U bent nu hier: Wettenbank
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving
Zoals belastingen, uitkeringen en subsidies.
Officiële publicaties van de overheid.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
[Regeling vervallen per 20-08-2014.]Geraadpleegd op 30-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 26-03-2009. Geldend van 26-03-2009 t/m 09-05-2009
Regeling van de Minister van Economische Zaken van 3 december 2008, nr. WJZ/8187683, houdende vaststelling van subsidie-instrumenten op het terrein van innoveren (Subsidieregeling innoveren)
De Minister van Economische Zaken,
Gelet op de artikelen 4, 5, eerste, derde en vierde lid, 9, 12, vierde lid, 13, 14, 15, 17, eerste tot en met derde lid, 19, 23, aanhef en onderdeel c, 25, 42, eerste en tweede lid, 44, 46, negende lid, en 50, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies;
Besluit:
[Regeling vervallen per 20-08-2014]
In deze regeling wordt verstaan onder
minister: de Minister van Economische Zaken.
1 Het rapport van feitelijke bevindingen, bedoeld in artikel 12, derde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, wordt opgesteld overeenkomstig het protocol dat is opgenomen in bijlage 1.1 bij deze regeling.
2 Als rapport als bedoeld in artikel 12, vierde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies wordt aangewezen een afschrift van het rapport van feitelijke bevindingen van een externe accountant inzake de actueel gebruikte methode voor berekening van de personeelskosten en indirecte kosten dat is opgesteld in het kader van verordening (EG) nr. 1906/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 18 december 2006 tot vaststelling van de regels voor de deelname van ondernemingen, onderzoekscentra en universiteiten aan acties op grond van het zevende kaderprogramma, en voor verspreiding van onderzoeksresultaten (2007–2013) (PbEU L 391) en, indien de subsidie-ontvanger daarover beschikt, een afschrift van de goedkeuring door de Europese Commissie van dat rapport.
De vaste opslag voor indirecte kosten, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, bedraagt 50 procent van de loonkosten.
1 Het uurtarief, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, bedraagt € 35.
2 Het uurtarief, bedoeld in artikel 14 van het Kaderbesluit EZ-subsidies, bedraagt € 35.
Deze regeling valt onder de verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (‘de algemene groepsvrijstellingsverordening’) (PbEU L214).
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
– Eurostars High Level Group: het door de lidstaten die deelnemen aan het Eurostars Programma opgerichte samenwerkingsorgaan dat de rangschikking van internationale samenwerkingsprojecten door het Internationaal Evaluatie Panel goedkeurt;
– Eurostars Programma: het gezamenlijke Eurostars Programma van EUREKA en de Europese Unie, inhoudend een internationaal Europees stimuleringsprogramma voor internationale samenwerkingsprojecten voor innovatieve ontwikkeling binnen het EUREKA-kader;
– Eurostarsproject: een internationaal samenwerkingsproject voor innovatieve ontwikkeling binnen het EUREKA-kader dat voldoet aan de criteria van het Eurostars Programma, waarvan de rangschikking door de Eurostars High Level Group is goedgekeurd, bestaande uit een samenhangend geheel van activiteiten van industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie daarvan;
– Internationaal Evaluatie Panel: panel van onafhankelijke deskundigen dat binnen het Eurostars Programma de ingediende voorstellen voor internationale samenwerkingsprojecten voor innovatieve ontwikkeling beoordeelt en rangschikt.
De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan:
a. een ondernemer of onderzoeksorganisatie die bijdraagt aan een Eurostarsproject of
b. indien twee of meer binnen Nederland gevestigde partijen bijdragen aan hetzelfde Eurostarsproject, aan een deelnemer in het door deze partijen gevormde samenwerkingsverband, die bijdraagt aan een Eurostarsproject.
1 In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt de subsidie:
a. 50 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek en worden gemaakt door een onderzoeksorganisatie;
b. 35 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op industrieel onderzoek en worden gemaakt door een ondernemer;
c. 25 procent van de subsidiabele kosten voor zover deze betrekking hebben op experimentele ontwikkeling.
2 De percentages genoemd in het eerste lid, onderdeel b en c, worden verhoogd met tien procentpunten, indien subsidie wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer.
Het in artikel 5, vierde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedoelde bedrag is € 500.000.
De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van rangschikking van de aanvragen.
De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel c, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, is drie jaar.
1 De minister beschikt afwijzend op een aanvraag indien:
a. het Eurostarsproject minder dan 20 punten heeft gekregen van het Internationaal Evaluatie Panel;
b. het Eurostarsproject een onvoldoende score voor een criterium heeft gekregen van het Internationaal Evaluatie Panel;
c. aannemelijk is dat het Eurostarsproject, voor zover het door een in Nederland gevestigde ondernemer of onderzoeksorganisatie wordt uitgevoerd, ook zonder de subsidie zonder belangrijke vertraging zou worden uitgevoerd;
d. aannemelijk is dat het Eurostarsproject geen doorgang kan vinden om redenen die samenhangen met omstandigheden in de andere deelnemende landen van het Eurostarsproject of met financiële of technische problemen van een van de deelnemende parttijen in een ander deelnemend land.
2 De afwijzingsgronden, genoemd in artikel 23, onderdelen d tot een met h, van het Kaderbesluit EZ-subsidies zijn niet van toepassing.
De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist overeenkomstig de door de Eurostars High Level Group vastgestelde rangschikking.
In afwijking van artikel 39 van het Kaderbesluit EZ-subsidies brengt de subsidie-ontvanger steeds na afloop van een periode van zes maanden aan de minister schriftelijk verslag uit omtrent de uitvoering van het Eurostarsproject, met inbegrip van een vergelijking van die uitvoering met het projectplan en de bij de subsidieverlening vermelde raming van de subsidiabele kosten.
1 De subsidie-ontvanger voert het Eurostarsproject in Nederland uit, behoudens voorafgaande schriftelijke ontheffing van de minister voor gedeeltelijke uitvoering buiten Nederland.
2 Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid kunnen voorschriften worden verbonden.
Het formulier voor het indienen van een aanvraag voor:
a. een subsidie is opgenomen in bijlage 2.1;
b. een subsidievaststelling is opgenomen in bijlage 2.2.
– klinisch ontwikkelingsproject: een planmatig geheel van activiteiten in de fase van experimentele ontwikkeling, gericht op het omzetten van resultaten van industrieel onderzoek in plannen, schema’s of ontwerpen voor nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten of processen, die nieuw zijn voor Nederland, en
a. aan de ontwikkeling van welke producten en processen klinische risico’s en daarmee samenhangende financiële risico’s zijn verbonden en
b. welke producten of processen door het goede commerciële perspectief kunnen leiden tot substantiële economische activiteiten van de onderneming;
– klinisch risico: risico voor het welslagen van het product of proces dat voortvloeit uit de noodzaak dat het nieuwe product of proces een testfase in de mens doorloopt;
– technisch ontwikkelingsproject: een planmatig geheel van activiteiten in de fase van experimentele ontwikkeling, gericht op het omzetten van resultaten van industrieel onderzoek in plannen, schema’s of ontwerpen voor nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, processen of diensten, die nieuw zijn voor Nederland, en
a. waaraan substantiële technische, maar geen klinische, risico’s en daarmee samenhangende financiële risico’s zijn verbonden en
b. welke producten, processen of diensten door het goede commerciële perspectief kunnen leiden tot substantiële economische activiteiten van de onderneming;
– ontwikkelingsproject: een technisch ontwikkelingsproject of een klinisch ontwikkelingsproject;
– uitstaand saldo: het totaalbedrag dat aan de subsidie-ontvanger is uitbetaald als subsidie in de vorm van krediet, verhoogd met de verschenen rente, bedoeld in artikel 3.8, tweede en derde lid, en verminderd met de betalingen, gedaan overeenkomstig artikel 3.8, vierde lid.
De minister verstrekt op aanvraag ten behoeve van de financiering van een ontwikkelingsproject subsidie aan een MKB-ondernemer, die een ontwikkelingsproject uitvoert. De subsidie wordt verstrekt in de vorm van krediet.
In afwijking van artikel 5, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt de subsidie in de vorm van krediet 35 procent van de subsidiabele kosten.
1 Het in artikel 5, vierde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedoelde bedrag is € 5.000.000.
2 Indien door een MKB-ondernemer, dan wel door MKB-ondernemers die behoren tot eenzelfde groep, meer dan één ontwikkelingsproject wordt uitgevoerd en daarvoor subsidieaanvragen in het kader van dit hoofdstuk zijn ingediend, wordt in een kalenderjaar aan die MKB-ondernemer, dan wel aan die MKB-ondernemers die tot eenzelfde groep behoren gezamenlijk, ten hoogste het in het eerste lid genoemde bedrag aan subsidie verleend..
De minister verdeelt de subsidieplafonds op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.
De termijn, bedoeld in artikel 23, onderdeel c, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, is vier jaar.
1 De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:
a. hij de subsidiabele kosten raamt op minder dan € 300.000;
b. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de subsidie-ontvanger het ontwikkelingsproject en de daarop volgende fase van commercialisatie kan financieren;
c. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de subsidie-ontvanger een ontwikkelingsproject zowel in technische als in economische zin tot een succes zal kunnen maken;
d. onvoldoende vertrouwen bestaat dat de subsidie-ontvanger de subsidie terug kan betalen binnen de in artikel 3.8, vierde lid, genoemde periode;
e. van het ontwikkelingsproject onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.
2 De afwijzingsgrond, genoemd in artikel 23, onderdeel b, van het Kaderbesluit EZ-subsidies is niet van toepassing.
1 De subsidie-ontvanger is verplicht de verstrekte subsidie volgens een in de beschikking tot subsidieverlening vastgelegd schema terug te betalen aan de minister.
2 De subsidie-ontvanger is verplicht over het uitstaande saldo aan de minister jaarlijks een bij de beschikking tot subsidieverlening, overeenkomstig artikel 3.9, bepaald rentepercentage te betalen, dat op een ontwikkelingsproject van toepassing blijft tot aan de betalingsverplichtingen geheel is voldaan.
3 De rente wordt aan het eind van elk kalenderjaar rentedragend bij het uitstaande saldo bijgeschreven.
4 De subsidie-ontvanger is verplicht het uitstaande saldo, behoudens indien een ontheffing als bedoeld in artikel 42, derde of vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies is verleend, binnen zes jaar na vaststelling van de subsidie aan de minister te betalen.
5 De termijn genoemd in het vierde lid kan naar aanleiding van een ontheffingsverzoek als bedoeld in artikel 42, vijfde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies worden verlengd.
1 Het rentepercentage, bedoeld in artikel 3.8, tweede lid, is opgebouwd uit:
a. het basispercentage en de opslag voor technische ontwikkelingsprojecten onderscheidenlijk voor klinische ontwikkelingsprojecten, of
b. het op grond van onderdeel a vastgestelde percentage vermeerderd met de opslag voor het risico dat de ontvanger niet in staat is om de subsidie terug te betalen bij uitblijven van commercieel succes van het ontwikkelingsproject.
2 De percentages, bedoeld in het eerste lid, worden jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld.
De minister kan besluiten dat de verstrekte subsidie in de vorm van krediet versneld of in een keer terugbetaald wordt, indien:
a. de aandelen van de subsidie-ontvanger worden vervreemd;
b. de resultaten van het project geheel of gedeeltelijk worden vervreemd.
1 Indien ontheffing is verleend op basis van artikel 37, derde lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies, kan de minister op aanvraag van de subsidie-ontvanger het bedrag van een eerder voor een ontwikkelingsproject verleende subsidie verhogen tot maximaal het bedrag dat voor dat ontwikkelingsproject kan worden verkregen.
2 De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, wordt volgens eenzelfde procedure en volgens dezelfde criteria behandeld als een eerste aanvraag om subsidie voor een ontwikkelingsproject.
1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan evaluatie van de effecten van het door hem uitgevoerde ontwikkelingsproject, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem verlangd kan worden.
2 De verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt gedurende vijf jaar na de datum van de beschikking tot subsidievaststelling.
a. een subsidie is opgenomen in bijlage 3.1;
b. een subsidievaststelling is opgenomen in bijlage 3.2.
– collectieve activiteiten: de activiteiten die op basis van innovatieplannen door twee of meer IPC-deelnemers gezamenlijk zullen worden gefinancierd en uitgevoerd krachtens een samenwerkingsovereenkomst tussen die deelnemers, waarin hun onderlinge rechten en verplichtingen en een evenredige verdeling van de resultaten van die activiteiten worden geregeld;
– innovatieplan: een planmatige beschrijving van de activiteiten, inclusief de planning en kosten daarvan, die een IPC-deelnemer in het kader van een IPC-verband zal verrichten met het oog op innovatie van zijn producten of productieproces, met inbegrip van de activiteiten die hij tezamen met een of meer andere IPC-deelnemers zal verrichten en van zijn verplichtingen jegens de IPC-penvoerder van het IPC-verband;
– innovatietraject: de activiteiten die de IPC-penvoerder en de IPC-deelnemers binnen een periode van drie jaar verrichten ter uitvoering van de innovatieplannen en het overkoepelende plan;
– IPC-deelnemer: een MKB-ondernemer die deelneemt aan een IPC-verband;
– IPC-penvoerder: de rechtspersoon, die namens de IPC-deelnemers optreedt als projectleider van een IPC-verband op basis van een met de IPC-deelnemers gesloten samenwerkingsovereenkomst, dan wel – voor de toepassing van paragraaf 2 van dit hoofdstuk – degene die de mogelijkheden onderzoekt om tot een IPC-verband te komen;
– IPC-verband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit een IPC-penvoerder en IPC-deelnemers, dat is aangegaan ten behoeve van de uitvoering van een innovatietraject;
– overkoepelend plan: een beschrijving van de activiteiten, die krachtens een tussen de IPC-penvoerder en de IPC-deelnemers gesloten samenwerkingsovereenkomst gedurende de looptijd van een innovatietraject door de IPC-penvoerder ten behoeve van de IPC-deelnemers zullen worden uitgevoerd alsmede een omschrijving van de planning en de geraamde kosten van die activiteiten.
1 Op de IPC-penvoerder en het IPC-verband zijn de artikelen 20, 29, 39, tweede lid en 51, eerste lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies van overeenkomstige toepassing.
2 Een IPC-penvoerder is een rechtspersoon zonder winstoogmerk met volledige rechtsbevoegdheid, niet zijnde een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, die MKB-ondernemer is en volgens haar statuten tot doel heeft de behartiging van belangen van ondernemingen.
3 Een IPC-verband bestaat, naast de IPC-penvoerder, uit ten minste vijftien en ten hoogste 35 niet met een andere IPC-deelnemer in een groep verbonden MKB-ondernemers.
De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een IPC-penvoerder voor de voorbereiding en totstandkoming van en kennisoverdracht over een IPC-verband voor:
a. het uitvoeren van een innovatiepositiestudie resulterende in een innovatiepositierapport, waarin de ontwikkelingen binnen een deel van het bedrijfsleven, de behoefte aan innoverende technologieën of kennis daarbinnen en de mogelijkheden om aan die behoefte te voldoen, worden geanalyseerd,
b. het verspreiden van dat innovatiepositierapport onder de betrokken ondernemers,
c. het selecteren van deelnemers aan een IPC-verband en het voorbereiden van de totstandkoming van een IPC-verband of
d. het verspreiden van de resultaten in het kader van een tot stand gekomen IPC-verband tijdens het innovatietraject.
De subsidie, bedoeld in artikel 4.3, valt, met uitzondering van de subsidiabele kosten die betrekking hebben op de kosten van externe adviseurs, onder een de-minimis verordening.
De subsidie bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, met een maximum van
a. € 25.000 met betrekking tot de kosten, bedoeld in artikel 4.3, onderdeel d, en
b. € 175.000 in totaal.
In afwijking van artikel 11 van het Kaderbesluit EZ-subsidies komen uitsluitend de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. het aantal uren gemaakt door personeel van de IPC-penvoerder, vermenigvuldigd met een vast uurtarief van € 60;
b. de specifiek ten behoeve van de activiteiten gemaakte en betaalde overige kosten, verschuldigd aan derden met wie de IPC-penvoerder niet in een groep verbonden is.
De minister verdeelt het subsidieplafond op volgorde van binnenkomst van de aanvragen.
De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien minder dan drie jaar geleden reeds subsidie krachtens dit hoofdstuk of de Subsidieregeling innovatieprestatiecontracten is toegekend, betrekking hebbend op eenzelfde of vergelijkbaar onderdeel van het bedrijfsleven, tenzij het een eerste aanvraag om subsidie betreft voor activiteiten als bedoeld in artikel 4.3, onderdeel d;
b. indien de IPC-penvoerder niet aannemelijk maakt dat er een aanzienlijke kans is, dat de subsidiabele activiteiten zullen leiden tot het tot stand komen van een IPC-verband, waarvan de deelnemers overeenkomstig paragraaf 3 van dit hoofdstuk voor subsidie in aanmerking komen en de IPC-penvoerder niet het vertrouwen geeft in staat te zijn om de daarbij benodigde inzet te leveren;
c. van de activiteiten onvoldoende positieve gevolgen voor de Nederlandse economie te verwachten zijn.
1 De activiteiten, bedoeld in artikel 4.3, onderdeel a tot en met c, vinden plaats binnen een termijn van ten hoogste achttien maanden, dan wel, indien het uitsluitend activiteiten betreft als bedoeld in artikel 4.3, onderdeel c, binnen een periode van zes maanden.
2 De IPC-penvoerder verspreidt het innovatiepositierapport, bedoeld in artikel 4.3, onderdeel a, onder de ondernemers, die werkzaam zijn in dat deel van het bedrijfsleven, waarop de studie betrekking heeft, en stelt haar voorts voor een ieder op aanvraag verkrijgbaar.
3 De activiteiten, bedoeld in artikel 4.3, onderdeel d, vinden plaats binnen een termijn van ten hoogste drie jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening met betrekking tot het desbetreffende IPC-verband.
De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een IPC-deelnemer voor de uitvoering van zijn innovatieplan.
De subsidie, bedoeld in artikel 4.10 valt onder een de-minimis verordening.
1 De subsidie bedraagt:
a. 50 procent van de subsidiabele kosten van de IPC-deelnemer tot een maximum van € 50.000 per IPC-deelnemer, en
b. 100 procent van de kosten die hij verschuldigd is aan de IPC-penvoerder, tot een maximum van € 6500.
2 Het in het eerste lid eerstgenoemde subsidiepercentage wordt verlaagd
a. indien minder dan 60 procent van de maximaal voor subsidie in aanmerking komende subsidiabele kosten is verschuldigd aan derden, die niet met de deelnemer in een groep verbonden zijn dan wel, voor zover betrekking hebbend op collectieve activiteiten, geen IPC-deelnemer zijn met wie die collectieve activiteiten gezamenlijk worden uitgevoerd noch met die deelnemer in een groep verbonden zijn;
b. indien bij de vaststelling van de subsidie blijkt dat het percentage subsidiabele kosten voor collectieve activiteiten minder bedraagt dan 20 procent van de maximaal voor subsidie in aanmerking komende subsidiabele kosten.
3 Het subsidiepercentage wordt in de in het tweede lid, onderdeel a en b, bedoelde gevallen met hetzelfde aantal procenten verlaagd als het aantal procentpunten bedraagt dat zich bevindt tussen het bij de vaststelling van de subsidie gebleken percentage en het percentage van 60 onderscheidenlijk 20.
1 In afwijking van artikel 11 van het Kaderbesluit EZ-subsidies komen uitsluitend de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
a. het aantal uren gemaakt door personeel van de IPC-deelnemer, vermenigvuldigd met een vast uurtarief van € 40;
b. de specifiek ten behoeve van de uitvoering van het innovatieplan gemaakte en betaalde overige kosten.
2 Met betrekking tot kosten, die de IPC-deelnemer maakt voor de inzet van personeel van een andere IPC-deelnemer ten behoeve van gezamenlijke collectieve activiteiten, is het eerste lid, onderdeel a, van toepassing.
3 Kosten in verband met op verkoop gerichte marketing- en sales-activiteiten, investeringen in bedrijfsmiddelen, herhalingstesten, het opzetten van kwaliteitssystemen of het deelnemen aan tentoonstellingen en symposia komen niet voor subsidie in aanmerking.
De minister beslist afwijzend op een aanvraag indien:
a. de IPC-deelnemer een onderneming in stand houdt als bedoeld in artikel 1 van verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379);
b. minder dan drie jaar geleden reeds subsidie krachtens dit hoofdstuk of de Subsidieregeling innovatieprestatiecontracten is verstrekt aan de IPC-deelnemer;
c. de subsidiabele kosten, zoals beschreven in het bij de aanvraag gevoegde innovatieplan, minder bedragen dan € 60.000;
d. de subsidiabele kosten voor collectieve activiteiten, zoals beschreven in de gezamenlijke innovatieplannen, niet ten minste € 10.000, vermenigvuldigd met het aantal deelnemers, bedragen;
e. het overkoepelende plan niet het vertrouwen geeft dat de IPC-penvoerder de begeleiding van de IPC-deelnemers bij het uitvoeren van hun innovatieplannen en de totstandkoming en begeleiding van de in het plan opgenomen samenwerkingsprojecten naar behoren kan uitvoeren;
f. uit het innovatieplan onvoldoende blijkt dat de IPC-deelnemer activiteiten verricht die gericht zijn op innovatie van zijn producten of productieproces.
De hoogte van het eerste voorschot, bedoeld in artikel 46, negende lid, van het Kaderbesluit EZ-subsidies bedraagt 50 procent, de hoogte van het tweede voorschot bedraagt 0 procent en de hoogte van het derde voorschot bedraagt 30 procent.
a. een subsidie, bedoeld in artikel 4.3 is opgenomen in bijlage 4.1;
b. een subsidie, bedoeld in artikel 4.10 is opgenomen in bijlage 4.2;
c. de vaststelling van een subsidie, bedoeld in artikel 4.3 is opgenomen in bijlage 4.3;
d. de vaststelling van een subsidie, bedoeld in artikel 4.10 is opgenomen in bijlage 4.4.
1 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
– grote innovatievoucher: een op grond van artikel 5.2, eerste lid, door de minister aan een ondernemer afgegeven document, dat deze ondernemer kan inleveren bij een kennisinstelling ten behoeve van de uitvoering van een kennisoverdrachtproject, danwel – voor de toepassing van paragraaf 4 van dit hoofdstuk – dat de ondernemer kan gebruiken ten behoeve van een subsidie in de kosten van het aanvragen en verkrijgen van een octrooi, waarbij van de ondernemer een eigen bijdrage verlangd wordt;
– kennisoverdrachtproject: een door een kennisinstelling verrichte activiteit, bestaande uit het, al dan niet op basis van te verrichten nader onderzoek, beantwoorden van een toepassingsgerichte kennisvraag van een ondernemer of ten hoogste 10 ondernemers gezamenlijk, uitgaande van voor de ondernemer nieuwe kennis met betrekking tot de vernieuwing van producten, productieprocessen of diensten en van welke activiteit de gevolgen naar verwachting grotendeels ten goede zullen komen aan de Nederlandse economie. Geen kennisoverdrachtsproject is een project waarbij de beantwoording van een toepassingsgerichte kennisvraag uitsluitend plaatsvindt door het leveren van goederen, het geven van cursussen of het verrichten van activiteiten op het gebied van verkoop van producten of diensten, zoals het ontwikkelen en vervaardigen van marketinginstrumenten en verkoopondersteunend promotiemateriaal;
– kleine innovatievoucher: een op grond van artikel 5.3, eerste lid, door de minister aan een ondernemer afgegeven document, dat deze ondernemer kan inleveren bij een kennisinstelling ten behoeve van de uitvoering van een kennisoverdrachtproject, danwel – voor de toepassing van paragraaf 4 van dit hoofdstuk – dat de ondernemer kan gebruiken ten behoeve van een subsidie in de kosten van het aanvragen en verkrijgen van een octrooi, zonder dat een eigen bijdrage van de ondernemer verlangd wordt.
2 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder kennisinstelling:
a. een onder a, b, c, f of g van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs en een onder i van de bijlage bij die wet bedoeld academisch ziekenhuis, Nyenrode Business Universiteit alsmede andere instellingen van hoger onderwijs, die op basis van artikel 6.9 of 16.14 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zijn aangewezen en zich als kennisinstelling in de zin van dit hoofdstuk of van de Subsidieregeling innovatievouchers bij de minister hebben aangemeld;
b. instellingen als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, artikel 12.3.8 en artikel 12.3.9 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
c. een andere dan onder a bedoelde geheel of gedeeltelijk, meerjarig door de overheid gefinancierde onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke of technische kennis uit te breiden;
d. een geheel of gedeeltelijk, meerjarig door een andere lidstaat van de Europese Unie gefinancierde:
1°. openbare instelling voor hoger onderwijs of een daaraan verbonden ziekenhuis gelijkwaardig aan een instelling respectievelijk academisch ziekenhuis als bedoeld onder a,
2°. instelling van middelbaar beroepsonderwijs gelijkwaardig aan een instelling als bedoeld onder b of
3°. onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;
e. een rechtspersoon ten aanzien waarvan een instelling als bedoeld onder a, b, c of d direct of indirect:
1°. meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft,
2°. volledig aansprakelijk vennoot is of
3°. overwegende zeggenschap heeft;
f. een onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk met eigen medewerkers in loondienst, die tot doel heeft om via het structureel doen van eigen onderzoek en het ontwikkelen en testen van technische toepassingen door haar medewerkers, de technologische kennis op een specifiek terrein te bevorderen, die geen instelling is als bedoeld onder a tot en met e en die zich als kennisinstelling in de zin van dit hoofdstuk of van de Subsidieregeling innovatievouchers bij de minister heeft aangemeld;
g. een onderzoeksafdeling, die onderdeel vormt van een onderneming of groep die niet als hoofddoelstelling onderzoek en ontwikkeling heeft en die in 2007 kosten voor onderzoek en ontwikkeling had van ten minste € 60.000.000.
1 De minister verstrekt op aanvraag een grote innovatievoucher aan een MKB-ondernemer die een kennisoverdrachtproject wil laten uitvoeren waarvan de resultaten ten goede komen aan de activiteiten die de ondernemer in Nederland verricht.
2 Per MKB-ondernemer kan per kalenderjaar één grote innovatievoucher worden verstrekt.
3 Geen grote innovatievoucher wordt verstrekt aan een MKB-ondernemer:
a. aan wie door een of meer bestuursorganen in de drie aan de aanvraag voorafgaande jaren reeds tot een hoger bedrag subsidie is verstrekt zonder goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen dan voor de sector waartoe de betrokken onderneming behoort is vastgesteld in een de-minimis verordening;
b. die failliet is verklaard, aan wie surseance van betaling is verleend, ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, of voor wie een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;
c. die reeds eerder een aanvraag om verstrekking van een grote of kleine innovatievoucher heeft gedaan waarop de minister nog geen beschikking heeft afgegeven.
4 Indien het voor de betrokken ondernemer geldende de-minimisplafond, bedoeld in het derde lid, onderdeel a, niet al is bereikt door andere subsidies, wordt het bedrag dat gelet op dat plafond ten hoogste met inzet van de voucher kan worden vergoed, op de voucher vermeld.
1 De minister verstrekt op aanvraag een kleine innovatievoucher aan een MKB-ondernemer als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid. Artikel 5.2, tweede lid, derde lid, onderdeel a en b, en vierde lid is van overeenkomstige toepassing.
2 Geen kleine innovatievoucher wordt verstrekt aan een ondernemer aan wie op grond van dit hoofdstuk of de Subsidieregeling innovatievouchers reeds een kleine of grote innovatievoucher is verstrekt of aan wie op grond van de Beleidsregel verstrekking innovatievouchers 2004, de Beleidsregel verstrekking innovatievouchers pilot 2005, de Beleidsregel verstrekking innovatievouchers pilot 2005 tweede fase of artikel 2:22 van de Regeling LNV-subsidies een innovatievoucher is verstrekt.
3 Geen kleine innovatievoucher wordt verstrekt aan een ondernemer in het kader van een kennisoverdrachtproject dat een kennisvraag betreft van een aantal ondernemers gezamenlijk.
4 Het tweede lid is niet van toepassing indien voorafgaand aan de aanvraag een kleine of grote innovatievoucher werd verstrekt ten behoeve van een subsidie krachtens paragraaf 4 van dit hoofdstuk of paragraaf 4 van de Subsidieregeling innoveren, dan wel indien het betreft de aanvraag van een innovatievoucher met het oog op toepassing van paragraaf 4 van dit hoofdstuk; in het laatste geval wordt dat op de voucher vermeld.
1 De aanvraag door een ondernemer van een grote of kleine innovatievoucher wordt ingediend:
a. met gebruikmaking van een papieren formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 5.1, en gaat, overeenkomstig hetgeen in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden of
b. op elektronische wijze, met gebruikmaking van het formulier, dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 5.4.
2 Een ondernemer kan ten hoogste één voucher tegelijkertijd aanvragen.
1 Bij ministeriële regeling wordt bepaald gedurende welke periodes grote innovatievouchers en kleine innovatievouchers kunnen worden aangevraagd en wordt per periode bepaald hoeveel grote innovatievouchers en kleine innovatievouchers voor binnen dezelfde periode ingediende aanvragen beschikbaar zijn.
2 De minister verdeelt de beschikbare grote innovatievouchers en kleine innovatievouchers in de volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat indien een aanvrager niet heeft voldaan aan enig voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag en met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag voldoet aan de voorschriften met betrekking tot de verdeling als datum van ontvangst geldt.
3 Indien honorering van alle aanvragen die op één dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het beschikbare aantal grote innovatievouchers of het beschikbare aantal kleine innovatievouchers zou worden overschreden, stelt de minister de onderlinge rangschikking van deze aanvragen vast door middel van loting.
De minister geeft een beschikking binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag.
De minister verstrekt op aanvraag een subsidie aan een kennisinstelling die een kennisoverdrachtproject heeft uitgevoerd en in verband daarmee een of meer geldige grote innovatievouchers of een geldige kleine innovatievoucher overlegt.
De subsidie, bedoeld in artikel 5.7, is geen steun in de zin van artikel 87 en 88 EG-verdrag.
1 De subsidie bedraagt tweederde deel van het bedrag van de door de kennisinstelling voor het kennisoverdrachtproject gemaakte kosten, exclusief eventueel in rekening te brengen omzetbelasting, maar niet meer dan € 5000, dan wel het krachtens artikel 5.2, vierde lid, op de voucher vermelde bedrag per overgelegde grote innovatievoucher en, indien het kennisoverdrachtproject gericht is op het beantwoorden van een kennisvraag van meerdere ondernemers gezamenlijk, niet meer dan € 50.000 in totaal.
2 De subsidie bedraagt het bedrag van de door de kennisinstelling voor het kennisoverdrachtproject gemaakte kosten, exclusief eventueel in rekening te brengen omzetbelasting, maar niet meer dan € 2500 dan wel het krachtens artikel 5.2, vierde lid, op de voucher vermelde bedrag voor de overgelegde kleine innovatievoucher.
1 De kosten die in aanmerking komen voor subsidie op grond van deze paragraaf zijn de in artikel 5.9 bedoelde kosten met dien verstande dat:
a. de door de kennisinstelling gemaakte kosten voor maximaal de helft bestaan uit kosten die de kennisinstelling heeft gemaakt doordat de kennisinstelling het onderzoek in het kader van het kennisoverdrachtproject gedeeltelijk heeft uitbesteed aan een derde, niet zijnde een bij dat kennisoverdrachtproject betrokken aanvrager;
b. geen subsidie wordt verstrekt voor zover het onderzoek is uitbesteed aan een persoon, die ook een dienstbetrekking heeft met de kennisinstelling;
c. indien de in onderdeel a bedoelde helft van de kosten wordt overschreden, de door de kennisinstelling gemaakte kosten, in aanmerking te nemen bij de toepassing van artikel 5.9, eerste lid, tweemaal de kosten bedragen van het eigen onderzoek van de kennisinstelling;
d. niet subsidiabel zijn kosten die in het kader van stages van studenten van kennisinstellingen worden gemaakt, noch kosten voor activiteiten waarvoor studenten studiepunten krijgen.
2 De artikelen 10 tot en met 14 van het Kaderbesluit EZ-subsidies zijn niet van toepassing.
1 Een aanvraag om subsidie wordt na afloop van het kennisoverdrachtproject ingediend en wordt behandeld op volgorde van binnenkomst.
2 De aanvraag moet binnen een jaar nadat de voucher aan de ondernemer is verstrekt, zijn ontvangen. Op een voor het einde van de termijn daartoe ingediend schriftelijk verzoek kan de minister deze termijn eenmalig verlengen.
a. de ondernemer en de kennisinstelling reeds voor de afgiftedatum van de innovatievoucher verplichtingen jegens elkaar zijn aangegaan;
b. indien op de overgelegde voucher is vermeld dat zij zal worden gebruikt voor subsidiëring krachtens paragraaf 4 van dit hoofdstuk;
c. de ondernemer de innovatievoucher aangewend heeft voor een kennisoverdrachtproject waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt of dat deel uitmaakt van een project of programma waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Commissie van de Europese Gemeenschappen subsidie is verstrekt.
2 De afwijzingsgronden, genoemd in artikel 23 van het Kaderbesluit EZ-subsidies zijn niet van toepassing.
1 De subsidie-ontvanger verleent medewerking aan een evaluatie van de toepassing van dit hoofdstuk, voor zover deze medewerking redelijkerwijs van hem verlangd kan worden.
De minister verstrekt op aanvraag aan een ondernemer, die een op grond van paragraaf 2 van dit hoofdstuk of paragraaf 2 van de Subsidieregeling innovatievouchers verstrekte innovatievoucher overlegt, een subsidie in de kosten van het aanvragen en verkrijgen van een octrooi, indien dat doel bij de aanvraag om de voucher is aangegeven en op de verstrekte voucher is vermeld.
De subsidie, bedoeld in artikel 5.14 valt onder een de-minimis verordening.
De subsidie bedraagt:
a. indien bij de aanvraag een grote innovatievoucher wordt overgelegd tweederde deel van het bedrag dat de persoon, die krachtens artikel 23b van de Rijksoctrooiwet of artikel 134, eerste lid, van het Europees Octrooiverdrag, bevoegd is als gemachtigde op te treden of de tot octrooiverlening bevoegde autoriteit, waarvan bij de aanvraag de facturen zijn overgelegd, blijkens die facturen aan de ondernemer in rekening heeft gebracht, exclusief eventueel in rekening te brengen omzetbelasting, maar niet meer dan € 5000 dan wel het krachtens artikel 5.2, vierde lid, op de voucher vermelde bedrag;
b. indien bij de aanvraag een kleine innovatievoucher wordt overgelegd het factuurbedrag, exclusief eventueel in rekening te brengen omzetbelasting, maar niet meer dan € 2500 dan wel het krachtens artikel 5.2, vierde lid, op de voucher vermelde bedrag.
1 De kosten die in aanmerking komen voor subsidie op grond van deze paragraaf zijn de in artikel 5.16 bedoelde kosten.
De aanvraag om subsidie wordt, onder overlegging van de voucher, binnen een jaar nadat de voucher aan de ondernemer is verstrekt, bij de minister ingediend en wordt behandeld op volgorde van binnenkomst.
1 De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien reeds eerder met gebruikmaking van een voucher subsidie is verstrekt krachtens deze paragraaf of paragraaf 4 van de Subsidieregeling innovatievouchers of indien reeds voor de aanvraag van hetzelfde octrooi subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling prepare2start;
b. voor zover de gefactureerde kosten reeds vóór de afgiftedatum van de innovatievoucher zijn gemaakt.
1 Indien de aanvraag door middel van een papieren formulier wordt ingediend, is het formulier voor het indienen van een aanvraag voor:
a. een subsidie, bedoeld in artikel 5.7 opgenomen in bijlage 5.2;
b. een subsidie, bedoeld in artikel 5.14 opgenomen in bijlage 5.3.
2 Indien de aanvraag elektronisch wordt ingediend, is het formulier voor het indienen van een aanvraag voor:
a. een subsidie, bedoeld in artikel 5.7 opgenomen in bijlage 5.5;
b. een subsidie, bedoeld in artikel 5.14 opgenomen in bijlage 5.6.
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling innoveren.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen, die ter inzage worden gelegd bij SenterNovem, Juliana van Stolberglaan 3, Den Haag.
Den Haag, 3 december 2008
Minister
M.J.A. van der Hoeven
[Red: Ligt ter inzage bij SenterNovem te Den Haag.]
Voor een permanente link naar de door u bekeken versie, inwerkinggetreden op , kopieer één van de onderstaande links of verfijn de link in de Linktool.
Met behulp van de Linktool van LiDO is het mogelijk om een bredere link of een meer gedetailleerde link te maken.
Ga naar de Linktool
Op linkeddata.overheid.nl zijn onderstaande relaties bekend.
Er is geen andere versie beschikbaar waarmee u de huidige geselecteerde versie, inwerkinggetreden op , kan vergelijken.
Selecteer een andere versie van de regeling waarmee u de huidige versie , inwerkinggetreden op , wilt vergelijken.
Vergelijken van "Subsidieregeling innoveren", inwerkinggetreden op , met versie die inwerking is getreden op .
Doordat er een grote regeling is gekozen kan de vergelijking enkele minuten duren.
U kunt kiezen voor het toevoegen van de wetstechnische informatie aan de tekst.
U kunt kiezen in welk formaat de tekst geëxporteerd wordt.
U kunt de tekst inclusief afbeeldingen exporteren. De afbeeldingen worden dan met de tekst in een .zip-bestand geleverd
Via deze link kunt u meer informatie krijgen over de Europese richtlijn of verordening waarnaar in de tekst van de regeling verwezen wordt, inclusief de tekst daarvan. U wordt hiervoor doorgeleid naar EUR-LEX, de online databank van de Europese Unie waarin de Europese wetgeving is opgenomen.