Dit besluit bevat het beleid over de toepassing van de artikelen 3.119a en 3.119b, van de Wet IB 2001 (de bijleenregeling)
Door nieuwe wetgeving is een aantal onderdelen vervallen. Andere onderdelen zijn hierdoor
aangepast. Ook zijn er nieuwe standpunten opgenomen. Het betreft de volgende onderwerpen.
Onderdeel 1.1. ((Fictieve) verwerving en vervreemding van een eigen woning) is uitgebreid. Bij een
fictieve vervreemding is de opbrengst niet liquide. Toch wordt dan de bijleenregeling
toegepast. Verzoeken om toepassing van de hardheidsclausule worden afgewezen.
Onderdeel 1.2. (Aangaan (beperkte) huwelijksgemeenschap) is nieuw. Boedelmenging heeft geen gevolgen
voor de bijleenregeling. Dit geldt ook bij partiële boedelmenging.
Onderdeel 1.3. (In aanmerking te nemen eigenwoningschuld) is nieuw. Het vervreemdingssaldo is de
vervreemdingsprijs minus de eigenwoningschuld op de vervreemde woning. Andere schulden
worden niet in aanmerking genomen.
Onderdeel 1.4. (Overwaarde kan niet worden gebruikt voor de nieuwe woning) is nieuw. Ook als de
overwaarde niet kan worden gebruikt voor de nieuwe woning wordt de bijleenregeling
toegepast. Een uitzondering kan gelden voor gedupeerden door het faillissement van
een bank die valt onder de Europese toezichtregels.
Onderdeel 1.5. (Eigenwoningreserve vervalt per 2010 na drie jaar) is nieuw. Op 1 januari 2010 bestaande
eigenwoningreserves vervallen ook na drie jaar.
Onderdeel 2.2. (De partnerregeling bij goedkoper wonen) heeft per 1 januari 2010 zijn belang verloren
door de afschaffing van de goedkoperwonenregeling.
Onderdeel 2.3. (De verlaging door de partnerregeling) behandelde de invloed van de goedkoperwonenregeling
op de partnerregeling. Dat heeft per 1 januari 2010 door de afschaffing van de goedkoperwonenregeling
zijn belang verloren. In onderdeel 2.3. zat ook de goedkeuring dat de eigenwoningreserve
van een partner/huisgenoot die door de partnerregeling de eigenwoningschuld van zijn
partner heeft verlaagd, niet in aanmerking wordt genomen zolang de partnerregeling
van toepassing is. Deze goedkeuring is vanaf 11 juli 2008 gecodificeerd in artikel 3.119a, vijfde lid, onderdeel b, van de Wet IB 2001. De goedkeuring heeft dus zijn belang verloren bij de toepassing van de partnerregeling
vanaf 11 juli 2008.
Onderdeel 2.4. (Lening bij de partner) was gebaseerd op het (goedkoperwonen)voorbeeld in onderdeel 2.3. De goedkoperwonenregeling en het daarop gebaseerde onderdeel 2.3. zijn vervallen.
Daarom is het voorbeeld in onderdeel 2.4. aangepast.
Onderdeel 3. (Goedkoperwonenregeling en de zesmaandseis) heeft per 1 januari 2010 zijn belang
verloren door de afschaffing van goedkoperwonenregeling.
Onderdeel 4. (Verwervings-, vervreemdings- en verbouwingskosten) behandelde het onderscheid in
behandeling tussen kosten van verwerving en kosten van verbouwing (onderhoud en verbetering).
Dat onderscheid heeft per 1 januari 2010 zijn belang verloren door de afschaffing
van goedkoperwonenregeling. Die passage is niet meer opgenomen.
Onderdeel 4.1. (Verbouwingskosten) is vervallen. Dit onderdeel bevatte de goedkeuring om de € 5.000-grens
bij onderhoud niet meer toe te passen. Vanaf 11 juli 2008 is de € 5.000-grens door
wetswijziging vervallen.
Onderdeel 4.2. (Kosten van verwerving van de eigen woning. Afsluitkosten van de lening) is aangepast
omdat per 1 januari 2010 de eigenwoningschuld ook bij doorstromers wordt verhoogd
met de lening voor de financieringskosten voor de verwerving van de eigen woning.
Goedgekeurd is dat voor de afboeking van de eigenwoningreserve geen rekening wordt
gehouden met het bedrag dat ingevolge artikel 3.119a, tweede lid, van de Wet IB 2001 als eigenwoningschuld in aanmerking wordt genomen.
Onderdeel 4.4.1. (Sloop, brand en her- of nieuwbouw van een eigen woning) is herschreven. Brand of
sloop van de eigen woning is een fictieve vervreemding. Bij de eigenwoningschuld van
de nieuwe woning hoeft geen rekening te worden gehouden met de overwaarde van de afgebrande
of gesloopte woning.
Onderdeel 7. (Overgangsrecht) behandelde het overgangsrecht voor de invoering van de bijleenregeling
in 2004. Die situatie zal zich thans in de praktijk niet meer voordoen. Dat onderdeel
is vervangen door de behandeling van het overgangsrecht 2010 in het kader van de afschaffing
van de goedkoperwonenregeling. Ook is een goedkeuring opgenomen voor het overgangsrecht
2010. Het gaat om de situatie waarin de oude woning al is geleverd voor 1 januari
2010 en de nieuwe woning wel is gekocht op 1 oktober 2009, maar pas wordt geleverd
na 1 januari 2010.