Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directeur-generaal Werk 2009

Geraadpleegd op 12-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 18-01-2011.
Geldend van 18-01-2011 t/m 17-06-2011

Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 10 december 2008 met kenmerk DGAVIB/SB/2008/35680, houdende toedeling van taken en doorverlening van vertegenwoordigingsbevoegdheden aan onder de directeur-generaal Werk ressorterende functionarissen (Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directeur-generaal Werk 2009)

§ 1. Begripsbepaling

Artikel 1

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. directeur-generaal: de directeur-generaal Werk;

  • b. directie: een van de organisatieonderdelen, genoemd in artikel 2, onderdelen a tot en met e en g;

  • c. directeur: een functionaris die leiding geeft aan een directie;

  • d. RCN: Rijksdienst Caribisch Nederland.

§ 2. Organisatie

Artikel 2

  • 1 Onder de directeur-generaal ressorteren:

    • a. de directie Arbeidsmarkt en Sociaal-Economische Aangelegenheden;

    • b. de directie Gezond en Veilig Werken;

    • c. de directie Arbeidsverhoudingen;

    • d. de directie Internationale Zaken;

    • e. de directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving;

    • f. een bureau DG-control en Managementondersteuning;

    • g. de directie Kinderopvang.

  • 2 De onder de directeur-generaal Participatie en Inkomenswaarborg ressorterende directie Relatiebeheer, Uitvoeringsontwikkeling en Aansturing ressorteert deels onder de directeur-generaal, uitsluitend voor zover het de in artikel 8A genoemde verantwoordelijkheden betreft.

§ 3. Verantwoordelijkheden

Artikel 3

  • 1 Elk van de directeuren is verantwoordelijk voor:

    • a. het leiding geven aan de eigen directie;

    • b. het door tussenkomst van de directeur-generaal adviseren van de bewindspersonen ten aanzien van het werkterrein van de eigen directie en het attenderen van hen op politiek of maatschappelijk gevoelige aspecten;

    • c. het coördineren van de beleidsontwikkeling en -uitvoering van de eigen directie met de beleidsontwikkeling en -uitvoering van de andere onderdelen van het ministerie en van andere ministeries;

    • d. het zorgdragen voor een effectieve en efficiënte bedrijfsvoering, met uitzondering van de vaststelling van de formatie, voor periodieke evaluatie daarvan en voor planning en bewaking van de productie van de eigen directie;

    • e. de personeelsaangelegenheden van de onder elk van hen ressorterende functionarissen, met inbegrip van de uitvoering van het arbeidsomstandigheden- en ziekteverzuimbeleid, voor zover dit niet is voorbehouden aan de secretaris-generaal dan wel de directeur-generaal;

    • f. het zorgdragen voor de administratieve en financiële afhandeling van de uitvoering van de eigen personeelsaangelegenheden, voor zover deze niet is opgedragen aan anderen zoals de directie Bedrijfsvoering en de Stichting Pensioenfonds ABP;

    • g. het op orde hebben van de administratieve organisatie en informatiebeveiliging;

    • h. het formuleren en uitvoeren van jaarplannen voor de eigen directie binnen de door de secretaris-generaal en de directeur-generaal vastgestelde uitgangspunten;

    • i. het rapporteren aan de directeur-generaal over de uitvoering van de jaarplannen betreffende de eigen directie;

    • j. het, na toestemming van het CMD, aanwijzen van een plaatsvervangend directeur;

    • k. het zorgdragen voor de vastlegging van de organisatie van de eigen directie en de daarbinnen geldende mandaten, volmachten en machtigingen in een Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit voor de eigen directie;

    • l. de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover deze betrekking hebben op gedragingen van de onder hen ressorterende functionarissen;

    • m. het dynamisch archiefbeheer van zijn directie, te weten postbehandeling, registratie, voortgang- en afdoeningsbewaking, dossierbeheer, informatievoorziening, selectie, vernietiging en overdracht aan de directie Bedrijfsvoering, alsmede het opstellen, vaststellen en onderhouden van het ordeningsplan van de directie;

    • n. het materieel beheer overeenkomstig de Regeling materieelbeheer rijksoverheid 2006 en de Regeling materieelbeheer museale voorwerpen.

  • 2 Het eerste lid, onderdelen h tot en met k, is niet van toepassing op directeuren die leiding geven aan een directie met een omvang van maximaal 12 fulltime-equivalenten.

Artikel 4

De directie Arbeidsmarkt en Sociaal-Economische Aangelegenheden is verantwoordelijk voor:

  • a. de ontwikkeling van, advisering over en uitwerking van de algemene kaders van het arbeidsmarktbeleid, wat de analyse van de huidige en verwachte arbeidsmarktsituatie, het internationale arbeidsmarktbeleid (EMCO) en arbeidsmigratie omvat;

  • b. het beleid ten aanzien van scholing, waarbij het gaat om bevordering van de kwaliteit van de beroepsbevolking en het verbeteren van de aansluiting tussen scholing en de arbeidsmarkt;

  • c. het niveau van het minimumloon en de koppeling van de uitkeringen daaraan en het beleid met betrekking tot de loonkostenontwikkeling;

  • d. het vanuit een economische invalshoek ondersteunen van beleidstrajecten op het gehele SZW-domein, het verrichten van economische beleidsanalyses en het verkennen van beleidsalternatieven voor bestaande of voorgenomen stelsels en regelingen binnen het SZW-domein;

  • e. het ondersteunen van het beleidsproces van het Ministerie door het bevorderen van een goed kennisklimaat, het verrichten en laten verrichten van strategische beleidsanalyses en onderzoek, en het evalueren van de wetenschappelijke onderbouwing van het SZW-beleid;

  • f. het beleid met betrekking tot de ontwikkelingen in de primaire, secundaire en tertiaire inkomenssfeer, de relatie inkomen en werkgelegenheid en de zorg voor inkomenskengetallen die de effecten van de beleidsmaatregelen en de ontwikkelingen van jaar tot jaar in beeld brengen;

  • g. de coördinatie van de advisering rond budgettaire en ordeningsvraagstukken in de gehele collectieve sector, mede in relatie tot het inkomens- en werkgelegenheidsbeleid;

  • h. de analyse van en beleidsadvisering over de economische ontwikkelingen in Nederland.

Artikel 5

De directie Gezond en Veilig Werken is verantwoordelijk voor:

  • a. de ontwikkeling van en advisering over het beleid op het gebied van gezond en veilig werken;

  • b. het stimuleren van werkgevers en werknemers om arbeidsrisico’s te voorkomen en/of te beheersen;

  • c. het stimuleren van werkgevers en werknemers om een preventie- en verzuimbeleid te voeren gericht op inzetbaarheid van werkenden;

  • d. het stimuleren van modernisering EU-regelgeving op het gebied van gezond en veilig werken;

  • e. kennisontwikkeling en -borging, signalering en monitoring op het gebied van arbeidsomstandigheden en verzuim;

  • f. het beschikbaar stellen van informatie over het beleidsgebied;

  • g. het bevorderen van de naleving van de wetgeving op het beleidsgebied.

Artikel 6

De directie Arbeidsverhoudingen is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van en advisering over het beleid op het gebied van de arbeidsverhoudingen. Deze taak omvat de zorg voor de reguliere contacten tussen het ministerie en sociale partners en het beleid met betrekking tot:

  • a. arbeidsvoorwaardenvorming, publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie en medezeggenschap;

  • b. het individueel en collectief arbeidsovereenkomstenrecht, waaronder het algemeen verbindend verklaren van collectieve arbeidsovereenkomsten;

  • c. het ontslagrecht, werktijdverkorting, de gelijkberechting bij de arbeid en het minimumloon;

  • d. arbeids- en rusttijden, deeltijdarbeid en aanpassing van arbeidsduur;

  • e. het combineren van arbeid en zorgtaken;

  • f. de aanvullende pensioenen, inclusief de fiscale aspecten van pensioenen en de verplichtstelling van aanvullende pensioenregelingen.

Artikel 7

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De directie Internationale Zaken is verantwoordelijk voor het volgen van de ontwikkelingen in de internationale omgeving en is verantwoordelijk voor het internationaal (doen) realiseren van standpunten op het werkterrein van het ministerie onder waarborging van de samenhang van het beleid van het ministerie en waar relevant van Nederland. Daarnaast draagt de directie Internationale Zaken er zorg voor dat informatie uit het internationale veld tijdig en op de juiste plaatsen binnen het ministerie beschikbaar komt. Dit omvat onder meer de volgende hoofdtaken:

  • a. het departementaal coördineren van de internationale aspecten van het beleid (waaronder een toetsing aan de strategische kaders);

  • b. het uitdragen van de standpunten van dat beleid in internationaal verband;

  • c. het samenhangend adviseren over de afweging van prioriteiten van de verschillende dossiers en de te behalen onderhandelingsresultaten, en over de inpassing van de beleidsdoelstellingen van het departement binnen de algemene kaders van het Nederlandse internationale beleid;

  • d. het uitdragen van en onderhandelen over de Nederlandse standpunten in multilateraal en bilateraal verband;

  • e. het ontwikkelen van strategische kaders ten aanzien van het te voeren beleid in EU en internationaal verband;

  • f. het coördineren van de internationale expertise-uitwisseling inclusief de regievoering met betrekking tot internationale bilaterale projecten;

  • g. het onderhouden van een internationaal netwerk ten behoeve van voornoemde taken;

  • h. het toerusten van het ministerie met het oog op internationale activiteiten.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2011, 10607, datum inwerkingtreding 18-06-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2011.

  • h. het toerusten van het ministerie met het oog op internationale activiteiten;

  • i. het zorgdragen voor de afwikkeling van financieel beheersmatige aangelegenheden die verband houden met de voormalige verantwoordelijkheid van de directie Internationale Zaken om de bestuurlijke vernieuwing van de relatie met de Antillen en Bonaire, Sint Eustatius en Saba aan te sturen en te organiseren.

Artikel 8

De directie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving is verantwoordelijk voor:

Artikel 8A

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

De directie Relatiebeheer, Uitvoeringsontwikkeling en Aansturing is verantwoordelijk voor:

  • a. de coördinatie van de (inter)departementale beleidsvorming inzake de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • b. het zorgdragen voor de uitvoeringstaken van de minister op Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • c. het namens de minister optreden als opdrachtgever voor de RCN.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2011, 10607, datum inwerkingtreding 18-06-2011, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2011.

  • b. het zorgdragen voor de uitvoeringstaken van de minister op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, waaronder mede begrepen het nemen van besluiten en het behandelen van bezwaar- en beroepszaken die betrekking hebben op deze besluiten;

Artikel 9

  • 1 Het bureau DG-Control en Managementondersteuning is verantwoordelijk voor beheersmatig en beleidsinhoudelijk ondersteunen van de directeur-generaal bij de aansturing van de onder hem ressorterende directies.

  • 2 De directie Kinderopvang is verantwoordelijk voor het tot stand brengen van een stelsel van kwalitatief goede en toegankelijke kinderopvang.

§ 4. Bevoegdheden directeuren

Artikel 10

  • 1 Elk van de directeuren is bevoegd om namens een bewindspersoon besluiten te nemen, overeenkomsten aan te gaan en handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, voor zover zij verband houden met de taken en verantwoordelijkheden van zijn directie, tenzij deze zijn voorbehouden aan een bewindspersoon, de secretaris-generaal, de plaatsvervangend secretaris-generaal of de directeur-generaal.

  • 2 Aan elke directeur wordt mandaat en machtiging verleend tot het nemen van besluiten over en het vaststellen en ondertekenen van stukken die betrekking hebben op:

  • 3 De in het eerste lid genoemde bevoegdheid omvat de bevoegdheid tot het verlenen en vaststellen van subsidies en rijksvergoedingen, het aangaan van verbetertrajecten en het korten op bevoorschotting, voor zover het de uitvoering betreft van regelingen op zijn werkterrein.

  • 4 De in het eerste lid genoemde bevoegdheid omvat voorts de bevoegdheid tot het nemen van dwangsombesluiten die verband houden met het niet tijdig afdoen van een besluit, voor zover dit betrekking heeft op hun eigen verantwoordelijkheden.

  • 5 De in het eerste lid genoemde bevoegdheid om overeenkomsten aan te gaan is beperkt tot overeenkomsten met een waarde per overeenkomst onder de laagste drempel voor aanbesteding conform de Europese aanbestedingsrichtlijnen, met dien verstande dat de volgende overeenkomsten mogen worden aangegaan tot een waarde van € 500.000,– per overeenkomst:

    • a. overeenkomsten welke gebaseerd zijn op een raamovereenkomst;

    • b. overeenkomsten voor het opleiden van medewerkers van de directie;

    • c. overeenkomsten voor het inhuren van personeel voor de uitvoering van werkzaamheden die onder de directe verantwoordelijkheid van het departementale management worden verricht;

    • d. arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht;

    • e. overeenkomsten met betrekking tot raden en commissies;

    • f. overeenkomsten met betrekking tot onderzoek;

    • g. overeenkomsten met betrekking tot incidentele beleidsinformatie, met uitzondering van overeenkomsten met het Centraal bureau voor de statistiek.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 11

  • 1 De directeuren kunnen hun vertegenwoordigingsbevoegdheden in een door hen te bepalen omvang doorverlenen aan onder hen ressorterende functionarissen, met dien verstande dat bevoegdheden met betrekking tot personeelsaangelegenheden slechts kunnen worden doorverleend aan rechtstreeks onder hen ressorterende functionarissen en slechts voor zover het betreft:

    • a. het opmaken, niet zijnde vaststellen, van een beoordeling van medewerkers;

    • b. het houden van manager-medewerker gesprekken;

    • c. verlof van medewerkers;

    • d. kleine beloningen, niet zijnde gratificaties, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de directeur.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid kunnen directeuren, na voorafgaande schriftelijke toestemming van directeur-generaal, hun vertegenwoordigingsbevoegdheden doorverlenen aan functionarissen van een ander organisatieonderdeel, mits de betreffende functionaris daarmee schriftelijk instemt.

  • 3 De (door)verlening van (onder-)mandaat, volmacht en machtiging kan uitsluitend bij een schriftelijk besluit geschieden.

Artikel 12

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

  • 2 Deze regeling wordt aangehaald als: Organisatie-, mandaat- en volmachtbesluit directeur-generaal Werk 2009.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 10 december 2008

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
namens deze:
de

Directeur-Generaal Werk

,

M.R.P.M. Camps