Beleidsregel doelmatigheid hoger onderwijs 2009

[Regeling vervallen per 01-11-2012.]
Geraadpleegd op 15-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 30-04-2010.
Geldend van 30-04-2010 t/m 31-10-2012

Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 juni 2009, nr. HO&S/BS/2009/118878, houdende beleidsregels inzake de doelmatigheid van het hoger onderwijs (Beleidsregel doelmatigheid hoger onderwijs 2009)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor zover het betreft het onderwijs en het onderzoek op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving,

Gelet op artikel 4:81 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 6.2, artikel 7.3a, tweede lid, aanhef en onder b, en derde lid, en op artikel 7.17, tweede en derde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW);

Besluit:

Artikel 1. Definities

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a. wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • b. Minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en, voor zover het betreft het onderwijs en het onderzoek op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV);

  • c. commissie: de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs, ingesteld bij het Instellingsbesluit Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs;

  • d. opleiding: een initiële opleiding aan een bekostigde instelling voor hoger onderwijs;

  • e. Croho: Centraal register opleidingen hoger onderwijs, als bedoeld in artikel 6.13 van de wet;

  • f. NVAO: de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie;

  • g. Instellingsbestuur: het College van Bestuur van een bekostigde instelling.

Artikel 2. Reikwijdte beleidsregel

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

Deze beleidsregel heeft betrekking op de volgende voornemens tot wijziging van het onderwijsaanbod van bekostigde instellingen voor hoger onderwijs:

  • het verzorgen van een nieuwe opleiding;

  • de vestiging van een opleiding of een gedeelte van een opleiding in een andere gemeente;

  • de verplaatsing van een opleiding of een gedeelte van een opleiding naar een andere gemeente;

  • de samenvoeging van bestaande opleidingen.

Artikel 3. Taak Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

  • 1 De commissie adviseert de minister voordat deze een besluit neemt ten aanzien van een voornemen als bedoeld in artikel 2.

  • 2 Een voornemen als bedoeld in artikel 2 wordt gelijktijdig schriftelijk en digitaal ingediend bij de minister, per adres: De Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs, postbus 85498, 2508 CD Den Haag, respectievelijk info@cdho.nl. Voor de datum van ontvangst van het voornemen geldt de datum van ontvangst van de schriftelijke versie van het voornemen.

Nieuwe opleiding

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

Artikel 4.1. Voorwaarden nieuwe opleiding hbo-bachelor, wo-bachelor, wo-master

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

  • 1 Met het voornemen van het instellingsbestuur tot het verzorgen van een nieuwe opleiding wordt ingestemd, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a. de opleiding draagt aantoonbaar bij aan de verdere ontwikkeling van de Nederlandse kennissamenleving doordat de opleiding tegemoet komt aan een door de Minister erkende behoefte aan nieuwe beroepen of aan door de Minister noodzakelijk geachte nieuwe ontwikkelingen, waaronder wetenschappelijke ontwikkelingen in innovatieve sectoren, of

    • b. de opleiding draagt aantoonbaar bij aan een andere dan onder a genoemde en door de Minister erkende behoefte op terreinen, waarvoor de Rijksoverheid een bijzondere verantwoordelijkheid op stelselniveau draagt, of

    • c. de opleiding wordt gevestigd in een landsdeel waarover bestuurlijke afspraken met de Minister zijn gemaakt om de kennisinfrastructuur aldaar te versterken, om daarmee gebiedsspecifieke knelpunten en achterstandsituaties te verminderen, en

    • d. het realiseren van de opleiding leidt naar de mening van de Minister op langere termijn niet tot substantieel nadelige of, indien is voldaan aan voorwaarde c, bovenmatig nadelige effecten voor de benutting van de bestaande capaciteit en infrastructuur op het desbetreffende onderwijs- en onderzoeksterrein, waaronder tevens moet worden begrepen het aanbod van vergelijkbaar geaccrediteerd, niet-bekostigd onderwijs, dat de student onder vergelijkbare condities kan volgen als het onderwijs van een bekostigde opleiding, en

    • e. de inbedding van de opleiding in de (regionale) kennisinfrastructuur is voldoende verzekerd.

  • 2 Indien meerdere voornemens voor vergelijkbare opleidingen gelijktijdig ter beoordeling voorliggen, worden deze in onderling verband beoordeeld, waarbij rekening wordt gehouden met de mate waarin wordt voldaan aan de in het eerste lid genoemde voorwaarden.

Artikel 4.2. Voorwaarden nieuwe hbo-masteropleiding

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

  • 1 Op grond van artikel 7.3a, tweede lid, aanhef en onder b, en derde lid, van de wet wordt een hbo-masteropleiding als initiële masteropleiding aangemerkt, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a. de opleiding voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 4.1, eerste lid;

    • b. het gaat om een opleiding waarvoor aantoonbaar geen of onvoldoende bereidheid in de samenleving bestaat om daarin te investeren en die zonder overheidsfinanciering niet wordt aangeboden of waarvan zonder overheidsfinanciering onvoldoende gebruik wordt gemaakt, en

    • c. de behoefte op de arbeidsmarkt en de behoefte van het afnemend beroepenveld zijn ten genoegen van de Minister objectief vaststelbaar en aannemelijk gemaakt.

Artikel 4.3. Aanvraag nieuwe opleiding

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

  • 1 Bij het indienen van een voornemen voor een nieuwe opleiding legt het instellingsbestuur de volgende gegevens over:

    • a. documenten waaruit blijkt dat de opleiding voldoet aan de in artikel 4.1, eerste lid, genoemde voorwaarden;

    • b. in welke gemeente de opleiding wordt gevestigd en, indien van toepassing, in welke andere gemeente(n) het instellingsbestuur voornemens is de opleiding (deels) te verzorgen;

    • c. de onderwijs- en examenregeling van de opleiding of een beschrijving van de opleiding, waarin met de onderwijs- en examenregeling vergelijkbare informatie wordt verschaft;

    • d. het volledig ingevulde standaardformulier van de Informatie Beheer Groep met de registratiegegevens van de opleiding;

    • e. een motivering, indien de instelling voornemens is tot registratie van de opleiding in het Croho-onderdeel Sectoroverstijgend;

    • f. het verslag van de resultaten van het overleg dat het instellingsbestuur over het voornemen heeft gevoerd met alle onderwijsaanbieders, zoals bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, die al een vergelijkbare opleiding verzorgen, of een schriftelijke verklaring van die onderwijsaanbieders, en

    • g. een gemotiveerd voorstel voor de te stellen nadere vooropleidingseisen, als bedoeld in artikel 7.25 van de wet, indien de opleiding niet is opgenomen in de Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs 2007. Indien de instelling van oordeel is dat aanvullende eisen, als bedoeld in artikel 7.26 van de wet, noodzakelijk zijn die nog niet zijn opgenomen in het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, kan zij een voorstel doen waaruit blijkt dat voldaan is aan de eisen genoemd in dat artikel.

  • 2 Indien het voornemen ziet op een nieuwe hbo-masteropleiding, legt het instellingsbestuur, naast de gegevens genoemd in het eerste lid, documenten over waaruit blijkt dat het onderwijs op de vestigingsplaats voldoet aan de in artikel 4.2, eerste lid, genoemde voorwaarden.

  • 3 Indien het voornemen ziet op een nieuwe wo-masteropleiding met een studielast van 120 studiepunten, dient het instellingsbestuur bij de Minister – postbus 16375, 2500 BJ Den Haag indien het de Minister van OCW betreft en postbus 20401, 2500 EK Den Haag, indien het de Minister van LNV betreft – een verzoek in om opname van de opleiding in de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 7.4a, vijfde lid, van de wet. Daarbij wordt het besluit toets nieuwe opleiding van de NVAO overgelegd.

  • 4 Indien bij twee of meer instellingen het voornemen bestaat voor het gezamenlijk verzorgen van een nieuwe opleiding, dient elk instellingsbestuur afzonderlijk bij de Minister een voornemen voor het verzorgen van de opleiding in.

  • 5 Indien er een door de betrokken instellingen opgesteld sectorplan bestaat met daarin opgenomen voornemens voor nieuwe opleidingen, zet het instellingsbestuur dat voornemens is een dergelijke nieuwe opleiding te starten de relatie tussen zijn voornemen en het sectorplan uiteen.

  • 6 Indien het voornemen tevens de intentie omvat om de nieuwe opleiding geheel of gedeeltelijk op meer dan één vestigingsplaats te verzorgen, zijn de artikelen 5.1 en 5.2 van overeenkomstige toepassing.

Nieuwe vestigingsplaats

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

Artikel 5.1. Voorwaarden vestiging (gedeelte) van een opleiding in een andere gemeente

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

  • 1 Het voornemen van het instellingsbestuur om een in het Croho opgenomen opleiding, of een gedeelte daarvan, ook in één of meer andere gemeenten te vestigen wordt beoordeeld als ware er sprake van een nieuwe opleiding. Daarmee wordt ingestemd, indien wordt voldaan aan de in artikel 4.1, eerste lid, respectievelijk artikel 4.2, eerste lid, genoemde voorwaarden.

  • 2 Het instellingsbestuur legt aan de Minister het voornemen een nieuwe vestigingsplaats te kiezen voor als het gaat om de navolgende gedeelten van een opleiding:

    • a. de propedeutische fase;

    • b. een afstudeerrichting;

    • c. van een hbo-bacheloropleiding of een wo-bacheloropleiding: het gedeelte van de opleiding dat meer dan een derde van de gehele studielast van de opleiding, inclusief stages en afstudeerprojecten, omvat;

    • d. van een hbo-masteropleiding en een wo-masteropleiding: het gedeelte van de opleiding dat meer dan een derde of meer dan 30 studiepunten van de gehele studielast van de opleiding, inclusief stages en afstudeerprojecten, omvat;

    • e. van een Associate-degreeprogramma: het gedeelte van het programma dat meer dan een derde van de gehele studielast, inclusief stages en afstudeerprojecten, omvat.

    • f. van een duale opleiding of van een duaal Associate-degreeprogramma: het gedeelte van de opleiding c.q. het Asscciate-degreeprogramma dat meer dan een derde van de opleiding c.q. het Associate-degreeprogramma omvat. Dit laat onverlet dat, indien het beroepsuitoefeningsdeel van een duale opleiding of een duaal Associate-degreeprogramma door een student op individuele basis in een nieuwe vestigingsplaats wordt doorlopen, genoemde norm niet op dit beroepsuitoefeningsdeel ziet.

  • 3 Het instellingsbestuur legt ten aanzien van opleidingen die op basis van de Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen worden gesubsidieerd aan de Minister het voornemen een nieuwe vestigingsplaats te kiezen voor als er sprake is van een situatie waarbij meer dan 50% van het curriculum in de praktijk wordt gevolgd.

  • 4 Indien een instelling ingevolge artikel 3.2 van de Beleidsregel doelmatigheid hoger onderwijs van 21 juni 2006 ten tijde van de inwerkingtreding van dit besluit

    • een groter gedeelte van een opleiding in een andere gemeente dan de vestigingsplaats van de opleiding verzorgt dan het gedeelte waarvoor ingevolge artikel 5.1, tweede of derde lid, geen instemming van de minister nodig is, of

    • al voorbereidingen heeft getroffen om voor het studiejaar 2009–2010 een groter gedeelte van een opleiding in een andere gemeente dan de vestigingsplaats van de opleiding te verzorgen dan het gedeelte waarvoor ingevolge artikel 5.1, tweede of derde lid, geen instemming van de minister nodig is en studenten zijn ingeschreven onder de verwachting dit grotere deel in de andere gemeente te zullen volgen,

    dan beëindigt het instellingsbestuur met inachtneming van het bepaalde in het vijfde lid het verzorgen van het opleidingsdeel in de desbetreffende vestigingsplaats voor zover het de norm van artikel 5.1, tweede lid, overtreft, of hij dient daartoe alsnog een voornemen als bedoeld in het tweede lid in.

  • 5 Tot beëindiging ingevolge het vierde lid of als gevolg van een afwijzende beslissing van de minister op een voornemen, bedoeld in het vierde lid, wordt niet overgegaan dan nadat de studenten die dat opleidingsdeel in de desbetreffende gemeente volgen dat opleidingsdeel ter plaatse binnen een redelijke termijn kunnen voltooien. Onder redelijke termijn wordt ten hoogste verstaan de voor die studenten resterende aan de studielast gerelateerde duur, vermeerderd met één jaar.

  • 6 Aan het opleidingsgedeelte in de andere vestigingsplaats dat wordt beëindigd, wordt vanaf het studiejaar 2010–2011 geen onderwijs aan nieuwe studenten meer verzorgd.

  • 7 Indien een opleiding wordt verzorgd in twee of meer opleidingsvormen voltijd, deeltijd of duaal, als bedoeld in artikel 7.7 van de wet, wordt iedere opleidingsvorm voor de toepassing van dit artikel beschouwd als een zelfstandige opleiding.

Artikel 5.2. Aanvraag nieuwe vestigingsplaats

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

Bij het indienen van een voornemen voor een nieuwe vestigingsplaats als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, legt het instellingsbestuur de volgende gegevens over:

  • a. in welke andere gemeente(n) de instelling voornemens is de opleiding te vestigen;

  • b. of de nieuwe vestigingsplaats de gehele opleiding of een gedeelte van de opleiding beslaat en, in geval van dat laatste, welk gedeelte;

  • c. de documenten, bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, onder a en, indien het een hbo-masteropleiding betreft, tevens de documenten, bedoeld in artikel 4.3, tweede lid;

  • d. het verslag van de resultaten van het overleg dat het instellingsbestuur over het voornemen heeft gevoerd met alle onderwijsaanbieders, zoals bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, onder d, die al een vergelijkbare opleiding verzorgen, of een schriftelijke verklaring van die onderwijsaanbieders.

Verplaatsing

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

Artikel 6.1. Voorwaarden verplaatsing (gedeelte van een) opleiding

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

  • 1 Met het voornemen van een instellingsbestuur om een in het Croho opgenomen opleiding of een gedeelte daarvan te verplaatsen naar een andere gemeente wordt ingestemd, indien wordt voldaan aan de in artikel 4.1, eerste lid, onder d en e genoemde voorwaarden en, indien het voornemen een hbo-masteropleiding betreft, bovendien wordt voldaan aan de in artikel 4.2, eerste lid, onder b en c genoemde voorwaarden.

  • 2 Indien de verplaatsing betrekking heeft op een gedeelte van de opleiding, is artikel 5.1, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6.2. Aanvraag verplaatsing

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

Bij het indienen van een voornemen tot verplaatsing van een opleiding of een gedeelte daarvan naar een andere gemeente, als bedoeld in artikel 6.1, legt het instellingsbestuur de volgende gegevens over:

  • a. documenten waaruit blijkt dat het onderwijsaanbod op de nieuwe vestigingsplaats voldoet aan de in artikel 4.1, eerste lid, onder d en e genoemde voorwaarden en, indien het voornemen een hbo-masteropleiding betreft, tevens documenten waaruit blijkt dat het onderwijsaanbod op de nieuwe vestigingsplaats voldoet aan de in artikel 4.2, eerste lid, onder b en c genoemde voorwaarden;

  • b. in welke nieuwe gemeente(n) de opleiding wordt gevestigd;

  • c. of de verplaatsing de gehele opleiding of een gedeelte van de opleiding beslaat en, wanneer het een gedeelte betreft, welk gedeelte;

  • d. het verslag van de resultaten van het overleg dat het instellingsbestuur over het voornemen heeft gevoerd met alle onderwijsaanbieders, zoals bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, onder d, die al een vergelijkbare opleiding verzorgen, of een schriftelijke verklaring van die onderwijsaanbieders.

Samenvoeging bestaande opleidingen

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

Artikel 7.1. Voorwaarden samenvoeging

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

  • 1 Met een voornemen om twee of meer reeds in het Crohoopgenomen opleidingen samen te voegen tot een verbrede opleiding wordt ingestemd, indien:

    • a. dit voornemen niet leidt tot het verzorgen van een nieuwe opleiding, en

    • b. de verbrede opleiding wordt verzorgd in een of in beide vestigingsplaatsen van de oorspronkelijke opleidingen;

  • 2 Indien het voornemen ertoe leidt dat de samengevoegde opleiding in een voor beide oorspronkelijke opleidingen nieuwe vestigingsplaats zal worden verzorgd, dient het instellingsbestuur tevens een voornemen op grond van artikel 5.1 in.

Artikel 7.2. Aanvraag samenvoeging

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

Bij het indienen van een voornemen tot samenvoeging van opleidingen legt het instellingsbestuur de volgende gegevens over:

  • a. het oordeel van de NVAO waaruit blijkt dat er, gelet op de door het instellingsbestuur beschreven programmatische relatie tussen de desbetreffende opleidingen, geen sprake is van een nieuwe opleiding;

  • b. de beoogde startdatum van de samengevoegde opleiding en, voor zover noodzakelijk, de redelijke termijn waarbinnen de studenten de oorspronkelijke opleiding kunnen afronden;

  • c. indien de nadere vooropleidingseisen als bedoeld in artikel 7.25 van de wet en, voor zover van toepassing, de aanvullende eisen als bedoeld in artikel 7.26 van de wet van de samen te voegen opleidingen verschillen, een voorstel voor de nieuw te stellen eisen.

Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

Artikel 8. Geldigheidsduur

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

  • 2 Artikel 4.3, eerste lid, onder f treedt in werking gelijktijdig met de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel AN, van de wet Versterking besturing (T.K. 2008–2009, 31 821, nr. 2).

  • 3 Deze beleidsregel vervalt uiterlijk op 1 augustus 2013.

Artikel 9. Intrekking oude Beleidsregel

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

Met ingang van 1 augustus 2009 wordt de Beleidsregel doelmatigheid hoger onderwijs van 21 juni 2006 (kenmerk HO/BL/2006/24451) ingetrokken.

Artikel 10. Overgangsbepaling

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

Een voornemen dat vóór 1 augustus 2009 bij de Minister is ingediend, alsmede een bezwaarschrift tegen een besluit op dat voornemen, worden overeenkomstig de Beleidsregel doelmatigheid hoger onderwijs van 21 juni 2006 (kenmerk HO/BL/2006/24451) afgehandeld.

Artikel 11. Citeertitel

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel doelmatigheid hoger onderwijs 2009.

Artikel 12. Bekendmaking

[Regeling vervallen per 01-11-2012]

Deze beleidsregel met de toelichting wordt geplaatst in de Staatscourant.

De

minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

R.H.A. Plasterk