Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman

Geraadpleegd op 21-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2016.
Geldend van 01-01-2016 t/m 27-01-2016

Wet van 6 november 2008, houdende regeling van de rechtspositie van de vice-president van de Raad van State, de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer, alsmede van de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen (Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de rechtspositie van de vice-president van de Raad van State, de staatsraden en de staatsraden in buitengewone dienst, alsmede van de president en de overige leden van de Algemene Rekenkamer, alsmede van de Nationale ombudsman en de substituut-ombudsmannen te harmoniseren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 1 De bezoldiging van de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman wordt bepaald op € 10.325,86 per maand.

  • 2 De bezoldiging van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt bepaald op € 9691,95 per maand.

  • 3 De bezoldiging van de overige leden van de Raad van State, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen wordt bepaald op € 9098,26 per maand.

  • 4 De staatsraden ontvangen een zodanig deel van de in het derde lid bedoelde bezoldiging als overeenkomt met de vastgestelde omvang van de te verrichten taak.

  • 5 De bezoldiging vangt aan met de dag van indiensttreding. De bezoldiging eindigt in ieder geval met ingang van de dag na het overlijden.

  • 6 Na het overlijden van de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de leden van de Raad van State en de staatsraden, de overige leden van de Algemene Rekenkamer of de substituut-ombudsmannen wordt een uitkering verstrekt op de voet van de regeling hieromtrent voor het personeel werkzaam bij de sector Rijk.

  • 7 Indien de bezoldiging van het personeel werkzaam bij de sector Rijk wijziging ondergaat, en wordt bepaald dat die wijziging een algemeen karakter draagt, worden de in het eerste, tweede en derde lid genoemde bedragen bij ministeriële regeling overeenkomstig gewijzigd.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2016, 3844, datum inwerkingtreding 28-01-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.

1 De bezoldiging van de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman wordt bepaald op € 10.806,85 per maand.

2 De bezoldiging van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt bepaald op € 10.087,96 per maand.

3 De bezoldiging van de overige leden van de Raad van State, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen wordt bepaald op € 9.414,69 per maand.

Stcrt. 2016, 3844, datum inwerkingtreding 28-01-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-09-2015.

1 De bezoldiging van de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman wordt bepaald op € 10.941,94 per maand.

2 De bezoldiging van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt bepaald op € 10.214,06 per maand.

3 De bezoldiging van de overige leden van de Raad van State, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen wordt bepaald op € 9.532,37 per maand.

Stcrt. 2016, 3844, datum inwerkingtreding 28-01-2016, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2016.

1 De bezoldiging van de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer en de Nationale ombudsman wordt bepaald op € 11.270,20 per maand.

2 De bezoldiging van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt bepaald op € 10.520,48 per maand.

3 De bezoldiging van de overige leden van de Raad van State, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen wordt bepaald op € 9.818,34 per maand.

Artikel 2

  • 1 De staatsraden in buitengewone dienst en de leden in buitengewone dienst van de Algemene Rekenkamer ontvangen voor het deelnemen aan de werkzaamheden van de Raad van State onderscheidenlijk de Algemene Rekenkamer een bij algemene maatregel van bestuur te regelen vergoeding.

  • 2 De reis- en verblijfkosten van de in het eerste lid genoemde functionarissen worden vergoed op de voet van de regeling hieromtrent voor het personeel werkzaam bij de sector Rijk.

Artikel 3

  • 1 De vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de leden van de Raad van State en de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen ontvangen op de voet van de regeling die hieromtrent geldt voor het personeel werkzaam bij de sector Rijk een ambtsjubileumgratificatie, een vakantie-uitkering en een eindejaarsuitkering.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van:

    • a. de voorzieningen die aan de in het eerste lid genoemde functionarissen ter beschikking worden gesteld en noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun ambt;

    • b. een vaste vergoeding voor de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening van de in het eerste lid genoemde functionarissen komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt.

  • 3 In de in het tweede lid bedoelde algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat in deze algemene maatregel van bestuur opgenomen bedragen bij ministeriële regeling kunnen worden gewijzigd op een in deze algemene maatregel van bestuur aangegeven wijze.

  • 4 Onder de in het tweede lid, onder a, bedoelde voorzieningen zijn in ieder geval begrepen die met betrekking tot verhuizing, informatie en communicatie, binnenlandse en buitenlandse dienstreizen en vervoer.

Artikel 4

  • 1 De vice-president van de Raad van State kan een lid van de Raad van State en een staatsraad op diens verzoek gedurende een bepaalde periode ontheffen van de waarneming van zijn ambt.

  • 2 De bezoldiging blijft gedurende de periode van de ontheffing van de waarneming van zijn ambt achterwege.

Artikel 5

  • 1 De substituut-ombudsman die ingevolge artikel 10, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman gedurende meer dan 30 dagen onafgebroken is belast met de vervanging van de ombudsman, geniet een vervangingstoelage ter hoogte van het verschil tussen zijn bezoldiging en de bezoldiging van de ombudsman.

  • 2 De substituut-ombudsman die ingevolge artikel 10, derde lid, van de Wet Nationale ombudsman is belast met de waarneming van het ambt van de ombudsman, geniet voor de duur van de waarneming een waarnemingstoelage tot de hoogte van het bedrag van de bezoldiging van de ombudsman.

Artikel 10

[Red: Wijzigt de Wijzigingswet Wet op de Raad van State (herstructurering Raad van State)(Kst. 30585).]

Artikel 13

Deze wet wordt aangehaald als: Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges, en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 6 november 2008

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

,

G. ter Horst

Uitgegeven de vierde december 2008

De Minister van Justitie

E. M. H. Hirsch Ballin