Kadasterregeling 1994

Geraadpleegd op 14-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 10-07-2004.
Geldend van 10-07-2004 t/m 23-11-2006

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. de wet: de Kadasterwet;

  • b. het besluit: het Kadasterbesluit;

  • c. de Dienst: Dienst voor het kadaster en de openbare registers, bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster;

  • d. de bewaarder: de bewaarder, bedoeld in artikel 6 van de Kadasterwet;

  • e. perceel: een deel van het Nederlandse grondgebied van welk deel de Dienst de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik en dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.

Artikel 2

  • 2 De bewaarder te wiens kantore het desbetreffende stuk is ingeschreven, vervaardigt een afschrift van de inschrijving, voorzien van alle gestelde aantekeningen, en zendt dit aan de bewaarder van het kantoor binnen de kring waarvan de desbetreffende onroerende zaak blijkens zijn kadastrale aanduiding is gelegen. Hij stelt daarna bij de inschrijving de volgende door hem te ondertekenen aantekening:

    ‘Van deze inschrijving is in verband met bovenvermelde akte van toedeling afschrift gezonden aan het kantoor van de Dienst te ..., ter ambtshalve inschrijving.

    De bewaarder van het kadaster en de openbare registers, onder invulling van de naam van het kantoor van de Dienst.

  • 3 De bewaarder die een afschrift als bedoeld in het tweede lid ontvangt, neemt dit op in het lopende deel van het register Hypotheken 3. Hij plaatst hierop de volgende door hem te ondertekenen aantekening:

    ‘Ambtshalve inschrijving: eerste inschrijving vond plaats ten kantore van de Dienst te ..., de ..., in deel ... nr. ...

    De bewaarder van het kadaster en de openbare registers.’, onder invulling van de desbetreffende gegevens.

Artikel 3

Als kaarten die op grond van artikel 7, eerste lid, onder c, van de wet door de bewaarder worden bewaard, worden aangewezen de kadastrale kaart.

Hoofdstuk 2. Openbare registers voor onroerende zaken

Titel 1. Vorm van de openbare registers

Artikel 4

  • 1 De in artikel 11a bedoelde formulieren Hypotheken 3 en Hypotheken 3/4-vervolg hebben de vorm van het model dat als bijlage 1 onderscheidenlijk bijlage 2 bij deze regeling is gevoegd.

  • 2 Het in artikel 11b bedoelde formulier Hypotheken 4 heeft de vorm van het model dat als bijlage 3 bij deze regeling is gevoegd.

Artikel 5

  • 1 Het register van voorlopige aantekeningen voor onroerende zaken, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder d, van de wet, bestaat uit een register Hypotheken 4D, dat doorlopend wordt genummerd en waarin wordt vermeld:

    • a. dag, uur en minuut van aanbieding;

    • b. de aard van het ter inschrijving aangeboden stuk;

    • c. voor zover bekend gesteld, naam en woonplaats met adres van de aanbieder;

    • d. omschrijving van de gerezen bedenkingen dan wel reden van de boeking;

    • e. de datum en de reden van doorhaling van de voorlopige aantekening;

    • f. het register waarin en het nummer waaronder in dat register het stuk alsnog is ingeschreven.

  • 2 Tevens worden in het register Hypotheken 4D de overgelegde afschriften van de ter inschrijving aangeboden stukken in volgorde van nummering van de voorlopige aantekeningen opgeborgen. Ingeval de gerezen bedenking bestaat in het feit dat de vereiste afschriften niet zijn overgelegd of geheel of ten dele onleesbaar of geschonden zijn, worden de door de Dienst vervaardigde afschriften onderscheidenlijk de aan de bewaarder ter hand gestelde afschriften tesamen met de door de Dienst vervaardigde afschriften in de bovenvermelde volgorde opgeborgen.

Artikel 6

  • 1 Het in artikel 5, eerste lid, bedoelde register bestaat uit de formulieren Hypotheken 4D, die de vorm hebben van het model dat als bijlage 4 bij deze regeling is gevoegd. Achter het desbetreffende formulier Hypotheken 4D worden gevoegd de daarop betrekking hebbende formulieren Hypotheken 3 of 4 en Hypotheken 3/4-vervolg zo het afschrift van het ter inschrijving aangeboden stuk mede op zodanige formulieren is gesteld, de door de bewaarder vervaardigde afschriften, bedoeld in artikel 5, tweede lid, alsmede de desbetreffende dagvaardingen en rechterlijke uitspraken.

  • 2 Formulieren Hypotheken 4D en bijbehorende stukken betreffende doorgehaalde aantekeningen worden afzonderlijk bewaard in de volgorde van het nummer.

Titel 2. Aantekeningen in de openbare registers

Artikel 7

  • 1 In de registers van inschrijving van stukken die betrekking hebben op onroerende zaken en de rechten waaraan deze onderworpen zijn, worden door de bewaarder de in het tweede tot en met zesde lid genoemde aantekeningen gesteld in de in die leden genoemde gevallen.

  • 2 In geval van een inschrijving van een stuk tot verbetering als bedoeld in artikel 42 van de wet vindt onderlinge verwijzing plaats tussen deze inschrijving en de verbeterde inschrijving door de vermelding: ‘verbetering van deel ... nr. ...,’ onderscheidenlijk: ‘zie verbetering in deel ... nr. ...’, onder invulling van de desbetreffende gegevens, behoudens in het geval de relatie tussen de desbetreffende inschrijvingen blijkt uit de kadastrale registratie.

  • 3 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing in geval van inschrijvingen die een wijziging of aanvulling inhouden van eerder ingeschreven stukken.

  • 4 Ingeval bij een ingeschreven stuk een ingeschreven tekening behoort die niet op een formulier Hypotheken 3 of 4 dan wel hypotheken 3/4-vervolg is overgenomen doch afzonderlijk wordt bewaard, vindt onderlinge verwijzing plaats tussen het formulier Hypotheken 3 of 4 en de tekening, door de vermelding: ‘zie tekening nr. ...,’ onderscheidenlijk: ‘Tekening behorend bij inschrijving in deel ... nr. ...’, onder invulling van de desbetreffende gegevens.

  • 5 Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing ingeval een vertaling wordt ingeschreven in plaats van de in de vreemde of Friese taal gestelde stukken, met dien verstande dat in plaats van ‘tekening’ wordt gelezen: akte.

  • 6 Indien met betrekking tot een deel van de bij een splitsing in appartementsrechten betrokken percelen de splitsing wordt beëindigd, wordt op de laatst ingeschreven tekening een verklaring gesteld waaruit blijkt welke percelen aan de splitsing zijn onttrokken, onder vermelding van het deel en nummer van inschrijving van het stuk.

Artikel 8

  • 1 In het register Hypotheken 3 worden, onverminderd de artikelen 2 en 8, de in het tweede lid bedoelde aantekeningen gesteld.

  • 2 In geval van inschrijving van stukken die op hypotheken en beslagen betrekking hebben, vindt onderlinge verwijzing plaats tussen de oorspronkelijke inschrijving en de latere inschrijving, door de vermelding van het desbetreffende deel en nummer en een korte aanduiding van het later ingeschreven stuk, behoudens in het geval de relatie tussen de desbetreffende inschrijvingen blijkt uit de kadastrale registratie.

Artikel 9

  • 1 Ingeval de inhoud van de openbare registers is vervangen door mechanische reprodukties daarvan, geschiedt het stellen van aantekeningen op een blanco formulier Hypotheken 4, onder het hoofd ‘Aantekeningen’. Dit formulier wordt, na invulling van de plaatsnaam van het kantoor en van het deel en nummer van de inschrijving waarop de aantekening betrekking heeft, in volgorde van deel en nummer van de inschrijving waarop de aantekening betrekking heeft, in volgorde van deel en nummer ter raadpleging op het kantoor bewaard. Ter aanduiding van genoemde aantekeningen wordt bij de desbetreffende microfoto’s een A geplaatst.

  • 2 Een aantekening als bedoeld in het eerste lid, kan ook worden gesteld op een op de desbetreffende filmcassette bevestigde sticker.

Artikel 10

  • 1 In het register Hypotheken 4D worden, onverminderd artikel 18, de in het tweede tot en met vierde lid bedoelde aantekeningen gesteld.

  • 2 In geval van inschrijving van een stuk tot verbetering als bedoeld in artikel 42 van de wet, wordt, indien het te verbeteren stuk is geboekt in het register van voorlopige aantekeningen, verwezen naar bedoeld ingeschreven stuk, door de vermelding: ‘zie verbetering in deel ... nr. ...’, onder invulling van de desbetreffende gegevens.

  • 3 Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing in geval van inschrijvingen die een wijziging of aanvulling inhouden van in het register van voorlopige aantekeningen geboekte stukken.

  • 4 Indien in het register van voorlopige aantekeningen geboekte stukken met elkaar verband houden op de wijze, bedoeld in het tweede en derde lid, vindt onderlinge verwijzing plaats.

Artikel 11

De in de artikelen 2, 7, 8 en 10 bedoelde aantekeningen geschieden met zwarte inkt in de daarvoor bestemde plaatsen op de formulieren Hypotheken 3, 4 en 4D.

Titel 2a. Formulieren voor de inschrijving van stukken in de openbare registers; vereisten voor de invulling en aanbieding ter inschrijving van die formulieren

Artikel 11a

  • 1 Bij de aanbieding ter inschrijving van stukken betreffende vestiging van een recht van hypotheek, alsmede ter inschrijving van een proces-verbaal van inbeslagneming wordt een afschrift van het desbetreffende stuk gesteld op het door de Dienst verstrekte formulier Hypotheken 3, zo nodig vervolgd op één of meer formulieren Hypotheken 3/4-vervolg.

  • 2 Het eerste lid is tevens van toepassing, indien de aangeboden stukken feiten betreffen die betrekking hebben op een recht van hypotheek of een proces-verbaal van inbeslagneming.

  • 3 Het eerste lid is ook van toepassing, indien stukken ter inschrijving worden aangeboden als bedoeld in artikel 46, eerste lid, van de wet, met het uitsluitend doel dat daarnaar kan worden verwezen in later ter inschrijving aangeboden stukken als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 11b

Bij de aanbieding ter inschrijving van alle andere dan de in artikel 11a bedoelde stukken wordt een afschrift van het desbetreffende stuk gesteld op het door de Dienst verstrekte formulier Hypotheken 4, zo nodig vervolgd op één of meer vervolgbladen op A4-formaat.

Artikel 11c

Indien een ter inschrijving aangeboden stuk feiten bevat, zowel bedoeld in artikel 11a als in artikel 11b, zijn beide genoemde artikelen van toepassing, met dien verstande dat uitsluitend artikel 11b van toepassing is, indien het betreft:

Artikel 11e

  • 1 De in de artikelen 11a en 11b bedoelde formulieren worden ingevuld en aangeboden met inachtneming van de in het tweede tot en met vierde lid genoemde vereisten.

  • 2 De formulieren, die niet gevouwen of gekreukt mogen worden, worden slechts bewerkt op het voor het afschrift bestemde gedeelte binnen de zware omlijning, waarbij de kantlijn tussen de zware lijn en de haarlijn blanco blijft, met dien verstande dat hierin wel renvooien mogen worden geplaatst.

  • 3 Indien al dan niet van één of meer vervolgbladen gebruik moet worden gemaakt, wordt dat door degene die de in artikel 3 bedoelde verklaring van eensluidendheid heeft ondertekend, vermeld op de daartoe bestemde plaatsen op het formulier Hypotheken 3 dan wel Hypotheken 4 alsmede, in geval van gebruik van vervolgbladen, het aantal bijbehorende vervolgbladen, en op ieder vervolgblad het rangnummer van het vervolgblad. De ondertekenaar stelt bij deze vermeldingen zijn paraaf.

  • 4 De formulieren moeten duidelijk leesbaar zijn, mogen niet zijn geschonden en dienen geschikt te zijn voor een doeltreffende en doelmatige publicatie.

Titel 3. Rangschikking en wijze van opberging van de afschriften van ter inschrijving van aangeboden stukken

Artikel 12

  • 1 De formulieren Hypotheken 3 en 4 worden voorzien van het in artikel 13 van de wet bedoelde deel en nummer. Zij worden gerangschikt in volgorde van deel en nummer en vervolgens gescand en gemicrofotografeerd.

  • 2 In geval van inschrijving van een stuk dat aanvankelijk in het register van voorlopige aantekeningen is geboekt, worden de in het eerste lid bedoelde formulieren opgeborgen bij de formulieren welke betrekking hebben op de dag waarop de inschrijving opnieuw is verzocht of door de rechter is bevolen als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wet.

Artikel 15

De losse tekeningen, bedoeld in artikel 7, vierde lid, worden van een doorlopend volgnummer voorzien en bewaard.

Titel 4. Voorlopige aantekeningen

Artikel 16

Indien op een ingeschreven stuk tevens melding moet worden gemaakt van de doorhaling van de voorlopige aantekening als bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de wet, wordt aan de in artikel 13 van de wet bedoelde aantekening het volgende toegevoegd:

‘De voorlopige aantekening onder nr. ... is doorgehaald. (Tijdstip van hernieuwde aanbieden: ...)’, onder invulling van de desbetreffende gegevens.

Artikel 17

  • 1 In een geval waarin het voor inschrijving vereiste afschrift niet is aangeboden bedoeld in artikel 15, derde lid, van de wet, vervaardigt de bewaarder van het stuk een mechanische reproduktie op ware grootte, dat wordt opgeborgen achter het desbetreffende formulier Hypotheken 4D in het register van voorlopige aantekeningen.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ingeval de inschrijving is geweigerd op grond van de omstandigheid, voorzien in artikel 15, vierde lid, van de wet, met dien verstande dat het afschrift slechts wordt vervaardigd indien naar het oordeel van de bewaarder het aangeboden formulier niet voldoende duidelijk leesbaar is.

Artikel 18

  • 1 Uitgebrachte dagvaardingen en uitspraken van de voorzieningenrechter in kort geding als bedoeld in artikel 16 van de wet, worden aangetekend in het register van voorlopige aantekeningen door vermelding van de datum van uitbrenging dan wel uitspraak en het nummer waaronder het stuk is opgeborgen achter het desbetreffende formulier Hypotheken 4D.

  • 2 Indien de inschrijving alsnog is bevolen dan wel opnieuw is verzocht als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de wet, wordt dat in het register van voorlopige aantekeningen aangetekend door vermelding van het tijdstip waarop de inschrijving alsnog is bevolen dan wel opnieuw is verzocht, alsmede het deel en nummer van inschrijving, bedoeld in artikel 13 van de wet.

  • 3 Indien het tweede lid toepassing heeft gevonden, wordt de voorlopige aantekening doorgehaald door de vermelding op het formulier Hypotheken 4D van de datum van doorhaling en een korte omschrijving van de reden daarvan. Op het formulier wordt een schuine potloodstreep getrokken, waarna het formulier en de daarbij behorende stukken in een afzonderlijke band worden bewaard.

Titel 5. Bewijs van ontvangst en overige bepalingen

Artikel 19

  • 2 Indien de aanbieder op het bewijs van ontvangst aantekening verlangt van de verrichte inschrijving, wordt op het formulier Hypotheken 6 de desbetreffende kolom voor het deel en nummer ingevuld en wordt op het formulier de volgende ondertekende verklaring gesteld:

    ‘De inschrijving heeft plaatsgevonden op bovengenoemd tijdstip. De afschriften zijn opgenomen in het deel en onder het volgnummer zoals is aangegeven’. Ingeval een bepaald stuk niet is ingeschreven, doch is geboekt in het register van voorlopige aantekeningen, wordt in de in de eerste zin bedoelde verklaring tevens daarvan melding gemaakt onder opgaaf van het nummer van dat register.

Artikel 20

Indien de bewaarder vermoedt dat een inschrijving, bedoeld in de artikelen 38 en 39 van de wet, niet meer van belang is, benadert hij de in artikel 40, onder a, van de wet bedoelde personen, met de vraag of de desbetreffende inschrijving nog van belang is, en met de uitnodiging om, zo dit niet het geval is, de waardeloosheid daarvan te doen inschrijven. Desgewenst kan door de bewaarder het in te schrijven stuk zodanig worden gereedgemaakt dat betrokkene de stukken slechts heeft te ondertekenen en ter inschrijving aan te bieden.

Artikel 21

  • 1 Indien bij de aanbieding ter inschrijving stukken voor bewijs worden overgelegd die niet mede worden ingeschreven, wordt aan de in artikel 13 van de wet bedoelde aantekeningen toegevoegd:

    ‘Bij de aanbieding ter inschrijving is/zijn het/de volgende stuk(ken) overgelegd:’, onder vermelding van een korte aanduiding van elk van de overgelegde stukken.

  • 2 Op het desbetreffende formulier Hypotheken 3 of 4 wordt melding gemaakt van de overgelegde stukken gemaakt door het stellen van de volgende door de bewaarder te ondertekenen verklaring: ‘Bij de aanbieding ter inschrijving zijn overgelegd:’, onder vermelding van een korte aanduiding van de stukken.

Hoofdstuk 3. Kadastrale registratie, kaartenbestand, daaraan ten grondslag liggende bescheiden en net van coördinaatpunten

Titel 1. Wijze waarop de kadastrale registratie wordt gehouden

Artikel 22

  • 1 De kadastrale registratie wordt, onverminderd artikel 23, gehouden in de vorm van geautomatiseerde bestanden, overeenkomstig de desbetreffende technische handleidingen.

  • 2 De geautomatiseerde kadastrale registratie wordt voorts gehouden op de wijze als in het derde tot en met zevende lid is bepaald.

  • 5 De kadastrale registratie is toegankelijk door middel van de naam van de rechthebbende, de kadastrale aanduiding van het perceel en zo mogelijk ook door middel van het adres van het perceel, zo het perceel een adres heeft, en de plaatscoördinaten van het perceel, zo deze bekend zijn bij de Dienst.

  • 6 Gegevens die ten gevolge van bijwerking niet meer actueel zijn, blijven raadpleegbaar.

  • 7 Ten aanzien van het gebruik van hoofd- en kleine letters en diacritische tekens, en van het al dan niet aan elkaar schrijven van letters behoeft geen overeenstemming te bestaan tussen de bij de Dienst bekend gestelde schrijfwijze van de in de kadastrale registratie te vermelden gegevens en de wijze van vermelding van die gegevens daarin. In geval van diacritische tekens wordt in de kadastrale registratie een indicatie opgenomen waaruit van het bestaan van deze tekens blijkt.

Artikel 23

  • 1 De gegevens die betrekking hebben op de toestand van vóór de omzetting van de handmatig gehouden registers en kaartsystemen naar de geautomatiseerde kadastrale registratie, zijn opgenomen in de desbetreffende registers en kaartsystemen.

Artikel 24

  • 1 Het gebied van een kadastrale gemeente valt in het algemeen samen met het gebied van een burgerlijke gemeente. Als regel is dan de naam van de kadastrale gemeente dezelfde als die van de burgerlijke gemeente.

  • 2 Het gebied van een kadastrale gemeente kan ook bestaan uit slechts een deel van het gebied van een burgerlijke gemeente, doordat een opgeheven burgerlijke gemeente als kadastrale gemeente is gehandhaafd, of een deel van een burgerlijke gemeente, dat bij een andere is gevoegd, bij de toepassing der grensverandering zowel op de kadastrale kaart als in de kadastrale registratie afzonderlijk is geadministreerd en hierdoor tot kadastrale gemeente is gemaakt.

  • 3 Het gebied van elke kadastrale gemeente is, tenzij het een zeer kleine gemeente betreft, verdeeld in secties, aangeduid door een hoofdletter of een combinatie van twee hoofdletters.

Artikel 25

  • 1 De in artikel 23, eerste lid, bedoelde registers en kaartsystemen hebben betrekking op de periode van 1 januari 1832 tot het tijdstip van buiten gebruikstelling, behoudens gegevens omtrent hypotheken en beslagen. Laatstbedoelde gegevens hebben betrekking op de periode vanaf 1 juli 1948.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde registers, zijn toegankelijk door middel van de naam van de rechthebbende en de kadastrale aanduiding van het perceel, behoudens het derde lid.

  • 3 Ter zake van

    • a. erfdienstbaarheden;

    • b. hypotheken;

    • c. vóór 1 juli 1979 gevestigde rechten als bedoeld in het vóór 1 januari 1992 geldende artikel 5, derde lid, onder b, laatste zinsnede, van de Belemmeringenwet Privaatrecht en daar aangeduid als een recht niet met name genoemd, en

    • d. vóór 1 juli 1979 gevestigde rechten van opstal voor zover betreffend het leggen en houden van leidingen in, op of boven de onroerende zaak van een ander, zijn de registers uitsluitend toegankelijk door middel van de kadastrale aanduiding van het perceel. Ter zake van de zogenoemde oude zakelijke rechten, gevestigd vóór 1 oktober 1838 en waarbij geen kadastrale aanduiding van de desbetreffende onroerende zaken bekend is gesteld, zijn de registers alleen toegankelijk door middel van de naam van de rechthebbende.

Titel 2. Kaartenbestand

Afdeling 1. Op de kadastrale kaart voorgestelde opstallen

Artikel 26

  • 1 De opstallen waarvan de omtrek wordt voorgesteld op de kadastrale kaart zijn:

    • a. hoofdgebouwen;

    • b. bijgebouwen, kunstwerken en overige opstallen en topografisch elementen, voor zover deze nodig zijn voor een goede oriëntatie op de kaart.

  • 2 De opstallen worden overgenomen van de grootschalige basiskaart van Nederland.

Afdeling 2. Inrichting van de kadastrale kaarten

Artikel 27

  • 1 De kadastrale kaart wordt gehouden in de vorm van een minuutplan met een geautomatiseerd cartografisch bestand. Een minuutplan geeft, onverminderd artikel 32, vijfde lid, de toestand van het desbetreffende gebied aan zoals deze was ten tijde van de oorspronkelijke opmeting. Genoemd cartografisch bestand geeft de laatst opgemeten toestand aan.

  • 2 Er worden verzamelkaarten gehouden waarop de indeling is aangegeven van de kadastrale gemeenten, secties en bladen.

Artikel 28

  • 1 Op een kadastrale kaart wordt aangegeven welke perceelgrenzen tevens rijks-, provincie- en gemeentegrenzen zijn.

  • 2 Grenspalen worden in bijzondere gevallen op de kaart voorgesteld, onder vermelding van de aard of het kenmerk van de paal.

Artikel 29

  • 1 Voor opstallen, tuinen, boomgaarden, erven of wateren die behoren bij een perceel en in hun begrenzing op de kaart zijn afgesloten, wordt aangegeven dat zij behoren bij het overige deel van het perceel.

  • 2 Op een kadastrale kaart wordt melding gemaakt van plaatselijke benamingen van de daarop afgebeelde gebieden, zo van die gebieden een plaatselijke benaming bekend is.

Artikel 30

  • 1 Een kadastrale kaart wordt in het algemeen gehouden en vervaardigd op schaal 1 : 1000 of 1 : 2000 en bij uitzondering op schaal 1 : 500. Voor bebouwde kommen wordt de kadastrale kaart vervaardigd op schaal 1 : 1000, voor binnensteden zonodig op de schaal 1: 500 en voor zeegebieden in het algemeen op de schaal 1 : 25.000 of 1 : 50.000.

  • 2 De verzamelkaarten worden vervaardigd op de schaal 1 : 25.000.

Titel 3. Vorm van de aan de kadastrale kaarten ten grondslag liggende bescheiden

Artikel 31

  • 1 De aan een kadastrale kaart ten grondslag liggende bescheiden zijn de relazen van bevindingen, alsmede hulpkaarten, fotogrammetrische karteringen, luchtfoto’s, door derden vervaardigde kaarten voor zover die door de Dienst geschikt worden geacht, alsmede aan die kaarten van derden ten grondslag liggende bescheiden die de meetgegevens bevatten.

  • 2 De op het relaas van bevindingen te vermelden landmeetkundige gegevens zijn, onverminderd artikel 50 van de wet en artikel 101, eerste en tweede lid, die welke zijn genoemd in de onder a tot en met g genoemde bepalingen en worden op dat relaas vermeld met inachtneming van hetgeen daaromtrent in die bepalingen is voorgeschreven.

    • a. Op de tekeningen, die niet op schaal behoeven te zijn, wordt de richting van het noorden door een pijl aangeduid.

    • b. De lijnen die op een kadastrale kaart voorkomen of daarop moeten worden aangebracht, worden als volle lijnen getekend. De overige lijnen worden als streep- of stippellijnen getekend.

    • c. De aard van de afscheidingen en grenstekens wordt de plaats van de afscheiding ten opzichte van de perceelgrens aangegeven.

    • d. De meetgetallen worden als decimale getallen geschreven en wel loodrecht op de meetlijn. De meetgetallen worden in de regel afgerond op centimeters.

    • e. De nieuwe, de gehandhaafde en de oude perceelnummers worden vermeld in onderscheidenlijk rood, zwart en blauw.

    • f. De nieuwe, de gehandhaafde en de oude grenslijnen worden afgebeeld in onderscheidenlijk rood, zwart en blauw.

    • g. Zo mogelijk worden gegevens vermeld omtrent de verzekerde punten van de meetkundige grondslag, de piketten, de opstallen, de cultuuraanduiding, de plaatselijke benaming en de huisnummers.

Artikel 32

  • 1 Na voltooiing van het relaas van bevindingen worden hulpkaarten opgemaakt.

  • 2 Op de hulpkaarten worden voorgesteld:

    • a. in rood: de nieuwe lijnen;

    • b. in blauw: de lijnen die zullen vervallen;

    • c. in zwart: de onveranderde lijnen;

    • d. door signaturen in rood de nieuwe gemeente- en sectiegrenzen en in blauw de vervallen gemeente- en sectiegrenzen.

  • 3 Op de hulpkaarten worden de nieuwe nummers in zwart, de vervallen nummers in blauw en de niet veranderde nummers in rood vermeld.

  • 4 Bij bijhouding ten gevolge van een ingeschreven akte van verdeling als bedoeld in artikel 17 juncto artikel 119, vierde lid, van de Landinrichtingswet wordt van de oude toestand per vervallen kadastrale kaart een hulpkaart opgemaakt. Op een afzonderlijke hulpkaart worden de nieuwe nummers vermeld en wordt voor de figuratie verwezen naar het nieuwe minuutplan. In geval van kadastrale toepassing in de bestaande kadastrale kaart worden afzonderlijke hulpkaarten opgemaakt van de oude en de nieuwe toestand.

  • 5 Bij bijhouding ten gevolge van een ingeschreven akte van toedeling als bedoeld in artikel 207, eerste lid, van de Landinrichtingswet worden slechts hulpkaarten opgemaakt, voor zover die nodig zijn als aanduiding van hetgeen op de kadastrale kaarten komt te vervallen. Vermelding van de nieuwe perceelnummers geschiedt slechts, voor zover het een bestaande sectie betreft. In geval van toepassing in een bestaande kadastrale kaart worden afzonderlijke hulpkaarten opgemaakt van de oude en de nieuwe toestand.

Artikel 33

  • 1 Zelfstandige karteringen van een perceel worden slechts vervaardigd, indien dit noodzakelijk is voor controle op een meting, voor groottebepaling of voor grensuitzetting.

  • 2 De zelfstandige karteringen worden gemaakt op de desbetreffende hulpkaart dan wel op een afzonderlijke hulpkaart.

Titel 4. Registratie en weergave van de coördinaatpunten

Artikel 34

  • 2 De in het eerste lid bedoelde nummers verwijzen met de eerste drie cijfers naar het blad van de overzichtskaart op schaal 1:50.000, waarbij het derde cijfer verwijst naar het oorspronkelijk westelijk of oostelijk halfblad van de topografische indeling door het cijfer 9 respectievelijk 0.

  • 3 Het vierde cijfer geeft de orde van het punt aan. Het volgnummer in de groep wordt aangegeven door de laatste twee cijfers.

  • 4 Bij de nummering worden op de laatste drie posities de volgende cijferreeksen gebruikt:

    • a. 101 tot en met 119 voor de oorspronkelijke eerste orde punten van het primaire driehoeksnet;

    • b. 201 tot en met 299 voor de RD-punten van de tweede orde;

    • c. 301 en hoger voor alle overige punten.

Artikel 35

  • 2 De in het eerste lid bedoelde punten worden op kaarten weergegeven door een cirkeltje met een middellijn van 4 mm. Bij deze punten worden de drie laatste cijfers van het puntnummer in verticaal schrift met een hoogte van 3 mm vermeld. De eerste drie cijfers van de puntnummers worden vermeld in de rechterbovenhoek van de kaart.

  • 3 Sommige RD-punten zijn bij uitstek geschikt om te gebruiken als opstelpunt voor GPS-metingen. Deze punten worden op de overzichtskaart weergegeven met een rechthoekig kader om het driecijferige puntnummer.

  • 4 Beschrijving en coördinaten van RD-punten worden vermeld op coördinaatlijsten.

Hoofdstuk 4. Bijwerking van de kadastrale registratie, het kaartenbestand en het net van coördinaatpunten

Titel 1. Bijwerking van de kadastrale registratie en de kadastrale kaarten

Afdeling 1. Wijze van bijwerking van de kadastrale registratie en de kadastrale kaarten

Paragraaf 1. Aantekening betreffende de inschrijving van een stuk: verwijzing naar het stuk op grond waarvan de bijwerking heeft plaatsgevonden

Artikel 37

  • 1 De aantekening betreffende een inschrijving in de openbare registers, bedoeld in artikel 4 van het besluit, wordt gesteld door bij het perceel en de rechthebbenden melding te maken van het tijdstip en het deel en nummer van inschrijving.

  • 2 Indien nog geen deel en nummer beschikbaar is, wordt het aantal ingeschreven stukken vermeld, alsmede het tijdstip van inschrijving.

Artikel 38

  • 1 De verwijzing, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het besluit geschiedt op de volgende wijze:

    • a. indien de bijwerking is gegrond op een inschreven stuk; door vermelding van het tijdstip en het deel en nummer van inschrijving;

    • b. indien de bijwerking is gegrond op een niet-ingeschreven stuk: door vermelding van de dagtekening van de bijwerking en het volgnummer van dat stuk.

Paragraaf 2. Wijziging of aanvulling van de in de kadastrale registratie vermelde gegevens

Artikel 39

  • 1 Wijziging of aanvulling van de in de kadastrale registratie vermelde gegevens inzake een geheel perceel of appartementsrecht als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Besluit, geschiedt met inachtneming van het tweede tot en met tiende lid.

  • 2 Indien de inschrijving in de openbare registers een wijziging betreft in de rechtstoestand naar burgerlijk recht dan wel een wijziging of aanvulling van de gegevens omtrent een rechthebbende en die inschrijving aanleiding geeft tot een wijziging of aanvulling van de in de kadastrale registratie vermelde gegevens, worden laatstbedoelde gegevens met het ingeschreven stuk in overeenstemming gebracht, tenzij de inschrijving betrekking heeft op een erfdienstbaarheid. Bij de desbetreffende in de kadastrale registratie vermelde gegevens wordt een korte aanduiding van de aard van het ingeschreven stuk vermeld.

  • 3 Indien de inschrijving in de openbare registers een erfdienstbaarheid betreft wordt in de kadastrale registratie bij de percelen van het heersende en het dienende erf het deel en nummer van inschrijving vermeld, alsmede een aanduiding dat het een erfdienstbaarheid betreft.

  • 4 Indien algemene voorwaarden, modelreglementen en andere in artikel 46, eerste lid, van de wet bedoelde stukken zijn ingeschreven, wordt bij de naam van de in het stuk vermelde personen verwezen naar het deel en nummer van inschrijving, onder vermelding van een korte aanduiding van de aard van het stuk.

  • 5 Indien een verklaring van waardeloosheid wordt ingeschreven, zijn het tweede tot en met vierde lid van overeenkomstige toepassing.

  • 6 Indien inschrijving plaatsvindt van een beschikking van een bestuursorgaan of uitspraak van een rechterlijk orgaan, waarbij een zodanige ingeschreven beschikking wordt vernietigd, ingetrokken of gewijzigd, is het tweede, derde, achtste en negende lid van overeenkomstige toepassing.

  • 8 Indien een ander stuk dan bedoeld in het tweede tot en met zevende lid wordt ingeschreven, wordt bij het desbetreffende perceel alsmede, indien het stuk op een rechthebbende betrekking heeft, bij de gegevens van de desbetreffende rechthebbende vermeld, het deel en nummer van inschrijving alsmede, zo het een in artikel 41 vermeld stuk betreft, een korte aanduiding van de aard van het ingeschreven stuk, overeenkomstig de artikelen 41 en 42. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 9 Indien een verklaring van waardeloosheid of enig ander stuk dat strekt tot inschrijving van de waardeloosheid, wordt ingeschreven betreffende een inschrijving als bedoeld in het achtste lid wordt, ingeval het een in artikel 41 vermeld feit betreft, bij de in dat lid bedoelde aanduiding vermeld dat deze is vervallen, onder vermelding van het deel en nummer van inschrijving van het desbetreffende stuk. Indien de waardeloosheid betrekking heeft op andere dan in artikel 41 bedoelde inschrijvingen, wordt het deel en nummer van de verklaring van waardeloosheid vermeld bij de desbetreffende percelen.

  • 10 Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van stukken die betrekking hebben op mijnen als bedoeld in de Loi concernant les Mines, les Minières et les Carrières, du 21 avril 1810 (Bulletin des Lois no. 285).

Artikel 40

  • 1 Artikel 39 is van overeenkomstige toepassing ingeval een inschrijving in de openbare registers betrekking heeft op een gedeelte van een perceel, waarbij de bijhouding terstond volledig plaatsvindt omdat geen meting noodzakelijk is, met dien verstande dat tevens wordt vermeld dat van een gedeelte van een perceel sprake is, waarbij tevens de grootte van het gedeelte wordt vermeld, zo deze bekend is.

  • 2 Indien in de in het eerste lid bedoelde gevallen de inschrijving betrekking heeft op erfdienstbaarheden, vindt de bijwerking plaats op de wijze als voorzien in artikel 39.

Artikel 41

  • 2 De in het eerste lid bedoelde aanduidingen kunnen worden afgekort, indien dit uit praktische overwegingen noodzakelijk is mits aan de duidelijkheid geen afbreuk wordt gedaan.

Artikel 42

  • 1 Indien een stuk als bedoeld in artikel 39, achtste lid, op een gedeelte van een perceel betrekking heeft, wordt aan de aanduiding, bedoeld in artikel 41, toegevoegd: ‘mb.t. gedeelte van perceel’.

  • 2 Indien met betrekking tot een perceel waarbij een aanduiding is gesteld als bedoeld in artikel 39, achtste lid, de kadastrale aanduiding wijzigt, wordt de genoemde aanduiding bij de nieuwe gegevens gehandhaafd.

  • 3 Indien met betrekking tot een perceel waarbij een aanduiding is gesteld als bedoeld in artikel 39, achtste lid, een stuk wordt ingeschreven waaruit blijkt dat de rechtstoestand is gewijzigd, wordt de genoemde aanduiding bij de actuele gegevens gehandhaafd, tenzij de aanduiding uitsluitend betrekking heeft op een rechthebbende die blijkens het ingeschreven stuk niet meer in het desbetreffende perceel is gerechtigd.

  • 4 De in artikel 41, eerste lid, onder v, bedoelde aanduiding wordt eveneens niet gehandhaafd na de inschrijving van de akte, bedoeld in artikel 17 van de Landinrichtingswet, tenzij uit de ingeschreven ruilverkavelingsovereenkomst blijkt dat ruilverkavelingsrente zal worden geheven. In laatstbedoeld geval blijft de aanduiding gehandhaafd tot het moment waarop de rente is aangetekend.

  • 5 het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de voorheen in de kadastrale registratie gestelde aanduidingen O.G. en O.g. ged. ten blijke van de vestiging op een perceel onderscheidenlijk een gedeelte daarvan, van een recht van opstal strekkende tot het aanbrengen, gebruiken en in stand houden van pijpleidingen en kabels ten behoeve van een aardolie of aardgas producerende of verwerkende industrie.

Artikel 43

  • 1 Indien een inschrijving in de openbare registers de overgang betreft van een gedeelte van een perceel of een zodanige vestiging, overgang- wijziging of afstand van een beperkt recht, dat dit recht op een gedeelte van een perceel komt te rusten als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het besluit, wordt bij het perceel van de verweerder vermeld dat van een gedeelte sprake is en wordt verwezen naar het deel en nummer van inschrijving.

Artikel 44

  • 1 De in artikel 7 van het besluit bedoelde vervanging van de in artikel 43 bedoelde vermeldingen door de tevens door de meting verkregen gegevens, geschiedt aan de hand van een metingstaat, die wordt opgemaakt nadat het relaas van bevindingen en de hulpkaarten gereed zijn. In de metingstaat worden vermeld de gegevens van de vervallen en de nieuw gevormde percelen, alsmede het verband daartussen, op een zodanige wijze dat de kadastrale registratie volledig kan worden gewijzigd of aangevuld.

  • 2 Op de metingstaat wordt de dagtekening van het ontstaan van de nieuwe kadastrale aanduidingen vermeld.

  • 3 De kadastrale registratie wordt in overeenstemming gebracht met de uit de metingstaat blijkende nieuwe gegevens. In de kadastrale registratie vindt zo mogelijk een wederkerige verwijzing plaats tussen de vervallen en de nieuwe percelen.

Artikel 45

De handhaving van de vermelding van een publiekrechtelijke eigendoms- of gebruiksbeperking dan wel een schuldplichtigheid met zakelijke werking, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van het besluit, geschiedt door bij de actuele gegevens de desbetreffende aanduiding over te nemen, zo mogelijk onder verwijzing naar het deel en nummer van inschrijving van het stuk op grond waarvan de desbetreffende aanduiding werd gesteld.

Artikel 45a

De artikelen 39, achtste lid, 41, 42 en 45 zijn van overeenkomstige toepassing ingeval een besluit is ontvangen als bedoeld in artikel 55 van de Wet bodembescherming, met dien verstande dat als aanduiding van de aard van het stuk bij het perceel wordt vermeld: Inzake dit perceel bestaat een besluit als bedoeld in artikel 55 van de Wet bodembescherming.

Paragraaf 3. Wijze van bijwerking van de kadastrale registratie in bijzondere gevallen

Artikel 46

  • 1 Indien een inschrijving in de openbare registers een overdracht betreft van een registergoed voor een bepaalde tijd, wordt de verkrijger in de kadastrale registratie vermeld als vruchtgebruiker en de vervreemder als eigenaar, gedurende de in het ingeschreven stuk gestelde tijd.

  • 2 Indien een inschrijving in de openbare registers een overdracht betreft van een registergoed onder opschortende tijdsbepaling, wordt de verkrijger in de kadastrale registratie vermeld als eigenaar en de vervreemder als vruchtgebruiker, gedurende de in het ingeschreven stuk gestelde tijd.

Artikel 47

  • 1 Indien een inschrijving in de openbare registers een overdracht betreft onder een opschortende voorwaarde, wordt het perceel eerst op naam van de verkrijger gesteld wanneer de vervulling van die voorwaarde is ingeschreven.

  • 2 Zolang de vervulling van de voorwaarde niet is ingeschreven, wordt bij het perceel aangetekend: ‘onder opschortende voorwaarde geleverd aan ...’, onder invulling van de persoonsgegevens van de verkrijger.

  • 3 Indien wordt geleverd aan een rechtspersoon in oprichting, wordt bij het perceel aangetekend: ‘Overgedragen aan ... in oprichting’, onder invulling van de gegevens van die rechtspersoon in oprichting.

Artikel 48

Indien een inschrijving in de openbare registers een overdracht betreft onder een ontbindende voorwaarde, wordt bij het perceel van de verkrijger aangetekend: ‘Verkregen onder ontbindende voorwaarde’.

Artikel 49

  • 1 Indien een inschrijving in de openbare registers betrekking heeft op een beperkt recht is dat voor een beperkte duur is gevestigd, dan wel op een gedoogverplichting die voor een beperkte duur is opgelegd, wordt het tijdstip waarop het recht of de gedoogverplichting blijkens het ingeschreven stuk eindigt, in de kadastrale registratie vermeld.

  • 2 Ook nadat het tijdstip, bedoeld in het eerste lid is verschenen, blijft de vermelding van het desbetreffende beperkte recht gehandhaafd, totdat inschrijving van een stuk inzake het beperkte recht heeft plaatsgevonden.

Artikel 51

  • 1 Indien een inschrijving in de openbare registers betrekking heeft op een gemeenschap, wordt bij het perceel bij de naam van de deelgenoten gelijke aandelen vermeld dan wel, ingeval uit het ingeschreven stuk van andere aandelen blijkt, de in dat stuk vermelde aandelen.

  • 2 In geval van mandeligheid wordt het mandelige perceel niet tenaamgesteld, maar wordt bij het mandelige perceel verwezen naar de percelen tot nut waarvan het mandelige perceel is bestemd. Bij de percelen tot nut waarvan de mandelige zaak is bestemd, wordt verwezen naar het mandelige perceel.

Paragraaf 4. Wijze van bijwerking omtrent appartementsrechten

Artikel 53

  • 1 Na inschrijving van een akte van splitsing, ondersplitsing of wijziging ter zake van appartementsrechten wordt bij de desbetreffende percelen verwezen naar de complexaanduiding en worden de naam en plaats van vestiging van de vereniging van eigenaren vermeld. Bij het in de splitsing betrokken recht wordt vermeld: ‘sluimerend’. Voor rechten die na de splitsing ongewijzigd voortbestaan worden de gegevens omtrent de rechthebbenden gehandhaafd.

  • 2 De in artikel 67 bedoelde aantekening wordt verwijderd.

  • 3 Bij appartementsrechten die zijn ondergesplitst, wordt verwezen naar de appartementsrechten die uit de ondersplitsing zijn ontstaan.

Artikel 54

  • 1 Indien de onroerende zaak die in een splitsing in appartementsrechten is betrokken, in verschillende kadastrale gemeenten is gelegen, vindt in de kadastrale registratie onderlinge verwijzing plaats.

  • 2 Zo mogelijk vindt verwijzing plaats tussen vervallen en nieuwe kadastrale aanduidingen van appartementsrechten.

  • 3 Op het bij de Dienst berustende exemplaar van de appartementstekening worden de later opgetreden wijzigingen vermeld.

Artikel 55

  • 1 Indien de kadastrale aanduiding van percelen die in een splitsing in appartementsrechten zijn betrokken, is gewijzigd, worden de in de artikelen 53 en 54, eerste lid, bedoelde vermeldingen en verwijzingen die voorkomen bij de vervallen percelen, overgenomen bij de daaruit nieuw gevormde percelen.

  • 2 Na inschrijving van een stuk waarbij de splitsing of ondersplitsing in appartementsrechten uitdrukkelijk wordt opgeheven, dan wel na inschrijving van een stuk als bedoeld in artikel 58, tweede lid, wordt het percelenbestand hiermee in overeenstemming gebracht. De in artikelen 53 en 54, eerste lid, bedoelde vermeldingen en verwijzingen vervallen.

Artikel 58

  • 1 Na de inschrijving van een stuk waarbij de splitsing of ondersplitsing in appartementsrechten is opgeheven, worden verwijzingen naar inschrijvingen inzake hypotheken en beslagen, voor zover deze blijkens de openbare registers nog bestaan, overgebracht naar de percelen dan wel, bij ondersplitsing, naar de appartementsrechten die oorspronkelijk in de splitsing betrokken waren.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot een deel van de onroerende zaken dat aan een splitsing in appartementsrechten is onttrokken, indien:

    • a. uit een ingeschreven stuk blijkt dat een deel van de in de splitsing in appartementsrechten betrokken onroerende zaken is uitgewonnen als bedoeld in artikel 114, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

    • b. uit een ingeschreven vonnis van onteigening blijkt dat een deel van de in de splitsing in appartementsrechten betrokken onroerende zaken, is onteigend;

    • c. een stuk is ingeschreven waaruit blijkt dat een erfpacht of recht van opstal dat naast één of meer onroerende zaken in een splitsing in appartementsrechten is betrokken, is geëindigd.

Paragraaf 5. Wijze van bijwerking terzake van hypotheken en beslagen

Artikel 61

In verband met artikel 100 van de wet wordt bij de percelen een ‘d’ of ‘n’ vermeld, naar gelang al dan niet een doorhaling van een inschrijving ter zake van hypotheken en beslagen heeft plaatsgevonden. Is het perceel ontstaan in verband met een toedeling ingevolge de Landinrichtingswet, de Reconstructiewet Midden-Delfland dan wel de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën, of in verband met een ingeschreven akte van verdeling als bedoeld in artikel 17, juncto artikel 119, vierde lid, van de Landinrichtingswet waarin artikel 208, derde en vierde lid, van die wet toepasselijk is verklaard en dit beding door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is goedgekeurd, dan wordt bij de nieuwe kadastrale aanduiding van het perceel een ‘n’ vermeld.

Paragraaf 6. Wijze van bijwerking van gegevens als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder i, van de wet

Artikel 62

  • 2 In geval van wijzigingen of aanvullingen in de kadastrale registratie wordt de in het eerste lid bedoelde aantekening overgenomen bij de actuele gegevens.

  • 3 De aantekening wordt verwijderd nadat de desbetreffende rente in de kadastrale registratie is aangetekend.

Artikel 63

  • 1 De op de voet van artikel 227 van de Landinrichtingswet in de kadastrale registratie aangetekende rente wordt, indien ten aanzien van een gedeelte van het perceel de rechtstoestand blijkens de openbare registers is gewijzigd, of indien het perceel wordt gesplitst, verdeeld naar verhouding van de oppervlakte.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien het perceel waarop rente rust wordt gesplitst in appartementsrechten, dan wel in geval sprake is van wijziging, ondersplitsing of opheffing ter zake van appartementsrechten.

  • 5 Het eerste tot en met vierde lid is mede van toepassing ter zake van herverkavelingsrente, ruilverkavelingsrente, reconstructierente en herinrichtingsrente.

Artikel 64

Zodra het afschrift van een lijst van rechthebbenden, bedoeld in artikel 188 van de Landinrichtingswet, artikel 68 van de Reconstructiewet Midden-Delfland, dan wel in artikel 53 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Dentse Veenkoloniën is ontvangen, worden in de kadastrale registratie aantekeningen geplaatst, waaruit de afwijkingen blijken die bestaan tussen de lijst van rechthebbenden en de in de kadastrale registratie vermelde rechthebbenden. Desgewenst worden omtrent die lijst zo volledig mogelijke inlichtingen aan derden verstrekt.

Artikel 65

  • 1 De in ingeschreven stukken vermelde koopsom wordt in het percelenbestand, bedoeld in artikel 9 van het besluit, bij het desbetreffende perceel vermeld, voor zover het leveringen betreft van de eigendom, de erfpacht dan wel het recht van opstal.

  • 2 Indien een koopsom op verschillende percelen betrekking heeft, wordt tevens vermeld: ’met meer onroerend goed’.

Artikel 67

  • 1 Na vaststelling van het complexnummer inzake splitsing in appartementsrechten, wordt in de kadastrale registratie melding gemaakt van de desbetreffende toekomstige appartementsrechter door vermelding van de kadastrale aanduiding daarvan in het percelenbestand. Tevens wordt bij de in de splitsing te betrekking percelen of in de ondersplitsing te betrekken appartementsrechten de aantekening gesteld: ‘Betrokken in voorgenomen splitsing, dan wel ondersplitsing of wijziging in de appartementsrechten’.

  • 2 Indien vóór de inschrijving van de akte van splitsing een nieuw complexnummer wordt vastgesteld, worden de in het eerste lid bedoelde vermeldingen gewijzigd of aangevuld.

Paragraaf 7. Wijze van bijwerking van de kadastrale kaarten: perceelsvorming

Artikel 68

  • 1 Percelen worden zo veel mogelijk op een zodanige wijze gevormd dat de grenzen daarvan rechtsgrenzen zijn.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kunnen afzonderlijke percelen worden gevormd, indien dit in verband met toekomstige wijziging in de rechtstoestand of in verband met bestemming en gebruik gewenst is.

  • 3 Er worden niet meer percelen gevormd dan strikt nodig is.

Artikel 69

Kunstwerken als sluizen, bruggen, kribben en dergelijke worden in het algemeen niet als afzonderlijke percelen beschouwd.

Artikel 70

Zonodig vindt bij bestemmingsplannen de perceelsvorming zodanig plaats dat het middel van de wegen als perceelsgrens fungeert.

Artikel 71

  • 1 Aan elkaar grenzende percelen waarop inschrijvingen inzake hypotheken betrekking hebben die niet gelijk zijn voor elk der percelen, worden in het algemeen niet samengevoegd.

  • 2 Indien aan elkaar grenzende delen van een perceel blijkens verschillende ingeschreven stukken in één hand zijn gekomen vóór het tijdstip waarop de meting wordt verricht en die delen in één nieuw perceel zullen worden opgenomen, zo wordt zo mogelijk de grens tussen bedoelde delen onderling, hoewel deze niet op de kadastrale kaart wordt vermeld, op grond van aanwijzing van de belanghebbenden in het relaas van bevindingen vermeld, met het oog op een gespecificeerde vermelding van de inschrijvingen in de metingstaat.

  • 3 Een perceel of gedeelte daarvan waarop blijkens de kadastrale registratie een publiekrechtelijke eigendoms- of gebruiksbeperking rust, wordt niet samengevoegd met een perceel waarop dezelfde beperking niet rust, tenzij zulks tot ondoelmatige perceelsvorming zou leiden.

  • 4 Ter zake van de toepassing van een toedeling ingevolge de Landinrichtingswet vindt geen samenvoeging plaats tussen toegedeelde kavels en buiten het blok gelegen percelen.

Artikel 72

  • 1 Een perceel waarvan niet de gehele begrenzing op het terrein gelijk is dan wel geacht wordt gelijk te zijn aan die van een bestaand perceel, wordt aangeduid door een nieuw nummer, onmiddellijk volgende op het laatstgebruikte nummer van de desbetreffende sectie.

  • 2 Een perceel waarvan de gehele begrenzing op het terrein gelijk is aan de begrenzing zoals die uit de kadastrale kaart en de daaraan ten grondslag liggende bescheiden blijkt, behoudt het bestaande nummer.

  • 3 Indien verschil bestaat tussen de terreinsituatie en de kadastrale gegevens, wordt de in het tweede lid bedoelde begrenzing geacht gelijk te zijn gebleven, indien zulks uit de aanwijzing van alle belanghebbenden blijkt en zulks bovendien aannemelijk voorkomt.

Artikel 73

Is bij de opmeting van nieuwe gebouwen gebleken of blijkt bij de kartering van deze, dat scheidsmuren niet zijn geplaatst volgens de vóór de bouw aanwezige afpaling die indertijd als kadastrale grens werd opgemeten, dan is die afwijking, behoudens het geval, bedoeld in artikel 72, derde lid, geen reden tot redressering van de kadastrale grenzen. In dat geval wordt zonodig tot afzonderlijke perceelsvorming overgegaan.

Paragraaf 8. Berekening van de grootte van de percelen

Artikel 74

  • 1 De berekening van de grootte van de percelen geschiedt overeenkomstig de in de Handleiding voor de technische werkzaamheden van het Kadaster gegeven aanwijzingen, en met inachtneming van het tweede lid en de artikelen 75 en 76.

  • 2 Nauwkeurige grootteberekening van een perceel is mogelijk, indien alle grenzen van het perceel vaststaan en in eenzelfde meetkundig verband zijn vastgelegd, hetzij door één meting, hetzij door combinatie dan wel transformatie van gegevens, ontleend aan verschillende metingen.

Artikel 75

Bij de in artikel 74, tweede lid, bedoelde nauwkeurige grootteberekening wordt, indien de meting ambtshalve is verricht, geen hogere nauwkeurigheid nagestreefd dan verantwoord is in verband met de waarde van de onroerende zaak.

Artikel 76

  • 1 De wijze van afronden bij het vaststellen van de grootte van de percelen hangt af van de nauwkeurigheid van de meting.

  • 2 Er wordt afgerond op gehelen van centiaren. Als nauwkeurige grootteberekening niet mogelijk is, kan worden afgerond op vijf- of tienvouden van centiaren.

  • 3 Is bij een ingeschreven stuk een onroerende zaak van slechts enkele centiaren overgegaan en wordt deze toegevoegd aan een ander perceel dat overigens niet is veranderd en waarvan de grootte niet onjuist wordt bevonden, dan wordt de na die toevoeging verkregen grootte niet afgerond.

Paragraaf 9. Metingstaten overige bepalingen

Artikel 77

  • 1 De in artikel 44 bedoelde metingsstaten worden opgemaakt met inachtneming van het tweede tot en met vijfde lid.

  • 2 Bij ieder perceel of gedeelte daarvan wordt zo mogelijk verwezen naar het deel en nummer van inschrijving van het stuk waarbij de verkrijging plaatsvond.

  • 3 Aanduidingen inzake een publiekrechtelijke eigendoms- of gebruiksbeperking of schuldplichtigheid met zakelijke werking worden zodanig vermeld, dat voldaan kan worden aan artikel 45. Tevens vindt vermelding plaats van het resultaat van het onderzoek als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van het besluit.

  • 4 Er wordt melding gemaakt van overgegane gedeelten die nog niet zijn gemeten, van gegevens omtrent hypotheken en beslagen en tevens van alle gegevens die nodig zijn om te kunnen voldoen aan artikel 44.

  • 5 Indien de metingstaat betrekking heeft op de bijhouding in verband met akten van toedeling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden geen gegevens vermeld inzake het verband tussen de oude en de nieuwe percelen.

Artikel 78

  • 1 De perceelgrenzen, de omtrekken van opstallen en de gebruiksgrenzen of cultuurscheidingen worden op de kadastrale kaarten getekend met volle lijnen.

  • 2 Met korte-streeplijnen worden getekend de perceelgrenzen waarop in de regel geen blijvende afscheiding geplaatst wordt, zoals een op het terrein onzichtbare verbindingslijn van twee straathoeken, het midden van een weg of sloot, van welke weg of sloot de kanten op de kaart in volle lijnen zijn aangegeven, of een trens lopende door een vijver, een meer of ander water.

  • 3 Indien de onzichtbare perceelgrens, bedoeld in het tweede lid, tevens rijksgrens is, wordt deze in plaats van door een korte-streeplijn aangegeven door een kruisjeslijn; is deze een provinciegrens, dan door een kruis-streeplijn; is deze een gemeentegrens, dan door een kruispuntlijn.

  • 4 Indien de in het derde lid bedoelde signaturen aanleiding zouden geven tot onduidelijkheid, worden deze slechts voor gedeelten van de onzichtbare grens toegepast en wordt voor de overige gedeelten de korte-streeplijn gebruikt.

  • 5 Indien de onzichtbare perceelgrens sectiegrens is, wordt deze in plaats van door een korte-streeplijn aangegeven door een streep-puntlijn.

  • 6 De as van een spoorweg of van een kanaal wordt aangegeven door een onderbroken lange-streeplijn, waarbij de streep 4 mm en de spatie 1 mm is. Een hoogspanningslijn wordt aangegeven door een onderbroken lange-streeplijn, waarbij de streep 8 mm en de spatie 1 mm is.

Artikel 79

  • 2 Bij de in het eerste lid bedoelde bijwerking worden grenzen van kadastrale gemeenten aangegeven met een volle lijn en bladgrenzen met een streep-puntlijn. Binnen de gemeente- onderscheidenlijk bladgrens wordt de naam van de kadastrale gemeente onderscheidenlijk letter en nummer van de sectie van elk blad vermeld. Strekt eenzelfde kadastrale gemeente, sectie of blad zich uit over meer dan één verzamelkaart, dan wordt binnen de figuratie van ieder deel de bijbehorende aanduiding geplaatst.

Artikel 81

  • 1 Inzake de bijhouding in verband met een ingeschreven akte van toedeling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden zonodig nieuwe secties gevormd, dan wel aan een bestaande sectie kadastrale kaarten toegevoegd, waarbij bestaande kadastrale kaarten geheel of gedeeltelijk vervallen.

  • 2 Indien een akte van toedeling betrekking heeft op een gehele of gedeeltelijke kadastrale gemeente die een andere naam draagt dan de desbetreffende burgerlijke gemeente, wordt het desbetreffende gebied in beginsel ingedeeld bij, dan wel gevormd tot de kadastrale gemeente die de naam van de burgerlijke gemeente draagt.

Afdeling 2. Bijhouding

Paragraaf 1. Bijhouding op grond van ingeschreven stukken, waarbij een meting noodzakelijk is

Artikel 82

Artikel 83

  • 2 De door belanghebbenden aangewezen grens wordt, zonder dat perceelsvorming plaatsvindt, op de kaart vermeld, waarbij wordt aangegeven dat geen sprake is van een perceelgrens.

  • 3 Na inschrijving van een stuk tot verbetering wordt tot perceelsvorming overgegaan en wordt de in het tweede lid bedoelde grens tot perceelgrens gemaakt.

Paragraaf 2. Bijhouding op grond van inlichtingen omtrent het overlijden van personen die als eigenaar of beperkt gerechtigde met betrekking tot een onroerende zaak in de kadastrale registratie staan vermeld

Artikel 84

  • 1 De aantekening omtrent het overlijden van personen, bedoeld in artikel 17 van het besluit, wordt gesteld bij de gegevens van de desbetreffende rechthebbende en luidt: ‘overleden op ...’, onder vermelding van de datum van overlijden. Tevens wordt verwezen naar het jaar en het volgnummer van het desbetreffende stuk.

  • 2 Als bedoeladres wordt vermeld het adres van de echtgenoot van de overledenen, dan wel het adres van de erfgenaam die het grootste aandeel in de nalatenschap heeft. Bij gelijke aandelen wordt zoveel mogelijk het adres vermeld van de oudste in Nederland woonachtige erfgenaam.

  • 3 Ingeval evenwel uit de ontvangen inlichtingen van een ander boedeladres blijkt dan het in het tweede lid bedoelde, wordt in dat geval wordt het eerstbedoelde boedeladres vermeld.

Paragraaf 3. Bijhouding op grond van inlichtingen van personen die als eigenaar of beperkt gerechtigde met betrekking tot een onroerende zaak in de kadastrale registratie staan vermeld omtrent hun wettelijke woonplaats

Paragraaf 5. Bijhouding op grond van inlichtingen of waarnemingen omtrent de feitelijke gesteld heid van onroerende zaken

Artikel 87

  • 1 De bijhouding op grond van inlichtingen of waarnemingen omtrent de cultuuraanduiding van gehele percelen, geschiedt op een der onder a tot en met c genoemde wijzen:

    • a. indien het inlichtingen betreft die blijken uit ingeschreven stukken; de in de kadastrale registratie vermelde cultuuraanduiding wordt vervangen door de in het ingeschreven stuk vermelde cultuuraanduiding, welke bijhouding gelijktijdig plaatsvindt met de in artikel 39 bedoelde bijhouding,

    • b. indien het andere dan onder a bedoelde inlichtingen betreft: de n, de kadastrale registratie vermelde cultuuraanduiding wordt vervangen door de nieuwe cultuuraanduiding:

    • c. indien het waarnemingen betreft: de desbetreffende gegevens worden in de metingstaat vermeld, waarna de bijhouding plaatsvindt door verwerking van de metingstaat in de kadastrale registratie.

  • 2 De vermelding van de cultuuraanduiding geschiedt overeenkomstig een door de Dienst gehanteerde gestandaardiseerde methode. Tevens vindt codering van de vermelde cultuuraanduidingen plaats.

  • 3 Op grond van de in het eerste lid bedoelde gegevens wordt tevens bij ieder perceel melding gemaakt van de aanduiding ‘bebouwd’ dan wel ‘onbebouwd’.

Artikel 88

  • 1 De bijhouding op grond van inlichtingen of waarnemingen omtrent de adressen met postcode en de plaatselijke benaming van onroerende zaken geschiedt op de wijze als in het tweede tot en met vierde lid is bepaald.

  • 2 Indien het percelen betreft waarop een gebouw staat dat een postadres heeft, vindt bijhouding uitsluitend plaats op grond van inlichtingen die door de naamloze vennootschap Koninklijke PTT Nederland N.V., of door een dochtermaatschappij van deze vennootschap zijn verstrekt. De bijhouding geschiedt door de in de kadastrale registratie vermelde plaatselijke aanduiding te vervangen door de nieuwe.

  • 3 Indien het andere dan in het tweede lid bedoelde percelen betreft, vindt bijhouding plaats op grond van inlichtingen die blijken uit ingeschreven stukken, op grond van rechtstreeks van de rechthebbende verkregen inlichtingen, alsmede op grond van waarnemingen. Artikel 87, eerste lid, onder a, b en c, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 89

De bijhouding van de coördinaten van de percelen in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting geschiedt door opneming van de coördinaten in de metingstaat, bedoeld in artikel 44, op grond waarvan in de kadastrale registratie de desbetreffende coördinaten worden vervangen door de in de metingstaat vermelde. De coördinaten worden vermeld in het percelenbestand, bedoeld in artikel 9 van het besluit.

Artikel 90

  • 1 Ten aanzien van onroerende zaken van de Staat wordt in de kadastrale registratie melding gemaakt van het beheer over die zaken op de wijze als in het tweede en derde lid is bepaald.

  • 2 aan de naam van de rechthebbende vindt een toevoeging plaats op één van de volgende wijzen:

    de Staat (Huis der Koningin),

    de Staat (Hoge Colleges van Staat),

    de Staat (Algemene Zaken),

    de Staat (Bijzonder domeinbeheer).

    de Staat (Binnenlandse Zaken),

    de Staat (Buitenlandse Zaken),

    de Staat (Defensie),

    de Staat (Economische Zaken),

    de Staat (Financiën, Domeinen),

    de Staat (Financiën, Kroondomein),

    de Staat (Justitie),

    de Staat (Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit),

    de Staat (Volksgezondheid, Welzijn en Sport),

    de Staat (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap),

    de Staat (Sociale Zaken en werkgelegenheid),

    de Staat (Verkeer en Waterstaat),

    de Staat (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer).

    de Staat (Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Rijksgebouwendienst).

  • 3 Ten aanzien van onroerende zaken van de Staat, waarover de Staat niet zelf het beheer voert, wordt tevens vermeld: ‘in beheer bij ...’, onder invulling van de desbetreffende gegevens.

Artikel 91

Bijhouding van de in artikel 90 bedoelde gegevens vindt plaats op grond van schriftelijke inlichtingen die van de rechthebbende zijn verkregen. Na ontvangst van bedoelde inlichtingen wordt de kadastrale registratie daarmee in overeenstemming gebracht onder verwijzing bij de desbetreffende gegevens naar de datum en het volgnummer van het betrokken stuk.

Artikel 92

  • 1 Ten aanzien van onroerende zaken van andere publiekrechtelijke rechtspersonen dan de Staat waarbij de rechthebbende niet zelf het beheer en onderhoud heeft, wordt in de kadastrale registratie melding gemaakt van gegevens omtrent het beheer en onderhoud, op grond van schriftelijke inlichtingen die van de rechthebbende zijn verkregen.

  • 2 Artikel 91 is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 6. Bijhouidng met betrekking tot voorlopige aantekeningen en doorhalingen daarvan

Artikel 93

  • 1 De bijhouding in de kadastrale registratie met betrekking tot voorlopige aantekeningen en de doorhaling daarvan, geschiedt op de wijze als in het tweede tot en met vierde lid is bepaald.

  • 2 Terstond nadat de aanbieding van een stuk is aangetekend in het register van voorlopige aantekeningen, wordt in de kadastrale registratie bij de gegevens van de in het stuk vermelde rechthebbenden, alsmede bij de desbetreffende percelen een verwijzing geplaatst naar het volgnummer van het register van voorlopige aantekeningen.

  • 3 In geval van wijzigingen in de kadastrale registratie wordt de in het tweede lid bedoelde verwijzing gehandhaafd bij de actuele gegevens.

  • 4 Nadat de boeking in het register van voorlopige aantekeningen is doorgehaald, wordt bij de onderhavige verwijzing vermeld: ‘doorgehaald’, onder vermelding van de datum van doorhaling.

Afdeling 3. Vernieuwing

Artikel 96

  • 1 De vermelding in de kadastrale registratie van een voornemen tot een onderzoek van vernieuwing, bedoeld in artikel 75, derde lid, van de wet geschiedt door het plaatsen bij het desbetreffende perceel van de aantekening: voornemen vernieuwing.

  • 2 Bij wijzigingen in de kadastrale registratie wordt de in het eerste lid bedoelde vermelding gehandhaafd.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde vermelding wordt verwijderd terstond na inschrijving van de notariële akte van vernieuwing.

Artikel 97

  • 1 In het voorstel van vernieuwing wordt afzonderlijk melding gemaakt van de in artikel 76, tweede lid, van de wet bedoelde bijhouding op de wijze zoals in het tweede lid is bepaald.

  • 2 Aan het slot van het voorstel van vernieuwing worden in volgorde van de plaatsgehad hebbende bijhoudingen per bijhouding vermeld:

    • a. de datum en, indien de bijhouding is gegrond op een ingeschreven stuk, deel en nummer van inschrijving van het stuk dat tot bijhouding heeft geleid, dan wel, indien het een bijhouding betreft op grond van een niet ingeschreven stuk, het volgnummer waaronder het stuk wordt bewaard;

    • b. een korte aanduiding van de aard en de inhouding van het stuk;

    • c. tot welke bijhouding de onder a bedoelde stukken hebben geleid.

Artikel 98

  • 1 Van de indiening van bezwaarschriften en van het instellen van beroep, alsmede van daarop gegeven beslissingen wordt bij het voorstel van vernieuwing dat ter inzage ligt op grond van artikel 76, zevende lid, van de wet, melding gemaakt door op het voorstel te vermelden: zie bijbehorende stukken (bijlage(n)...), onder invulling van de nummers van de bijlagen.

  • 2 als bijlagen worden afschriften van de in het eerste lid bedoelde stukken bij het voorstel van vernieuwing gevoegd.

Afdeling 4. Metingen

Artikel 99

  • 1 Bij de metingen, bedoeld in artikel 79 van de wet, houdt de met de meting belaste ambtenaar rekening met de in de Handleiding voor de technische werkzaamheden van het Kadaster voorkomende onder scheiding in gebieden waarin voor de metingen een ongelijke graad van nauwkeurigheid moet worden toegepast.

  • 2 De meting in eenzelfde gebeid geschiedt voor perceelgrenzen, cultuurscheidingen en omtrekken van opstallen met onderling dezelfde graad van nauwkeurigheid.

Artikel 100

  • 1 De metingen worden gecontroleerd en op een zodanige wijze ingericht, dat mogelijk wordt:

    • a. een goede kartering van de nieuwe grenzen in de bestaande kadastrale kaart;

    • b. latere uitzetting van die grenzen op het terrein, en wel op zo eenvoudig mogelijke wijze;

    • c. dat er in de meting een waarborging is voor nabijheidsrelaties met bestaande grenzen en topografie.

  • 2 Om te voldoen aan de eis gesteld in het eerste lid, onder b, wordt zonodig van de meetkundige grondslag gebruik gemaakt en worden nieuwe grenzen en verlengden van nieuwe grenzen, alsmede gebezigde oude en nieuwe meetlijnen aangemeten aan gebouwen en andere vaste terreinvoorwerpen. De meetlijnen worden zo nodig verzekerd om bij latere metingen te kunnen worden gebruikt.

  • 3 Om te voldoen aan de eis gesteld in het eerste lid, onder c, worden bij een meting oude grenzen in het algemeen niet aan een grensonderzoek onderworpen. Ook wordt de meting niet te veruitgebreid, uitsluitend met het doel om te komen tot een nauwkeurige groottebepaling van de te vormen percelen.

Artikel 101

Met het oog op de in artikel 100 gestelde eisen worden bij de meting behalve rechtsgrenzen zonodig ook afpalingstekens en scheidsmuren gemeten en op de relazen van bevindingen vermeld.

Artikel 102

  • 1 Een bestaande meetkundige grondslag kan, indien dit noodzakelijk is, worden verdicht.

  • 2 Bij de verdichting wordt er voor gezorgd dat de relatieve nauwkeurigheid van het stelsel gehandhaafd blijft op de wijze als aangegeven in de Handleiding voor de technische werkzaamheden van het Kadaster.

  • 3 De verzekering van de meetkundige grondslag geschiedt overeenkomstig de daartoe gegeven handleiding.

Artikel 103

Bij de meting van rechtsgrenzen, van cultuurscheidingen die geen rechtsgrens zijn maar bij de toepassing van de meting perceelgrens zullen worden, en van de ligging van hoofdgebouwen zorgt mede met de meting belaste ambtenaar voor een behoorlijke controle. Deze moet blijken uit de constructie van de meting. Als controlemogelijkheden komen ook in aanmerking:

  • a. meting van zogenoemde eigen maten;

  • b. hoekmetingen en

  • c. dubbele meting van afstanden.

Artikel 104

  • 1 Perceelsvorming kan met toestemming van alle belanghebbenden ook zonder onderzoek ter plaatse en zonder meting geschieden, indien over zodanige gegevens wordt beschikt dat omtrent de ligging van de grenzen en de rechtstoestand geen twijfel bestaat.

  • 2 Het afbeelden van opstallen op een kadastrale kaart of wijziging van die afbeelding kan ook zonder onderzoek ter plaatse en zonder meting geschieden, indien over zodanige meetgegevens van derde of andere gegevens wordt beschikt dat geen twijfel bestaat omtrent de af te beelden begrenzingen van de opstallen.

Artikel 106

Ingeval bij een meting op het terrein verandering wordt geconstateerd in een vroeger in kaart gebrachte cultuurgrens die wel perceelgrens doch geen rechtsgrens is, gaat de met de meting belaste ambtenaar na of deze cultuurgrens noodzakelijk als perceelgrens moet blijven bestaan. is dit niet het geval, dan laat hij de cultuurgrens geheel of gedeeltelijk op de kaart vervallen.

Artikel 107

  • 1 Bij landerijen behorende wegen en voetpaden die niet door sloten zijn begrensd en alleen dienen tot uit- of overweg, of tot bewerking van die landerijen, worden in het algemeen niet gemeten.

  • 2 Greppels, geen rechtsgrenzen zijnde en uitsluitend dienende tot afwatering of besproeiing, worden niet gemeten.

  • 3 Kunstwerken als sluizen, bruggen, kribben en masten van hoogspanningslijnen worden overgenomen van de grootschalige basiskaart van Nederland.

Artikel 108

Andere dan de in artikel 56d, derde lid, van de wet bedoelde metingen kunnen door anderen dan ambtenaren van de Dienst worden verricht, mits deze metingen afhankelijk zijn van de goedkeuring door de Dienst.

Afdeling 5. Vorm van mededelingen, kennisgevingen, relazen van bevindingen, voorstellen van vernieuwing en te geven beslissingen op bezwaarschriften

Artikel 109

  • 1 De kennisgevingen van het resultaat van de bijhouding, bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de wet, voor zover het een gehandhaafd perceel betreft, hebben de vorm van de modellen die als bijlagen 12 en 12a bij deze regeling zijn gevoegd.

  • 2 De kennisgevingen van het resultaat van de bijhouding, bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de wet, voor zover het de splitsing, ondersplitsing, wijziging van de splitsing, of opheY ng van de splitsing dan wel ondersplitsing ter zake van appartementsrechten betreft, hebben de vorm van de modellen die als bijlagen 13 en 13a bij deze regeling zijn gevoegd.

Artikel 110

Het relaas van bevindingen heeft de vorm van het model dat als bijlage 19 bij deze regeling is gevoegd.

Artikel 111

  • 1 De beslissing van de ambtenaar op een bezwaarschrift waarbij bezwaar is gemaakt tegen de beslissing, bedoeld in artikel 59, derde lid, van de wet, alsmede beslissingen van de ambtenaar op bezwaarschriften als bedoeld in artikel 56c, eerste lid, van de wet tegen beschikkingen inzake de bijwerking, worden als volgt ingedeeld:

    • a. aanhef;

    • b. beslissing omtrent de ontvankelijkheid;

    • c. nauwkeurige en objectieve weergave van alle bekende relevante feiten en omstandigheden;

    • d. ingeval ingevolge artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht van het horen van belanghebbenden is afgezien, op welke grond dat is geschied;

    • e. deugdelijke motivering waarbij wordt vermeld de overwegingen en redenen, de daaruit getrokken conclusies die aan de beslissing ten grondslag liggen;

    • f. beslissing.

  • 2 De beslissing van de ambtenaar als bedoeld in het eerste lid wordt aan de belanghebbenden per brief bekendgemaakt.

Artikel 112

  • 1 De beslissing, bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de wet wordt, ingeval het verzoek wordt afgewezen, als volgt ingedeeld:

    • a. aanhef;

    • b. beslissing omtrent de ontvankelijkheid;

    • c. deugdelijke motivering waarbij worden vermeld de overwegingen en redenen, alsmede de daaruit getrokken conclusies die aan de beslissing ten grondslag liggen;

    • d. beslissing.

  • 2 De brief waarbij de in het eerste lid bedoelde beslissing aan de belanghebbenden wordt bekendgemaakt, heeft de vorm van het model dat als bijlage 21 bij deze regeling is gevoegd.

  • 3 Van toewijzing van het verzoek wordt mededeling gedaan bij de in artikel 86 bedoelde brief.

Artikel 114

  • 2 De brief waarbij de in het eerste lid bedoelde beslissing aan de belanghebbenden wordt bekendgemaakt, heeft de vorm van het model dat als bijlage 23 bij deze regeling is gevoegd.

Artikel 115

Artikel 111 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing op de in artikel 76, zesde lid, van de wet bedoelde beslissing van de ambtenaar op bezwaarschriften tegen voorstellen van vernieuwing alsmede op de brief waarbij die beslissing aan belanghebbenden wordt bekendgemaakt.

Titel 2. Bijhouding van het net van coördinaatpunten

Artikel 116

  • 1 De bijhouding van het net van co=F6rdinaatpunten, bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de wet, vindt plaats door het periodiek verrichten van werkzaamheden ter controle en ter instandhouding van de in dat artikellid genoemde RD-punten, alsmede ter verdichting van het bestaande net van deze punten.

  • 2 Het hoofd van het bureau Rijksdriehoeksmeting draagt er tijdig zorg voor dat het teloorgaan of minder betrouwbaar worden van de in het eerste lid bedoelde RD-punten wordt voorkomen.

Hoofdstuk 5. Verstrekking van inlichtingen

Titel 1. Verstrekking van inlichitngen uit de openbare registers voor onroerende zaken

Afdeling 1. Afschriften

Artikel 119

  • 1 Afschriften als bedoeld in artikel 99 van de wet worden verstrekt in de vorm van mechanische reproducties van het gehele stuk of een deel daarvan. Ingeval een deel wordt verstrekt wordt dat feit op het uittreksel vermeld.

  • 2 Op een afschrift of uittreksel van een vóór 1 april 1950 in de openbare registers opgenomen stuk wordt melding gemaakt van het kantoor en het deel en nummer van inschrijving.

Afdeling 2. Getuigschriften

Artikel 126

De vorm van de in artikel 99, eerste lid, van de wet bedoelde getuigschriften wordt vastgesteld overeenkomstig:

  • a. voorzover betreffend het resultaat van onderzoek naar erfdienstbaarheden: het model dat als bijlage 25 bij deze regeling is gevoegd;

  • b. voorzover betreffend het resultaat van onderzoek naar erfdienstbaarheden (negatieve mededeling): het model dat als bijlage 26 bij deze regeling is gevoegd;

  • c. voorzover betreffend het resultaat van onderzoek naar ingeschreven akten: het model dat als bijlage 27 bij deze regeling is gevoegd.

Artikel 128

Op afschriften als bedoeld in artikel 99 van de wet, die zijn gevoegd bij de in artikel 126 bedoelde getuigschriften, is artikel 119 van toepassing.

Afdeling 3. Vermelding van voorlopige aantekeningen; wijze van raadpleging

Artikel 129

Indien op een getuigschrift als bedoeld in artikel 126 percelen voorkomen ten aanzien waarvan sprake is van voorlopige aantekeningen die nog niet zijn doorgehaald, worden afschriften van de desbetreffende stukken toegevoegd. Artikel 119 is van toepassing op deze afschriften.

Artikel 130

De raadpleging van de openbare registers geschiedt door het verlenen van inzage aan het kantoor van de Dienst en digitale raadpleging.

Titel 2. Verstrekking van inlichtingen uit de kadastrale registratie, het kaartenbestand, de daaraan ten grondslag liggende bescheiden en het net van coördinaatpunten

Afdeling 1. Uittreksels uit de kadastrale registratie

Artikel 131

  • 1 Uit de kadastrale registratie worden de volgende uittreksels verstrekt:

    • a. het uittreksel van de kadastrale registratie inzake hypotheken en beslagen;

    • b. het uittreksel van de kadastrale registratie, met uitzondering van de gegevens inzake hypotheken en beslagen.

  • 2 De uittreksels bevatten een weergave van de in de kadastrale registratie opgenomen actuele gegevens.

  • 3 Een uittreksel inzake een niet-actuele toestand wordt zoveel mogelijk verstrekt in de vorm van een mechanische reproductie van het desbetreffende stuk.

Afdeling 2. Afschriften en uittreksels van de kadastrale kaarten

Artikel 135

Afschriften van de kadastrale kaart worden verstrekt in de vorm van een digitaal bestand en een plot.

Afdeling 3. Wijze van raadpleging van de kadastrale registratie en de door de Dienst gehouden kaarten

Artikel 136

De raadpleging van de kadastrale registratie en de kadastrale kaart geschiedt door het verlenen van inzage aan het kantoor van de Dienst en digitale raadpleging.

Afdeling 4. Inlichtingen uit bescheiden die ten grondslag liggen aan door de Dienst gehouden kaarten

Artikel 137

  • 1 Afschriften of uittreksels van bescheiden die ten grondslag liggen aan door de Dienst gehouden kaarten, worden verstrekt in de vorm van mechanische reprodukties van die bescheiden of aangegeven gedeelten daarvan.

  • 2 Op de afschriften en uittreksels wordt het volgende gesteld:

    • a. Uittreksel uit ... (dan wel: Afschrift van ...), onder invulling van de desbetreffende gegevens.

    • b. Het desbetreffende kantoor van de Dienst, de datum van verstrekking, het nummer waaronder het verzoek is geregistreerd, en het verschuldigde kadastraal recht.

    • c. De ondertekende verklaring:

      Voor eensluidend uittreksel (dan wel afschrift),

      De directeur,.

  • 3 Afschriften en uittreksels als bedoeld in het eerste lid, worden in zwart en wit vervaardigd, doch op verzoek worden gegevens die op het origineel anders dan in zwart en wit zijn vermeld, in de desbetreffende kleuren op het afschrift of uittreksel overgenomen.

Artikel 138

De raadpleging van de bescheiden die ten grondslag liggen aan door de Dienst gehouden kaarten, geschiedt door het verlenen van inzage aan het kantoor van de Dienst, en het verstrekken van inlichtingen, zowel mondeling als door middel van telefoon, telefax en soortgelijke apparatuur.

Artikel 139

  • 1 Indien de in de artikelen 137 en 138 bedoelde bescheiden gegevens betreffen die gereed en volledig zijn, geschiedt het verstrekken van inlichtingen ook wanneer de desbetreffende kaarten ten aanzien van die gegevens nog niet zijn bijgewerkt.

  • 2 Indien een stuk behalve gegevens die gereed en volledig zijn ook gegevens bevat die dat nog niet zijn, vindt het verstrekken van de inlichtingen uit dat stuk slechts plaats ten aanzien van gegevens die gereed en volledig zijn.

  • 3 Namen van personen die verantwoordelijk zijn voor de inhoud van de in de artikelen 137 en 138 bedoelde bescheiden, worden indien zulks wenselijk is, onleesbaar gemaakt.

Artikel 140

  • 1 Relazen van bevindingen zijn, voor zover de bijwerking van de kaarten nog niet heeft plaatsgevonden, openbaar vanaf de volgende tijdstippen:

    • a. voor wat betreft gegevens die aanleiding geven tot inschrijving van een stuk tot verbetering: zodra om dit stuk is verzocht;

    • b. voor wat betreft de gegevens omtrent personen die de grenzen hebben aangewezen: zodra het relaas van bevindingen is ondertekend;

    • c. voor wat betreft andere gegevens: zodra de hulpkaart is opgemaakt.

  • 2 In geval van verstrekking van een afschrift van relazen van bevindingen wordt daarbij op verzoek een mondelinge of schriftelijke toelichting van algemene aard verstrekt.

Afdeling 5. Inlichtingen omtrent het net van coördinaatpunten

Artikel 141

Het verstrekken van inlichtingen, bedoeld in artikel 102, vierde lid, van de wet geschiedt door het in elektronische vorm verstrekken van een afschrift van de in artikel 35 bedoelde overzichtskaarten, alsmede door het in schriftelijke dan wel elektronische vorm verstrekken van een afschrift van de in artikel 35 bedoelde coördinaatlijsten.

Afdeling 6. Overige bepalingen

Artikel 142

Met de verstrekking van de in artikel 103, tweede lid, van de wet bedoelde inlichtingen zijn belast:

  • a. voor zover het betreft de kadastrale kaarten: de bewaarder van het kantoor van de Dienst waar de kaarten worden gehouden, alsmede de directeur van het kadaster en de openbare registers van dat kantoor;

  • b. voor zover het betreft het net van coördinaatpunten, bedoeld in artikel 52 van de wet: het hoofd van het bureau Rijksdriehoeksmeting, welk bureau onderdeel is van de eenheid Vastgoedinformatie en Geodesie van de concernstaf van de Dienst.

Hoofdstuk 6. Overige en slotbepalingen

Artikel 143

Ten aanzien van de wijze waarop wijzigingen, bedoeld in artikel 111, eerste lid, van de wet, in de kadastrale registratie en op de kadastrale kaarten worden weergegeven, zijn de artikelen 38, 44, 54, 55 en 74 tot en met 80 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 144

  • 1 In geval van splitsing van een kadastrale gemeente wordt bij overgang van gehele secties de indeling in secties zoveel mogelijk behouden. In geval van invoering van een nieuwe sectie blijven de bestaande perceelnummers zo veel mogelijk behouden.

  • 2 Een exemplaar van de wet, algemene maatregel van bestuur of besluit van provinciale staten die heeft geleid tot de gewijzigde indeling in kadastrale gemeenten, wordt gehecht aan elk van de processen-verbaal van grensbepaling van de desbetreffende kadastrale gemeenten.

Artikel 145

Artikel 146

  • 2 Op de vorm van de beslissing waarbij een verzoek tot herstel van een kennelijke misslag, bedoeld in het eerste lid, wordt afgewezen, is artikel 112, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De brief waarbij de in het tweede lid bedoelde beslissing aan de belanghebbenden wordt bekendgemaakt, heeft de vorm van het model dat als bijlage 34 bij deze regeling is gevoegd.

Artikel 147

  • 1 De vergissingen, verzuimen of andere onregelmatigheden, bedoeld in artikel 116, eerste lid, van de wet, worden op de dag dat zulks blijkt, onverwijld hersteld. Op het desbetreffende stuk wordt een door de bewaarder gedagtekende en ondertekende aantekening gesteld, inhoudende een korte vermelding van de inhoud der onregelmatigheid en het tijstip der herstelling.

  • 2 Indien het te verbeteren stuk inmiddels is vervangen door een mechanische reproduktie daarvan, wordt de in het eerste lid bedoelde aantekening gesteld op de wijze, bepaald in artikel 9.

  • 3 Indien zulks naar het oordeel van de bewaarder wenselijk is, worden de aanbieder van het desbetreffende stuk en eventueel andere hem bekende belanghebbenden per brief in kennis gesteld van de onregelmatigheid, de verbetering daarvan en het tijdstip van verbetering.

Artikel 148

De kennelijke misslagen, begaan bij de bijwerking van de kadastrale registratie, bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de wet, worden op de dag dat zulks blijkt, onverwijld hersteld. Bij de herstelde gegevens wordt een aantekening gesteld, inhoudende een korte vermelding van de inhoud van de misslag en het tijdstip der herstelling.

Artikel 149

  • 1 De kennelijke misslagen begaan bij de bijwerking van door de Dienst gehouden kaarten en daaraan ten grondslag liggende bescheiden, bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de wet, worden op de dag dat zulks blijkt onverwijld hersteld met inachtneming van het tweede tot en met vijfde lid.

  • 2 Ingeval bij het vervaardigen van relazen van bevindingen een vroeger begane misslag wordt verbeterd, wordt op het desbetreffende relaas verwezen naar het stuk waarbij die misslag was ontstaan. Op het verbeterde stuk wordt naar het desbetreffende relaas verwezen.

  • 3 Een misslag of aanmerkelijke onnauwkeurigheid in de grootte van een perceel, alsmede het herstel daarvan wordt aangetekend op het formulier inzake de berekening van de grootten van percelen, alsmede in de metingstaat.

  • 4 Op de hulpkaart wordt bij herstelde lijnen of lijnstukken het woord redres geschreven. In het geval dat een perceelnummer ten gevolge van een misslag ten onrechte is ontstaan en derhalve van de kadastrale kaart moet worden verwijderd, wordt op de desbetreffende hulpkaart verwezen naar de nieuwe hulpkaart.

  • 5 Indien het herstel van een misslag leidt tot wijziging van de kadastrale registratie, wordt een metingstaat opgemaakt waarin de misslag en het herstel zijn vermeld.

Artikel 150

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag waarop de Organisatiewet Kadaster in werking treedt.

  • 2 Deze regeling wordt aangehaald als:

    Kadasterregeling 1994.

    Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen. De bijlagen 1 tot en met 3 en 191 worden ter inzage gelegd. Van deze terinzagelegging zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

Apeldoorn, 14 april 1994

Raad van Bestuur;

J.W.J. Besemer.

Bijlage 1

[Red: Ligt ter inzage op de afdeling Bewaring, Juridische Zaken en Vastgoedinformatie van alle kantoren van het Kadaster, met uitzondering van het kantoor te Apeldoorn.]

Bijlage 2

[Red: Ligt ter inzage op de afdeling Bewaring, Juridische Zaken en Vastgoedinformatie van alle kantoren van het Kadaster, met uitzondering van het kantoor te Apeldoorn.]

Bijlage 3

[Red: Ligt ter inzage op de afdeling Bewaring, Juridische Zaken en Vastgoedinformatie van alle kantoren van het Kadaster, met uitzondering van het kantoor te Apeldoorn.]

Bijlage 19

[Red: Ligt ter inzage op elk van de kantoren van de directies van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers in de regio’s.]

Bijlage 21. als bedoeld in artikel 112, tweede lid

Kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers te ......

Aan .......

Datum:

Beslissing op het verzoek

Naar aanleiding van uw verzoek van ...... om een onderzoek in te stellen naar het zich voorgedaan hebben van een feit als bedoeld in artikel 29(35) van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, deel ik u mede dat ik uw verzoek heb afgewezen. Een afschrift van deze beslissing treft u hierbij aan.

Indien u het met deze beslissing niet eens bent, kunt u op grond van artikel 56b, eerste lid, van de Kadasterwet bij mij een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. Dit moet u doen binnen zes weken na de dag van verzending van deze brief.

De directeur.

Bijlage 22. als bedoeld in artikel 113

Kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers te .......

Aan: ......

Datum:

Mededeling inzake niet-bijhouding van de kadastrale registratie en de kadastrale kaarten

Onder verwijzing naar het op ....... gehouden onderzoek ter plaatse naar het zich voorgedaan hebben van een feit als bedoeld in artikel 29(35) van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, deel ik u mede dat het onderzoek geen aanleiding heeft gegeven tot bijhouding.

Indien u het met deze beslissing niet eens bent, kunt u op grond van artikel 56b, eerste lid, van de Kadasterwet bij mij een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. Dit moet u doen binnen zes weken na de dag van verzending van deze brief.

De directeur.

Bijlage 23. als bedoeld in artikel 114, tweede lid

Kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers te .......

Aan: ......

Datum:

Afwijzing verzoek

Naar aanleiding van uw verzoek van ....... tot splitsing/samenvoeging van het perceel/de percelen kadastraal bekend gemeente ...... sectie ...... nr(s) ....... deel ik u mede dat ik uw verzoek heb afgewezen. Een afschrift van deze beslissing treft u hierbij aan.

Indien u het met deze beslissing niet eens bent, kunt u op grond van artikel 56b, eerste lid, van de Kadasterwet bij mij een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. Dit moet u doen binnen zes weken na de dag van verzending van deze brief.

De directeur.

Bijlage 24. als bedoeld in artikel 114, derde lid

Kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers te .......

Aan: ......

Datum:

Bekendmaking van voorstellen van vernieuwing

Hierbij deel ik u mede dat het door het Kadster uitgevoerde onderzoek van vernieuwing heeft geleid tot vernieuwing van de kadastrale registratie en kaarten

Bijgaand doe ik u toekomen het voorstel/de voorstellen van vernieuwing betreffende het perceel/de percelen waarbij u belanghebbende bent. Dit voorstel/Deze voorstellen ligt/liggen voorts ook voor een ieder ter inzage op mijn kantoor (kamer ...), en wel tot en met ...

In het voorstel/de voorstellen zijn onder meer vermeld de gegevens omtrent de rechten, de rechthebbenden, de grootte en de kadstrale aanduiding betreffende het perceel/de percelen.

Indien u het met de inhoude van het voorstel/de voorstellen van vernieuwing niet eens bent, kunt u op grond van artikel 56b, eerste lid, van de Kadasterwet bij mij een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. Dit moet u doen binnen zes weken na de dag van de verzending van deze brief.

De directeur.

  1. De bijlagen 1, 2, 3 en 19 liggen met ingang van 1 mei 1994 ter inzage op de afdeling Bewaring, Juridische Zaken en Vastgoedinformatie van alle kantoren van het Kadaster, met uitzondering van het kantoor te Apeldoorn. ^ [1]