Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Terugwerkende kracht
Stb. 2016, 252, datum inwerkingtreding 05-07-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 17-07-2010.
1
Het tweede lid komt te luiden:
2 In het derde en vierde lid wordt «voor de duur van tien jaar» vervangen door: tot
25 oktober 2022.
Ten behoeve van het bouwen van een eco iglo in de gemeente Leeuwarden kan voor de
duur van tien jaar worden afgeweken van de artikelen 2.129, 2.130, 3.22, 3.23, 3.41, eerste lid, 6.11, eerste lid, 6.13, 6.14 en 5.2, eerste en tweede lid, van het Bouwbesluit 2012.
-
1 Ten behoeve van het bouwen van woningen in het Ecodorp in de gemeente Boekel, zoals
aangegeven op de kaart in bijlage no. 50, kan voor de duur van tien jaar worden afgeweken van de artikelen 2.33, eerste lid, 3.74, 3.75, eerste, tweede en derde lid, 4.3, en 4.22, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
In het plangebied Spoorzone in de gemeente Eindhoven en het project Dijckerwaal in
de gemeente Westland is op de aanvraag om een omgevingsvergunning waarbij ten behoeve
van het bevorderen van duurzame en innovatieve toepassingen voor een activiteit voor
een bepaalde termijn toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 3.10, eerste lid, onderdeel a, van die wet niet van toepassing.
Terugwerkende kracht
Stb. 2016, 252, datum inwerkingtreding 05-07-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 17-07-2010.
1 Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2 Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Ten behoeve van:
-
a. Stationsgebied Utrecht zoals aangegeven op de kaart in bijlage 7,
-
b. Gebiedsgericht grondwaterbeheer Tilburg zoals aangegeven op de kaart in bijlage 23,
-
c. het plangebied Spoorzone in de gemeente Eindhoven zoals aangegeven op de kaart in
bijlage 14,
-
d. de uitvoering van de «Visie op de ondergrond» van de gemeente Zwolle zoals aangegeven
op de kaart in bijlage 15,
kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van gebiedsgericht bodembeheer of grondwaterbeheer
voor de duur van ten hoogste vijftien jaar besluiten tot afwijking van de artikelen:
-
1°.
1 van de Wet bodembescherming,
-
2°.
13 en 27 van de Wet bodembescherming voor zover de bodem is of wordt verontreinigd of aangetast door één of meerdere bemalingen
die ten behoeve van bouw-, sloop- of onderzoekswerkzaamheden worden uitgevoerd of
die het gevolg zijn van de onttrekking of infiltratie van grondwater door één of meerdere
warmte koude opslagsystemen,
-
3°.
28, 29, 37, 38, 39, tweede lid, 39b, 40, 42 en 88 van de Wet bodembescherming,
voor zover die afwijking geen gevaar voor de gezondheid van mens of dier oplevert.
Artikel 20.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer is niet van toepassing op de besluiten met betrekking tot de bodem ten aanzien van
deze gebieden.
Terugwerkende kracht
Stb. 2016, 252, datum inwerkingtreding 05-07-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 13-04-2011.
Na «kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van gebiedsgericht bodembeheer of
grondwaterbeheer» wordt ingevoegd: vóór 6 maart 2018.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Voor woningen die worden gebouwd in het project De Mars in Zutphen geldt, in afwijking
van tabel 5.1 bij artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012, als grenswaarde voor de energieprestatiecoëfficiënt, 75 procent van de op grond
van die tabel geldende grenswaarde.
Terugwerkende kracht
Stb. 2016, 252, datum inwerkingtreding 05-07-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 13-04-2011.
Na «Voor woningen die» wordt ingevoegd: vóór 1 januari 2021.
-
4 In afwijking van artikel 5.3, vierde lid, van het Bouwbesluit 2012 geldt voor ramen, deuren, kozijnen en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen
als bedoeld in dat lid een warmtecoëfficiënt van ten hoogste 2,0 W/m2 • K, voor zover die waarde lager is dan de waarde genoemd in dat lid. Voor vensterglas
geldt een U-waarde van ten hoogste 0,9.
De artikelen 5.2, 6.10, eerste lid, 6.11 tot en met 6.14 en 6.16 van het Bouwbesluit 2012 gelden:
-
a. tot 25 juli 2017 niet voor de bouw van een drijvende autarkische recreatiebungalow
naast de camping «De Kleine Wielen», De Groene Ster 14 te Leeuwarden;
-
b. voor de duur van tien jaar niet voor de bouw van een drijvende autarkische trekkershut
of een drijvend autarkisch theehuis op door de raad van de gemeente Zwolle aan te
wijzen locaties.
In de gemeenten Almere, Castricum en Den Haag zijn tot 25 oktober 2017 voor te bouwen
grondgebonden woonfuncties in particulier opdrachtgeverschap als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening de artikelen 2.129, 2.130, 3.20, 3.21, 3.23, 3.28, 3.29, 3.30, 3.31, 3.32, 3.33, 3.34, 3.41, 3.42, 3.43, 3.62, 3.63, 3.68, 3.69, 3.70, 3.74, 3.75, 4.8, 4.9, 4.10, 4.11, 4.17, 4.18, 4.19, 4.21, 4.22, 4.23, 4.24, 4.25, 4.26, 4.27, 4.28, 4.37, 4.38, 4.39, 6.7, 6.8, 6.9, 6.10, 6.11, 6.12, 6.13, 6.14, 6.15, 6.16, 6.17 en 6.18 van het Bouwbesluit 2012 niet van toepassing.
-
1 Dit artikel is voor de duur van tien jaar van toepassing op de op het Bedrijventerrein
Newtonpark IV in de gemeente Leeuwarden gelegen experimenteerinrichting, gesitueerd
op het perceel met de kavelaanduidingen 11, 12 en 13 binnen de percelen, kadastraal
bekend: Leeuwarden HzmE 2008, Leeuwarden HzmE 1714 en Leeuwarden HzmE 1692.
-
1 Dit artikel is tot 6 maart 2018 van toepassing in de gemeenten Almere, Delft, Eindhoven,
Haarlem, Haarlemmermeer, Hoogeveen, Schijndel en Zoetermeer.
-
2
Artikel 2.10, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is niet van toepassing, indien een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit
als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van die wet betrekking heeft op:
-
a. een op de grond staand bijbehorend bouwwerk als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, mits niet hoger dan 5 meter;
-
b. een dakkapel;
-
c. een dakraam, daklicht, lichtstraat of soortgelijke daglichtvoorziening in een dak;
-
d. een collector voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking;
-
e. een kozijn, kozijninvulling of gevelpaneel;
-
f. een zonwering, rolhek, luik of rolluik aan of in een gebouw;
-
g. tuinmeubilair;
-
h. een sport- of speeltoestel voor uitsluitend particulier gebruik, mits uitsluitend
functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens;
-
i. een erf- of perceelafscheiding;
-
j. een vlaggenmast.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
In afwijking van artikel 3.5, eerste volzin, van de Wet ruimtelijke ordening kunnen binnen de provincie Flevoland bij een bestemmingsplan gebieden worden aangewezen
waarbinnen de daar aanwezige windturbines, die economisch of technisch zijn afgeschreven,
dienen te worden gemoderniseerd of vervangen door windturbines met meer bouwmassa.
Terugwerkende kracht
Stb. 2016, 252, datum inwerkingtreding 05-07-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 15-05-2014.
Na «kunnen binnen de provincie Flevoland» wordt ingevoegd: vóór 15 mei 2019.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
-
2 Dit artikel is van toepassing op de gemeenten Delft, Den Haag, Eindhoven, Rotterdam
en Sint Anthonis.
Terugwerkende kracht
Stb. 2016, 252, datum inwerkingtreding 05-07-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 20-09-2014.
2 Dit artikel is tot 20 september 2019 van toepassing op de gemeenten Delft, Den Haag,
Eindhoven, Rotterdam en Sint Anthonis.
-
1 In de jaarlijkse voortgangsrapportage over de uitvoering van de wet geeft Onze Minister,
indien daartoe aanleiding bestaat, aan in hoeverre afwijkingen bij wege van experiment
van het bepaalde bij of krachtens de betrokken in artikel 2.4, eerste lid, van de wet genoemde wetten aan haar doel beantwoorden en of de overeenkomstig artikel 2.4, derde
lid, van de wet vastgestelde ten hoogste toegestane tijdsduur van die afwijkingen
aanpassing behoeft.
-
2 Voor de in het experiment betrokken bestemmingsplannen geldt dat indien daarin onbenutte
bouw- of gebruiksmogelijkheden worden wegbestemd, de planschade in ieder geval als
voorzienbaar in de zin van artikel 6.3, aanhef en onder a, wordt aangemerkt, indien:
-
a. deze herziening ten minste drie jaar voor de vaststelling van het bestemmingsplan
is aangekondigd;
-
b. van de voorgenomen herziening kennis is gegeven aan de eigenaren in het gebied, en
c. gedurende deze termijn de mogelijkheid bestond de bouw- of gebruiksmogelijkheden
te realiseren.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
In afwijking van artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening geldt voor de volgende bestemmingsplannen dat de bestemming van gronden, met inbegrip
van de met het oog daarop gestelde regels, binnen een periode van twintig jaar opnieuw
wordt vastgesteld:
-
a. bestemmingsplan bedrijventerrein Heesch-West, gemeenten Bernheze en ’s-Hertogenbosch,
zoals aangegeven op de kaart in bijlage 46;
-
b. bestemmingsplan Valkenburg, gemeente Katwijk, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 35.
Terugwerkende kracht
Stb. 2016, 252, datum inwerkingtreding 05-07-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 06-07-2013.
Na «geldt voor de volgende bestemmingsplannen» wordt ingevoegd: , voor zover deze
worden vastgesteld vóór 20 september 2019,.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
-
1 In aanvulling op artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening kunnen in het bestemmingsplan ook regels worden gesteld, die strekken ten behoeve
van het:
-
a. bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een
goede omgevingskwaliteit, en
-
b. doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling
van maatschappelijke functies.
-
2 In afwijking van artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening wordt de bestemming van gronden, met inbegrip van de met het oog daarop gestelde
regels, binnen een periode van twintig jaar opnieuw vastgesteld. Artikel 3.1, derde
tot en met vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening is niet van toepassing.
-
7 Als de regels, bedoeld in het zesde lid, betrekking hebben op het uiterlijk van bouwwerken
en bij de toepassing een interpretatie behoeven, stelt de raad de criteria vast die
worden toegepast bij de beoordeling van het uiterlijk van een bouwwerk waarop de aanvraag
om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit betrekking heeft. Deze criteria
zijn zoveel mogelijk toegesneden op de onderscheiden bouwwerken. In afwijking van
artikel 12b van de Woningwet wordt het advies van de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester slechts op
die criteria gebaseerd.
-
8 Voor de in het experiment betrokken bestemmingsplannen geldt dat indien daarin onbenutte
bouw- of gebruiksmogelijkheden worden wegbestemd, de planschade in ieder geval als
voorzienbaar in de zin van artikel 6.3, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening wordt aangemerkt, indien:
-
a. deze herziening ten minste drie jaar voor de vaststelling van het bestemmingsplan
is aangekondigd;
-
b. van de voorgenomen herziening kennis is gegeven aan de eigenaren in het gebied, en
-
c. gedurende deze termijn de mogelijkheid bestond de bouw- of gebruiksmogelijkheden te
realiseren.
Terugwerkende kracht
Stb. 2016, 252, datum inwerkingtreding 05-07-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 15-05-2014.
Na het dertiende lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
14 Van de in dit artikel bedoelde bevoegdheid tot het vaststellen van bestemmingsplannen
met verbrede reikwijdte kan gebruik worden gemaakt:
-
a. voor de in de onderdelen a tot en met h van het dertiende lid genoemde plangebieden:
tot 15 mei 2019;
-
b. voor het in onderdeel i van het dertiende lid genoemde plangebied: tot 20 september
2019;
-
c. voor het in onderdeel j van het dertiende lid genoemde plangebied: tot 18 maart 2020;
-
d. voor de in de onderdelen k tot en met s van het dertiende lid genoemde plangebieden:
tot 9 september 2020.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Bij het vaststellen van de bestemmingsplannen voor Binckhorst respectievelijk voor
het Hembrugterrein, genoemd in artikel 7c, twaalfde lid, onderdeel e, respectievelijk onderdeel h, kan de raad van de gemeente Den Haag respectievelijk van de gemeente Zaanstad besluiten
tot afwijking gedurende een periode van maximaal tien jaar van:
-
a.
artikel 45, eerste lid, van de Wet geluidhinder, met dien verstande dat de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, bedoeld
in artikel 44 van die wet, voor woningen in stedelijk gebied niet hoger mag worden vastgesteld dan 65 dB(A);
-
b.
artikel 83, eerste lid, van de Wet geluidhinder met dien verstande dat:
-
1°. niet afgeweken kan worden van de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidbelasting
voor woningen, die gelegen zijn in zones langs wegen waarvoor geluidproductieplafonds
als bedoeld in artikel 11.19 van de Wet milieubeheer gelden, en
-
2°. de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidbelasting, bedoeld in artikel 82, eerste lid, van die wet niet hoger mag worden vastgesteld dan 63 dB;
-
c.
artikel 3.2, eerste lid, onder b, van het Besluit geluidhinder, met dien verstande dat:
-
1°. niet afgeweken kan worden van de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidbelasting
voor andere geluidgevoelige objecten in zones langs wegen waarvoor geluidproductieplafonds
als bedoeld in artikel 11.19 van de Wet milieubeheer gelden en
-
2°. de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting niet hoger mag worden vastgesteld dan 68
dB.
Terugwerkende kracht
Stb. 2016, 252, datum inwerkingtreding 05-07-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 15-05-2014.
Een lid wordt toegevoegd, luidende:
3 Van de in dit artikel bedoelde afwijkingsbevoegdheid kan gebruik worden gemaakt:
-
a. voor de in het tweede lid, onderdelen a en b, genoemde plangebieden: tot 15 mei 2019;
-
b. voor het in het tweede lid, onderdeel c, genoemde plangebied: tot 9 september 2020.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Indien binnen de op de kaarten in bijlage 45A en B aangegeven gebieden Amstel III en Teleport in de gemeente Amsterdam bij een herziening
van een bestemmingsplan onbenutte bouwmogelijkheden worden wegbestemd, wordt de planschade
aangemerkt als voorzienbaar in de zin van artikel 6.3, aanhef en onder a, indien:
-
a. deze herziening ten minste drie jaar voor de vaststelling van het bestemmingsplan
is aangekondigd;
-
b. van de voorgenomen herziening kennis is gegeven aan de eigenaren in het gebied, en
-
c. gedurende deze termijn de mogelijkheid bestond de bouw- of gebruiksmogelijkheden te
realiseren.
Terugwerkende kracht
Stb. 2016, 252, datum inwerkingtreding 05-07-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 15-05-2014.
In de aanhef wordt na «in de zin van artikel 6.3, aanhef en onder a,» ingevoegd: van
de Wet ruimtelijke ordening.
In onderdeel a wordt na «voor de vaststelling van het bestemmingsplan» ingevoegd:
, doch uiterlijk vóór 15 mei 2019,.
Onverminderd artikel 7a geldt voor het bestemmingsplangebied voor het voormalige bedrijventerrein Cruquiusgebied
in de gemeente Amsterdam, bedoeld in artikel 7a, vijfde lid, onder a, dat gedurende
een periode van maximaal tien jaar:
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
-
3 Een bestemmingsplan voor een gedeelte van het grondgebied van een gemeente dat na
het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit onherroepelijk wordt, maakt vanaf
het tijdstip waarop dit bestemmingsplan onherroepelijk is geworden deel uit van het
bestemmingsplan voor het gehele grondgebied, bedoeld in het eerste lid.
-
4 Dit artikel is van toepassing op de gemeenten Breda, Bussum, Deventer, Meerssen, Oldenzaal,
Soest en Venlo.
Terugwerkende kracht
Stb. 2016, 252, datum inwerkingtreding 05-07-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 20-09-2014.
-
1. In het tweede lid wordt na «Artikel 7c is op» ingevoegd: een gehele of gedeeltelijke
herziening van.
-
2. Het vierde lid komt te luiden:
-
3. Na het vierde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Terugwerkende kracht
Stb. 2016, 252, datum inwerkingtreding 05-07-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 20-09-2014.
In het eerste lid wordt na «kan de gemeenteraad van de gemeente Meerssen» ingevoegd:
uiterlijk op 20 september 2019.
Terugwerkende kracht
Voor
dit
artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie
opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
Terugwerkende kracht
Stb. 2016, 252, datum inwerkingtreding 05-07-2016, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot 20-09-2014.
3 Dit artikel is van toepassing op het bestemmingsplangebied Galecopperzoom in de gemeente
Nieuwegein, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 48, voor zover het bestemmingsplan
voor dit gebied wordt vastgesteld vóór 20 september 2019.
-
2 In aanvulling op Bijlage II, hoofdstuk III, artikel 3, van het Besluit omgevingsrecht is binnen de aangewezen gebieden geen omgevingsvergunning vereist voor een activiteit,
die betrekking heeft op een collector voor warmteopwekking of een paneel voor elektriciteitsopwekking
op de grond of op een op de grond staand bouwwerk, mits het bouwwerk, waarop de collectoren
of panelen worden geplaatst, voldoet aan de volgende eisen:
-
1 In aanvulling op artikel 3.26 juncto artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening kunnen provinciale staten van Noord-Brabant in een inpassingsplan voor het plangebied
«Logistiek Park Moerdijk» in de gemeente Moerdijk, zoals aangegeven op de kaart in
bijlage no. 52, regels stellen die strekken ten behoeve van:
-
a. het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en
een goede omgevingskwaliteit, en
-
b. het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling
van maatschappelijke functies.
-
1 In aanvulling op artikel 4.1 juncto artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening kunnen provinciale staten van Noord-Brabant in de provinciale verordening ruimte
regels stellen omtrent de inhoud van bestemmingsplannen, die strekken ten behoeve
van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving,
een goede omgevingskwaliteit, mede met inachtneming van het belang om private inspanningen
gericht op een duurzame en zorgvuldige veehouderij te bevorderen.
-
3 Onverminderd het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij en paragraaf 3.5.8 en artikel 6.24s van het Activiteitenbesluit milieubeheer kan het college van burgemeester en wethouders bij een beschikking maatregelen voorschrijven
die de emissie van geur of van zwevende deeltjes (PM10) vanuit dierenverblijven, waarin landbouwhuisdieren worden gehouden, verminderen,
als blijkt dat de nadelige gevolgen van deze emissie voor het milieu, gezien de ontwikkeling
van de technische mogelijkheden tot bescherming van het milieu of gezien de ontwikkeling
van de kwaliteit van het milieu, verder kunnen onderscheidenlijk moeten worden beperkt.