3. Compensatie voor het verleden van nog bij de verzekeraar lopende verzekeringen
[Regeling vervallen per 03-02-2010]
De compensatieregelingen leiden in het algemeen tot tegemoetkomingen voor zover in
het verleden het kostenniveau hoger was dan een thans vastgesteld normniveau. Tegemoetkomingen
kunnen ook voortvloeien uit het met terugwerkende kracht verlaagd zijn van premies
voor bepaalde risicodekkingen. Voor nog bij de verzekeraar lopende verzekeringen,
waaronder premievrije polissen, kunnen deze tegemoetkomingen plaatsvinden door een
betaling ineens of door verhoging van de verzekerde rechten op einddatum dan wel op
een eerder tijdstip.
Voor de heffing van inkomstenbelasting vormt deze verhoging van de verzekerde rechten
als zodanig geen belastbaar inkomen uit de verzekering. Die verhoging leidt uiteindelijk
wel tot een hogere verzekeringsuitkering ineens of in termijnen waarover uiteraard
regulier wordt geheven volgens de bepalingen van de Wet IB 2001.
In dit verband kan een verhoging betrekking hebben op een lijfrente waarvan de termijnen
reeds zijn ingegaan. Indien als gevolg daarvan een verhoging van de resterende lijfrentetermijnen
plaatsvindt, zijn die termijnen fiscaal nog steeds aan te merken als ‘vast en gelijkmatig’.
Voor gevallen waarin bij ingegane lijfrenten ter compensatie een extra uitkering ineens
wordt gedaan, is hetgeen in paragraaf 4 is opgenomen voor nabetalingen van overeenkomstige toepassing.
Wel vormen verhogingen van verzekerde rechten in het algemeen een aandachtspunt voor
verzekeringen die zijn gesloten vóór de inwerkingtreding van de Wet IB 2001 omdat daarvoor mogelijk op grond van de Invoeringswet Wet IB 2001 regelingen met eerbiedigende werking van toepassing zijn. Voor lijfrenten die in
het verleden werden gesloten is dit echter geen aandachtspunt omdat de beperkte eerbiedigende
werking die daarvoor kan gelden niet afhankelijk is gesteld van de hoogte van de verzekerde
rechten maar van de hoogte van de te betalen premies.
Voor kapitaalverzekeringen zonder een in euro’s verzekerd kapitaal – globaal gesproken
beleggingsverzekeringen of unit-linked-verzekeringen – die zijn gesloten vóór 2001
geldt eveneens dat een verhoging van de verzekerde rechten niet leidt tot het verlies
van enige eerbiedigende werking op grond van de Invoeringswet Wet IB 2001. Ook daarvoor is alleen de hoogte van de betaalde premies relevant. Het recht op
de zogenoemde bijzondere bezitsvrijstelling (Hoofdstuk 2, artikel I, onderdeel AN Invoeringswet Wet IB 2001) gaat op dezelfde grond door de onderhavige verhoging niet verloren.
Als er compensatieregelingen zijn waarbij de onderhavige verhoging ook aan de orde
is voor kapitaalverzekeringen met een in euro’s verzekerd kapitaal, geldt ook dat
de verhoging niet leidt tot verlies van enige eerbiedigende werking ondanks het feit
dat daarbij de hoogte van het verzekerde kapitaal wel van belang is. De verhoging
is immers niet het gevolg van een gewijzigde premiebetaling of andere handeling van
de verzekeringnemer. De verhoging vloeit voort uit het geheel van de voorwaarden van
de kapitaalverzekering sedert het tijdstip van totstandkoming daarvan. In die voorwaarden
lag besloten dat er van aanvang af – naar thans is vastgesteld – te hoge kosten in
rekening zijn gebracht waarvan met terugwerkende kracht herstel plaatsvindt door de
verhoging van het verzekerde kapitaal. Deze verhoging is daarom niet aan te merken
als een verhoging die het recht op enige eerbiedigende werking verloren doet gaan.
Voor zowel kapitaalverzekeringen als voor lijfrenten zijn er daarom geen fiscale gevolgen
verbonden aan de verhogingen als zodanig van de verzekerde rechten ter compensatie
van in het verleden betaalde te hoge kosten. Die verhogingen leiden uiteindelijk wel
tot hogere verzekeringsuitkeringen ineens of in termijnen. Daarop zijn uiteraard de
bepalingen van de Wet IB 2001 van toepassing. Indien het gaat om belaste uitkeringen, vindt heffing dan plaats
over het hogere bedrag van de uitkeringen.