Kadasterregeling 1994

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 1996. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 23-08-2015.
Geldend van 23-08-2015 t/m heden

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. de wet: de Kadasterwet;

  • b. het besluit: het Kadasterbesluit;

  • c. de Dienst: de Dienst voor het kadaster en de openbare registers, bedoeld in artikel 2 van de Organisatiewet Kadaster;

  • d. de bewaarder: de bewaarder, bedoeld in artikel 6 van de wet;

  • e. een perceel: een deel van het Nederlandse grondgebied van welk deel de Dienst de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik en dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt;

  • f. de integriteitswaarde: de unieke waarde voor een gegevensbestand of een verzameling van gegevensbestanden, waarmee het ongewijzigd zijn ervan kan worden gecontroleerd;

  • g. het certificaat: het certificaat, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel rr, van de Telecommunicatiewet;

  • h. het gekwalificeerde certificaat: het gekwalificeerde certificaat, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel ss, van de Telecommunicatiewet;

  • i. de certificatiedienstverlener: de certificatiedienstverlener, bedoeld in artikel 1.1, onderdeel tt, van de Telecommunicatiewet;

  • j. een certificaten-revocatielijst: een lijst waarop de certificatiedienstverlener bijhoudt welke door hem afgegeven certificaten binnen de geldingsduur zijn ingetrokken;

  • k. de hoofdbewaarder: de bewaarder, bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet;

  • l. het stukidentificatienummer: het stukidentificatienummer, bedoeld in artikel 11c, eerste lid, van de wet;

  • m. de technische handleiding: de technische handleiding elektronisch aanleveren die als bijlage 1 bij deze regeling is gevoegd;

  • n. een functioneel beheerder: een persoon behorend tot het personeel van de Dienst, die belast is met het beheer van de bij de Dienst in gebruik zijnde geautomatiseerde systemen;

  • o. het netwerk: het net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie, dat in, op of boven de grond is of wordt aangelegd.

  • p. contourentekening: een tekening in elektronische vorm die deel uitmaakt van een in elektronische vorm ingeschreven beperkingenbesluit en waarop de grenzen van het gebied waarop de beperking rust zijn afgebeeld, waarbij in het bestand van die tekening de tot dat gebied behorende kadastrale percelen en perceelsgedeelten alsmede die grenzen zijn vastgelegd met coördinaten en lijnverbanden die passen in het coördinatenstelsel van de kadastrale kaart;

  • q. Wkpb: Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken;

  • r. publiekrechtelijke beperking: publiekrechtelijke beperking als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wkpb;

  • s. beperkingenbesluit: beperkingenbesluit als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wkpb;

  • t. gemeentelijke beperking: publiekrechtelijke beperking van een gemeentelijk bestuursorgaan, waarbij onder gemeentelijk bestuursorgaan mede wordt verstaan het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen en een gemeenschappelijk orgaan als bedoeld in die wet.

Artikel 1a

Artikel 3

  • 1 Er worden afzonderlijke openbare registers als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet gehouden voor:

    • a. onroerende zaken en de rechten waaraan die zijn onderworpen;

    • b. schepen en de rechten waaraan die zijn onderworpen, en

    • c. luchtvaartuigen en de rechten waaraan die zijn onderworpen.

  • 2 De openbare registers bestaan uit:

    • a. een register Hypotheken 3 voor de inschrijving van:

      • stukken betreffende de vestiging van een recht van hypotheek, alsmede stukken betreffende feiten die betrekking hebben op een ingeschreven recht van hypotheek, en

      • processen-verbaal van inbeslagneming, alsmede stukken betreffende feiten die betrekking hebben op een ingeschreven proces-verbaal van inbeslagneming;

    • b. een register Hypotheken 4 voor de inschrijving van alle overige stukken, en

    • c. een register Hypotheken 4D voor het boeken van voorlopige aantekeningen.

  • 3 Indien een ter inschrijving aangeboden stuk feiten bevat betreffende stukken als bedoeld in het tweede lid, onder a, en feiten betreffende stukken als bedoeld in het tweede lid, onder b, wordt dat stuk ingeschreven in zowel het register Hypotheken 3 als het register Hypotheken 4.

  • 4 De openbare registers worden deels in papieren vorm en deels in elektronische vorm gehouden.

Artikel 3a

  • 2 Per kantoor van de Dienst wordt een logische databank voor archiefbestanden gehouden, waarin stukken in elektronische vorm worden opgeslagen, die samen met een ingeschreven stuk zijn aangeboden, maar zelf niet in de openbare registers worden ingeschreven.

  • 3 Stukken in elektronische vorm die gesteld zijn in een vreemde of in de Friese taal, als bedoeld in artikel 41 van de wet, worden opgeslagen in de logische databank, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 3b

  • 1 De hoofdbewaarder onderzoekt op grond van de door de functioneel beheerder aan hem te verstrekken rapportages en overzichten tijdig of de duplicaten, bedoeld in artikel 9, derde lid, van de wet, zijn vervaardigd in overeenstemming met de daarvoor door het bestuur van de Dienst vastgestelde maatregelen. Indien dat het geval is, maakt de hoofdbewaarder een door hem te ondertekenen verklaring op als bedoeld in artikel 9, zesde lid, van de wet. Deze verklaring heeft de vorm van het model dat als bijlage 2a bij deze regeling is gevoegd.

  • 2 Indien van een in papieren vorm gehouden gedeelte van de openbare registers een duplicaat op microfilm en een duplicaat in elektronische vorm is vervaardigd en de verklaring, bedoeld in het eerste lid, is opgemaakt, vervangen deze duplicaten het desbetreffende in papieren vorm gehouden gedeelte van de openbare registers.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde rapportage van de functioneel beheerder heeft de vorm van het model dat als bijlage 2b bij deze regeling is gevoegd.

Hoofdstuk 2. Openbare registers voor onroerende zaken

Titel 1. Boekingen in het register Hypotheken 4D

Artikel 4

  • 1 In het register Hypotheken 4D worden vermeld:

    • a. de dag, het uur en de minuut waarop het betreffende stuk ter inschrijving is aangeboden;

    • b. de aard van het ter inschrijving aangeboden stuk;

    • c. voor zover bekend gesteld, de naam en de woonplaats met het adres van de aanbieder van het stuk;

    • d. de omschrijving van de met betrekking tot het ter inschrijving aangeboden stuk gerezen bedenkingen dan wel de reden van de boeking;

    • e. de datum en de reden van doorhaling van de voorlopige aantekening, en

    • f. het register waarin en het stukidentificatienummer waaronder het stuk alsnog is ingeschreven.

  • 2 De voorlopige aantekeningen in het register Hypotheken 4D worden doorlopend genummerd.

Artikel 5

  • 1 Indien een boeking betrekking heeft op een stuk dat in papieren vorm is aangeboden, vult de bewaarder een formulier Hypotheken 4D in, dat de vorm heeft van het model dat als bijlage 3 bij deze regeling is gevoegd.

  • 2 Van het aangeboden stuk en, voor zover van toepassing, van de naderhand overgelegde dagvaardingen en rechterlijke uitspraken, wordt door de bewaarder een afschrift vervaardigd en gevoegd achter het desbetreffende formulier Hypotheken 4D. Het formulier Hypotheken 4D wordt, met de daarbij behorende stukken betreffende doorgehaalde voorlopige aantekeningen, opgeborgen in het in papieren vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 4D.

Artikel 6

  • 1 Indien een boeking betrekking heeft op een stuk dat in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, wordt dit stuk opgeslagen in het in elektronische vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 4D onder vermelding van het aan die boeking toegekende nummer. Indien naast het stuk ook dagvaardingen of rechterlijke uitspraken in papieren vorm zijn overgelegd, worden de afschriften van de laatstgenoemde stukken alsmede de bijbehorende stukken betreffende doorgehaalde voorlopige aantekeningen opgeslagen in het in papieren vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 4D onder vermelding van het aan de boeking toegekende nummer.

  • 2 Indien een stuk dat is opgeslagen in het elektronische gedeelte van het register Hypotheken 4D krachtens een hernieuwd verzoek tot inschrijving alsnog dient te worden ingeschreven in het register Hypotheken 3 of het register Hypotheken 4, wordt dat stuk rechtstreeks overgebracht naar de logische databank van het desbetreffende in elektronische vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 3 of het register Hypotheken 4, onder toevoeging van het tijdstip van ontvangst van het hernieuwde verzoek tot inschrijving.

Titel 2. Aantekeningen in de de in papieren vorm gehouden gedeelten van openbare registers

Artikel 7

  • 1 In de in papieren vorm gehouden gedeelten van het register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, worden door de bewaarder de in het tweede tot en met zevende lid genoemde aantekeningen gesteld in de in die leden genoemde gevallen.

  • 2 In geval van een inschrijving van een stuk tot verbetering als bedoeld in artikel 42 van de wet na het verstrijken van de termijn van 48 uur, bedoeld in artikel 1a, tweede lid, vindt onderlinge verwijzing plaats tussen het stuk tot verbetering en het verbeterde stuk door de vermelding: ‘verbetering van deel ... nr. ...,’ onderscheidenlijk: ‘zie verbetering in deel ... nr. ...’, onder invulling van de desbetreffende gegevens, behoudens in het geval de relatie tussen de desbetreffende inschrijvingen blijkt uit de kadastrale registratie.

  • 4 Ingeval bij een ingeschreven stuk een ingeschreven tekening behoort die afzonderlijk wordt bewaard, vindt onderlinge verwijzing plaats tussen het afschrift van het ingeschreven stuk en het afschrift van de ingeschreven tekening, door de vermelding: ‘zie tekening nr. ...,’ onderscheidenlijk: ‘Tekening behorend bij inschrijving in deel ... nr. ...’, onder invulling van de desbetreffende gegevens.

  • 5 Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op in een vreemde of in de Friese taal gestelde stukken als bedoeld in artikel 41 van de wet, met dien verstande dat in plaats van ‘tekening’ wordt gelezen: akte.

  • 6 Indien met betrekking tot een deel van de bij een splitsing in appartementsrechten betrokken percelen de splitsing wordt beëindigd, wordt op de laatst ingeschreven tekening een verklaring gesteld waaruit blijkt welke percelen aan de splitsing zijn onttrokken, onder vermelding van het stukidentificatienummer van het stuk betreffende de beëindiging van de splitsing.

  • 7 Ingeval de Dienst een melding als bedoeld in artikel 17a, vierde lid, van de Wkpb ontvangt, plaatst de bewaarder in de openbare registers op de wijze als vermeld in artikel 8, derde lid, tweede zin, van de wet een aantekening waaruit blijkt

    • a. dat blijkens de kadastrale registratie in de in de melding genoemde kadastrale gemeente(n) gemeentelijke beperkingen rusten op de onroerende zaken welke beperkingen zijn vermeld in een door de bewaarder vervaardigde lijst;

    • b. dat op grond van de ontvangen melding tot de in voornoemd artikel 17a, vierde lid, bedoelde bijhouding wordt overgegaan, en

    • c. dat, voor zover die gemeentelijke beperkingen in de kadastrale registratie zijn vermeld op grond van in de openbare registers ingeschreven stukken, de desbetreffende inschrijvingen rechtens geen betekenis meer toekomt.

    De bewaarder voegt bij het door hem opgemaakte stuk waarin de aantekening is opgenomen, de ontvangen melding alsmede de in de eerste zin, onder a, bedoelde lijst.

  • 8 Het zevende lid is van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van beperkingenbesluiten als bedoeld in artikel 17b, tweede lid, eerste zin.

Artikel 8

  • 1 In het in papieren vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 3 worden, onverminderd de artikelen 2 en 8, de in het tweede lid bedoelde aantekeningen gesteld.

  • 2 In geval van inschrijving van stukken die op hypotheken en beslagen betrekking hebben, vindt onderlinge verwijzing plaats tussen de oorspronkelijke inschrijving en de latere inschrijving, door de vermelding van het desbetreffende stukidentificatienummer en een korte aanduiding van het later ingeschreven stuk, behoudens in het geval de relatie tussen de desbetreffende inschrijvingen blijkt uit de kadastrale registratie.

Artikel 9

  • 1 Het stellen van aantekeningen in een duplicaat van het register Hypotheken 3 of het register Hypotheken 4 op microfilm, geschiedt door de aantekening, onder vermelding van de plaatsnaam van het kantoor van de Dienst en het stukidentificatienummer van het stuk waarop de aantekening betrekking heeft, te stellen op een wit papier van A4- formaat dat aan de linkerzijde onder de kop ‘Aantekeningen’ is voorzien van de tekst ‘Hypotheken 3’ of ‘Hypotheken 4’ en bij de desbetreffende microfoto’s een A te plaatsen. Het papier met de aantekening wordt in volgorde van stukidentificatienummer op het kantoor van de Dienst bewaard.

  • 2 De aantekeningen, bedoeld in het eerste lid, kunnen ook worden gesteld op een op de desbetreffende filmcassette bevestigde sticker.

Artikel 10

  • 1 In het register Hypotheken 4D worden, onverminderd artikel 18, de in het tweede tot en met vierde lid bedoelde aantekeningen gesteld.

  • 2 In geval van inschrijving van een stuk tot verbetering als bedoeld in artikel 42 van de wet, wordt, indien het te verbeteren stuk is geboekt in het in papieren vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 4D, verwezen naar bedoeld ingeschreven stuk, door de vermelding: ‘zie verbetering in deel ... nr. ...’, onder invulling van de desbetreffende gegevens.

  • 4 Indien in het register Hypotheken 4D geboekte stukken met elkaar verband houden op de wijze, bedoeld in het tweede en derde lid, vindt onderlinge verwijzing plaats.

Artikel 11

De in de artikelen 2, 7, 8 en 10 bedoelde aantekeningen geschieden met zwarte inkt in de daarvoor bestemde plaatsen op de formulieren Hypotheken 3, 4 en 4D.

Titel 2a. Aantekeningen in de in elektronische vorm gehouden gedeelten van de openbare registers

Artikel 11a

  • 1 Het stellen van een aantekening in de in elektronische vorm gehouden gedeelten van de openbare registers geschiedt door deze aantekening op papier te stellen, de aantekening vervolgens te digitaliseren en op te slaan in de logische databank van het desbetreffende openbare register onder vermelding van het stukidentificatienummer van het stuk waarbij de aantekening hoort.

  • 2 De artikelen 7, 8 en 10 zijn van overeenkomstige toepassing op het stellen van aantekeningen in de in elektronische vorm gehouden gedeelten van de openbare registers.

Artikel 11b

De bewaarder stelt in de in elektronische vorm gehouden gedeelten van de openbare registers met betrekking tot elke persoon die een ingeschreven stuk heeft voorzien van een elektronische handtekening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994, een aantekening vermeldende:

  • a. de naam van degene die het originele stuk heeft voorzien van de elektronische handtekening, zoals blijkt uit het bij de elektronische handtekening behorende gekwalificeerde certificaat;

  • b. de identiteitscode van voornoemd gekwalificeerd certificaat, en

  • c. de naam van de certificatiedienstverlener die voornoemd gekwalificeerd certificaat heeft afgegeven.

Titel 2b. Aanbieden van stukken in papieren vorm

Artikel 11c

  • 1 Bij de aanbieding in papieren vorm van:

    • a. stukken betreffende de vestiging van een recht van hypotheek, alsmede stukken betreffende feiten die betrekking hebben op een ingeschreven recht van hypotheek;

    • b. stukken betreffende de inschrijving van een proces-verbaal van inbeslagneming, alsmede stukken betreffende feiten die betrekking hebben op een ingeschreven proces-verbaal van inbeslagneming, en

    • c. stukken als bedoeld in artikel 46, eerste lid, van de wet, wordt een afschrift van het desbetreffende stuk aangeboden, dat gesteld is op wit papier van standaardkwaliteit met A4-formaat en afhankelijk van het register waarin inschrijving wordt verzocht, aan de linker onderzijde is voorzien van de tekst ‘Hypotheken 3’ of ‘Hypotheken 4’.

  • 2 Bij de aanbieding in papieren vorm van andere stukken dan de in het eerste lid genoemde stukken wordt een afschrift van het desbetreffende stuk gesteld op wit papier van standaardkwaliteit met A4-formaat, dat aan de linker onderzijde is voorzien van de tekst ‘Hypotheken 4’.

Artikel 11d

  • 1 Een afschrift als bedoeld in artikel 11c voldoet aan het tweede tot en met zevende lid.

  • 2 Het afschrift is voldoende raadpleegbaar en bevat geen andere teksten of afbeeldingen dan de tekst of de afbeeldingen ten aanzien waarvan inschrijving wordt verzocht.

  • 3 Indien het afschrift bestaat uit meerdere bladen, wordt ieder blad rechtsboven voorzien van een bladnummer. De bladnummers vangen aan met het cijfer één en vormen zonder onderbreking een opklimmende reeks volgnummers.

  • 4 Op elk blad waaruit het afschrift bestaat, wordt aan de linkerzijde een marge van vijf centimeter en aan de boven- en onderzijde een marge van twee centimeter opengelaten.

  • 5 De tekst van het afschrift van het ter inschrijving aangeboden stuk heeft de kleur zwart.

  • 6 Na ontvangst van het afschrift voegt de bewaarder een voorblad toe, waarop in ieder geval het stukidentificatienummer wordt vermeld, alsmede de datum en het tijdstip van aanbieding.

Titel 2c. Aanbieden van stukken in elektronische vorm

Artikel 11e

Het elektronische postadres, bedoeld in artikel 10 van de wet, is vermeld in § 3.6 van de technische handleiding.

Artikel 11f

Het door de Dienst gehouden systeem ten behoeve van het elektronisch verzenden en ontvangen van berichten, bedoeld in artikel 11a van de wet, wordt op de in hoofdstuk 3 van de technische handleiding beschreven wijze ingericht.

Artikel 11g

  • 1 Degene die voornemens is stukken in elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden deelt dit mee aan de hoofdbewaarder onder opgave van:

    • a. zijn naam, woonplaats met adres, elektronisch postadres en telefoon- en faxnummer;

    • b. de naam, het land van vestiging, de woonplaats met het adres en het internetadres van elke certificatiedienstverlener die de gekwalificeerde certificaten uitgeeft, waarop de elektronische handtekeningen gebaseerd zijn, die zullen voorkomen in de stukken die aan de Dienst zullen worden aangeboden, en

    • c. de applicatiesoftware die gebruikt zal worden voor het in elektronische vorm verzenden en ontvangen van berichten.

  • 2 De mededeling, bedoeld in het eerste lid, wordt in papieren vorm gedaan en geschiedt door middel van een aanmeldingsformulier dat de vorm heeft van het model dat als bijlage 4a bij deze regeling is gevoegd. Indien de mededeling wordt gedaan door een samenwerkingsverband van personen dat geen rechtspersoonlijkheid bezit, worden in het aanmeldingsformulier alle namen van de deelnemers aan dat samenwerkingsverband vermeld en wordt dit formulier ondertekend door een ieder van hen of door hun vertegenwoordigers.

  • 3 Nadat de hoofdbewaarder de gegevens in het aanmeldingsformulier heeft gecontroleerd en heeft vastgesteld dat de opgegeven certificatiedienstverleners bevoegd zijn om gekwalificeerde certificaten uit te geven, zendt hij aan de aanbieder van het aanbiedingsformulier een bericht waarin de datum is vermeld waarop met het in elektronische vorm ter inschrijving aanbieden van stukken aangevangen kan worden. Het bericht heeft de vorm van het model dat als bijlage 4b bij deze regeling is gevoegd.

  • 4 Indien de applicatiesoftware, bedoeld in het eerste lid, onder c, nog niet eerder is gebruikt in het berichtenverkeer met de Dienst en niet zeker is of met deze applicatiesoftware elektronisch berichtenverkeer met de Dienst mogelijk is, wijst de hoofdbewaarder in het bericht, bedoeld in het derde lid, op de mogelijkheid om voor aanvang van de aanbieding van stukken in elektronische vorm eerst een testbericht te versturen en op zijn bevoegdheid om berichten niet te aanvaarden als bedoeld in artikel 11a, tweede lid, van de wet.

  • 5 Nadat de hoofdbewaarder het bericht, bedoeld in het derde lid, heeft verzonden, registreert hij de gegevens, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met c.

Artikel 11h

  • 1 Indien een wijziging optreedt in enig gegeven dat is vermeld in het aanmeldingsformulier, bedoeld in artikel 11g, eerste lid, doet de aanbieder van dit formulier daarvan onverwijld mededeling aan de hoofdbewaarder.

  • 3 De hoofdbewaarder registreert de gewijzigde gegevens, met dien verstande dat indien het tweede lid van toepassing is, de hoofdbewaarder de gewijzigde gegevens pas registreert nadat hij het bericht, bedoeld in artikel 11g, derde lid, heeft verzonden.

Artikel 11i

  • 1 Het elektronische berichtenverkeer met de Dienst vindt plaats op basis van het uitwisselingsprotocol, zoals dat is vastgelegd in hoofdstuk 3 van de technische handleiding.

  • 2 De hoofdbewaarder informeert elke persoon aan wie hij een bericht als bedoeld in artikel 11g, vierde lid, heeft verzonden, tijdig over wijzigingen in het uitwisselingsprotocol.

Artikel 11j

  • 1 Een verzoek tot vaststelling van een afwijkend uitwisselingsprotocol als bedoeld in artikel 11a, eerste lid, van de wet kan in papieren vorm worden ingediend bij de hoofdbewaarder.

  • 2 De hoofdbewaarder wijst het verzoek, bedoeld in het tweede lid, alleen toe indien:

    • a. het afwijkende uitwisselingsprotocol geen afbreuk doet aan de doelstelling van elektronische gegevensuitwisseling;

    • b. het afwijkende uitwisselingsprotocol past bij het gebruik van geavanceerde elektronische handtekeningen, en

    • c. de kosten die verband houden met de vaststelling van het afwijkende uitwisselingsprotocol worden gedragen door degene die het verzoek indient.

  • 3 De hoofdbewaarder deelt na ontvangst van het verzoek, bedoeld in het tweede lid, binnen een redelijke termijn aan de indiener van dit verzoek mee of een afwijkend uitwisselingsprotocol zal worden vastgesteld. Indien de hoofdbewaarder het verzoek toewijst, doet hij daarbij tevens een opgave van de kosten.

Artikel 11k

  • 1 Na ontvangst van een verzoek tot verkrijging van een permanente aansluiting op het door de Dienst gehouden systeem, bedoeld in artikel 11a, vijfde lid, van de wet, voeren de netwerkbeheerder en de hoofdbewaarder overleg ter vaststelling van de technische specificaties waaraan de permanente aansluiting moet voldoen. Na dit overleg neemt de hoofdbewaarder binnen een redelijke termijn een beslissing op het verzoek.

  • 2 De hoofdbewaarder kan het verzoek, bedoeld in het eerste lid, slechts toewijzen indien de netwerkbeheerder in een door hem gedagtekende en ondertekende verklaring in papieren vorm verklaart:

    • a. dat hij de permanente aansluiting duurzaam beschikbaar zal stellen voor ongestoorde transmissie van berichten, en

    • b. dat hij zal voldoen aan de eisen, bedoeld in de paragrafen 3.1 tot en met 3.4 van de technische handleiding.

  • 3 Indien de netwerkbeheerder een natuurlijke persoon is, vermeldt hij in de verklaring, bedoeld in het tweede lid, zijn naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats, woonplaats en adres.

  • 4 Indien de netwerkbeheerder een rechtspersoon is vermeldt zij in de verklaring, bedoeld in het tweede lid, haar rechtsvorm, naam, vestigingsplaats en adres.

  • 5 Indien de rechtspersoon, bedoeld in het vierde lid, wordt vertegenwoordigd door een of meer natuurlijke personen, vermeldt de verklaring, bedoeld in het tweede lid, eveneens de naam, voornamen, geboortedatum, geboorteplaats, woonplaats en het adres van de vertegenwoordigers en de grond van de bevoegdheid tot vertegenwoordiging.

  • 6 Indien de rechtspersoon, bedoeld in het vierde lid, wordt vertegenwoordigd door een of meer rechtspersonen, vermeldt de verklaring, bedoeld in het tweede lid, eveneens de rechtsvorm, naam, vestigingsplaats en het adres van de vertegenwoordigers en de grond van de bevoegdheid tot vertegenwoordiging.

  • 7 De kosten verbonden aan en voortvloeiende uit de verkrijging van een permanente aansluiting komen voor rekening van de netwerkbeheerder die het verzoek, bedoeld in het eerste lid, heeft ingediend.

Artikel 11l

Het bericht, bedoeld in artikel 11a, eerste lid, van de wet, voldoet aan de paragrafen 3.2 tot en met 3.4 van de technische handleiding en is door de aanbieder voorzien van een elektronische handtekening.

Artikel 11m

  • 1 Indien de bewaarder overeenkomstig artikel 11a, tweede lid, van de wet besluit om een bericht niet te aanvaarden, deelt hij dit binnen 24 uur na het tijdstip van ontvangst van het bericht mee aan de aanbieder door middel van een bericht van afkeuring in elektronische vorm. Het bericht van afkeuring voldoet aan paragraaf 2.3.6 van de technische handleiding.

  • 2 Indien de hoofdbewaarder overeenkomstig artikel 11a, derde lid, van de wet besluit om ook andere berichten van de aanbieder niet te aanvaarden, deelt hij dit met bekwame spoed mee aan die aanbieder door middel van een bericht in papieren vorm.

  • 3 De aanbieder, bedoeld in het tweede lid, kan de hoofdbewaarder verzoeken om in de gelegenheid te worden gesteld om aan te tonen dat hij in staat is bij het in elektronische vorm aanbieden van stukken ter inschrijving in de openbare registers te voldoen aan de daarvoor geldende eisen. De aanbieder kan daartoe bij de hoofdbewaarder een door hem gedagtekend en ondertekend verzoek als bedoeld in artikel 11a, vierde lid, eerste zin, van de wet indienen.

  • 4 Na ontvangst van het verzoek stelt de hoofdbewaarder een onderzoek in, waarbij hij door middel van testberichten als bedoeld in hoofdstuk 4 van de technische handleiding nagaat of de betrokken aanbieder bij het in elektronische vorm toezenden van berichten ter inschrijving van stukken in de openbare registers in staat is te voldoen aan de daarvoor geldende eisen.

  • 5 De hoofdbewaarder deelt de aanbieder de uitkomsten van zijn onderzoek mede door middel van een door hem gedagtekende en ondertekende verklaring. In de verklaring vermeldt de hoofdbewaarder de uitkomsten van het onderzoek, bedoeld in artikel 11a, vierde lid, tweede zin, van de wet, alsmede of zijn besluit, bedoeld in het tweede lid, vervalt en, zo dat niet het geval is, de reden daarvan.

Artikel 11n

  • 1 Het verzoek tot inschrijving in elektronische vorm, bedoeld in artikel 11b, tweede lid, van de wet, voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in paragraaf 2.3.2 van de technische handleiding.

  • 2 Het verzoek tot inschrijving in elektronische vorm van een stuk tot verbetering als bedoeld in artikel 42 van de wet voldoet aan de eisen die zijn opgenomen in paragraaf 2.3.3 van de technische handleiding.

Artikel 11o

  • 1 In het verzoek tot inschrijving in elektronische vorm wordt door middel van de vermelding van een verwijzing naar het register ‘Hypotheken 3’ of het register ‘Hypotheken 4’ kenbaar gemaakt voor welk register het stuk dat ter inschrijving wordt aangeboden, bestemd is.

  • 2 In het verzoek tot inschrijving wordt een dossierkenmerk vermeld, dat voorafgegaan wordt door één van de volgende letters:

  • a. in geval van een inschrijving van stukken betreffende de vestiging van een recht van hypotheek of stukken betreffende feiten die betrekking hebben op een ingeschreven recht van hypotheek: de letter H;

  • b. in geval van een inschrijving van processen- verbaal van inbeslagneming of stukken betreffende feiten die betrekking hebben op een ingeschreven procesverbaal van inbeslagneming: de letter B;

  • c. in geval van een inschrijving van stukken betreffende de doorhaling van een ingeschreven recht van hypotheek of een ingeschreven proces-verbaal van inbeslagneming: de letter D;

  • d. in geval van een inschrijving van stukken betreffende een overdracht van een perceel naar één of twee verkrijgers of stukken betreffende feiten die betrekking hebben op een ingeschreven overdracht van een perceel naar één of meer verkrijgers: de letter M, en

  • e. in geval van alle overige inschrijvingen: de letter O.

Artikel 11p

  • 1 Indien een afschrift van een tekening of een ander stuk overeenkomstig artikel 10 van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 in papieren vorm in bewaring is genomen, vervaardigt de bewaarder hiervan een duplicaat in elektronische vorm dat hij opslaat in een logische databank van depotbestanden.

  • 2 De bewaarder onderzoekt op grond van een door de functioneel beheerder verstrekte rapportage of het duplicaat in elektronische vorm een juiste en volledige weergave is van het in bewaring genomen afschrift in papieren vorm. Indien dat het geval is, vervangt de bewaarder het afschrift in papieren vorm door het duplicaat in elektronische vorm en legt hij dit vast in een verklaring die de vorm heeft van het model dat als bijlage 5 bij deze regeling is gevoegd.

  • 3 Nadat het afschrift in papieren vorm is vervangen door het duplicaat in elektronische vorm, zendt de bewaarder het afschrift in papieren vorm terug aan de aanbieder, onder toevoeging van de volgende door hem te ondertekenen verklaring: ‘Ondergetekende, Bewaarder van het kadaster en de openbare registers, verklaart dat deze tekening, na digitalisering, in elektronische vorm in bewaring is genomen onder het depotnummer ..., d.d. ..., de Bewaarder’.

Artikel 11q

  • 1 Indien een verzoek wordt ingediend tot inschrijving van een stuk in elektronische vorm en van dit stuk een tekening of een ander stuk in papieren vorm deel uitmaakt, wordt in het verzoek tot inschrijving tevens verzocht om het afschrift van de tekening of het andere stuk dat overeenkomstig artikel 10 van de Uitvoeringsregeling Kadasterwet 1994 in bewaring is genomen, in te schrijven.

  • 2 Na ontvangst van het verzoek tot inschrijving brengt de bewaarder het duplicaat in elektronische vorm, bedoeld in artikel 11p, eerste lid, terstond over van de logische database voor depotbestanden naar de logische database van ter inschrijving aangeboden stukken, onder vermelding van het stukidentificatienummer van het ter inschrijving aangeboden stuk.

Artikel 11r

  • 2 Na ontvangst van een bericht controleert de bewaarder of de elektronische handtekeningen die zijn opgenomen in dit bericht en in de door middel van dit bericht ter inschrijving aangeboden stukken, zijn gebaseerd op gekwalificeerde certificaten die zijn afgegeven door een certificatiedienstverlener die door de aanbieder van het bericht bij de Dienst is aangemeld in het aanmeldingsformulier, bedoeld in artikel 11g, eerste lid. Vervolgens controleert de bewaarder aan de hand van een door de certificatiedienstverlener ter beschikking te stellen certificaten-revocatielijst of de betreffende gekwalificeerde certificaten nog geldig zijn.

  • 3 Nadat de bewaarder de elektronische handtekeningen overeenkomstig het tweede lid heeft gecontroleerd, stelt hij vast of het bericht ongewijzigd bij de Dienst is aangekomen, door de elektronische handtekeningen in het bericht en de door middel van dit bericht ter inschrijving aangeboden stukken te ontsleutelen, de integriteitswaarde te berekenen en deze te vergelijken met de op het certificaat vermelde integriteitswaarde, op de in paragraaf 3.3 van de technische handleiding beschreven wijze.

Artikel 11s

  • 1 Indien bij de controle, bedoeld in artikel 11r, tweede lid, blijkt dat een gekwalificeerd certificaat niet meer geldig is, deelt de bewaarder dit aan de aanbieder mee door middel van een bericht dat voldoet aan paragraaf 2.3.14 van de technische handleiding en voorzien is van zijn elektronische handtekening.

  • 2 De aanbieder kan zijn verzoek tot inschrijving tot 24 uur na het tijdstip van verzending van het bericht, bedoeld in het eerste lid, intrekken door middel van een verzoek daartoe in papieren of elektronische vorm. Indien het verzoek in elektronische vorm wordt gedaan, voldoet dit verzoek aan paragraaf 2.3.5 van de technische handleiding en is het verzoek voorzien van de elektronische handtekening van de aanbieder.

  • 3 Indien het verzoek tot inschrijving niet binnen de termijn, bedoeld in het tweede lid, is ingetrokken, wordt het aangeboden stuk ingeschreven in de openbare registers en wordt daarbij door de bewaarder aangetekend dat het gekwalificeerde certificaat waarop een of meer in het bericht of in de door middel van dit bericht aangeboden stukken voorkomende handtekeningen zijn gebaseerd, op het moment van de inschrijving niet meer geldig was.

  • 4 Na de inschrijving van het stuk verzoekt de bewaarder aan de aanbieder om een door hem te ondertekenen verklaring in papieren of elektronische vorm ter inschrijving aan te bieden, waarin de aanbieder verklaart dat het ten behoeve van de inschrijving aangeboden afschrift of uittreksel een volledige en juiste weergave is van het originele stuk. De bewaarder doet dit verzoek in elektronische vorm door middel van een bericht dat voldoet aan paragraaf 2.3.11 van de technische handleiding en dat voorzien is van zijn elektronische handtekening.

  • 5 Na ontvangst van de verklaring, bedoeld in het vierde lid, verwijdert de bewaarder de aantekening omtrent de ongeldigheid van het gekwalificeerde certificaat, bedoeld in het derde lid.

Titel 3. Rangschikking en wijze van opberging van de afschriften van ter inschrijving van aangeboden stukken in papieren vorm

Artikel 12

  • 1 De afschriften van de stukken die in papieren vorm ter inschrijving zijn aangeboden, worden samen met het voorblad, bedoeld in artikel 11d, zesde lid, in een opklimmende reeks der natuurlijke getallen opgeborgen in een opbergeenheid, waarop het soort register wordt aangeduid met:

    • a. de letters OZ voor het register, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder a, en

    • b. het cijfer 3 of 4 voor het register Hypotheken 3 onderscheidenlijk het register Hypotheken 4. Het deel van het register wordt op de opbergeenheid aangeduid met het deelnummer.

  • 2 In geval van inschrijving van een stuk dat aanvankelijk in het register Hypotheken 4D is geboekt, worden de afschriften die zijn aangeboden door middel van het eerste verzoek tot inschrijving, opgeborgen bij de afschriften die ter inschrijving zijn aangeboden door middel het hernieuwde verzoek tot inschrijving, bedoeld in artikel 14b, eerste lid, van de wet.

Artikel 15

De losse afschriften van tekeningen, bedoeld in artikel 7, vierde lid, worden van een doorlopend volgnummer voorzien en opgeborgen in een opbergeenheid, waarop nummers worden vermeld van de daarin opgeborgen afschriften van tekeningen.

Titel 4. Voorlopige aantekeningen

Artikel 16

De boeking in het register Hypotheken 4D geschiedt door vermelding van de gegevens, bedoeld in artikel 4, eerste lid, onderdelen a tot en met d, in dat register.

Artikel 17

  • 1 Indien het stuk waarvan de inschrijving is geweigerd in papieren vorm is aangeboden en bij dit stuk niet tevens een afschrift is aangeboden, vervaardigt de bewaarder een afschrift van het stuk, dat in het register Hypotheken 4D wordt gevoegd achter het desbetreffende formulier Hypotheken 4D.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien de inschrijving is geweigerd op grond van een omstandigheid als bedoeld in artikel 15a, derde lid, onder a, van de wet, met dien verstande dat de bewaarder slechts een afschrift vervaardigt, indien hij van oordeel is dat het aangeboden afschrift niet voldoende leesbaar is.

Artikel 17a

  • 1 De verklaring van niet-inschrijving, bedoeld in artikel 15a, eerste lid, van de wet, heeft de volgende vorm: ‘Dit stuk, dat is aangeboden op .......... om .............. uur, met stukidentificatienummer ...................... is geboekt onder nummer ........ in het register Hypotheken 4D, omdat ........’ onder invulling van de desbetreffende gegevens.

  • 2 Het bewijs van niet-inschrijving, bedoeld in artikel 15b, eerste lid, van de wet, voldoet aan paragraaf 2.3.12 van de technische handleiding en wordt binnen 48 uur na het tijdstip van verzending van de attendering op niet-inschrijving, bedoeld in artikel 21, eerste lid, door middel van een elektronisch bericht verzonden aan de aanbieder van het stuk waarvan de inschrijving is geweigerd.

Artikel 18

  • 1 Uitgebrachte dagvaardingen en uitspraken van de voorzieningenrechter in kort geding als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de wet worden aangetekend in het register Hypotheken 4D door vermelding van de datum waarop de dagvaarding is uitgebracht dan wel de datum van de uitspraak. Indien het desbetreffende stuk in papieren vorm ter inschrijving wordt aangeboden, wordt in het in papieren vorm gehouden gedeelte van het register Hypotheken 4D eveneens het nummer vermeld waaronder het stuk is opgeborgen achter het desbetreffende formulier Hypotheken 4D.

  • 2 Indien de inschrijving alsnog is bevolen dan wel opnieuw is verzocht als bedoeld in artikel 14 van de wet, wordt dat in het register Hypotheken 4D aangetekend door vermelding van het tijdstip waarop de inschrijving alsnog is bevolen dan wel opnieuw is verzocht, alsmede het stukidentificatienummer van het betreffende stuk.

  • 3 Indien het tweede lid toepassing heeft gevonden en het desbetreffende stuk in papieren vorm ter inschrijving is aangeboden, wordt de voorlopige aantekening doorgehaald door de vermelding op het formulier Hypotheken 4D van de datum van doorhaling en een korte omschrijving van de reden daarvan. Op het formulier wordt een schuine potloodstreep getrokken, waarna het formulier en de daarbij behorende stukken in een afzonderlijke band worden bewaard.

  • 4 Indien het tweede lid toepassing heeft gevonden en het desbetreffende stuk in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, wordt in het desbetreffende elektronische gedeelte van de openbare registers de status van het stuk gewijzigd in ‘ingeschreven’ en wordt het nummer van de boeking uit het register Hypotheken 4D verwijderd.

Titel 5. Bewijs van ontvangst en overige bepalingen

Artikel 19

  • 2 Indien de aanbieder op het bewijs van ontvangst aantekening verlangt van de verrichte inschrijving, wordt op het formulier Hypotheken 6 het voor de inschrijving gereserveerde stukidentificatienummer vermeld en de volgende door de bewaarder te ondertekenen verklaring gesteld: ‘De inschrijving heeft plaatsgevonden op bovengenoemd tijdstip. De afschriften zijn opgenomen in het register Hypotheken … onder vermelding van het stukidentificatienummer zoals is aangegeven’.

  • 3 Indien een stuk is geboekt in het register Hypotheken 4D, wordt dit op het formulier Hypotheken 6 vermeld onder opgaaf van het nummer waaronder het stuk in dat register is geboekt.

  • 4 Het bewijs van ontvangst in elektronische vorm voldoet aan de paragrafen 2.3.8 en 2.3.9 van de technische handleiding.

Artikel 19a

  • 1 Na de inschrijving van een stuk dat in papieren vorm is aangeboden, stelt de bewaarder op dit stuk de volgende verklaring van inschrijving, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet: ‘Dit stuk is ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers op .............. om ....... uur in register ....... in deel ....... en nummer ......’ onder invulling van de desbetreffende gegevens, waarbij het tijdstip wordt uitgedrukt in uur en minuut.

  • 2 Na de inschrijving van een stuk dat in elektronische vorm is aangeboden, zendt de bewaarder aan de aanbieder van dit stuk een bewijs van inschrijving als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de wet dat voldoet aan paragraaf 2.3.10 van de technische handleiding.

  • 3 Indien een tekening of een ander stuk als bedoeld in artikel 11b, vijfde lid, van de wet in papieren vorm deel uitmaakt van een stuk dat in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, stelt de bewaarder na de inschrijving op het eerst genoemde stuk de volgende verklaring van inschrijving: ‘Ingeschreven als bijlage van een stuk met een elektronische vorm dat is ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers op .............. om ....... uur in register ....... in deel ....... en nummer ......’ onder invulling van de desbetreffende gegevens, waarbij het tijdstip wordt uitgedrukt in uur en minuut.

Artikel 19b

  • 1 Indien ter verkrijging van de inschrijving van een stuk in papieren vorm door de aanbieder bewijsstukken in papieren vorm zijn overgelegd, vult de bewaarder de verklaring van inschrijving, bedoeld in artikel 19a, eerste lid, als volgt aan: ‘Bij de aanbieding ter inschrijving is/ zijn het/de volgende stuk(ken) overgelegd:’, onder vermelding van een korte aanduiding van elk van de overgelegde bewijsstukken.

  • 2 Indien ter verkrijging van de inschrijving van een stuk in elektronische vorm door de aanbieder bewijsstukken in papieren of elektronische vorm als bedoeld in artikel 11b, vijfde lid, van de wet zijn overgelegd, vult de bewaarder het bewijs van inschrijving, bedoeld in artikel 19a, tweede lid, aan op de in paragraaf 2.3.10 van de technische handleiding beschreven wijze.

Artikel 19c

  • 1 Indien ter verkrijging van de inschrijving van een stuk in papieren vorm door de aanbieder bewijsstukken in papieren vorm zijn overgelegd, vermeldt de bewaarder dit op het voorblad, bedoeld in artikel 11d, zesde lid, door het stellen van de volgende door hem te ondertekenen verklaring: ‘Bij de aanbieding ter inschrijving zijn overgelegd: ...’, onder vermelding van een korte aanduiding van de stukken.

  • 2 Indien ter verkrijging van de inschrijving van een stuk in elektronische vorm door de aanbieder bewijsstukken in papieren of elektronische vorm als bedoeld in artikel 11b, vijfde lid, van de wet zijn overgelegd, vermeldt de bewaarder dit in de in elektronische vorm gehouden gedeelten van de openbare registers door de verklaring, bedoeld in het eerste lid, op papier te stellen en deze verklaring vervolgens te digitaliseren en op te slaan in het desbetreffende in elektronische vorm gehouden gedeelte van de openbare registers onder vermelding van het stukidentificatienummer van het stuk waarop de bewijsstukken betrekking hebben.

Artikel 20

Indien de bewaarder vermoedt dat een inschrijving, bedoeld in de artikelen 38 en 39 van de wet, niet meer van belang is, benadert hij de in artikel 40, onder a, van de wet bedoelde personen, met de vraag of de desbetreffende inschrijving nog van belang is, en met de uitnodiging om, zo dit niet het geval is, de waardeloosheid daarvan te doen inschrijven. Desgewenst kan door de bewaarder het in te schrijven stuk zodanig worden gereedgemaakt dat betrokkene de stukken slechts heeft te ondertekenen en ter inschrijving aan te bieden.

Artikel 21

  • 2 Indien het stuk in papieren vorm is aangeboden, kan een attendering op nietinschrijving in papieren of elektronische vorm worden verzonden. De attendering op niet-inschrijving in papieren vorm wordt per fax verzonden en heeft de vorm van het model dat als bijlage 6b bij deze regeling is gevoegd. De attendering op niet-inschrijving in elektronische vorm voldoet aan paragraaf 2.3.12 van de technische handleiding en is voorzien van de elektronische handtekening van de bewaarder.

  • 3 Indien het desbetreffende stuk in elektronische vorm is aangeboden, wordt de attendering op niet-inschrijving in elektronische vorm verzonden. Het tweede lid, derde zin, is van toepassing.

  • 4 Van iedere attendering op nietinschrijving wordt door de bewaarder een afschrift vervaardigd. De afschriften worden op volgorde van stukidentificatienummer en onder vermelding van het tijdstip en de reden van nietinschrijving, opgenomen in een registratie van verzonden attenderingen.

  • 5 Indien het stuk in papieren vorm is aangeboden, kan de aanbieder het verzoek tot inschrijving binnen 72 uur na het tijdstip van de verzending van de attendering op niet-inschrijving intrekken door middel van een door hem ondertekend en gedagtekend verzoek in papieren vorm.

  • 6 Indien het stuk in in elektronische vorm is aangeboden, kan de aanbieder het verzoek tot inschrijving binnen 24 uur na het tijdstip van de verzending van de attendering op niet-inschrijving intrekken door middel van een verzoek in elektronische vorm, dat voldoet aan paragraaf 2.3.5 van de technische handleiding en is voorzien van zijn elektronische handtekening.

  • 7 De termijnen waarbinnen een verzoek tot inschrijving kan worden ingetrokken, bedoeld in het vijfde en zesde lid, worden gerekend over werkdagen.

Artikel 21a

De afschriften van stukken die zijn meegezonden in het bericht, bedoeld in artikel 11a, eerste lid, van de wet, maar zelf niet worden ingeschreven, worden gedurende een termijn van ten minste 20 jaar opgeslagen in de logische databank voor archiefbestanden, bedoeld in artikel 6a, tweede lid.

Artikel 21b

  • 2 Indien het ingeschreven stuk in papieren vorm is aangeboden, heeft het verzoek tot aanbieding van een stuk tot verbetering, een bijhoudingsverklaring dan wel een proces-verbaal de vorm van het model dat als bijlage 6c bij deze regeling is gevoegd.

  • 3 Indien het ingeschreven stuk in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, voldoet het verzoek tot aanbieding van een stuk tot verbetering, een bijhoudingsverklaring, dan wel een proces- verbaal aan paragraaf 2.3.11 van de technische handleiding en is dit verzoek voorzien van de elektronische handtekening van de bewaarder.

Hoofdstuk 3. Kadastrale registratie, kaartenbestand, daaraan ten grondslag liggende bescheiden en net van coördinaatpunten

Titel 1. Wijze waarop de kadastrale registratie wordt gehouden

Artikel 22

  • 1 De kadastrale registratie wordt, onverminderd artikel 23, gehouden in de vorm van geautomatiseerde bestanden, overeenkomstig de desbetreffende technische handleidingen.

  • 2 De geautomatiseerde kadastrale registratie wordt voorts gehouden op de wijze als in het derde tot en met zevende lid is bepaald.

  • 5 De kadastrale registratie is toegankelijk door middel van de naam van de rechthebbende, de kadastrale aanduiding van het perceel en zo mogelijk ook door middel van het adres van het perceel, zo het perceel een adres heeft, en de plaatscoördinaten van het perceel, zo deze bekend zijn bij de Dienst.

  • 6 Gegevens die ten gevolge van bijwerking niet meer actueel zijn, blijven raadpleegbaar.

  • 7 Ten aanzien van het gebruik van hoofd- en kleine letters en diacritische tekens, en van het al dan niet aan elkaar schrijven van letters behoeft geen overeenstemming te bestaan tussen de bij de Dienst bekend gestelde schrijfwijze van de in de kadastrale registratie te vermelden gegevens en de wijze van vermelding van die gegevens daarin. In geval van diacritische tekens wordt in de kadastrale registratie een indicatie opgenomen waaruit van het bestaan van deze tekens blijkt.

Artikel 23

  • 1 De gegevens die betrekking hebben op de toestand van vóór de omzetting van de handmatig gehouden registers en kaartsystemen naar de geautomatiseerde kadastrale registratie, zijn opgenomen in de desbetreffende registers en kaartsystemen.

Artikel 24

  • 1 Het gebied van een kadastrale gemeente valt in het algemeen samen met het gebied van een burgerlijke gemeente. Als regel is dan de naam van de kadastrale gemeente dezelfde als die van de burgerlijke gemeente.

  • 2 Het gebied van een kadastrale gemeente kan ook bestaan uit slechts een deel van het gebied van een burgerlijke gemeente, doordat een opgeheven burgerlijke gemeente als kadastrale gemeente is gehandhaafd, of een deel van een burgerlijke gemeente, dat bij een andere is gevoegd, bij de toepassing der grensverandering zowel op de kadastrale kaart als in de kadastrale registratie afzonderlijk is geadministreerd en hierdoor tot kadastrale gemeente is gemaakt.

  • 3 Het gebied van elke kadastrale gemeente is, tenzij het een zeer kleine gemeente betreft, verdeeld in secties, aangeduid door een hoofdletter of een combinatie van twee hoofdletters.

Artikel 25

  • 1 De in artikel 23, eerste lid, bedoelde registers en kaartsystemen hebben betrekking op de periode van 1 januari 1832 tot het tijdstip van buiten gebruikstelling, behoudens gegevens omtrent hypotheken en beslagen. Laatstbedoelde gegevens hebben betrekking op de periode vanaf 1 juli 1948.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde registers, zijn toegankelijk door middel van de naam van de rechthebbende en de kadastrale aanduiding van het perceel, behoudens het derde lid.

  • 3 Ter zake van

    • a. erfdienstbaarheden;

    • b. hypotheken;

    • c. vóór 1 juli 1979 gevestigde rechten als bedoeld in het vóór 1 januari 1992 geldende artikel 5, derde lid, onder b, laatste zinsnede, van de Belemmeringenwet Privaatrecht en daar aangeduid als een recht niet met name genoemd, en

    • d. vóór 1 juli 1979 gevestigde rechten van opstal voor zover betreffend het leggen en houden van leidingen in, op of boven de onroerende zaak van een ander, zijn de registers uitsluitend toegankelijk door middel van de kadastrale aanduiding van het perceel. Ter zake van de zogenoemde oude zakelijke rechten, gevestigd vóór 1 oktober 1838 en waarbij geen kadastrale aanduiding van de desbetreffende onroerende zaken bekend is gesteld, zijn de registers alleen toegankelijk door middel van de naam van de rechthebbende.

Titel 2. Kaartenbestand

Afdeling 1. Op de kadastrale kaart voorgestelde opstallen

Artikel 26

  • 1 De opstallen waarvan de omtrek wordt voorgesteld op de kadastrale kaart zijn:

    • a. hoofdgebouwen;

    • b. bijgebouwen, kunstwerken en overige opstallen en topografisch elementen, voor zover deze nodig zijn voor een goede oriëntatie op de kaart.

  • 2 De opstallen worden overgenomen van de grootschalige basiskaart van Nederland.

Afdeling 2. Inrichting van de kadastrale kaarten

Artikel 27

  • 1 De kadastrale kaart wordt gehouden in de vorm van een minuutplan met een geautomatiseerd cartografisch bestand. Een minuutplan geeft, onverminderd artikel 32, vijfde lid, de toestand van het desbetreffende gebied aan zoals deze was ten tijde van de oorspronkelijke opmeting. Genoemd cartografisch bestand geeft de laatst opgemeten toestand aan.

  • 2 Er worden verzamelkaarten gehouden waarop de indeling is aangegeven van de kadastrale gemeenten, secties en bladen.

Artikel 28

  • 1 Op een kadastrale kaart wordt aangegeven welke perceelgrenzen tevens rijks-, provincie- en gemeentegrenzen zijn.

  • 2 Grenspalen worden in bijzondere gevallen op de kaart voorgesteld, onder vermelding van de aard of het kenmerk van de paal.

Artikel 29

  • 1 Voor opstallen, tuinen, boomgaarden, erven of wateren die behoren bij een perceel en in hun begrenzing op de kaart zijn afgesloten, wordt aangegeven dat zij behoren bij het overige deel van het perceel.

  • 2 Op een kadastrale kaart wordt melding gemaakt van plaatselijke benamingen van de daarop afgebeelde gebieden, zo van die gebieden een plaatselijke benaming bekend is.

Artikel 30

  • 1 Een kadastrale kaart wordt in het algemeen gehouden en vervaardigd op schaal 1 : 1000 of 1 : 2000 en bij uitzondering op schaal 1 : 500. Voor bebouwde kommen wordt de kadastrale kaart vervaardigd op schaal 1 : 1000, voor binnensteden zonodig op de schaal 1: 500 en voor zeegebieden in het algemeen op de schaal 1 : 25.000 of 1 : 50.000.

  • 2 De verzamelkaarten worden vervaardigd op de schaal 1 : 25.000.

Titel 3. Vorm van de aan de kadastrale kaarten ten grondslag liggende bescheiden

Artikel 31

  • 1 De aan een kadastrale kaart ten grondslag liggende bescheiden zijn de relazen van bevindingen, alsmede hulpkaarten, fotogrammetrische karteringen, luchtfoto’s, door derden vervaardigde kaarten voor zover die door de Dienst geschikt worden geacht, alsmede aan die kaarten van derden ten grondslag liggende bescheiden die de meetgegevens bevatten.

  • 2 De op het relaas van bevindingen te vermelden landmeetkundige gegevens zijn, onverminderd artikel 50 van de wet en artikel 101, eerste en tweede lid, die welke zijn genoemd in de onder a tot en met g genoemde bepalingen en worden op dat relaas vermeld met inachtneming van hetgeen daaromtrent in die bepalingen is voorgeschreven.

    • a. Op de tekeningen, die niet op schaal behoeven te zijn, wordt de richting van het noorden door een pijl aangeduid.

    • b. De lijnen die op een kadastrale kaart voorkomen of daarop moeten worden aangebracht, worden als volle lijnen getekend. De overige lijnen worden als streep- of stippellijnen getekend.

    • c. De aard van de afscheidingen en grenstekens wordt de plaats van de afscheiding ten opzichte van de perceelgrens aangegeven.

    • d. De meetgetallen worden als decimale getallen geschreven en wel loodrecht op de meetlijn. De meetgetallen worden in de regel afgerond op centimeters.

    • e. De nieuwe, de gehandhaafde en de oude perceelnummers worden vermeld in onderscheidenlijk rood, zwart en blauw.

    • f. De nieuwe, de gehandhaafde en de oude grenslijnen worden afgebeeld in onderscheidenlijk rood, zwart en blauw.

    • g. Zo mogelijk worden gegevens vermeld omtrent de verzekerde punten van de meetkundige grondslag, de piketten, de opstallen, de cultuuraanduiding, de plaatselijke benaming en de huisnummers.

Artikel 32

  • 1 Na voltooiing van het relaas van bevindingen worden hulpkaarten opgemaakt.

  • 2 Op de hulpkaarten worden voorgesteld:

    • a. in rood: de nieuwe lijnen;

    • b. in blauw: de lijnen die zullen vervallen;

    • c. in zwart: de onveranderde lijnen;

    • d. door signaturen in rood de nieuwe gemeente- en sectiegrenzen en in blauw de vervallen gemeente- en sectiegrenzen.

  • 3 Op de hulpkaarten worden de nieuwe nummers in zwart, de vervallen nummers in blauw en de niet veranderde nummers in rood vermeld.

  • 4 Bij bijhouding ten gevolge van een ingeschreven akte van verdeling als bedoeld in artikel 17 juncto artikel 119, vierde lid, van de Landinrichtingswet wordt van de oude toestand per vervallen kadastrale kaart een hulpkaart opgemaakt. Op een afzonderlijke hulpkaart worden de nieuwe nummers vermeld en wordt voor de figuratie verwezen naar het nieuwe minuutplan. In geval van kadastrale toepassing in de bestaande kadastrale kaart worden afzonderlijke hulpkaarten opgemaakt van de oude en de nieuwe toestand.

  • 5 Bij bijhouding ten gevolge van een ingeschreven akte van toedeling als bedoeld in artikel 207, eerste lid, van de Landinrichtingswet worden slechts hulpkaarten opgemaakt, voor zover die nodig zijn als aanduiding van hetgeen op de kadastrale kaarten komt te vervallen. Vermelding van de nieuwe perceelnummers geschiedt slechts, voor zover het een bestaande sectie betreft. In geval van toepassing in een bestaande kadastrale kaart worden afzonderlijke hulpkaarten opgemaakt van de oude en de nieuwe toestand.

Artikel 33

  • 1 Zelfstandige karteringen van een perceel worden slechts vervaardigd, indien dit noodzakelijk is voor controle op een meting, voor groottebepaling of voor grensuitzetting.

  • 2 De zelfstandige karteringen worden gemaakt op de desbetreffende hulpkaart dan wel op een afzonderlijke hulpkaart.

Titel 4. Registratie en weergave van de coördinaatpunten

Artikel 34

  • 2 De in het eerste lid bedoelde nummers verwijzen met de eerste drie cijfers naar het blad van de overzichtskaart op schaal 1:50.000, waarbij het derde cijfer verwijst naar het oorspronkelijk westelijk of oostelijk halfblad van de topografische indeling door het cijfer 9 respectievelijk 0.

  • 3 Het vierde cijfer geeft de orde van het punt aan. Het volgnummer in de groep wordt aangegeven door de laatste twee cijfers.

  • 4 Bij de nummering worden op de laatste drie posities de volgende cijferreeksen gebruikt:

    • a. 101 tot en met 119 voor de oorspronkelijke eerste orde punten van het primaire driehoeksnet;

    • b. 201 tot en met 299 voor de RD-punten van de tweede orde;

    • c. 301 en hoger voor alle overige punten.

Artikel 35

  • 2 De in het eerste lid bedoelde punten worden op kaarten weergegeven door een cirkeltje met een middellijn van 4 mm. Bij deze punten worden de drie laatste cijfers van het puntnummer in verticaal schrift met een hoogte van 3 mm vermeld. De eerste drie cijfers van de puntnummers worden vermeld in de rechterbovenhoek van de kaart.

  • 3 Sommige RD-punten zijn bij uitstek geschikt om te gebruiken als opstelpunt voor GPS-metingen. Deze punten worden op de overzichtskaart weergegeven met een rechthoekig kader om het driecijferige puntnummer.

  • 4 Beschrijving en coördinaten van RD-punten worden vermeld op coördinaatlijsten.

Hoofdstuk 4. Bijwerking van de kadastrale registratie, het kaartenbestand en het net van coördinaatpunten

Titel 1. Bijwerking van de kadastrale registratie en de kadastrale kaarten

Afdeling 1. Wijze van bijwerking van de kadastrale registratie en de kadastrale kaarten

Paragraaf 1. Aantekening betreffende de inschrijving van een stuk: verwijzing naar het stuk op grond waarvan de bijwerking heeft plaatsgevonden

Artikel 37

De aantekening betreffende een inschrijving in de openbare registers, bedoeld in artikel 4 van het besluit, wordt gesteld door bij het perceel en de rechthebbenden melding te maken van het tijdstip en het stukidentificatienummer van het ingeschreven stuk.

Artikel 38

  • 1 De verwijzing, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van het besluit geschiedt op de volgende wijze:

    • a. indien de bijwerking is gegrond op een inschreven stuk; door vermelding van het tijdstip en het stukidentificatienummer van het ingeschreven stuk;

    • b. indien de bijwerking is gegrond op een niet-ingeschreven stuk: door vermelding van de dagtekening van de bijwerking en het volgnummer van dat stuk.

Paragraaf 2. Wijziging of aanvulling van de in de kadastrale registratie vermelde gegevens

Artikel 39

  • 1 Wijziging of aanvulling van de in de kadastrale registratie vermelde gegevens inzake een geheel perceel of appartementsrecht als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Besluit, geschiedt met inachtneming van het tweede tot en met achtste lid.

  • 2 Indien de inschrijving in de openbare registers een wijziging betreft in de rechtstoestand naar burgerlijk recht dan wel een wijziging of aanvulling van de gegevens omtrent een rechthebbende en die inschrijving aanleiding geeft tot een wijziging of aanvulling van de in de kadastrale registratie vermelde gegevens, worden laatstbedoelde gegevens met het ingeschreven stuk in overeenstemming gebracht, tenzij de inschrijving betrekking heeft op een erfdienstbaarheid. Bij de desbetreffende in de kadastrale registratie vermelde gegevens wordt een korte aanduiding van de aard van het ingeschreven stuk vermeld.

  • 3 Indien de inschrijving in de openbare registers een erfdienstbaarheid betreft wordt in de kadastrale registratie bij de percelen van het heersende en het dienende erf het stukidentificatienummer van het op de erfdienstbaarheid betrekking hebbende ingeschreven stuk vermeld, alsmede een aanduiding dat het een erfdienstbaarheid betreft.

  • 4 Indien algemene voorwaarden, modelreglementen en andere in artikel 46, eerste lid, van de wet bedoelde stukken zijn ingeschreven, wordt bij de naam van de in het stuk vermelde personen verwezen naar het stukidentificatienummer van het desbetreffende ingeschreven stuk, onder vermelding van een korte aanduiding van de aard van het stuk.

  • 6 Indien een verklaring van waardeloosheid of enig ander stuk dat strekt tot inschrijving van de waardeloosheid van een inschrijving, wordt ingeschreven, zijn het tweede tot en met vierde lid van overeenkomstige toepassing, onverminderd het achtste lid.

  • 7 Indien een ander stuk dan bedoeld in het tweede tot en met zesde lid, niet zijnde een stuk als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wkpb, wordt ingeschreven, wordt bij het desbetreffende perceel alsmede, indien het stuk op een rechthebbende betrekking heeft, bij de gegevens van de desbetreffende rechthebbende vermeld het stukidentificatienummer van dit stuk alsmede, ingeval het een in artikel 41 vermeld stuk betreft, een korte aanduiding van de aard van het ingeschreven stuk overeenkomstig de artikelen 41 en 42.

  • 8 Indien een verklaring van waardeloosheid of enig ander stuk dat strekt tot inschrijving van de waardeloosheid van een inschrijving, wordt ingeschreven betreffende een inschrijving als bedoeld in het zevende lid, wordt, ingeval het een in artikel 41, eerste lid, vermeld feit betreft, in afwijking van het zevende lid de in dat lid bedoelde aanduiding verwijderd onder vermelding van het stukidentificatienummer van het desbetreffende stuk.

  • 9 [Red: Vervallen.]

  • 10 Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op de inschrijving van stukken die betrekking hebben op mijnen als bedoeld in de Loi concernant les Mines, les Minières et les Carrières, du 21 avril 1810 (Bulletin des Lois no. 285).

Artikel 40

  • 1 Artikel 39 is van overeenkomstige toepassing ingeval een inschrijving in de openbare registers betrekking heeft op een gedeelte van een perceel, waarbij de bijhouding terstond volledig plaatsvindt omdat geen meting noodzakelijk is, met dien verstande dat tevens wordt vermeld dat van een gedeelte van een perceel sprake is, waarbij tevens de grootte van het gedeelte wordt vermeld, zo deze bekend is.

  • 2 Indien in de in het eerste lid bedoelde gevallen de inschrijving betrekking heeft op erfdienstbaarheden, vindt de bijwerking plaats op de wijze als voorzien in artikel 39.

Artikel 41

  • 2 De in het eerste lid bedoelde aanduidingen kunnen worden afgekort, indien dit uit praktische overwegingen noodzakelijk is mits aan de duidelijkheid geen afbreuk wordt gedaan.

Artikel 42

  • 1 Indien een stuk als bedoeld in artikel 39, zevende lid, op een gedeelte van een perceel betrekking heeft, wordt aan de aanduiding, bedoeld in artikel 41, toegevoegd: ‘mb.t. gedeelte van perceel’.

  • 2 Indien met betrekking tot een perceel waarbij een aanduiding is gesteld als bedoeld in artikel 39, zevende lid, de kadastrale aanduiding wijzigt, wordt de genoemde aanduiding bij de nieuwe gegevens gehandhaafd.

  • 3 Indien met betrekking tot een perceel waarbij een aanduiding is gesteld als bedoeld in artikel 39, zevende lid, een stuk wordt ingeschreven waaruit blijkt dat de rechtstoestand is gewijzigd, wordt de genoemde aanduiding bij de actuele gegevens gehandhaafd, tenzij de aanduiding uitsluitend betrekking heeft op een rechthebbende die blijkens het ingeschreven stuk niet meer in het desbetreffende perceel is gerechtigd.

  • 4 De in artikel 41, eerste lid, onder l, bedoelde aanduiding wordt eveneens niet gehandhaafd na de inschrijving van de akte, bedoeld in artikel 17 van de Landinrichtingswet, tenzij uit de ingeschreven ruilverkavelingsovereenkomst blijkt dat ruilverkavelingsrente zal worden geheven. In laatstbedoeld geval blijft de aanduiding gehandhaafd tot het moment waarop de rente is aangetekend.

Artikel 43

  • 1 Indien een stuk wordt ingeschreven in de openbare registers, dat betrekking heeft op de overgang van een gedeelte van een perceel of een zodanige vestiging, overgang, wijziging of afstand van een beperkt recht, en dit recht op een gedeelte van een perceel komt te rusten als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van het besluit, wordt bij het perceel van de vervreemder vermeld dat van een gedeelte sprake is en wordt verwezen naar het stukidentificatienummer van het desbetreffende ingeschreven stuk.

Artikel 44

  • 1 De in artikel 7 van het besluit bedoelde vervanging van de in artikel 43 bedoelde vermeldingen door de tevens door de meting verkregen gegevens, geschiedt aan de hand van een metingstaat, die wordt opgemaakt nadat het relaas van bevindingen en de hulpkaarten gereed zijn. In de metingstaat worden vermeld de gegevens van de vervallen en de nieuw gevormde percelen, alsmede het verband daartussen, op een zodanige wijze dat de kadastrale registratie volledig kan worden gewijzigd of aangevuld.

  • 2 Op de metingstaat wordt de dagtekening van het ontstaan van de nieuwe kadastrale aanduidingen vermeld.

  • 3 De kadastrale registratie wordt in overeenstemming gebracht met de uit de metingstaat blijkende nieuwe gegevens. In de kadastrale registratie vindt zo mogelijk een wederkerige verwijzing plaats tussen de vervallen en de nieuwe percelen.

Paragraaf 2a. Wijze van bijwerking van de kadastrale registratie omtrent publiekrechtelijke beperkingen

Artikel 45

  • 1 Na inschrijving van een beperkingenbesluit als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wkpb vindt bijhouding van de kadastrale registratie plaats met inachtneming van het tweede tot en met vierde lid.

  • 2 Indien door het ingeschreven besluit een beperking in het leven wordt geroepen, wordt bij het desbetreffende perceel vermeld:

    • a. het stukidentificatienummer van dat besluit;

    • b. een korte aanduiding van de aard van het ingeschreven besluit die voor het desbetreffende soort beperking is vastgesteld in de lijst aanduiding publiekrechtelijke beperkingen, welke lijst als bijlage 6d bij deze regeling is gevoegd, en

    • c. het bestuursorgaan dat het beperkingenbesluit heeft genomen.

De in de eerste zin onder b bedoelde korte aanduidingen kunnen worden afgekort, indien dit uit praktische overwegingen noodzakelijk is, mits aan de duidelijkheid geen afbreuk wordt gedaan.

  • 3 Indien blijkens het beperkingenbesluit de beperking rust op een gedeelte van een perceel en een contourentekening deel uitmaakt van het beperkingenbesluit en in elektronische vorm is ingeschreven, wordt bij het desbetreffende perceel vermeld ‘zie contourentekening’.

  • 4 Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op andere documenten die de grondslag vormen voor een van kracht zijnde publiekrechtelijke beperking.

Artikel 45a

  • 1 Ingeval de kadastrale aanduiding van de in artikel 16, eerste lid, van de Wkpb bedoelde onroerende zaken wordt gewijzigd en met betrekking tot de daarop rustende beperkingen geen contourentekening in elektronische vorm is ingeschreven, vindt bijhouding van de kadastrale registratie plaats met inachtneming van het tweede tot en met vijfde lid.

  • 2 De handhaving van de vermelding van een publiekrechtelijke beperking, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van het besluit, geschiedt door bij de actuele gegevens van de nieuw gevormde percelen de korte aanduiding die bij de vervallen percelen was vermeld, over te nemen, zo mogelijk onder verwijzing naar het stukidentificatienummer van inschrijving van het stuk op grond waarvan de desbetreffende aanduiding werd gesteld. Tevens wordt de aantekening ’in onderzoek’ geplaatst, tenzij de wijziging van de kadastrale aanduiding betreft een samenvoeging van percelen of perceelsgedeelten tot één perceel.

  • 3 Nadat de Dienst een opgave als bedoeld in artikel 16, tweede lid, van de Wkpb van het betrokken bestuursorgaan heeft ontvangen:

    • a. wordt bij alle nieuw gevormde percelen de aantekening ‘in onderzoek’ verwijderd;

    • b. wordt de vermelding van de korte aanduiding bij een nieuw gevormd perceel slechts gehandhaafd, indien uit die opgave blijkt dat de beperking op dat perceel blijft rusten.

  • 5

Een opgave als bedoeld in het derde lid wordt ten kantore bewaard.

Artikel 45b

  • 1 Ingeval de kadastrale aanduiding van de in artikel 16, eerste lid, van de Wkpb bedoelde onroerende zaken wordt gewijzigd en met betrekking tot de daarop rustende beperkingen een contourentekening in elektronische vorm is ingeschreven, vindt bijhouding van de kadastrale registratie plaats met inachtneming van het tweede en derde lid.

  • 2 De Dienst stelt op basis van de contourentekening vast op welke van de nieuw gevormde percelen de publiekrechtelijke beperking geheel of gedeeltelijk rust. De handhaving van de vermelding van een publiekrechtelijke beperking, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van het besluit, geschiedt door bij de actuele gegevens van de nieuw gevormde percelen waarop de publiekrechtelijke beperking geheel of gedeeltelijk rust, de korte aanduiding die bij de vervallen percelen was vermeld, over te nemen, zo mogelijk onder verwijzing naar het stukidentificatienummer van inschrijving van het stuk op grond waarvan de desbetreffende aanduiding werd gesteld.

Artikel 45c

  • 1 Indien een inschrijving in de openbare registers betreft een document als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wkpb waarbij een beperkingenbesluit wordt herroepen, vernietigd of ingetrokken, wordt de korte aanduiding verwijderd onder vermelding van het stukidentificatienummer van het desbetreffende stuk.

  • 2 Indien een inschrijving in de openbare registers betreft een document als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wkpb waarbij een beperkingenbesluit wordt gewijzigd, worden de bij het desbetreffende perceel vermelde gegevens in overeenstemming gebracht met de wijziging.

Artikel 45d

Met betrekking tot gemeentelijke beperkingen die

vindt bijhouding van de kadastrale registratie plaats met inachtneming van de artikelen 45e tot en met 45h.

Artikel 45e

Zolang van burgemeester en wethouders van een gemeente met betrekking tot een daarin gelegen kadastrale gemeente nog geen melding als bedoeld in artikel 17a, vierde lid, van de Wkpb is ontvangen, is, in geval van wijziging van de kadastrale aanduiding van de onroerende zaken waarop een gemeentelijke beperking rust, artikel 45a, tweede lid, eerste zin, en vierde lid, zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 45f

Zolang van burgemeester en wethouders van een gemeente met betrekking tot een daarin gelegen kadastrale gemeente nog geen melding als bedoeld in artikel 17a, vierde lid, van de Wkpb is ontvangen, worden een wijziging en het vervallen van een gemeentelijke beperking in de kadastrale registratie bijgehouden op grond van een ingeschreven stuk dat is opgemaakt door het daartoe bevoegde bestuursorgaan, in dier voege dat

  • a. ingeval dat stuk betreft het vervallen van een gemeentelijke beperking, bij het desbetreffende perceel de desbetreffende korte aanduiding wordt verwijderd onder vermelding van het stukidentificatienummer van het desbetreffende stuk,

  • b. ingeval dat stuk betreft de wijziging van een gemeentelijke beperking, de bij het desbetreffende perceel vermelde gegevens in overeenstemming worden gebracht met die wijziging.

Artikel 45g

Na plaatsing van een aantekening als bedoeld in artikel 7, zevende lid, worden de vermeldingen van de korte aanduiding van de gemeentelijke beperkingen die in de in dat lid onder a, bedoelde lijst zijn vermeld, verwijderd onder vermelding van het stukidentificatienummer van het desbetreffende stuk.

Artikel 45h

Zodra de in artikel 17a, eerste lid, van de Wkpb bedoelde termijn van twee jaren is verstreken, wordt met bekwame spoed alle op dat tijdstip nog in de kadastrale registratie aanwezige korte aanduidingen van gemeentelijke publiekrechtelijke beperkingen verwijderd onder vermelding dat zij zijn verwijderd wegens het vervallen van de wettelijke grondslag van haar vermelding.

Artikel 45i

Na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wkpb wordt met betrekking tot publiekrechtelijke beperkingen die niet vallen onder die bedoeld in artikel 1, onder b, sub 2º – 6º, van de Wkpb noch zijn aangewezen in het Aanwijzingsbesluit Wkpb, bij de desbetreffende percelen de korte aanduidingen van die beperkingen met bekwame spoed verwijderd onder vermelding dat zij zijn verwijderd wegens het vervallen van de wettelijke grondslag van haar vermelding.

Paragraaf 3. Wijze van bijwerking van de kadastrale registratie in bijzondere gevallen

Artikel 46

  • 1 Indien een inschrijving in de openbare registers een overdracht betreft van een registergoed voor een bepaalde tijd, wordt de verkrijger in de kadastrale registratie vermeld als vruchtgebruiker en de vervreemder als eigenaar, gedurende de in het ingeschreven stuk gestelde tijd.

  • 2 Indien een inschrijving in de openbare registers een overdracht betreft van een registergoed onder opschortende tijdsbepaling, wordt de verkrijger in de kadastrale registratie vermeld als eigenaar en de vervreemder als vruchtgebruiker, gedurende de in het ingeschreven stuk gestelde tijd.

Artikel 47

  • 1 Indien een inschrijving in de openbare registers een overdracht betreft onder een opschortende voorwaarde, wordt het perceel eerst op naam van de verkrijger gesteld wanneer de vervulling van die voorwaarde is ingeschreven.

  • 2 Zolang de vervulling van de voorwaarde niet is ingeschreven, wordt bij het perceel aangetekend: ‘onder opschortende voorwaarde geleverd aan ...’, onder invulling van de persoonsgegevens van de verkrijger.

  • 3 Indien wordt geleverd aan een rechtspersoon in oprichting, wordt bij het perceel aangetekend: ‘Overgedragen aan ... in oprichting’, onder invulling van de gegevens van die rechtspersoon in oprichting.

Artikel 48

Indien een inschrijving in de openbare registers een overdracht betreft onder een ontbindende voorwaarde, wordt bij het perceel van de verkrijger aangetekend: ‘Verkregen onder ontbindende voorwaarde’.

Artikel 49

  • 1 Indien een inschrijving in de openbare registers betrekking heeft op een beperkt recht is dat voor een beperkte duur is gevestigd, dan wel op een gedoogverplichting die voor een beperkte duur is opgelegd, wordt het tijdstip waarop het recht of de gedoogverplichting blijkens het ingeschreven stuk eindigt, in de kadastrale registratie vermeld.

  • 2 Ook nadat het tijdstip, bedoeld in het eerste lid is verschenen, blijft de vermelding van het desbetreffende beperkte recht gehandhaafd, totdat inschrijving van een stuk inzake het beperkte recht heeft plaatsgevonden.

Artikel 51

  • 1 Indien een inschrijving in de openbare registers betrekking heeft op een gemeenschap, wordt bij het perceel bij de naam van de deelgenoten gelijke aandelen vermeld dan wel, ingeval uit het ingeschreven stuk van andere aandelen blijkt, de in dat stuk vermelde aandelen.

  • 2 In geval van mandeligheid wordt het mandelige perceel niet tenaamgesteld, maar wordt bij het mandelige perceel verwezen naar de percelen tot nut waarvan het mandelige perceel is bestemd. Bij de percelen tot nut waarvan de mandelige zaak is bestemd, wordt verwezen naar het mandelige perceel.

Paragraaf 4. Wijze van bijwerking omtrent appartementsrechten

Artikel 53

  • 1 Na inschrijving van een akte van splitsing, ondersplitsing of wijziging ter zake van appartementsrechten wordt bij de desbetreffende percelen verwezen naar de complexaanduiding en worden de naam en plaats van vestiging van de vereniging van eigenaren vermeld. Bij het in de splitsing betrokken recht wordt vermeld: ‘sluimerend’. Voor rechten die na de splitsing ongewijzigd voortbestaan worden de gegevens omtrent de rechthebbenden gehandhaafd.

  • 2 De in artikel 67 bedoelde aantekening wordt verwijderd.

  • 3 Bij appartementsrechten die zijn ondergesplitst, wordt verwezen naar de appartementsrechten die uit de ondersplitsing zijn ontstaan.

Artikel 54

  • 1 Indien de onroerende zaak die in een splitsing in appartementsrechten is betrokken, in verschillende kadastrale gemeenten is gelegen, vindt in de kadastrale registratie onderlinge verwijzing plaats.

  • 2 Zo mogelijk vindt verwijzing plaats tussen vervallen en nieuwe kadastrale aanduidingen van appartementsrechten.

  • 3 Op het bij de Dienst berustende exemplaar van de appartementstekening worden de later opgetreden wijzigingen vermeld.

Artikel 55

  • 1 Indien de kadastrale aanduiding van percelen die in een splitsing in appartementsrechten zijn betrokken, is gewijzigd, worden de in de artikelen 53 en 54, eerste lid, bedoelde vermeldingen en verwijzingen die voorkomen bij de vervallen percelen, overgenomen bij de daaruit nieuw gevormde percelen.

  • 2 Na inschrijving van een stuk waarbij de splitsing of ondersplitsing in appartementsrechten uitdrukkelijk wordt opgeheven, dan wel na inschrijving van een stuk als bedoeld in artikel 58, tweede lid, wordt het percelenbestand hiermee in overeenstemming gebracht. De in artikelen 53 en 54, eerste lid, bedoelde vermeldingen en verwijzingen vervallen.

Artikel 58

  • 1 Na de inschrijving van een stuk waarbij de splitsing of ondersplitsing in appartementsrechten is opgeheven, worden verwijzingen naar inschrijvingen inzake hypotheken en beslagen, voor zover deze blijkens de openbare registers nog bestaan, overgebracht naar de percelen dan wel, bij ondersplitsing, naar de appartementsrechten die oorspronkelijk in de splitsing betrokken waren.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot een deel van de onroerende zaken dat aan een splitsing in appartementsrechten is onttrokken, indien:

    • a. uit een ingeschreven stuk blijkt dat een deel van de in de splitsing in appartementsrechten betrokken onroerende zaken is uitgewonnen als bedoeld in artikel 114, tweede lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;

    • b. uit een ingeschreven vonnis van onteigening blijkt dat een deel van de in de splitsing in appartementsrechten betrokken onroerende zaken, is onteigend;

    • c. een stuk is ingeschreven waaruit blijkt dat een erfpacht of recht van opstal dat naast één of meer onroerende zaken in een splitsing in appartementsrechten is betrokken, is geëindigd.

Paragraaf 5. Wijze van bijwerking omtrent netwerken

Artikel 59

  • 1 Na de inschrijving in de openbare registers van:

    • a. een stuk betreffende de eerste registratie van een netwerk;

    • b. een stuk betreffende de gehele of gedeeltelijke overdracht van een netwerk;

    • c. een stuk betreffende de wijziging van de ligging van een netwerk, of

    • d. een proces-verbaal van inbeslagneming van een netwerk waarin het netwerk is aangeduid door middel van een eigen kadastrale aanduiding, wordt in de kadastrale registratie een verwijzing opgenomen tussen de kadastrale aanduiding van het netwerk en de kadastrale aanduiding van de percelen waarbinnen dat netwerk is of wordt aangelegd.

  • 2 De verwijzing, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats door in de kadastrale registratie bij de kadastrale aanduiding van het netwerk een opgaaf op te nemen van de coördinaatpunten, bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de wet, van zowel het netwerk als het gebied waarin de percelen liggen waarbinnen dat netwerk is of wordt aangelegd, alsmede de lijnverbanden tussen die coördinaatpunten.

Artikel 60

  • 1 Na de inschrijving in de openbare registers van een proces-verbaal van inbeslagneming van een netwerk waarin het netwerk is aangeduid door middel van de kadastrale aanduidingen van de percelen waarbinnen dit netwerk is aangelegd en geen melding is gemaakt van een eigen kadastrale aanduiding van het netwerk, onderzoekt de bewaarder of het netwerk al onder vermelding van een eigen kadastrale aanduiding in de kadastrale registratie is opgenomen.

  • 2 Indien de bewaarder na het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, concludeert dat het netwerk in de kadastrale registratie is opgenomen onder vermelding van een eigen kadastrale aanduiding, wordt in de kadastrale registratie een verwijzing opgenomen tussen het stukidentificatienummer van het in de openbare registers ingeschreven beslag en de kadastrale aanduiding van het netwerk.

Artikel 61

Indien de inschrijving van een stuk, bedoeld in artikel 59, eerste lid, onderdelen b en c, aanleiding geeft tot het toekennen van een nieuwe kadastrale aanduiding aan een kabelnet, wordt in de verwijzing tussen de kadastrale aanduiding van het kabelnet en de kadastrale aanduiding van de percelen waarbinnen dat kabelnet is of wordt aangelegd, bedoeld in artikel 59, eerste lid, en in de verwijzing tussen het stukidentificatienummer van het in de openbare registers ingeschreven beslag en de kadastrale aanduiding van het kabelnet, bedoeld in artikel 60, tweede lid, de oude kadastrale aanduiding vervangen door de nieuwe kadastrale aanduiding.

Paragraaf 6. Wijze van bijwerking van gegevens als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder i, van de wet

Artikel 62

  • 2 In geval van wijzigingen of aanvullingen in de kadastrale registratie wordt de in het eerste lid bedoelde aantekening overgenomen bij de actuele gegevens.

  • 3 De aantekening wordt verwijderd nadat de desbetreffende rente in de kadastrale registratie is aangetekend.

Artikel 63

  • 1 De op de voet van artikel 227 van de Landinrichtingswet in de kadastrale registratie aangetekende rente wordt, indien ten aanzien van een gedeelte van het perceel de rechtstoestand blijkens de openbare registers is gewijzigd, of indien het perceel wordt gesplitst, verdeeld naar verhouding van de oppervlakte.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien het perceel waarop rente rust wordt gesplitst in appartementsrechten, dan wel in geval sprake is van wijziging, ondersplitsing of opheffing ter zake van appartementsrechten.

  • 5 Het eerste tot en met vierde lid is mede van toepassing ter zake van herverkavelingsrente, ruilverkavelingsrente, reconstructierente en herinrichtingsrente.

Artikel 64

Zodra het afschrift van een lijst van rechthebbenden, bedoeld in artikel 188 van de Landinrichtingswet, artikel 68 van de Reconstructiewet Midden-Delfland, dan wel in artikel 53 van de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Dentse Veenkoloniën is ontvangen, worden in de kadastrale registratie aantekeningen geplaatst, waaruit de afwijkingen blijken die bestaan tussen de lijst van rechthebbenden en de in de kadastrale registratie vermelde rechthebbenden. Desgewenst worden omtrent die lijst zo volledig mogelijke inlichtingen aan derden verstrekt.

Artikel 65

  • 1 De in ingeschreven stukken vermelde koopsom wordt in het percelenbestand, bedoeld in artikel 9 van het besluit, bij het desbetreffende perceel vermeld, voor zover het leveringen betreft van de eigendom, de erfpacht dan wel het recht van opstal.

  • 2 Indien een koopsom op verschillende percelen betrekking heeft, wordt tevens vermeld: ’met meer onroerend goed’.

Artikel 67

  • 1 Na vaststelling van het complexnummer inzake splitsing in appartementsrechten, wordt in de kadastrale registratie melding gemaakt van de desbetreffende toekomstige appartementsrechter door vermelding van de kadastrale aanduiding daarvan in het percelenbestand. Tevens wordt bij de in de splitsing te betrekking percelen of in de ondersplitsing te betrekken appartementsrechten de aantekening gesteld: ‘Betrokken in voorgenomen splitsing, dan wel ondersplitsing of wijziging in de appartementsrechten’.

  • 2 Indien vóór de inschrijving van de akte van splitsing een nieuw complexnummer wordt vastgesteld, worden de in het eerste lid bedoelde vermeldingen gewijzigd of aangevuld.

Paragraaf 7. Wijze van bijwerking van de kadastrale kaarten: perceelsvorming

Artikel 68

  • 1 Percelen worden zo veel mogelijk op een zodanige wijze gevormd dat de grenzen daarvan rechtsgrenzen zijn.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kunnen afzonderlijke percelen worden gevormd, indien dit in verband met toekomstige wijziging in de rechtstoestand of in verband met bestemming en gebruik gewenst is.

  • 3 Er worden niet meer percelen gevormd dan strikt nodig is.

Artikel 69

Kunstwerken als sluizen, bruggen, kribben en dergelijke worden in het algemeen niet als afzonderlijke percelen beschouwd.

Artikel 70

Zonodig vindt bij bestemmingsplannen de perceelsvorming zodanig plaats dat het middel van de wegen als perceelsgrens fungeert.

Artikel 71

  • 1 Aan elkaar grenzende percelen waarop inschrijvingen inzake hypotheken betrekking hebben die niet gelijk zijn voor elk der percelen, worden in het algemeen niet samengevoegd.

  • 2 Indien aan elkaar grenzende delen van een perceel blijkens verschillende ingeschreven stukken in één hand zijn gekomen vóór het tijdstip waarop de meting wordt verricht en die delen in één nieuw perceel zullen worden opgenomen, zo wordt zo mogelijk de grens tussen bedoelde delen onderling, hoewel deze niet op de kadastrale kaart wordt vermeld, op grond van aanwijzing van de belanghebbenden in het relaas van bevindingen vermeld, met het oog op een gespecificeerde vermelding van de inschrijvingen in de metingstaat.

  • 3 Ter zake van de toepassing van een toedeling ingevolge de Landinrichtingswet vindt geen samenvoeging plaats tussen toegedeelde kavels en buiten het blok gelegen percelen.

Artikel 72

  • 1 Een perceel waarvan niet de gehele begrenzing op het terrein gelijk is dan wel geacht wordt gelijk te zijn aan die van een bestaand perceel, wordt aangeduid door een nieuw nummer, onmiddellijk volgende op het laatstgebruikte nummer van de desbetreffende sectie.

  • 2 Een perceel waarvan de gehele begrenzing op het terrein gelijk is aan de begrenzing zoals die uit de kadastrale kaart en de daaraan ten grondslag liggende bescheiden blijkt, behoudt het bestaande nummer.

  • 3 Indien verschil bestaat tussen de terreinsituatie en de kadastrale gegevens, wordt de in het tweede lid bedoelde begrenzing geacht gelijk te zijn gebleven, indien zulks uit de aanwijzing van alle belanghebbenden blijkt en zulks bovendien aannemelijk voorkomt.

Artikel 73

Is bij de opmeting van nieuwe gebouwen gebleken of blijkt bij de kartering van deze, dat scheidsmuren niet zijn geplaatst volgens de vóór de bouw aanwezige afpaling die indertijd als kadastrale grens werd opgemeten, dan is die afwijking, behoudens het geval, bedoeld in artikel 72, derde lid, geen reden tot redressering van de kadastrale grenzen. In dat geval wordt zonodig tot afzonderlijke perceelsvorming overgegaan.

Paragraaf 8. Berekening van de grootte van de percelen

Artikel 74

  • 1 De berekening van de grootte van de percelen geschiedt overeenkomstig de in de Handleiding voor de technische werkzaamheden van het Kadaster gegeven aanwijzingen, en met inachtneming van het tweede lid en de artikelen 75 en 76.

  • 2 Nauwkeurige grootteberekening van een perceel is mogelijk, indien alle grenzen van het perceel vaststaan en in eenzelfde meetkundig verband zijn vastgelegd, hetzij door één meting, hetzij door combinatie dan wel transformatie van gegevens, ontleend aan verschillende metingen.

Artikel 75

Bij de in artikel 74, tweede lid, bedoelde nauwkeurige grootteberekening wordt, indien de meting ambtshalve is verricht, geen hogere nauwkeurigheid nagestreefd dan verantwoord is in verband met de waarde van de onroerende zaak.

Artikel 76

  • 1 De wijze van afronden bij het vaststellen van de grootte van de percelen hangt af van de nauwkeurigheid van de meting.

  • 2 Er wordt afgerond op gehelen van centiaren. Als nauwkeurige grootteberekening niet mogelijk is, kan worden afgerond op vijf- of tienvouden van centiaren.

  • 3 Is bij een ingeschreven stuk een onroerende zaak van slechts enkele centiaren overgegaan en wordt deze toegevoegd aan een ander perceel dat overigens niet is veranderd en waarvan de grootte niet onjuist wordt bevonden, dan wordt de na die toevoeging verkregen grootte niet afgerond.

Paragraaf 9. Metingstaten overige bepalingen

Artikel 77

  • 1 De in artikel 44 bedoelde metingsstaten worden opgemaakt met inachtneming van het tweede tot en met vijfde lid.

  • 2 Bij ieder perceel of gedeelte daarvan wordt zo mogelijk verwezen naar het stukidentificatienummer van het stuk waarbij de verkrijging plaatsvond.

  • 4 Er wordt melding gemaakt van overgegane gedeelten die nog niet zijn gemeten, van gegevens omtrent hypotheken en beslagen en tevens van alle gegevens die nodig zijn om te kunnen voldoen aan artikel 44.

  • 5 Indien de metingstaat betrekking heeft op de bijhouding in verband met akten van toedeling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden geen gegevens vermeld inzake het verband tussen de oude en de nieuwe percelen.

Artikel 78

  • 1 De perceelgrenzen, de omtrekken van opstallen en de gebruiksgrenzen of cultuurscheidingen worden op de kadastrale kaarten getekend met volle lijnen.

  • 2 Met korte-streeplijnen worden getekend de perceelgrenzen waarop in de regel geen blijvende afscheiding geplaatst wordt, zoals een op het terrein onzichtbare verbindingslijn van twee straathoeken, het midden van een weg of sloot, van welke weg of sloot de kanten op de kaart in volle lijnen zijn aangegeven, of een trens lopende door een vijver, een meer of ander water.

  • 3 Indien de onzichtbare perceelgrens, bedoeld in het tweede lid, tevens rijksgrens is, wordt deze in plaats van door een korte-streeplijn aangegeven door een kruisjeslijn; is deze een provinciegrens, dan door een kruis-streeplijn; is deze een gemeentegrens, dan door een kruispuntlijn.

  • 4 Indien de in het derde lid bedoelde signaturen aanleiding zouden geven tot onduidelijkheid, worden deze slechts voor gedeelten van de onzichtbare grens toegepast en wordt voor de overige gedeelten de korte-streeplijn gebruikt.

  • 5 Indien de onzichtbare perceelgrens sectiegrens is, wordt deze in plaats van door een korte-streeplijn aangegeven door een streep-puntlijn.

  • 6 De as van een spoorweg of van een kanaal wordt aangegeven door een onderbroken lange-streeplijn, waarbij de streep 4 mm en de spatie 1 mm is. Een hoogspanningslijn wordt aangegeven door een onderbroken lange-streeplijn, waarbij de streep 8 mm en de spatie 1 mm is.

Artikel 79

  • 2 Bij de in het eerste lid bedoelde bijwerking worden grenzen van kadastrale gemeenten aangegeven met een volle lijn en bladgrenzen met een streep-puntlijn. Binnen de gemeente- onderscheidenlijk bladgrens wordt de naam van de kadastrale gemeente onderscheidenlijk letter en nummer van de sectie van elk blad vermeld. Strekt eenzelfde kadastrale gemeente, sectie of blad zich uit over meer dan één verzamelkaart, dan wordt binnen de figuratie van ieder deel de bijbehorende aanduiding geplaatst.

Artikel 81

  • 1 Inzake de bijhouding in verband met een ingeschreven akte van toedeling als bedoeld in artikel 2, eerste lid, worden zonodig nieuwe secties gevormd, dan wel aan een bestaande sectie kadastrale kaarten toegevoegd, waarbij bestaande kadastrale kaarten geheel of gedeeltelijk vervallen.

  • 2 Indien een akte van toedeling betrekking heeft op een gehele of gedeeltelijke kadastrale gemeente die een andere naam draagt dan de desbetreffende burgerlijke gemeente, wordt het desbetreffende gebied in beginsel ingedeeld bij, dan wel gevormd tot de kadastrale gemeente die de naam van de burgerlijke gemeente draagt.

Afdeling 2. Bijhouding

Paragraaf 1. Bijhouding op grond van ingeschreven stukken, waarbij een meting noodzakelijk is

Artikel 82

Artikel 83

  • 2 De door belanghebbenden aangewezen grens wordt, zonder dat perceelsvorming plaatsvindt, op de kaart vermeld, waarbij wordt aangegeven dat geen sprake is van een perceelgrens.

  • 3 Na inschrijving van een stuk tot verbetering wordt tot perceelsvorming overgegaan en wordt de in het tweede lid bedoelde grens tot perceelgrens gemaakt.

Paragraaf 2. Bijhouding op grond van inlichtingen omtrent het overlijden van personen die als eigenaar of beperkt gerechtigde met betrekking tot een onroerende zaak in de kadastrale registratie staan vermeld

Artikel 84

  • 1 De aantekening omtrent het overlijden van personen, bedoeld in artikel 17 van het besluit, wordt gesteld bij de gegevens van de desbetreffende rechthebbende en luidt: ‘overleden op ...’, onder vermelding van de datum van overlijden. Tevens wordt verwezen naar het jaar en het volgnummer van het desbetreffende stuk.

  • 2 Als bedoeladres wordt vermeld het adres van de echtgenoot van de overledenen, dan wel het adres van de erfgenaam die het grootste aandeel in de nalatenschap heeft. Bij gelijke aandelen wordt zoveel mogelijk het adres vermeld van de oudste in Nederland woonachtige erfgenaam.

  • 3 Ingeval evenwel uit de ontvangen inlichtingen van een ander boedeladres blijkt dan het in het tweede lid bedoelde, wordt in dat geval wordt het eerstbedoelde boedeladres vermeld.

Paragraaf 3. Bijhouding op grond van inlichtingen van personen die als eigenaar of beperkt gerechtigde met betrekking tot een onroerende zaak in de kadastrale registratie staan vermeld omtrent hun wettelijke woonplaats

[Vervalt op nader te bepalen datum; bekendgemaakt in 1996. Zie het overzicht van wijzigingen]

Paragraaf 5. Bijhouding op grond van inlichtingen of waarnemingen omtrent de feitelijke gesteld heid van onroerende zaken

Artikel 87

  • 1 De bijhouding op grond van inlichtingen of waarnemingen omtrent de cultuuraanduiding van gehele percelen, geschiedt op een der onder a tot en met c genoemde wijzen:

    • a. indien het inlichtingen betreft die blijken uit ingeschreven stukken; de in de kadastrale registratie vermelde cultuuraanduiding wordt vervangen door de in het ingeschreven stuk vermelde cultuuraanduiding, welke bijhouding gelijktijdig plaatsvindt met de in artikel 39 bedoelde bijhouding,

    • b. indien het andere dan onder a bedoelde inlichtingen betreft: de n, de kadastrale registratie vermelde cultuuraanduiding wordt vervangen door de nieuwe cultuuraanduiding:

    • c. indien het waarnemingen betreft: de desbetreffende gegevens worden in de metingstaat vermeld, waarna de bijhouding plaatsvindt door verwerking van de metingstaat in de kadastrale registratie.

  • 2 De vermelding van de cultuuraanduiding geschiedt overeenkomstig een door de Dienst gehanteerde gestandaardiseerde methode. Tevens vindt codering van de vermelde cultuuraanduidingen plaats.

  • 3 Op grond van de in het eerste lid bedoelde gegevens wordt tevens bij ieder perceel melding gemaakt van de aanduiding ‘bebouwd’ dan wel ‘onbebouwd’.

Artikel 88

  • 1 De bijhouding op grond van inlichtingen of waarnemingen omtrent de adressen met postcode en de plaatselijke benaming van onroerende zaken geschiedt op de wijze als in het tweede tot en met vierde lid is bepaald.

  • 2 Indien het percelen betreft waarop een gebouw staat dat een postadres heeft, vindt bijhouding uitsluitend plaats op grond van inlichtingen die door de naamloze vennootschap Koninklijke PTT Nederland N.V., of door een dochtermaatschappij van deze vennootschap zijn verstrekt. De bijhouding geschiedt door de in de kadastrale registratie vermelde plaatselijke aanduiding te vervangen door de nieuwe.

  • 3 Indien het andere dan in het tweede lid bedoelde percelen betreft, vindt bijhouding plaats op grond van inlichtingen die blijken uit ingeschreven stukken, op grond van rechtstreeks van de rechthebbende verkregen inlichtingen, alsmede op grond van waarnemingen. Artikel 87, eerste lid, onder a, b en c, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 89

De bijhouding van de coördinaten van de percelen in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting geschiedt door opneming van de coördinaten in de metingstaat, bedoeld in artikel 44, op grond waarvan in de kadastrale registratie de desbetreffende coördinaten worden vervangen door de in de metingstaat vermelde. De coördinaten worden vermeld in het percelenbestand, bedoeld in artikel 9 van het besluit.

Artikel 90

  • 1 Ten aanzien van onroerende zaken van de Staat wordt in de basisregistratie kadaster melding gemaakt van het beheer over die zaken op de wijze als in het tweede en derde lid is bepaald.

  • 2 aan de naam van de rechthebbende vindt een toevoeging plaats op één van de volgende wijzen:

    de Staat (Huis der Koning),

    de Staat (Hoge Colleges van Staat),

    de Staat (Algemene Zaken),

    de Staat (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties),

    de Staat (Buitenlandse Zaken),

    de Staat (Defensie),

    de Staat (Economische Zaken),

    de Staat (Financiën, Algemeen),

    de Staat (Financiën, Kroondomein),

    de Staat (Infrastructuur en Milieu),

    de Staat (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap),

    de Staat (Rijksvastgoedbedrijf),

    de Staat (Sociale Zaken en Werkgelegenheid),

    de Staat (Veiligheid en Justitie),

    de Staat (Volksgezondheid, Welzijn en Sport).

  • 3 Ten aanzien van onroerende zaken van de Staat, waarover de Staat niet zelf het beheer voert, wordt tevens vermeld: ‘in beheer bij ...’, onder invulling van de desbetreffende gegevens.

Artikel 91

Bijhouding van de in artikel 90 bedoelde gegevens vindt plaats op grond van schriftelijke inlichtingen die van de rechthebbende zijn verkregen. Na ontvangst van bedoelde inlichtingen wordt de kadastrale registratie daarmee in overeenstemming gebracht onder verwijzing bij de desbetreffende gegevens naar de datum en het volgnummer van het betrokken stuk.

Artikel 92

  • 1 Ten aanzien van onroerende zaken van andere publiekrechtelijke rechtspersonen dan de Staat waarbij de rechthebbende niet zelf het beheer en onderhoud heeft, wordt in de kadastrale registratie melding gemaakt van gegevens omtrent het beheer en onderhoud, op grond van schriftelijke inlichtingen die van de rechthebbende zijn verkregen.

  • 2 Artikel 91 is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 6. Bijhouidng met betrekking tot voorlopige aantekeningen en doorhalingen daarvan

Artikel 93

  • 1 De bijhouding in de kadastrale registratie met betrekking tot voorlopige aantekeningen en de doorhaling daarvan, geschiedt op de wijze als in het tweede tot en met vierde lid is bepaald.

  • 2 Terstond nadat de aanbieding van een stuk is aangetekend in het register van voorlopige aantekeningen, wordt in de kadastrale registratie bij de gegevens van de in het stuk vermelde rechthebbenden, alsmede bij de desbetreffende percelen een verwijzing geplaatst naar het volgnummer van het register van voorlopige aantekeningen.

  • 3 In geval van wijzigingen in de kadastrale registratie wordt de in het tweede lid bedoelde verwijzing gehandhaafd bij de actuele gegevens.

  • 4 Nadat de boeking in het register van voorlopige aantekeningen is doorgehaald, wordt bij de onderhavige verwijzing vermeld: ‘doorgehaald’, onder vermelding van de datum van doorhaling.

Afdeling 3. Vernieuwing

Artikel 96

  • 1 De vermelding in de kadastrale registratie van een voornemen tot een onderzoek van vernieuwing, bedoeld in artikel 75, derde lid, van de wet geschiedt door het plaatsen bij het desbetreffende perceel van de aantekening: voornemen vernieuwing.

  • 2 Bij wijzigingen in de kadastrale registratie wordt de in het eerste lid bedoelde vermelding gehandhaafd.

  • 3 De in het eerste lid bedoelde vermelding wordt verwijderd terstond na inschrijving van de notariële akte van vernieuwing.

Artikel 97

  • 1 In het voorstel van vernieuwing wordt afzonderlijk melding gemaakt van de in artikel 76, tweede lid, van de wet bedoelde bijhouding op de wijze zoals in het tweede lid is bepaald.

  • 2 Aan het slot van het voorstel van vernieuwing worden in volgorde van de plaatsgehad hebbende bijhoudingen per bijhouding vermeld:

    • a. de datum en, indien de bijhouding is gegrond op een ingeschreven stuk, het stukidentificatienummer van het stuk dat tot bijhouding heeft geleid, dan wel, indien het een bijhouding betreft op grond van een niet ingeschreven stuk, het volgnummer waaronder het stuk wordt bewaard;

    • b. een korte aanduiding van de aard en de inhouding van het stuk;

    • c. tot welke bijhouding de onder a bedoelde stukken hebben geleid.

Artikel 98

  • 1 Van de indiening van bezwaarschriften en van het instellen van beroep, alsmede van daarop gegeven beslissingen wordt bij het voorstel van vernieuwing dat ter inzage ligt op grond van artikel 76, zevende lid, van de wet, melding gemaakt door op het voorstel te vermelden: zie bijbehorende stukken (bijlage(n)...), onder invulling van de nummers van de bijlagen.

  • 2 als bijlagen worden afschriften van de in het eerste lid bedoelde stukken bij het voorstel van vernieuwing gevoegd.

Afdeling 4. Metingen

Artikel 99

  • 1 Bij de metingen, bedoeld in artikel 79 van de wet, houdt de met de meting belaste ambtenaar rekening met de in de Handleiding voor de technische werkzaamheden van het Kadaster voorkomende onder scheiding in gebieden waarin voor de metingen een ongelijke graad van nauwkeurigheid moet worden toegepast.

  • 2 De meting in eenzelfde gebeid geschiedt voor perceelgrenzen, cultuurscheidingen en omtrekken van opstallen met onderling dezelfde graad van nauwkeurigheid.

Artikel 100

  • 1 De metingen worden gecontroleerd en op een zodanige wijze ingericht, dat mogelijk wordt:

    • a. een goede kartering van de nieuwe grenzen in de bestaande kadastrale kaart;

    • b. latere uitzetting van die grenzen op het terrein, en wel op zo eenvoudig mogelijke wijze;

    • c. dat er in de meting een waarborging is voor nabijheidsrelaties met bestaande grenzen en topografie.

  • 2 Om te voldoen aan de eis gesteld in het eerste lid, onder b, wordt zonodig van de meetkundige grondslag gebruik gemaakt en worden nieuwe grenzen en verlengden van nieuwe grenzen, alsmede gebezigde oude en nieuwe meetlijnen aangemeten aan gebouwen en andere vaste terreinvoorwerpen. De meetlijnen worden zo nodig verzekerd om bij latere metingen te kunnen worden gebruikt.

  • 3 Om te voldoen aan de eis gesteld in het eerste lid, onder c, worden bij een meting oude grenzen in het algemeen niet aan een grensonderzoek onderworpen. Ook wordt de meting niet te veruitgebreid, uitsluitend met het doel om te komen tot een nauwkeurige groottebepaling van de te vormen percelen.

Artikel 101

Met het oog op de in artikel 100 gestelde eisen worden bij de meting behalve rechtsgrenzen zonodig ook afpalingstekens en scheidsmuren gemeten en op de relazen van bevindingen vermeld.

Artikel 102

  • 1 Een bestaande meetkundige grondslag kan, indien dit noodzakelijk is, worden verdicht.

  • 2 Bij de verdichting wordt er voor gezorgd dat de relatieve nauwkeurigheid van het stelsel gehandhaafd blijft op de wijze als aangegeven in de Handleiding voor de technische werkzaamheden van het Kadaster.

  • 3 De verzekering van de meetkundige grondslag geschiedt overeenkomstig de daartoe gegeven handleiding.

Artikel 103

Bij de meting van rechtsgrenzen, van cultuurscheidingen die geen rechtsgrens zijn maar bij de toepassing van de meting perceelgrens zullen worden, en van de ligging van hoofdgebouwen zorgt mede met de meting belaste ambtenaar voor een behoorlijke controle. Deze moet blijken uit de constructie van de meting. Als controlemogelijkheden komen ook in aanmerking:

  • a. meting van zogenoemde eigen maten;

  • b. hoekmetingen en

  • c. dubbele meting van afstanden.

Artikel 104

  • 1 Perceelsvorming kan met toestemming van alle belanghebbenden ook zonder onderzoek ter plaatse en zonder meting geschieden, indien over zodanige gegevens wordt beschikt dat omtrent de ligging van de grenzen en de rechtstoestand geen twijfel bestaat.

  • 2 Het afbeelden van opstallen op een kadastrale kaart of wijziging van die afbeelding kan ook zonder onderzoek ter plaatse en zonder meting geschieden, indien over zodanige meetgegevens van derde of andere gegevens wordt beschikt dat geen twijfel bestaat omtrent de af te beelden begrenzingen van de opstallen.

Artikel 106

Ingeval bij een meting op het terrein verandering wordt geconstateerd in een vroeger in kaart gebrachte cultuurgrens die wel perceelgrens doch geen rechtsgrens is, gaat de met de meting belaste ambtenaar na of deze cultuurgrens noodzakelijk als perceelgrens moet blijven bestaan. is dit niet het geval, dan laat hij de cultuurgrens geheel of gedeeltelijk op de kaart vervallen.

Artikel 107

  • 1 Bij landerijen behorende wegen en voetpaden die niet door sloten zijn begrensd en alleen dienen tot uit- of overweg, of tot bewerking van die landerijen, worden in het algemeen niet gemeten.

  • 2 Greppels, geen rechtsgrenzen zijnde en uitsluitend dienende tot afwatering of besproeiing, worden niet gemeten.

  • 3 Kunstwerken als sluizen, bruggen, kribben en masten van hoogspanningslijnen worden overgenomen van de grootschalige basiskaart van Nederland.

Artikel 108

Andere dan de in artikel 56d, derde lid, van de wet bedoelde metingen kunnen door anderen dan ambtenaren van de Dienst worden verricht, mits deze metingen afhankelijk zijn van de goedkeuring door de Dienst.

Afdeling 5. Vorm van mededelingen, kennisgevingen, relazen van bevindingen, voorstellen van vernieuwing en te geven beslissingen op bezwaarschriften

Artikel 109

  • 1 De kennisgevingen van het resultaat van de bijhouding, bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de wet, voor zover het een gehandhaafd perceel betreft, hebben de vorm van de modellen die als bijlagen 12 en 12a bij deze regeling zijn gevoegd.

  • 2 De kennisgevingen van het resultaat van de bijhouding, bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de wet, voor zover het de splitsing, ondersplitsing, wijziging van de splitsing, of opheY ng van de splitsing dan wel ondersplitsing ter zake van appartementsrechten betreft, hebben de vorm van de modellen die als bijlagen 13 en 13a bij deze regeling zijn gevoegd.

Artikel 110

Het relaas van bevindingen heeft de vorm van het model dat als bijlage 19 bij deze regeling is gevoegd.

Artikel 111

  • 1 De beslissing van de ambtenaar op een bezwaarschrift waarbij bezwaar is gemaakt tegen de beslissing, bedoeld in artikel 59, derde lid, van de wet, alsmede beslissingen van de ambtenaar op bezwaarschriften als bedoeld in artikel 56c, eerste lid, van de wet tegen beschikkingen inzake de bijwerking, worden als volgt ingedeeld:

    • a. aanhef;

    • b. beslissing omtrent de ontvankelijkheid;

    • c. nauwkeurige en objectieve weergave van alle bekende relevante feiten en omstandigheden;

    • d. ingeval ingevolge artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht van het horen van belanghebbenden is afgezien, op welke grond dat is geschied;

    • e. deugdelijke motivering waarbij wordt vermeld de overwegingen en redenen, de daaruit getrokken conclusies die aan de beslissing ten grondslag liggen;

    • f. beslissing.

  • 2 De beslissing van de ambtenaar als bedoeld in het eerste lid wordt aan de belanghebbenden per brief bekendgemaakt.

Artikel 112

  • 1 De beslissing, bedoeld in artikel 66, eerste lid, van de wet wordt, ingeval het verzoek wordt afgewezen, als volgt ingedeeld:

    • a. aanhef;

    • b. beslissing omtrent de ontvankelijkheid;

    • c. deugdelijke motivering waarbij worden vermeld de overwegingen en redenen, alsmede de daaruit getrokken conclusies die aan de beslissing ten grondslag liggen;

    • d. beslissing.

  • 2 De brief waarbij de in het eerste lid bedoelde beslissing aan de belanghebbenden wordt bekendgemaakt, heeft de vorm van het model dat als bijlage 21 bij deze regeling is gevoegd.

  • 3 Van toewijzing van het verzoek wordt mededeling gedaan bij de in artikel 86 bedoelde brief.

Artikel 114

  • 2 De brief waarbij de in het eerste lid bedoelde beslissing aan de belanghebbenden wordt bekendgemaakt, heeft de vorm van het model dat als bijlage 23 bij deze regeling is gevoegd.

Artikel 115

Artikel 111 is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing op de in artikel 76, zesde lid, van de wet bedoelde beslissing van de ambtenaar op bezwaarschriften tegen voorstellen van vernieuwing alsmede op de brief waarbij die beslissing aan belanghebbenden wordt bekendgemaakt.

Titel 2. Bijhouding van het net van coördinaatpunten

Artikel 116

De bijhouding van het net van coördinaatpunten, bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de wet, vindt plaats door het periodiek verrichten van werkzaamheden ter controle en ter instandhouding van dit net van coördinaatpunten.

Hoofdstuk 5. Verstrekking van inlichtingen

Titel 1. Verstrekking van inlichitngen uit de openbare registers voor onroerende zaken

Afdeling 1. Afschriften

Artikel 119

  • 1 Afschriften als bedoeld in artikel 99 van de wet worden verstrekt in de vorm van mechanische reproducties van het gehele stuk of een deel daarvan. Ingeval een deel wordt verstrekt wordt dat feit op het uittreksel vermeld.

  • 2 Op een afschrift of uittreksel van een vóór 1 april 1950 in de openbare registers opgenomen stuk wordt melding gemaakt van het kantoor en het deel en nummer van inschrijving.

Afdeling 2. Getuigschriften

Artikel 126

De vorm van de in artikel 99, eerste lid, van de wet bedoelde getuigschriften wordt vastgesteld overeenkomstig:

  • a. voorzover betreffend het resultaat van onderzoek naar erfdienstbaarheden: het model dat als bijlage 25 bij deze regeling is gevoegd;

  • b. voorzover betreffend het resultaat van onderzoek naar erfdienstbaarheden (negatieve mededeling): het model dat als bijlage 26 bij deze regeling is gevoegd;

  • c. voorzover betreffend het resultaat van onderzoek naar ingeschreven akten: het model dat als bijlage 27 bij deze regeling is gevoegd.

Artikel 128

Op afschriften als bedoeld in artikel 99 van de wet, die zijn gevoegd bij de in artikel 126 bedoelde getuigschriften, is artikel 119 van toepassing.

Afdeling 3. Vermelding van voorlopige aantekeningen; wijze van raadpleging

Artikel 129

Indien op een getuigschrift als bedoeld in artikel 126 percelen voorkomen ten aanzien waarvan sprake is van voorlopige aantekeningen die nog niet zijn doorgehaald, worden afschriften van de desbetreffende stukken toegevoegd. Artikel 119 is van toepassing op deze afschriften.

Artikel 130

De raadpleging van de openbare registers geschiedt door het verlenen van inzage aan het kantoor van de Dienst en digitale raadpleging.

Titel 2. Verstrekking van inlichtingen uit de kadastrale registratie, het kaartenbestand, de daaraan ten grondslag liggende bescheiden en het net van coördinaatpunten

Afdeling 1. Uittreksels uit de kadastrale registratie

Artikel 131

  • 1 Uit de kadastrale registratie worden de volgende uittreksels verstrekt:

    • a. het uittreksel van de kadastrale registratie inzake hypotheken en beslagen;

    • b. het uittreksel van de kadastrale registratie, met uitzondering van de gegevens inzake hypotheken en beslagen.

  • 2 De uittreksels bevatten een weergave van de in de kadastrale registratie opgenomen actuele gegevens.

  • 3 Een uittreksel inzake een niet-actuele toestand wordt zoveel mogelijk verstrekt in de vorm van een mechanische reproductie van het desbetreffende stuk.

Artikel 132

Een uittreksel als bedoeld in artikel 131, eerste lid, onder b, bevat tevens de gegevens betreffende de van kracht zijnde gemeentelijke beperkingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Wkpb.

Afdeling 2. Afschriften en uittreksels van de kadastrale kaarten

Artikel 135

Afschriften van de kadastrale kaart worden verstrekt in de vorm van een digitaal bestand en een plot.

Afdeling 3. Wijze van raadpleging van de kadastrale registratie en de door de Dienst gehouden kaarten

Artikel 136

De raadpleging van de kadastrale registratie en de kadastrale kaart geschiedt door het verlenen van inzage aan de kantoren van de Dienst die voor het publiek zijn opengesteld, via het in paragraaf 3.6 van de technische handleiding genoemde internetadres of door middel van een permanente aansluiting op de geautomatiseerde kadastrale registratie en door het verstrekken van inlichtingen, door middel van de telefoon of telefax.

Artikel 136a

Bij het verlenen van inzage van de kadastrale registratie verleent de Dienst steeds tevens gelijktijdig en in samenhang inzage van de gegevens betreffende van kracht zijnde gemeentelijke publiekrechtelijke beperkingen, bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Wkpb.

Afdeling 4. Inlichtingen uit bescheiden die ten grondslag liggen aan door de Dienst gehouden kaarten

Artikel 137

  • 1 Afschriften of uittreksels van bescheiden die ten grondslag liggen aan door de Dienst gehouden kaarten, worden verstrekt in de vorm van mechanische reprodukties van die bescheiden of aangegeven gedeelten daarvan.

  • 2 Op de afschriften en uittreksels wordt het volgende gesteld:

    • a. Uittreksel uit ... (dan wel: Afschrift van ...), onder invulling van de desbetreffende gegevens.

    • b. Het desbetreffende kantoor van de Dienst, de datum van verstrekking, het nummer waaronder het verzoek is geregistreerd, en het verschuldigde kadastraal recht.

    • c. De ondertekende verklaring:

      Voor eensluidend uittreksel (dan wel afschrift),

      De directeur,.

  • 3 Afschriften en uittreksels als bedoeld in het eerste lid, worden in zwart en wit vervaardigd, doch op verzoek worden gegevens die op het origineel anders dan in zwart en wit zijn vermeld, in de desbetreffende kleuren op het afschrift of uittreksel overgenomen.

Artikel 138

De raadpleging van de bescheiden die ten grondslag liggen aan door de Dienst gehouden kaarten, geschiedt door het verlenen van inzage aan het kantoor van de Dienst, en het verstrekken van inlichtingen, zowel mondeling als door middel van telefoon, telefax en soortgelijke apparatuur.

Artikel 139

  • 1 Indien de in de artikelen 137 en 138 bedoelde bescheiden gegevens betreffen die gereed en volledig zijn, geschiedt het verstrekken van inlichtingen ook wanneer de desbetreffende kaarten ten aanzien van die gegevens nog niet zijn bijgewerkt.

  • 2 Indien een stuk behalve gegevens die gereed en volledig zijn ook gegevens bevat die dat nog niet zijn, vindt het verstrekken van de inlichtingen uit dat stuk slechts plaats ten aanzien van gegevens die gereed en volledig zijn.

  • 3 Namen van personen die verantwoordelijk zijn voor de inhoud van de in de artikelen 137 en 138 bedoelde bescheiden, worden indien zulks wenselijk is, onleesbaar gemaakt.

Artikel 140

  • 1 Relazen van bevindingen zijn, voor zover de bijwerking van de kaarten nog niet heeft plaatsgevonden, openbaar vanaf de volgende tijdstippen:

    • a. voor wat betreft gegevens die aanleiding geven tot inschrijving van een stuk tot verbetering: zodra om dit stuk is verzocht;

    • b. voor wat betreft de gegevens omtrent personen die de grenzen hebben aangewezen: zodra het relaas van bevindingen is ondertekend;

    • c. voor wat betreft andere gegevens: zodra de hulpkaart is opgemaakt.

  • 2 In geval van verstrekking van een afschrift van relazen van bevindingen wordt daarbij op verzoek een mondelinge of schriftelijke toelichting van algemene aard verstrekt.

Afdeling 5. Inlichtingen omtrent het net van coördinaatpunten

Artikel 141

Het verstrekken van inlichtingen, bedoeld in artikel 102, vierde lid, van de wet geschiedt door het in elektronische vorm verstrekken van een afschrift van de in artikel 35 bedoelde overzichtskaarten, alsmede door het in schriftelijke dan wel elektronische vorm verstrekken van een afschrift van de in artikel 35 bedoelde coördinaatlijsten.

Afdeling 6. Overige bepalingen

Artikel 142

Met de verstrekking van de in artikel 106, tweede en derde lid, van de wet bedoelde inlichtingen zijn belast:

  • a. voor zover het betreft de kadastrale kaarten: de bewaarder van het kantoor van de Dienst waar de kaarten worden gehouden, alsmede de directeur van het kadaster en de openbare registers van dat kantoor;

  • b. voor zover het betreft het net van coördinaatpunten, bedoeld in artikel 52 van de wet: het hoofd van het bureau Rijksdriehoeksmeting, welk bureau onderdeel is van de eenheid Vastgoedinformatie en Geodesie van de concernstaf van de Dienst.

Artikel 142a

  • 1 De bewaarder waarmerkt afschriften en uittreksels in papieren vorm als bedoeld in de artikelen 99 tot en met 102 van de wet door in het afschrift of het uittreksel de volgende door hem te ondertekenen verklaring op te nemen: ‘Voor eensluidend afschrift’ of ‘Voor eensluidend uittreksel’, onder vermelding van zijn naam, voorletters en functie.

  • 2 De bewaarder waarmerkt getuigschriften in papieren vorm als bedoeld in artikel 99 van de wet door het getuigschrift te ondertekenen, onder vermelding van zijn naam, voorletters en functie.

  • 3 De bewaarder waarmerkt afschriften, uittreksels en getuigschriften in elektronische vorm door hieraan een afzonderlijk elektronisch bestand toe te voegen, waarin hij verklaart dat de gegevens overeenstemmen met de bij de Dienst berustende gegevens. Het bestand wordt voorzien van de elektronische handtekening van de bewaarder en bevat voorts de volgende gegevens:

    • a. de naam van het kantoor van de Dienst,

    • b. de datum van afgifte, en

    • c. de naam van de bewaarder die het document elektronisch heeft gewaarmerkt.

Hoofdstuk 6. Overige en slotbepalingen

Artikel 143

Ten aanzien van de wijze waarop wijzigingen, bedoeld in artikel 111, eerste lid, van de wet, in de kadastrale registratie en op de kadastrale kaarten worden weergegeven, zijn de artikelen 38, 44, 54, 55 en 74 tot en met 80 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 144

  • 1 In geval van splitsing van een kadastrale gemeente wordt bij overgang van gehele secties de indeling in secties zoveel mogelijk behouden. In geval van invoering van een nieuwe sectie blijven de bestaande perceelnummers zo veel mogelijk behouden.

  • 2 Een exemplaar van de wet, algemene maatregel van bestuur of besluit van provinciale staten die heeft geleid tot de gewijzigde indeling in kadastrale gemeenten, wordt gehecht aan elk van de processen-verbaal van grensbepaling van de desbetreffende kadastrale gemeenten.

Artikel 145

Artikel 146

  • 1 De kennisgeving van het herstel van een kennelijke misslag betreffende de wijziging van de tenaamstelling of de vaststelling van een perceelsgrootte begaan bij de bijwerking van de kadastrale registratie, bedoeld in artikel 112, derde lid, juncto artikel 58, eerste lid, van de wet, heeft de vorm van het model dat als bijlage 33 bij deze regeling is gevoegd.

  • 2 Op de vorm van de beslissing waarbij een verzoek tot herstel van een kennelijke misslag, bedoeld in het eerste lid, wordt afgewezen, is artikel 112, eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

  • 3 De brief waarbij de in het tweede lid bedoelde beslissing aan de belanghebbenden wordt bekendgemaakt, heeft de vorm van het model dat als bijlage 34 bij deze regeling is gevoegd.

Artikel 147

  • 1 De vergissingen, verzuimen of andere onregelmatigheden, bedoeld in artikel 116, eerste lid, van de wet, worden op de dag dat zulks blijkt, onverwijld hersteld. Op het desbetreffende stuk wordt een door de bewaarder gedagtekende en ondertekende aantekening gesteld, inhoudende een korte vermelding van de inhoud der onregelmatigheid en het tijstip der herstelling.

  • 2 Indien het te verbeteren stuk inmiddels is vervangen door een mechanische reproduktie daarvan, wordt de in het eerste lid bedoelde aantekening gesteld op de wijze, bepaald in artikel 9.

  • 3 Indien zulks naar het oordeel van de bewaarder wenselijk is, worden de aanbieder van het desbetreffende stuk en eventueel andere hem bekende belanghebbenden per brief in kennis gesteld van de onregelmatigheid, de verbetering daarvan en het tijdstip van verbetering.

Artikel 148

De kennelijke misslagen, begaan bij de bijwerking van de kadastrale registratie, bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de wet, worden op de dag dat zulks blijkt, onverwijld hersteld. Bij de herstelde gegevens wordt een aantekening gesteld, inhoudende een korte vermelding van de inhoud van de misslag en het tijdstip der herstelling.

Artikel 149

  • 1 De kennelijke misslagen begaan bij de bijwerking van door de Dienst gehouden kaarten en daaraan ten grondslag liggende bescheiden, bedoeld in artikel 116, tweede lid, van de wet, worden op de dag dat zulks blijkt onverwijld hersteld met inachtneming van het tweede tot en met vijfde lid.

  • 2 Ingeval bij het vervaardigen van relazen van bevindingen een vroeger begane misslag wordt verbeterd, wordt op het desbetreffende relaas verwezen naar het stuk waarbij die misslag was ontstaan. Op het verbeterde stuk wordt naar het desbetreffende relaas verwezen.

  • 3 Een misslag of aanmerkelijke onnauwkeurigheid in de grootte van een perceel, alsmede het herstel daarvan wordt aangetekend op het formulier inzake de berekening van de grootten van percelen, alsmede in de metingstaat.

  • 4 Op de hulpkaart wordt bij herstelde lijnen of lijnstukken het woord redres geschreven. In het geval dat een perceelnummer ten gevolge van een misslag ten onrechte is ontstaan en derhalve van de kadastrale kaart moet worden verwijderd, wordt op de desbetreffende hulpkaart verwezen naar de nieuwe hulpkaart.

  • 5 Indien het herstel van een misslag leidt tot wijziging van de kadastrale registratie, wordt een metingstaat opgemaakt waarin de misslag en het herstel zijn vermeld.

Artikel 150

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag waarop de Organisatiewet Kadaster in werking treedt.

  • 2 Deze regeling wordt aangehaald als:

    Kadasterregeling 1994.

    Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlagen. De bijlagen 1 tot en met 3 en 191 worden ter inzage gelegd. Van deze terinzagelegging zal mededeling worden gedaan in de Staatscourant.

Apeldoorn, 14 april 1994

Raad van Bestuur;

J.W.J. Besemer.

Bijlage 1

[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]

Bijlage 2

[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]

Bijlage 2a

[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]

Bijlage 2b

[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]

Bijlage 3

[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]

Bijlage 4

[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]

Bijlage 4a

[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]

Bijlage 4b

[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]

Bijlage 5

[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]

Bijlage 6

[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]

Bijlage 6a

[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]

Bijlage 6b

[Red: Ligt ter inzage bij alle Kadasterkantoren en is gepubliceerd op www.kadaster.nl/zakelijk.]

Bijlage 6d. als bedoeld in artikel 45, tweede lid, onder b, van de Kadasterregeling 1994

Lijst aanduiding publiekrechtelijke beperkingen

Publiekrechtelijke beperkingen ingevolge:

Korte aanduiding publiekrechtelijke beperking

Belemmeringenwet Landsverdediging

Besluit op basis van Belemmeringenwet Landsverdediging

Belemmeringenwet Privaatrecht

Besluit op basis van Belemmeringenwet Privaatrecht

Boswet

Kapverbod op basis van Boswet

Flora- en faunawet

Beschermde leefomgeving Flora- en faunawet

Grondwaterwet

Gedoogplicht op basis van Grondwaterwet

Luchtvaartwet

Verbod op basis van Luchtvaartwet

Monumentenwet 1988

Besluit op basis van Monumentenwet 1988

Natuurbeschermingswet 1998

Besluit op basis van Natuurbeschermingswet 1988

Ontgrondingenwet

Gedoogplicht Ontgrondingenwet

Provinciale verordening inzake monumenten

Provinciaal monument

Waterstaatswet 1900

Besluit of bevel op basis van Waterstaatswet 1900

Wet agrarisch grondverkeer

Besluit op basis van Wet agrarisch grondverkeer

Wet bodembescherming

Kennisgeving, vordering, bevel of beschikking, Wet bodembescherming

Bijlage 19

[Red: Ligt ter inzage op elk van de kantoren van de directies van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers in de regio’s.]

Bijlage 21. als bedoeld in artikel 112, tweede lid

Kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers te ......

Aan .......

Datum:

Beslissing op het verzoek

Naar aanleiding van uw verzoek van ...... om een onderzoek in te stellen naar het zich voorgedaan hebben van een feit als bedoeld in artikel 29(35) van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, deel ik u mede dat ik uw verzoek heb afgewezen. Een afschrift van deze beslissing treft u hierbij aan.

Indien u het met deze beslissing niet eens bent, kunt u op grond van artikel 56b, eerste lid, van de Kadasterwet bij mij een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. Dit moet u doen binnen zes weken na de dag van verzending van deze brief.

De directeur.

Bijlage 22. als bedoeld in artikel 113

Kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers te .......

Aan: ......

Datum:

Mededeling inzake niet-bijhouding van de kadastrale registratie en de kadastrale kaarten

Onder verwijzing naar het op ....... gehouden onderzoek ter plaatse naar het zich voorgedaan hebben van een feit als bedoeld in artikel 29(35) van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, deel ik u mede dat het onderzoek geen aanleiding heeft gegeven tot bijhouding.

Indien u het met deze beslissing niet eens bent, kunt u op grond van artikel 56b, eerste lid, van de Kadasterwet bij mij een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. Dit moet u doen binnen zes weken na de dag van verzending van deze brief.

De directeur.

Bijlage 23. als bedoeld in artikel 114, tweede lid

Kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers te .......

Aan: ......

Datum:

Afwijzing verzoek

Naar aanleiding van uw verzoek van ....... tot splitsing/samenvoeging van het perceel/de percelen kadastraal bekend gemeente ...... sectie ...... nr(s) ....... deel ik u mede dat ik uw verzoek heb afgewezen. Een afschrift van deze beslissing treft u hierbij aan.

Indien u het met deze beslissing niet eens bent, kunt u op grond van artikel 56b, eerste lid, van de Kadasterwet bij mij een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. Dit moet u doen binnen zes weken na de dag van verzending van deze brief.

De directeur.

Bijlage 24. als bedoeld in artikel 114, derde lid

Kantoor van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers te .......

Aan: ......

Datum:

Bekendmaking van voorstellen van vernieuwing

Hierbij deel ik u mede dat het door het Kadster uitgevoerde onderzoek van vernieuwing heeft geleid tot vernieuwing van de kadastrale registratie en kaarten

Bijgaand doe ik u toekomen het voorstel/de voorstellen van vernieuwing betreffende het perceel/de percelen waarbij u belanghebbende bent. Dit voorstel/Deze voorstellen ligt/liggen voorts ook voor een ieder ter inzage op mijn kantoor (kamer ...), en wel tot en met ...

In het voorstel/de voorstellen zijn onder meer vermeld de gegevens omtrent de rechten, de rechthebbenden, de grootte en de kadstrale aanduiding betreffende het perceel/de percelen.

Indien u het met de inhoude van het voorstel/de voorstellen van vernieuwing niet eens bent, kunt u op grond van artikel 56b, eerste lid, van de Kadasterwet bij mij een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. Dit moet u doen binnen zes weken na de dag van de verzending van deze brief.

De directeur.

  1. De bijlagen 1, 2, 3 en 19 liggen met ingang van 1 mei 1994 ter inzage op de afdeling Bewaring, Juridische Zaken en Vastgoedinformatie van alle kantoren van het Kadaster, met uitzondering van het kantoor te Apeldoorn. ^ [1]