoerleiding naar
de spoelkop dient te worden voorzien van een hand- of voetbediende afsluiter. De pompdruk
ter plaatse van de spoelkop dient minimaal 3 bar. en maximaal 5 bar. te zijn.