4.1. Aftrekmogelijkheden bij WSF 2000
[Regeling vervallen per 30-01-2010]
Welke aftrekmogelijkheden van studiekosten zijn er voor studenten met een studie die
valt onder de WSF 2000?
Studenten (degenen die een WO of HBO opleiding volgen) en deelnemers (degenen die
beroepsonderwijs volgen) die vallen onder de regeling van de Wet studiefinanciering 2000 (hierna WSF 2000) kunnen hun studiekosten op grond van Afdeling 6.7 van de wet IB 2001 aftrekken. Het eerste lid van artikel 6.29 van de Wet IB 2001 bepaalt dat indien de werkelijke studiekosten niet meer bedragen dan het tweevoud
van de bedragen bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, aanhef en onderdelen b en c, van de WSF 2000, deze bedragen in aanmerking komen als scholingsuitgaven. Bedragen de werkelijke
studiekosten meer dan het tweevoud van de bedragen bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, aanhef en onderdelen b en c, van de WSF 2000, komen de werkelijke studiekosten minus de bedragen uit de WSF 2000 als scholingsuitgaven in aanmerking.
Het tweede lid van artikel 6.29 van de Wet IB 2001 bepaalt dat voorzover de prestatiebeurs wordt omgezet in een gift deze prestatiebeurs
op de scholingsuitgaven, zoals berekend volgens het eerste lid, in mindering moet
worden gebracht. Op het moment dat de uitgaven worden gedaan, is dus een aftrek mogelijk
voor het verschil. Tot 1 januari 2006 gold dit alleen voor WO/HBO studenten. Met ingang
van die datum geldt dit ook voor deelnemers aan het MBO die een opleiding niveau 3
of 4 volgen. Voorts bepaalt het derde lid van artikel 6.29 van de Wet IB 2001 het moment van aftrek indien het scholingsuitgaven betreft waarvoor een prestatiebeurs
is toegekend en de prestatiebeurs wordt definitief niet omgezet in een gift. Dan is
het moment van aftrek het jaar waarin de desbetreffende definitieve beschikking van
de IBG (Informatie Beheer Groep) is gedagtekend. De gift moet in aanmerking worden
genomen voor het feitelijk ontvangen bedrag en niet uitsluitend voor het bedrag van
de basisbeurs voor thuiswonenden (Hoge Raad 6 december 2000, nr. 34 933, LJN: AA8849).
Met ingang van 1 september 2007 is artikel 6.29 van de Wet IB 2001 gewijzigd. De inhoud van bovenstaand eerste lid is, onder vernummering van het tweede
en het derde lid tot derde en vierde lid, afhankelijk van het soort onderwijs (beroepsonderwijs
– hoger onderwijs), opgenomen in twee nieuwe leden. Verder is in deze leden het normbedrag
voor boeken en leermiddelen opgenomen. Met ingang van september 2007 is dit voor het
beroepsonderwijs € 47 en voor het hoger onderwijs € 54. Voor het normbedrag voor lesgeld
respectievelijk collegegeld wordt nog steeds verwezen naar de desbetreffende wetgeving.
Indien de student/deelnemer in het eerste studiejaar onvoldoende studiepunten heeft
behaald, ontvangt hij in het volgende kalenderjaar van de IBG een beschikking dat
de lening een lening blijft. Aangezien deze lening alsnog in een gift wordt omgezet
als de student/deelnemer binnen 10 jaar zijn diploma behaalt, is die beschikking geen
definitieve beschikking en is dus in dat jaar geen aftrek mogelijk.
Artikel 6.29 van de Wet IB 2001 schematisch (drempel en maxima zijn niet in schema verwerkt):
Normbedragen boeken en leermiddelen per maand (artikel. 3.2, eerste lid, aanhef en
onderdeel b, WSF 2000)
In 2001:
|
|
WO/HBO
|
€ 45,78 (f 100,88)
|
MBO
|
€ 40,05 (f 88,25)
|
|
|
In 2002:
|
|
WO/HBO
|
€ 46,92
|
MBO
|
€ 41,05
|
|
|
In 2003:
|
|
WO/HBO
|
€ 49,07
|
MBO
|
€ 42,93
|
|
|
In 2004:
|
|
WO/HBO
|
€ 50,72
|
MBO
|
€ 44,37
|
|
|
In 2005:
|
|
WO/HBO
|
€ 51,81
|
MBO
|
€ 45,32
|
|
|
In 2006:
|
|
WO/HBO
|
€ 52,42
|
MBO
|
€ 45,85
|
|
|
In 2007 tot 1 sept.:
|
|
WO/HBO
|
€ 53,32
|
MBO
|
€ 46,63
|
Normbedragen onderwijsbijdrage per maand (artikel 3.2, eerste lid, aanhef en onderdeel
c, WSF 2000)
WO/HBO
|
1-1-2001 tot 1-9-2001 € 108,68 (f 239,50)
|
|
1-9-2001 tot 1-9-2002 € 110,80 (f 244,14)
|
|
1-9-2002 tot 1-9-2003 € 116,32
|
|
1-9-2003 tot 1-9-2004 € 120,42
|
|
1-9-2004 tot 1-9-2005 € 123
|
|
1-9-2005 tot 1-9-2006 € 124,67
|
|
1-9-2006 tot 1-9-2007 € 126,58
|
|
1-9-2007 tot 1-9-2008 € 128,17
|
|
|
MBO
|
1-1-2001 tot 1-8-2001 € 68,90 (f 151,83)
|
|
1-8-2001 tot 1-8-2002 € 71,02 (f 156,51)
|
|
1-8-2002 tot 1-8-2003 € 73,75
|
|
1-8-2003 tot 1-8-2004 € 76,33
|
|
1-8-2004 tot 1-8-2005 € 78
|
|
1-8-2005 tot 1-8-2006 € 79,08
|
|
1-8-2006 tot 1-8-2007 € 80,25
|
|
1-8-2007 tot 1-8-2008 € 81,25
|
Normbedragen per maand samen:
WO/HBO
|
1-1-2001 tot 1-9-2001
|
€ 154,46 (f 340,38)
|
|
1-9-2001 t/m 31-12-2001
|
€ 156,57 (f 345,02)
|
|
1-1-2002 tot 1-9-2002
|
€ 157,72
|
|
1-9-2002 t/m 31-12-2002
|
€ 163,24
|
|
1-1-2003 tot 1-9-2003
|
€ 165,39
|
|
1-9-2003 t/m 31-12-2003
|
€ 169,49
|
|
1-1-2004 tot 1-9-2004
|
€ 171,14
|
|
1-9-2004 t/m 31-12-2004
|
€ 173,72
|
|
1-1-2005 tot 1-9-2005
|
€ 174,81
|
|
1-9-2005 t/m 31-12-2005
|
€ 176,48
|
|
1-1-2006 tot 1-9-2006
|
€ 177,09
|
|
1-9-2006 t/m 31-12-2006
|
€ 179,00
|
|
1-1-2007 tot 1-9-2007
|
€ 179,90
|
|
1-9-2007 t/m 31-12-2007
|
€ 182,17
|
|
|
|
MBO
|
1-1-2001 tot 1-8-2001
|
€ 108,95 (f 240,08)
|
|
1-8-2001 t/m 31-12-2001
|
€ 111,07 (f 244,77)
|
|
1-1-2002 tot 1-8-2002
|
€ 112,07
|
|
1-8-2002 t/m 31-12-2002
|
€ 114,80
|
|
1-1-2003 tot 1-8-2003
|
€ 116,68
|
|
1-8-2003 t/m 31-12-2003
|
€ 119,26
|
|
1-1-2004 tot 1-8-2004
|
€ 120,70
|
|
1-8-2004 t/m31-12-2004
|
€ 122,37
|
|
1-1-2005 tot 1-8-2005
|
€ 123,32
|
|
1-8-2005 t/m 31-12-2005
|
€ 124,40
|
|
1-1-2006 tot 1-8-2006
|
€ 124,93
|
|
1-8-2006 t/m 31-12-2006
|
€ 126,10
|
|
1-1-2007 tot 1-8-2007
|
€ 126,88
|
|
1-8-2007 tot 1-9-2007
|
€ 127,88
|
|
1-9-2007 t/m 31-12-2007
|
€ 128,25
|
De basisbeurs bedraagt in 2001:
|
Uitwonend
|
Thuiswonend
|
WO/HBO
|
€ 205,97 (f 453,89)
|
€ 66,88 (f 147,38)
|
MBO
|
€ 189,49 (f 417,58)
|
€ 50,40 (f 111,07)
|
De basisbeurs bedraagt in 2002:
|
Uitwonend
|
Thuiswonend
|
WO/HBO
|
€ 211,09
|
€ 68,55
|
MBO
|
€ 194,20
|
€ 51,66
|
De basisbeurs bedraagt in 2003:
|
Uitwonend
|
Thuiswonend
|
WO/HBO
|
€ 220,78
|
€ 71,70
|
MBO
|
€ 203,11
|
€ 54,03
|
De basisbeurs bedraagt in 2004:
|
Uitwonend
|
Thuiswonend
|
WO/HBO
|
€ 228,20
|
€ 74,11
|
MBO
|
€ 209,93
|
€ 55,85
|
De basisbeurs bedraagt in 2005:
|
Uitwonend
|
Thuiswonend
|
WO/HBO
|
€ 233,08
|
€ 75,70
|
MBO
|
€ 214,42
|
€ 57,05
|
De basisbeurs bedraagt in 2006:
|
Uitwonend
|
Thuiswonend
|
WO/HBO
|
€ 248,48
|
€ 89,24
|
MBO
|
€ 229,60
|
€ 70,37
|
De basisbeurs bedraagt in 2007:
|
Uitwonend
|
Thuiswonend
|
WO/HBO
|
€ 252,73
|
€ 90,77
|
MBO
|
€ 233,53
|
€ 71,57
|
-
a.
Een thuiswonende WO/HBO-student heeft tot 1 augustus 2007 recht op WSF 2000. Zijn
basisbeurs bedraagt € 90,77 per maand. Hij betaalt zijn studiekosten gelijkmatig verdeeld
over het kalenderjaar. Deze werkelijke studiekosten over de periode van 1 januari
tot 1 augustus 2007 bedragen € 1.300. Deze zijn in 2007 betaald. Hij krijgt in 2010
de definitieve beschikking dat de prestatiebeurs geheel wordt omgezet in een gift.
Kan hij wat aftrekken en zo ja, hoeveel en wanneer?
De werkelijke studiekosten (€ 1.300) bedragen minder dan het tweevoud van de bedragen
van de WSF 2000 (2 x (7 x € 179,90 = € 1.259,30) = € 2.518,60). De scholingsuitgaven zijn dan € 1.259,30
(artikel 6.29, eerste lid, van de Wet IB 2001). Op grond van het tweede lid van dit artikel komen de scholingsuitgaven tot het bedrag van de prestatiebeurs (7 x € 90,77 = € 635,39)
niet voor aftrek in aanmerking. In 2007 kan de student de normbedragen minus de ontvangen
prestatiebeurs (€ 1.259,30 minus € 635,39) is € 623,91 aftrekken. Op dit bedrag moet
nog wel artikel 6.30 van de Wet IB 2001 worden toegepast. In 2010 kan de student niets meer aftrekken omdat de prestatiebeurs
is omgezet in een gift.
-
b.
Als a. Alleen staat nu in de definitieve beschikking (2010) dat de prestatiebeurs
niet wordt omgezet in een gift.
In 2007 kan de student € 623,91 aftrekken (zie bij a). In 2010 kan de student alsnog de ontvangen prestatiebeurs ad € 635,39 aftrekken.
Op dit bedrag moet nog wel artikel 6.30 van de Wet IB 2001 worden toegepast. In totaal heeft deze student dan een aftrek genoten van de normbedragen.
-
c.
Als a. Alleen bedragen nu de werkelijke studiekosten € 10.000.
De werkelijke studiekosten bedragen meer dan het tweevoud van de bedragen in de WSF 2000. Op grond van de tweede volzin van het eerste lid van artikel 6.29 van de Wet IB 2001 komen de studiekosten tot een bedrag van € 1.259,30 (7 x € 179,90) niet als scholingsuitgaven
in aanmerking. Op grond van het tweede lid van dit artikel komen de scholingsuitgaven bovendien tot het bedrag van de prestatiebeurs (7 x € 90,77
= € 635,39) niet voor aftrek in aanmerking. In 2007 kan de student de werkelijke studiekosten
minus 1 x de normbedragen minus de ontvangen prestatiebeurs (€ 10.000 minus € 1.259,30
minus € 635,39) is € 8.105,31 aftrekken. Op dit bedrag moet nog wel artikel 6.30 van de Wet IB 2001 worden toegepast. In 2010 kan de student niets meer aftrekken omdat de prestatiebeurs
is omgezet in een gift.
-
d.
Als a. Alleen bedragen nu de werkelijke studiekosten € 10.000 en staat er in de definitieve
beschikking (2010) dat de prestatiebeurs niet wordt omgezet in een gift.
In 2007 kan de student € 8.105,31 aftrekken (zie bij c). In 2010 kan de student alsnog de ontvangen prestatiebeurs ad € 635,39 aftrekken.
Op dit bedrag moet nog wel artikel 6.30 van de Wet IB 2001 worden toegepast. In totaal heeft deze student dan een aftrek genoten van de werkelijke
studiekosten minus 1x de normbedragen.
-
e.
Een uitwonende WO/HBO-student heeft tot 1 augustus 2007 recht op WSF 2000 in de vorm
van een prestatiebeurs. Zijn basisbeurs bedraagt € 252,73 per maand. Hij betaalt zijn
studiekosten gelijkmatig verdeeld over het kalenderjaar. Deze werkelijke studiekosten
over de periode van 1 januari tot 1 augustus 2007 bedragen € 1.300. Deze zijn in 2007
betaald. Hij krijgt in 2010 de definitieve beschikking dat de prestatiebeurs geheel
wordt omgezet in een gift. Kan hij wat aftrekken en zo ja, hoeveel en wanneer?
De werkelijke studiekosten (€ 1.300) bedragen minder dan het tweevoud van de bedragen
van de WSF 2000 {2 x (7 x € 179,90 = € 1.259,30) = € 2.518,60}. De scholingsuitgaven zijn dan € 1.259,30
(artikel 6.29, eerste lid, van de Wet IB 2001). Op grond van het tweede lid van dit artikel komen de scholingsuitgaven tot het bedrag van de prestatiebeurs (7 x € 252,73 = € 1.769,11)
niet voor aftrek in aanmerking. Er kan in 2007 niets worden afgetrokken omdat de ontvangen
prestatiebeurs hoger is dan de normbedragen. In 2010 is er ook geen aftrek mogelijk
omdat de prestatiebeurs is omgezet in een gift.
-
f.
Als e. Alleen staat nu in de definitieve beschikking (2010) dat de prestatiebeurs
niet wordt omgezet in een gift.
In 2007 kan niets worden afgetrokken omdat de ontvangen prestatiebeurs hoger is dan
de normbedragen (zie bij e). Omdat de prestatiebeurs definitief niet is omgezet in een gift kan de student in
2010 alsnog de normbedragen (€ 1.259,30) aftrekken. Op dit bedrag moet nog wel artikel 6.30 van de Wet IB 2001 worden toegepast. In totaal heeft deze student dan een aftrek genoten van de normbedragen.
-
g.
Als e. Alleen bedragen nu de werkelijke studiekosten € 10.000.
De werkelijke studiekosten bedragen meer dan het tweevoud van de bedragen in de WSF 2000. Op grond van de tweede volzin van het eerste lid van artikel 6.29 van de Wet IB 2001 komen de studiekosten tot het bedrag van de normbedragen € 1.259,30 (7 x € 179,90)
niet als scholingsuitgaven in aanmerking. Op grond van het tweede lid van dit artikel komen de scholingsuitgaven tot het bedrag van de ontvangen prestatiebeurs € 1.769,11
(7 x € 252,73) niet voor aftrek in aanmerking. In 2007 kan de student de werkelijke
studiekosten minus 1 x de normbedragen minus de ontvangen prestatiebeurs (€ 10.000
minus € 1.259,30 minus € 1.769,11) is € 6.971,59 aftrekken. Op dit bedrag moet nog
wel artikel 6.30 van de Wet IB 2001 worden toegepast. In 2010 kan de student niets meer aftrekken omdat de prestatiebeurs
is omgezet in een gift.
-
h.
Als e. Alleen bedragen nu de werkelijke studiekosten € 10.000 en staat er in de definitieve
beschikking (2010) dat de prestatiebeurs niet wordt omgezet in een gift.
In 2007 kan de student € 6.971,59 aftrekken (zie bij g). Omdat de prestatiebeurs definitief niet is omgezet in een gift kan de student in
2010 alsnog de ontvangen prestatiebeurs (€ 1.769,11) aftrekken. Op dit bedrag moet
nog wel artikel 6.30 van de Wet IB 2001 worden toegepast. In totaal heeft deze student dan een aftrek genoten van de werkelijke
studiekosten minus 1x de normbedragen.