Stb. 2010, 319, datum inwerkingtreding 18-08-2010, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.
1 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet, bedraagt € 300 indien
de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, jonger
was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 150 indien de rechthebbende
in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, de rechthebbende niet is overleden in het
kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, en:
-
a. in dat jaar één of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar één of meer
DBC’s vergoed kreeg die behoren tot een bij ministeriële regeling aangewezen chronische
groep die recht geeft op een lage tegemoetkoming;
-
b. in dat jaar één of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar één of meer
DBC’s vergoed kreeg die behoren tot twee of meer bij ministeriële regeling aangewezen
chronische groepen die afzonderlijk geen recht geven op een tegemoetkoming;
-
c. in dat jaar een ATC of in het jaar voorafgaande aan dat jaar een DBC vergoed kreeg
die behoort of die tezamen behoren tot een bij ministeriële regeling aangewezen chronische
groep die geen recht geeft op een tegemoetkoming en daarnaast voor rekening van zijn
zorgverzekeraar een bij ministeriële regeling aangewezen hulpmiddel in een bij die
regeling te bepalen periode heeft verkregen of heeft laten repareren;
-
d. op 31 december van dat jaar heeft beschikt over een indicatie voor het gedurende dat
jaar gebruiken van een rolstoel op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van
de Wet maatschappelijke ondersteuning;
-
e. in het jaar voorafgaande aan dat jaar van zijn zorgverzekeraar geneeskundige zorg
gericht op revalidatie in een bij ministeriële regeling aangewezen instelling, vergoed
heeft gekregen;
-
f. in dat jaar:
-
1°. van zijn zorgverzekeraar fysiotherapie of oefentherapie als bedoeld in artikel 2.6,
tweede lid, van het Besluit zorgverzekering vergoed heeft gekregen, of
-
2°. jonger was dan 18 jaar en in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar van zijn zorgverzekeraar
een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag
aan kosten voor negen behandelingen fysiotherapie of oefentherapie, vergoed heeft
gekregen, of
-
3°. militair was en in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar van de rechtspersoon,
bedoeld in artikel 90a, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement,
een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag
aan kosten voor negen behandelingen fysiotherapie of oefentherapie, vergoed heeft
gekregen;
-
g. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit
was aangewezen op één tot tien uren per week zorg als bedoeld in de artikelen 4, 5
of 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat:
-
1°. de indicatie voor één dagdeel zorg geldt als 2,5 uren zorg per week,
-
2°. het gemiddelde aantal uren waarvoor de indicaties zijn afgegeven, bepalend is voor
het toekennen van de tegemoetkoming;
-
h. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende één tot tien uren
per week in natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onderdeel h, van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen of daartoe
op grond van een indicatiebesluit was aangewezen en een persoonsgebonden budget heeft
ontvangen, met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken
wordt aangesloten bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid,
van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, of
-
i. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende één tot tien uren
per week in natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onderdeel h, van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen, met dien verstande
dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken wordt aangesloten bij de indeling
in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning,
of;
-
i. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit
was aangewezen op één of meer etmalen per week zorg als bedoeld in de artikelen 9,
eerste lid, of 13, eerste en tweede lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ.
2 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet bedraagt € 500 indien
de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, jonger
was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 350 indien de rechthebbende
in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, de rechthebbende niet is overleden in het
kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, en de rechthebbende in dat
jaar:
-
a. een of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar een of meer DBC’s vergoed
kreeg die behoren tot:
-
1°. één of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die recht geven
op een hoge tegemoetkoming, of
-
2°. twee of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die recht geven
op een lage tegemoetkoming;
-
b. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was
aangewezen op tien of meer uren per week zorg als bedoeld in de artikelen 4, 5 of
6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat:
-
1°. de indicatie voor één dagdeel zorg geldt als 2,5 uren zorg per week,
-
2°. het gemiddelde aantal uren waarvoor de indicaties zijn afgegeven, bepalend is voor
het toekennen van de tegemoetkoming;
-
c. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende tien of meer uren per week in
natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h,
van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen of daartoe op grond van
een indicatiebesluit was aangewezen en een persoonsgebonden budget heeft ontvangen,
met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken wordt aangesloten
bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van het Besluit maatschappelijke
ondersteuning, of
-
d. viel onder twee of meer van de categorieën, genoemd in het eerste lid, met uitzondering
van de volgende in het eerste lid bedoelde categorieën:
-
1°. een combinatie van de categorie, genoemd in onderdeel c en van de categorieën, genoemd
in de onderdelen a en b;
-
2°. een combinatie van de categorieën, genoemd in de onderdelen g en h,
-
3°. een combinatie van de categorie, genoemd in onderdeel i, en één van de andere categorieën
genoemd in het eerste lid.
3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen g en i, en het tweede lid, onderdelen
b en c is voor militairen het aantal uren, dagdelen of etmalen waarvoor zorg als bedoeld
in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is gebruikt, bepalend voor het toekennen
van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet.
5 Een rechthebbende op wie het tweede lid, onderdeel a, onder 2°, of onderdeel d, van
toepassing is, heeft slechts recht op een tegemoetkoming als bedoeld in de aanhef
van dat lid.
6 Het eerste lid, onderdelen g en i, en het tweede lid, onderdelen b, en d, zijn van
overeenkomstige toepassing op de indicatiebesluiten afgegeven door de stichting bedoeld
in artikel 9b, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten die met ingang
van 1 januari 2010 zijn afgegeven dan wel op die datum geldig zijn.
Stb. 2010, 764, datum inwerkingtreding 17-11-2010, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.
Het eerste en het derde lid zijn gewijzigd.
1 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet, bedraagt € 300 indien
de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, jonger
was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 150 indien de rechthebbende
in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, de rechthebbende niet is overleden in het
kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, en:
-
a. in dat jaar één of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar één of meer
DBC’s vergoed kreeg die behoren tot een bij ministeriële regeling aangewezen chronische
groep die recht geeft op een lage tegemoetkoming;
-
b. in dat jaar één of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar één of meer
DBC’s vergoed kreeg die behoren tot twee of meer bij ministeriële regeling aangewezen
chronische groepen die afzonderlijk geen recht geven op een tegemoetkoming;
-
c. in dat jaar een ATC of in het jaar voorafgaande aan dat jaar een DBC vergoed kreeg
die behoort of die tezamen behoren tot een bij ministeriële regeling aangewezen chronische
groep die geen recht geeft op een tegemoetkoming en daarnaast voor rekening van zijn
zorgverzekeraar een bij ministeriële regeling aangewezen hulpmiddel in een bij die
regeling te bepalen periode heeft verkregen of heeft laten repareren;
-
d. op 31 december van dat jaar heeft beschikt over een indicatie voor het gedurende dat
jaar gebruiken van een rolstoel op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van
de Wet maatschappelijke ondersteuning;
-
e. in het jaar voorafgaande aan dat jaar van zijn zorgverzekeraar geneeskundige zorg
gericht op revalidatie in een bij ministeriële regeling aangewezen instelling, vergoed
heeft gekregen;
-
f. in dat jaar:
-
1°. van zijn zorgverzekeraar fysiotherapie of oefentherapie als bedoeld in artikel 2.6,
tweede lid, van het Besluit zorgverzekering vergoed heeft gekregen, of
-
2°. jonger was dan 18 jaar en in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar van zijn zorgverzekeraar
een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag
aan kosten voor negen behandelingen fysiotherapie of oefentherapie, vergoed heeft
gekregen, of
-
3°. militair was en in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar van de rechtspersoon,
bedoeld in artikel 90a, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement,
een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag
aan kosten voor negen behandelingen fysiotherapie of oefentherapie, vergoed heeft
gekregen;
-
g. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit
was aangewezen op één tot tien uren per week zorg als bedoeld in de artikelen 4, 5
of 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat:
-
1°. de indicatie voor één dagdeel zorg geldt als 2,5 uren zorg per week,
-
2°. het gemiddelde aantal uren waarvoor de indicaties zijn afgegeven, bepalend is voor
het toekennen van de tegemoetkoming;
-
h. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende één tot tien uren
per week in natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onderdeel h, van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen of daartoe
op grond van een indicatiebesluit was aangewezen en een persoonsgebonden budget heeft
ontvangen, met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken
wordt aangesloten bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid,
van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, of
-
i. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit
was aangewezen op één of meer etmalen per week zorg als bedoeld in de artikelen 9,
eerste lid, of 13, eerste en tweede lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ.
3 Voor de toepassing van het eerste lid, onderdelen g en i, en het tweede lid, onderdelen
b en c, is voor militairen het aantal uren, dagdelen of etmalen waarvoor zorg als
bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten is gebruikt, bepalend voor het
toekennen van de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet.
Stb. 2011, 145, datum inwerkingtreding 30-03-2011, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.
2 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet bedraagt € 500 indien
de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, jonger
was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 350 indien de rechthebbende
in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, de rechthebbende niet is overleden in het
kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, en de rechthebbende in dat
jaar:
-
a. een of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar een of meer DBC’s vergoed
kreeg die behoren tot:
-
1°. één of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die recht geven
op een hoge tegemoetkoming, of
-
2°. twee of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die recht geven
op een lage tegemoetkoming;
-
b. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was
aangewezen op tien of meer uren per week zorg als bedoeld in de artikelen 4, 5 of
6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat:
-
1°. de indicatie voor één dagdeel zorg geldt als 2,5 uren zorg per week,
-
2°. het gemiddelde aantal uren waarvoor de indicaties zijn afgegeven, bepalend is voor
het toekennen van de tegemoetkoming;
-
c. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende tien of meer uren per week in
natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h,
van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen of daartoe op grond van
een indicatiebesluit was aangewezen en een persoonsgebonden budget heeft ontvangen,
met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken wordt aangesloten
bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van het Besluit maatschappelijke
ondersteuning, of
-
d. viel onder twee of meer van de categorieën, genoemd in het eerste lid, met uitzondering
van de volgende in het eerste lid bedoelde categorieën:
-
1°. een combinatie van de categorie, genoemd in onderdeel c en van de categorieën, genoemd
in de onderdelen a en b;
-
2°. een combinatie van de categorieën, genoemd in de onderdelen g en h.
6 Een rechthebbende op wie het eerste lid, onderdeel i, van toepassing is, heeft in
afwijking van het tweede lid, slechts recht op een tegemoetkoming als bedoeld in de
aanhef van het eerste lid.
7 Het eerste lid, onderdelen g en i, en het tweede lid, onderdelen b, en d, zijn van
overeenkomstige toepassing op de indicatiebesluiten afgegeven door de stichting bedoeld
in artikel 9b, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten die met ingang
van 1 januari 2010 zijn afgegeven dan wel op die datum geldig zijn.
Stb. 2011, 145, datum inwerkingtreding 30-03-2011, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.
7 Het eerste lid, onderdelen g en i, het tweede lid, onderdelen b en d, en het zesde
lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de indicatiebesluiten afgegeven door de
stichting bedoeld in artikel 9b, vierde lid, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
die met ingang van 1 januari 2010 zijn afgegeven dan wel op die datum geldig zijn.
Stcrt. 2011, 13469, datum inwerkingtreding 23-07-2011, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.
1 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet, bedraagt € 300
[Red: per 23 juli 2011 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2010: € 306]
indien de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft,
jonger was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 150
[Red: per 23 juli 2011 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2010: € 153]
indien de rechthebbende in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, de rechthebbende
niet is overleden in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, en:
-
a. in dat jaar één of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar één of meer
DBC’s vergoed kreeg die behoren tot een bij ministeriële regeling aangewezen chronische
groep die recht geeft op een lage tegemoetkoming;
-
b. in dat jaar één of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar één of meer
DBC’s vergoed kreeg die behoren tot twee of meer bij ministeriële regeling aangewezen
chronische groepen die afzonderlijk geen recht geven op een tegemoetkoming;
-
c. in dat jaar een ATC of in het jaar voorafgaande aan dat jaar een DBC vergoed kreeg
die behoort of die tezamen behoren tot een bij ministeriële regeling aangewezen chronische
groep die geen recht geeft op een tegemoetkoming en daarnaast voor rekening van zijn
zorgverzekeraar een bij ministeriële regeling aangewezen hulpmiddel in een bij die
regeling te bepalen periode heeft verkregen of heeft laten repareren;
-
d. op 31 december van dat jaar heeft beschikt over een indicatie voor het gedurende dat
jaar gebruiken van een rolstoel op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van
de Wet maatschappelijke ondersteuning;
-
e. in het jaar voorafgaande aan dat jaar van zijn zorgverzekeraar geneeskundige zorg
gericht op revalidatie in een bij ministeriële regeling aangewezen instelling, vergoed
heeft gekregen;
-
f. in dat jaar:
-
1°. van zijn zorgverzekeraar fysiotherapie of oefentherapie als bedoeld in artikel 2.6,
tweede lid, van het Besluit zorgverzekering vergoed heeft gekregen, of
-
2°. jonger was dan 18 jaar en in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar van zijn zorgverzekeraar
een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag
aan kosten voor negen behandelingen fysiotherapie of oefentherapie, vergoed heeft
gekregen, of
-
3°. militair was en in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar van de rechtspersoon,
bedoeld in artikel 90a, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement,
een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag
aan kosten voor negen behandelingen fysiotherapie of oefentherapie, vergoed heeft
gekregen;
-
g. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit
was aangewezen op één tot tien uren per week zorg als bedoeld in de artikelen 4, 5
of 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat:
-
1°. de indicatie voor één dagdeel zorg geldt als 2,5 uren zorg per week,
-
2°. het gemiddelde aantal uren waarvoor de indicaties zijn afgegeven, bepalend is voor
het toekennen van de tegemoetkoming;
-
h. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende één tot tien uren
per week in natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onderdeel h, van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen of daartoe
op grond van een indicatiebesluit was aangewezen en een persoonsgebonden budget heeft
ontvangen, met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken
wordt aangesloten bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid,
van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, of
-
i. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit
was aangewezen op één of meer etmalen per week zorg als bedoeld in de artikelen 9,
eerste lid, of 13, eerste en tweede lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ.
2 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet bedraagt € 500
[Red: per 23 juli 2011 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2010: € 510]
indien de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft,
jonger was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 350
[Red: per 23 juli 2011 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2010: € 357]
indien de rechthebbende in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, de rechthebbende
niet is overleden in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, en
de rechthebbende in dat jaar:
-
a. een of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar een of meer DBC’s vergoed
kreeg die behoren tot:
-
1°. één of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die recht geven
op een hoge tegemoetkoming, of
-
2°. twee of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die recht geven
op een lage tegemoetkoming;
-
b. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was
aangewezen op tien of meer uren per week zorg als bedoeld in de artikelen 4, 5 of
6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat:
-
1°. de indicatie voor één dagdeel zorg geldt als 2,5 uren zorg per week,
-
2°. het gemiddelde aantal uren waarvoor de indicaties zijn afgegeven, bepalend is voor
het toekennen van de tegemoetkoming;
-
c. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende tien of meer uren per week in
natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h,
van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen of daartoe op grond van
een indicatiebesluit was aangewezen en een persoonsgebonden budget heeft ontvangen,
met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken wordt aangesloten
bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van het Besluit maatschappelijke
ondersteuning, of
-
d. viel onder twee of meer van de categorieën, genoemd in het eerste lid, met uitzondering
van de volgende in het eerste lid bedoelde categorieën:
-
1°. een combinatie van de categorie, genoemd in onderdeel c en van de categorieën, genoemd
in de onderdelen a en b;
-
2°. een combinatie van de categorieën, genoemd in de onderdelen g en h.
Stb. 2012, 212, datum inwerkingtreding 19-05-2012, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.
1 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet, bedraagt € 306
[Red: per 2 februari 2012 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2011: €
308]
indien de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft,
jonger was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 153
[Red: per 2 februari 2012 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2011: €
154]
indien de rechthebbende in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, de rechthebbende
niet is overleden in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, en:
-
a. in dat jaar één of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar één of meer
DBC’s vergoed kreeg die behoren tot een bij ministeriële regeling aangewezen chronische
groep die recht geeft op een lage tegemoetkoming;
-
b. in dat jaar één of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar één of meer
DBC’s vergoed kreeg die behoren tot twee of meer bij ministeriële regeling aangewezen
chronische groepen die afzonderlijk geen recht geven op een tegemoetkoming;
-
c. in dat jaar een ATC of in het jaar voorafgaande aan dat jaar een DBC vergoed kreeg
die behoort of die tezamen behoren tot een bij ministeriële regeling aangewezen chronische
groep die geen recht geeft op een tegemoetkoming en daarnaast voor rekening van zijn
zorgverzekeraar een bij ministeriële regeling aangewezen hulpmiddel in een bij die
regeling te bepalen periode heeft verkregen of heeft laten repareren;
-
d. op 31 december van dat jaar heeft beschikt over een indicatie voor het gedurende dat
jaar gebruiken van een rolstoel op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van
de Wet maatschappelijke ondersteuning;
-
e. in het jaar voorafgaande aan dat jaar van zijn zorgverzekeraar geneeskundige zorg
gericht op revalidatie in een bij ministeriële regeling aangewezen instelling, vergoed
heeft gekregen;
-
f. in dat jaar:
-
1°. van zijn zorgverzekeraar fysiotherapie of oefentherapie als bedoeld in artikel 2.6,
tweede lid, van het Besluit zorgverzekering vergoed heeft gekregen, of
-
2°. jonger was dan 18 jaar en in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar van zijn zorgverzekeraar
een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag
aan kosten voor een bij die regeling te bepalen aantal behandelingen fysiotherapie
of oefentherapie, vergoed heeft gekregen, of
-
3°. militair was en in dat jaar en het daaraan voorafgaande jaar van de rechtspersoon,
bedoeld in artikel 90a, eerste lid, van het Algemeen militair ambtenarenreglement,
een bij ministeriële regeling te bepalen bedrag, gelijk aan het gemiddelde bedrag
aan kosten voor een bij die regeling te bepalen aantal behandelingen fysiotherapie
of oefentherapie, vergoed heeft gekregen;
-
g. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit
was aangewezen op één tot tien uren per week zorg als bedoeld in artikelen 4, 5 en
6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat:
-
1°. een indicatie voor een functie voor één dagdeel geldt als een indicatie voor 2,5 uren
zorg per week;
-
2°. het gemiddelde aantal uren waarvoor een functie is geïndiceerd, geldt als het aantal
uren zorg per week voor die functie, en
-
3°. in geval van een indicatie voor twee of meer functies het totaalaantal uren zorg per
week wordt berekend door het aantal uren zorg per functie per week op te tellen;
-
h. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende één tot tien uren
per week in natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid,
onderdeel h, van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen of daartoe
op grond van een indicatiebesluit was aangewezen en een persoonsgebonden budget heeft
ontvangen, met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken
wordt aangesloten bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid,
van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, of
-
i. in dat jaar al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit
was aangewezen op één of meer etmalen per week zorg als bedoeld in de artikelen 9,
eerste lid, of 13, eerste en tweede lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ.
2 De tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet bedraagt € 510
[Red: per 2 februari 2012 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2011: €
514]
indien de rechthebbende in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft,
jonger was dan 65 jaar of 65 jaar is geworden, onderscheidenlijk € 357
[Red: per 2 februari 2012 en met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2011: €
360]
indien de rechthebbende in het gehele jaar 65 jaar of ouder was, de rechthebbende
niet is overleden in het kalenderjaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, en
de rechthebbende in dat jaar:
-
a. een of meer ATC’s of in het jaar voorafgaande aan dat jaar een of meer DBC’s vergoed
kreeg die behoren tot:
-
1°. één of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die recht geven
op een hoge tegemoetkoming, of
-
2°. twee of meer bij ministeriële regeling aangewezen chronische groepen die recht geven
op een lage tegemoetkoming;
-
b. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer op grond van een indicatiebesluit was
aangewezen op tien of meer uren per week zorg als bedoeld in artikelen 4, 5 en 6 van
het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat:
-
1°. een indicatie voor een functie voor één dagdeel geldt als een indicatie voor 2,5 uren
zorg per week;
-
2°. het gemiddelde aantal uren waarvoor een functie is geïndiceerd, geldt als het aantal
uren zorg per week voor die functie, en
-
3°. in geval van een indicatie voor twee of meer functies het totaalaantal uren zorg per
week wordt berekend door het aantal uren zorg per functie per week op te tellen;
-
c. al dan niet aaneengesloten 26 weken of meer gedurende tien of meer uren per week in
natura huishoudelijke verzorging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel h,
van de Wet maatschappelijke ondersteuning heeft ontvangen of daartoe op grond van
een indicatiebesluit was aangewezen en een persoonsgebonden budget heeft ontvangen,
met dien verstande dat voor het vaststellen van de periode van 26 weken wordt aangesloten
bij de indeling in weken als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van het Besluit maatschappelijke
ondersteuning, of
-
d. viel onder twee of meer van de categorieën, genoemd in het eerste lid, met uitzondering
van de volgende in het eerste lid bedoelde categorieën:
-
1°. een combinatie van de categorie, genoemd in onderdeel c en van de categorieën, genoemd
in de onderdelen a en b;
-
2°. een combinatie van de categorieën, genoemd in de onderdelen g en h.
Stb. 2012, 385, datum inwerkingtreding 31-08-2012, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2010.
8 Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld:
-
a. met een bij ministeriële regeling krachtens het eerste lid, onderdeel e, aangewezen
instelling, een buiten Nederland gevestigde, door een daartoe bevoegde autoriteit
in een andere lidstaat van de Europese Unie voor revalidatiezorg aangewezen instelling;
-
b. met een DBC een daarmee naar aard en strekking overeenkomende combinatie van prestaties
als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Wet marktordening gezondheidszorg, verricht
in een andere lidstaat van de Europese Unie, en
-
c. met een lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst
betreffende de Europese Economische Ruimte.