Wet ongevallenverzekering BES

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2017.
Geldend van 01-01-2017 t/m heden

Wet ongevallenverzekering BES

Inleidende bepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

    • b. werkgever: iedere natuurlijke of rechtspersoon, die binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba één of meer werknemers arbeid doet verrichten, alsmede de natuurlijke of rechtspersoon die, gevestigd binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, één of meer werknemers, die eveneens binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba gevestigd zijn, arbeid doet verrichten in het buitenland;

    • c. werknemer: een natuurlijk persoon, die met overeenkomstige toepassing van artikel 2 van de Wet loonbelasting BES als werknemer wordt beschouwd omdat hij tot een inhoudingsplichtige in dienstbetrekking staat, met uitzondering van:

      • 1°. thuiswerkers, met uitzondering van degenen die werken met bij algemene maatregel van bestuur als gevaarlijk aangewezen stoffen,

      • 2°. de kapitein en schepelingen op zeeschepen van Aruba, Curaçao, Sint Maarten of van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba,

      • 3°. degene, die in dienst is van een publiekrechtelijk lichaam en aan de voor hem geldende rechtspositieregelingen recht op uitkering bij ongeval kan ontlenen, en

      • 4°. de bestuurder of commissaris, bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, van de Wet loonbelasting BES;

    • d. behandelende geneeskundige: de geneeskundige die op aanwijzing of met goedvinden van Onze Minister de werknemer onderzoekt of behandelt;

    • e. controlerende geneeskundige: de geneeskundige die als zodanig door Onze Minister is aangewezen;

    • f. ongeval: een ongeval dat de werknemer in verband met zijn dienstbetrekking is overkomen en de bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen ziekten en lichamelijke letsels, in betrekkelijk korte tijd ontstaan, mits is voldaan aan de daarbij gestelde voorwaarden;

    • g. arbeidsongeschiktheid: de toestand waarin de werknemer verkeert, die als gevolg van een ongeval gedurende een etmaal of langer niet in staat is om zijn normale arbeid te verrichten of deze arbeid zo lang niet mag verrichten hetzij om een medisch noodzakelijk onderzoek mogelijk te maken hetzij om te voorkomen dat zijn genezing wordt belemmerd;

    • h. loon: het loon, bedoeld in de artikelen 6 en 9a van de Wet loonbelasting BES;

    • i. loon per dag van de werknemer voor wie een zesdaagse werkweek geldt:

      • 1°. bij een uurloon: de waarde in het economisch verkeer van het loon per uur, vermenigvuldigd met het aantal werkuren per week van de betrokken werknemer, het verkregen produkt gedeeld door zes,

      • 2°. bij een weekloon: de waarde in het economisch verkeer van het loon per week gedeeld door zes,

      • 3°. bij een maandloon: de waarde in het economisch verkeer van het loon per maand vermenigvuldigd met drie en gedeeld door 78;

    • j. loon per dag van de werknemer voor wie een vijfdaagse werkweek geldt:

      • 1°. bij een uurloon: de waarde in het economisch verkeer van het loon per uur, vermenigvuldigd met het aantal werkuren per week van de betrokken werknemer, het verkregen produkt gedeeld door vijf,

      • 2°. bij een weekloon: de waarde in het economisch verkeer van het loon per week gedeeld door vijf,

      • 3°. bij een maandloon: de waarde in het economisch verkeer van het loon per maand vermenigvuldigd met drie en gedeeld door 65;

    • k. loon per dag van een werknemer met een werkweek van minder dan vijf dagen:

      • 1°. bij een uurloon: de waarde in het economisch verkeer van het loon per uur, vermenigvuldigd met het aantal werkuren per week van de betrokken werknemer, het verkregen produkt gedeeld door het aantal dagen waarop de werknemer op grond van zijn arbeidsovereenkomst werkt;

      • 2°. bij een weekloon: de waarde in het economisch verkeer van het loon per week gedeeld door het aantal dagen waarop de werknemer op grond van zijn arbeidsovereenkomst werkt;

      • 3°. bij een maandloon: de waarde in het economisch verkeer van het loon per maand gedeeld door het aantal dagen per maand dat op grond van de arbeidsovereenkomst zou zijn gewerkt;

    • l. kinderen:

      • 1°. minderjarige wettige en natuurlijke kinderen,

      • 2°. minderjarige onwettige kinderen ten aanzien van wie de mannelijke werknemer of gewezen werknemer bij rechterlijk vonnis is veroordeeld tot het voorzien in het levensonderhoud, dan wel bij authentieke akte de onderhoudsplicht heeft erkend, of die met hem in een gezinsverband samenwonen,

      • 3°. minderjarige aangehuwde en pleegkinderen behorende tot het gezinsverband van de werknemer of gewezen werknemer, en

      • 4°. kinderen, genoemd onder 1°, 2°, en 3° in dit onderdeel, die meerderjarig zijn geworden en wier tijd geheel of grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of van een beroepsopleiding voor zover zij de leeftijd van 25 jaar niet hebben bereikt;

    • m. pleegkinderen: de kinderen die door de werknemer of gewezen werknemer worden onderhouden en opgevoed als waren zij eigen kinderen;

    • n. inspecteur: de bij regeling van Onze Minister van Financiën als zodanig aangewezen functionaris;

    • m. ontvanger: de bij regeling van Onze Minister van Financiën als zodanig aangewezen functionaris.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen personen, die op grond van het eerste lid niet de hoedanigheid van werknemer hebben, als werknemer worden aangemerkt en kunnen hiervoor nadere regels worden gesteld.

Artikel 1a

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan een uitbreiding dan wel een beperking worden gegeven ten aanzien van degene die als werknemer wordt beschouwd:

  • a. ten aanzien van vreemdelingen;

  • b. ter voorkoming van samenloop op grond van deze wet met een overeenkomstige regeling buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

  • c. in de gevallen van tijdelijk verblijf of tijdelijke werkzaamheden binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba;

  • d. ten aanzien van echtgenoten en overige gezinsleden van de werknemer en van de in de onderdelen b en c bedoelde personen.

Vaststelling van het loon per dag

Artikel 2

  • 1 Indien het loon geheel of gedeeltelijk bestaat uit huisvesting, verstrekkingen in natura, onderricht of geldelijke uitkeringen waarvan de grootte niet bij voorbaat vaststaat zoals provisie, commissie, tantième, fooien, vergoeding voor aangenomen werk, bepalen werkgever en werknemer ter vaststelling van het loon per dag de gemiddelde waarde in het economisch verkeer daarvan met overeenkomstige toepassing van artikel 6C van de Wet loonbelasting BES.

  • 2 Indien sprake is van een uurloon en het aantal werkuren per week niet bij voorbaat vaststaat wordt het loon per dag vastgesteld aan de hand van het gemiddelde aantal werkuren per week in de periode van dertien weken voorafgaand aan het moment waarop de werknemer een ongeval is overkomen.

Uitkeringen

Artikel 3

  • 1 De werknemer aan wie een ongeval is overkomen heeft op grond van deze wet en ongeacht het voortduren van het dienstverband recht op een uitkering tegenover Onze Minister.

  • 2 De nagelaten betrekkingen van de werknemer, die als gevolg van een ongeval is overleden, hebben op grond van deze wet recht op een uitkering tegenover Onze Minister.

Geneeskundige behandeling en verpleging

Artikel 5

  • 1 De werknemer, die als gevolg van het ongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, heeft recht op een uitkering tegenover Onze Minister, ongevallengeld genaamd, met ingang van de dag na die van de melding van het ongeval.

  • 2 Bij gehele arbeidsongeschiktheid bedraagt het ongevallengeld per dag:

    • a. gedurende de eerste 52 weken: 100% van het loon per dag van de werknemer;

    • b. voor de verdere duur: 80% van het loon per dag van de werknemer;

  • 3 Indien het loon met terugwerkend kracht is verhoogd, wordt voor de bepaling van het ongevallengeld met deze verhoging rekening gehouden vanaf het tijdstip dat de verhoging van het loon door de werkgever aan de werknemer is uitbetaald.

  • 4 Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid bedraagt het ongevallengeld per dag gedurende de in het tweede lid genoemde tijdvakken een in een evenredige verhouding tot het percentage van de arbeidsongeschiktheid staand deel van de in het tweede lid genoemde percentages van het loon per dag.

  • 5 De werknemer heeft geen recht op ongevallengeld over de zondagen, of de daarvoor voor hem in de plaats tredende vrije dagen, terwijl de werknemer voor wie een werkweek van vijf dagen of minder geldt bovendien geen recht heeft op ongevallengeld over de vrije zaterdagen of de daarvoor voor hem in de plaats tredende vrije dagen.

  • 6 Wanneer de werknemer tijdens zijn arbeidsongeschiktheid van zijn werkgever loon ontvangt, wordt het ongevallengeld per dag verminderd met het bedrag, waarmede het ongevallengeld en het loon per dag tezamen het oorspronkelijke loon per dag overtreft.

  • 7

    • a. Van de nagelaten betrekkingen van de als gevolg van het hem overkomen ongeval overleden werknemer hebben, met ingang van de dag na die van het overlijden, recht op een uitkering:

      de echtgenote of echtgenoot met wie de overleden werknemer ten tijde van het ongeval gehuwd was, of van wie de overledene gescheiden was doch in wier levensonderhoud de overledene moest voorzien, met dien verstande dat de uitkering eindigt op de dag dat zij of hij opnieuw in het huwelijk treedt;

      de kinderen van de werknemer in wier levensonderhoud de overledene geheel of gedeeltelijk moest voorzien of voorzag;

      de ouders, indien de overledene kostwinner was, tot de dood van de langstlevende met dien verstande dat zij slechts dan recht hebben op uitkering, indien eerdergenoemde nagelaten betrekkingen hun volle uitkering hebben ontvangen en de maximum uitkering als bedoeld in onderdeel b nog niet is bereikt, terwijl het recht van de ouder van de overledene in ieder geval eindigt op de dag, waarop hij of zij opnieuw in het huwelijk treedt.

    • b. De uitkering van de echtgenote of echtgenoot bedraagt per dag dertig procent; aan een kind per dag vijftien procent, doch twintig procent indien het ouderloos is en aan de ouder of ouders ten hoogste dertig procent van het loon per dag van de overleden werknemer, met dien verstande dat de uitkeringen aan alle nagelaten betrekkingen tezamen niet meer dan zestig procent van het loon per dag bedragen. Indien de echtgenote of echtgenoot en de kinderen tezamen, eventueel de kinderen tezamen, recht zouden hebben op een hogere uitkering dan zestig procent van het loon per dag, wordt de uitkering aan ieder evenredig verminderd.

    • c. De nagelaten betrekkingen hebben geen recht op uitkeringen over de zondagen, terwijl de nagelaten betrekkingen van de werknemer voor wie een vijfdaagse werkweek gold bovendien geen recht hebben op uitkeringen over de zaterdagen.

    • d. Een kind kan tegelijkertijd slechts op grond van één overlijden uitkering genieten.

  • 8

    • a. Het ongevallengeld waartoe de werknemer gerechtigd is, kan indien de arbeidsongeschiktheid langer dan 52 weken heeft bestaan en vermindering of verdere vermindering daarvan niet is te verwachten, worden omgezet in een uitkering ineens bedragende het ongevallengeld per dag, vermenigvuldigd met 1872, indien het loon per dag gebaseerd is op een zesdaagse werkweek en met 1560 indien het loon per dag gebaseerd is op een vijfdaagse werkweek. In geval het arbeidsongeschiktheidspercentage lager is dan 30% kan de omzetting al dan niet op verzoek van de werknemer plaats hebben; in geval het arbeidsongeschiktheidspercentage 30% of hoger is kan de omzetting slechts in buitengewone gevallen – ter beoordeling van Onze Minister – plaats hebben, op verzoek van de werknemer.

    • b. Indien de werknemer geen Nederlander is en zich vestigt of heeft gevestigd in een plaats buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba kan het ongevallengeld, waartoe hij gerechtigd is, op de onder a bedoelde wijze worden omgezet in een uitkering ineens.

    • c. Indien de werknemer, die als gevolg van het hem overkomen ongeval is overleden, geen Nederlander was en zijn nagelaten betrekkingen zich vestigen of zijn gevestigd in een plaats buiten de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba kan de uitkering waarop de nagelaten betrekkingen recht hebben worden omgezet in een uitkering ineens, bedragende voor ieder van hen het totaal van de periodieke uitkeringen waartoe hij gerechtigd is, doch over ten hoogste zes jaren.

  • 9 De nagelaten betrekkingen van een werknemer die als gevolg van een hem overkomen ongeval is overleden, hebben als tegemoetkoming in de begrafeniskosten recht op een uitkering ineens, bedragende USD 5 559 [Red: per 1 januari 2011: USD 559] .

  • 10 De echtgenote, echtgenoot of ouder van de overledene, bedoeld in het zevende lid, onderdeel a, die een huwelijk aangaat, heeft recht op een uitkering ineens, bedragende het totaal van de periodieke uitkeringen waartoe zij of hij gerechtigd is, over twee jaren.

  • 11 De overleden werknemer wordt als kostwinner in de zin van het zevende lid, onderdeel a, aangemerkt voor zover de overleden werknemer geheel of in overwegende mate in het levensonderhoud van zijn of haar ouders voorzag.

  • 12 Tijdens het dienstverband is de werkgever in geval van arbeidsongeschiktheid van de werknemer verplicht een uitkering gelijk aan het ongevallengeld waarop de werknemer over de desbetreffende loontermijn tegenover Onze Minister recht heeft, aan de werknemer uit te betalen op de dag waarop het loon moet worden uitbetaald of zou moeten worden uitbetaald indien de werknemer niet arbeidsongeschikt zou zijn. De werkgever die een uitkering volgens het bepaalde in de voorgaande volzin heeft uitbetaald heeft, in plaats van de werknemer, tegenover Onze Minister recht op het desbetreffende ongevallengeld en op uitbetaling daarvan uiterlijk zeven dagen na schriftelijke aanvraag bij Onze Minister, in te dienen na afloop van de maand waarin de uitkering werd uitbetaald. Indien de werkgever de uitkering niet tijdig uitbetaalt, keert Onze Minister het ongevallengeld aan de werknemer uit.

  • 13 Per 1 januari van elk kalenderjaar, kan bij ministeriële regeling met inachtneming van het bepaalde in het volgende lid, een toeslag worden verleend op de in het tweede, vierde, respectievelijk het zevende lid, onderdeel a, bedoelde ongevallengelden en uitkeringen indien deze zijn of worden toegekend terzake van een ongeval welke vóór de datum waarop de toeslag wordt verleend, heeft plaats gevonden.

  • 14 De toeslag wordt bij ministeriële regeling vastgesteld met ingang van de eerste dag van enig kalenderjaar op basis van de stijging die het consumentenprijsindexcijfer van het derde kwartaal daaraan voorafgaande aangeeft ten opzichte van het consumentenprijsindexcijfer van het derde kwartaal van het voorafgaande jaar. Onze Minister bepaalt welke consumentenprijsindexcijfers, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek, voor de toepassing van de eerste zin worden gebruikt. De consumentenprijsindexcijfers kunnen voor de onderscheiden openbare lichamen verschillend zijn.

  • 16 Onze Minister is bevoegd om op grond van verdragen, convenanten en andersoortige overeenkomsten met uitvoerders van instellingen van sociale voorzieningen, het ongevallengeld van een werknemer, hetzij periodiek, hetzij middels een uitkering ineens verstrekt, te verminderen ter ontneming van een ten onrechte verkregen voordeel van de werknemer op het gebied van sociale voorzieningen.

  • 17 Onze Minister is eveneens bevoegd om het ongevallengeld van een werknemer, hetzij periodiek, hetzij middels een uitkering ineens verstrekt, te verminderen ter ontneming van een ten onrechte verkregen voordeel van de werknemer op het gebied van de door Onze Minister uitbetaalde socialeverzekeringsuitkeringen.

  • 18 De in het zestiende en zeventiende lid bedoelde vermindering kan ineens geschieden indien het ten onrechte genoten voordeel niet groter is dan een derde deel van het door Onze Minister verstrekte ongevallengeld. In alle andere gevallen kan de vermindering niet meer bedragen dan een derde deel van het ongevallengeld.

  • 19 Voor zover het loon per dag meer heeft bedragen dan een door Onze Minister vastgesteld bedrag, blijft het bij de berekening van de uitkering buiten aanmerking.

Artikel 5a. Indexatie tegemoetkoming begrafeniskosten

  • 1 Indien uit de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde consumentenprijsindexcijfers voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba blijkt dat het prijsindexcijfer voor het derde kwartaal van het lopende jaar, vergeleken met het prijsindexcijfer voor het derde kwartaal van het voorafgaande jaar is gestegen of gedaald, stelt Onze Minister het bedrag vast, dat met ingang van 1 januari van het komende jaar in de plaats treedt van het in artikel 5, negende lid, genoemde bedrag. Onze Minister bepaalt welke consumentenprijsindexcijfers voor de toepassing van de eerste zin worden gebruikt. De consumentenprijsindexcijfers kunnen voor de onderscheiden openbare lichamen en voor belanghebbenden die woonachtig zijn buiten de openbare lichamen, verschillend zijn.

  • 2 Indien er naar het oordeel van Onze Minister bijzondere omstandigheden zijn, kan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, bij ministeriële regeling met ingang van een bij die regeling aan te geven datum worden gewijzigd.

  • 3 Het overeenkomstig het eerste lid herziene dan wel overeenkomstig het tweede lid gewijzigde of vastgestelde bedrag treedt in de plaats van het bedrag, genoemd in artikel 5, negende lid.

  • 4 Indien een wijziging als bedoeld in het tweede lid samenvalt met een herziening als bedoeld in het eerste lid, wordt het bedrag voorafgaande aan de wijziging herzien en geschiedt de herziening bij de in het tweede lid bedoelde ministeriële regeling.

Vaststelling van de uitkering

Artikel 6

  • 1 Zo spoedig mogelijk deelt Onze Minister, mede aan de hand van de bevindingen en voorschriften van de behandelende geneeskundige, aan de rechthebbende schriftelijk mede welke uitkering zal worden verstrekt en eventueel dat en op welke gronden Onze Minister zich niet of niet langer tot uitkering gehouden acht. De werknemer stelt de werkgever onverwijld van deze mededeling in kennis.

  • 2 Zodra de behandelende geneeskundige vaststelt dat de werknemer in verband met de gevolgen van het ongeval:

    zich onder geneeskundige behandeling moet stellen;

    zich niet of niet langer onder geneeskundige behandeling behoeft te stellen:

    als bedlegerig patiënt behandeld moet worden;

    niet of niet langer als bedlegerig patiënt behandeld behoeft te worden;

    geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is;

    niet of niet langer geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is;

    de voortdurende hulp van derden nodig heeft;

    niet of niet langer de voortdurende hulp van derden nodig heeft; of

    kunstmiddelen behoeft of onderricht in het gebruik daarvan;

    geeft hij van deze bevindingen en zijn daaruit volgende voorschriften kennis aan Onze Minister.

Artikel 7

  • 1 De werknemer heeft geen recht op uitkering of verliest dit recht:

    • a. indien het ongeval te wijten is aan zijn opzet of grove schuld, dan wel aan het gebruik van alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen;

    • b. indien en zolang hij zich niet onder behandeling van de behandelende geneeskundige heeft gesteld;

    • c. indien hij zich schuldig maakt aan gedragingen waardoor zijn genezing wordt belemmerd of de mate van zijn arbeidsongeschiktheid toeneemt;

    • d. indien hij niet op de tijden en plaatsen, door Onze Minister aangewezen, de behandelende geneeskundige toestaat hem te onderzoeken of te behandelen dan wel diens voorschriften niet opvolgt of zich daarnaast aan andere geneeskundige behandeling onderwerpt;

    • e. indien hij niet op de tijden en plaatsen, door Onze Minister aangewezen, de controlerende geneeskundige toestaat hem te onderzoeken;

    • f. indien hij de aanwijzingen van de controlerende geneeskundige ook wanneer deze afwijken van de voorschriften van de behandelende geneeskundige, niet opvolgt;

    • g. indien hij zonder toestemming van Onze Minister het eiland verlaat, waar hem de uitkering wordt verstrekt.

  • 2 De nagelaten betrekkingen van de werknemer, die als gevolg van een hem overkomen ongeval is overleden, hebben geen recht op uitkering indien er sprake is van een van de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en c, evenmin als diegene van de nagelaten betrekkingen, die het de werknemer overkomen ongeval opzettelijk, door zijn grove schuld of onder de invloed van alcoholhoudende drank of bedwelmende middelen heeft veroorzaakt.

  • 3 Indien de werknemer of diens nagelaten betrekkingen tevens rechten ontlenen aan een buitenlandse soortgelijke wettelijke regeling worden de rechten, waarop op grond van deze wet aanspraak bestaat dienovereenkomstig verminderd.

  • 4 Indien de werknemer of diens nagelaten betrekkingen tevens recht hebben op pensioen op grond van de Wet algemene ouderdomsverzekering BES of op grond van de Wet algemene weduwen- en wezenverzekering BES worden de uitkeringen, waarop op grond van deze wet aanspraak bestaat, dienovereenkomstig verminderd met ingang van het tijdstip waarop twee jaren zijn verlopen na de dag van de melding van het ongeval bij Onze Minister, onderscheidenlijk in geval de aanspraak op ongevallengeld bestaat op grond van dezelfde gebeurtenis als die op grond waarvan het weduwen-, weduwnaars- of wezenpensioen werd toegekend of verhoogd. In het laatste geval komt slechts het bedrag waarmede het weduwen- of weduwnaarspensioen werd verhoogd voor vermindering in aanmerking.

Premie

Artikel 8

  • 1 Ter zake van de kosten verbonden aan deze wet is een premie verschuldigd, die gezamenlijk wordt geheven met de zorgverzekeringspremie.

  • 2 De premie, bedoeld in het eerste lid, wordt geheven naar een percentage van het loon van de werknemer.

  • 3 Het premiepercentage, bedoeld in het tweede lid, wordt met ingang van elk kalenderjaar voor de periode van één jaar vastgesteld bij ministeriële regeling in overeenstemming met Onze Minister van Financiën.

  • 4 Indien het loon met terugwerkende kracht is verhoogd, wordt voor de berekening van de premie met deze verhoging rekening gehouden vanaf het tijdstip dat de verhoging van het loon door de werkgever aan de werknemer is uitbetaald.

  • 5 De verschuldigde premie op grond van deze wet wordt door de inspecteur geheven van de werkgever door middel van afdracht op aangifte.

  • 6 De premie, bedoeld in het eerste lid, wordt geheven met overeenkomstige toepassing van hoofdstuk III van de Wet loonbelasting BES, met dien verstande dat in plaats van «inhoudingsplichtige» telkens gelezen wordt «werkgever».

  • 7 De premie komt ten gunste van het Rijk.

  • 8 Ten laste van het Rijk, komen de door Onze Minister verstrekte uitkeringen op grond van deze wet en alle kosten verbonden aan de uitvoering van deze wet.

Artikel 8a

Voor zover op grond van deze wet niet anders is bepaald is ten aanzien van de premieheffing op grond van artikel 8 en de invordering daarvan hoofdstuk VIII van de Belastingwet BES van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8h

Het is een ieder verboden hetgeen hem bij de uitvoering van deze wet of in verband daarmede, over inkomen, opbrengst, uitdelingen, medische gegevens en in het algemeen over de zaken of werkzaamheden van een ander, blijkt of medegedeeld wordt, verder bekend te maken dan nodig is voor de uitvoering van deze wet.

Vorderingen en aansprakelijkheid

Artikel 11

  • 1 Een aanspraak op grond van deze wet vervalt, indien het ongeval niet binnen een jaar na de dag, waarop het de werknemer is overkomen, bij Onze Minister is gemeld.

  • 2 De termijnen van de uitkeringen, welke niet zijn ingevorderd binnen twee jaar na de eerste dag waarop zij konden worden ingevorderd, worden niet meer uitbetaald.

  • 3 Ieder beding, dat de aansprakelijkheid van de werkgever ingevolge de bepalingen van deze wet uitsluit of vermindert, is nietig

  • 4 Het is de werkgever verboden de voor hem uit de bepalingen van deze wet voortvloeiende kosten geheel of gedeeltelijk te verhalen op het loon van de werknemer.

  • 5 De werknemer, aan wie een ongeval is overkomen, doch die deswege niet arbeidsongeschikt is geworden, behoudt, indien hij ten behoeve van geneeskundige onderzoek of behandeling, noodzakelijk het verrichten van zijn arbeid onderbreekt, gedurende die tijd tegenover zijn werkgever recht op loon.

  • 6 De werknemer, die de uitkering in ontvangst neemt, wordt daardoor niet geacht van het recht op het hem eventueel meer toekomende afstand te hebben gedaan.

  • 7 Indien de werknemer of diens nagelaten betrekkingen in verband met het ongeval, op grond waarvan een uitkering als bedoeld in deze wet is toegekend, tegen de werkgever een rechtsvordering tot schadevergoeding heeft naar burgerlijk recht, wordt die vordering op grond van deze wet niet verloren, doch de rechter houdt bij de vaststelling van de schadevergoeding rekening met hetgeen op grond van deze wet aan de werknemer of diens nagelaten betrekkingen is toegekend.

  • 8 De persoon die is gehouden tot vergoeding van de schade die door de werknemer of diens nagelaten betrekkingen is geleden als gevolg van een ongeval, is voor de tegemoetkoming aan de werknemer of diens nagelaten betrekkingen toegekend op grond van deze wet aansprakelijk jegens degene te wiens laste die tegemoetkoming komt. Van degene die aansprakelijk is voor een periodieke uitkering op grond van deze wet kan door degene te wiens laste die uitkering komt, een daarmede overeenkomende uitkering ineens worden gevorderd.

  • 9 De tegemoetkoming is onvervreemdbaar, niet vatbaar voor verpanding of belening, evenmin voor executoriaal of conservatoir beslag, noch voor faillissementsbeslag, behalve tot verhaal van het verschuldigde wegens levering van levensbehoeften, verstrekt aan degene tegen wie het beslag gedaan wordt, en tot verhaal van onderhoud waartoe degene, die de uitkering geniet, ingevolge wettelijke regelingen is gehouden.

  • 10 De aansprakelijkheid, volgende uit de bepalingen van deze wet, van de niet binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba gevestigde werkgever wordt gedragen door zijn binnen de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba gevestigde vertegenwoordiger.

Uitvoering, inlichtingen en toezicht

Artikel 12

  • 1 Onze Minister is belast met de uitvoering van deze wet, met dien verstande, dat de heffing van de premie geschiedt door de inspecteur en de invordering daarvan door de ontvanger.

  • 2 Een ieder is verplicht ten behoeve van de uitvoering uit eigen beweging of op verzoek aan Onze Minister inlichtingen te verstrekken, desverlangd schriftelijk. De door Onze Minister verlangde inlichtingen moeten binnen een door Onze Minister te stellen termijn worden verstrekt. Ook is een ieder verplicht de door Onze Minister gegeven aanwijzingen ten behoeve van de uitvoering van deze wet op te volgen.

  • 3 Bij niet naleving van de in tweede lid opgelegde verplichtingen door de werknemer is Onze Minister bevoegd de te verstrekken uitkeringen op te schorten.

  • 4 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de verplichtingen uit het tweede lid.

Artikel 12a

  • 1 Onze Minister is belast met het toezicht op het bij of krachtens deze wet bepaalde en kan bij ministeriële regeling functionarissen belasten met het toezicht op deze wet.

  • 2 De op grond van het eerste lid aangewezen functionarissen zijn, uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is, bevoegd:

    • a. alle inlichtingen te vragen;

    • b. inzage te verlangen van alle boeken, bescheiden en andere informatiedragers en daarvan afschrift te nemen of deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • c. goederen aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • d. alle plaatsen, met uitzondering van woningen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen.

    • e. woningen of tot woning bestemde gedeelten van vaartuigen zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bewoner binnen te treden.

  • 3 Zo nodig, wordt de toegang tot een plaats als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, verschaft met behulp van de sterke arm.

  • 5 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze van taakuitoefening van de functionarissen, aangewezen op grond van het eerste lid.

  • 6 Een ieder is verplicht aan de op grond van het eerste lid aangewezen functionarissen alle medewerking te verlenen die in het kader van de toezichtsuitoefening op grond van het tweede en derde lid wordt gevorderd.

Artikel 13

Ter uitvoering van deze wet kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld.

Artikel 14

Alle op grond van deze wet opgemaakte of overgelegde stukken, verzoekschriften en beschikkingen zijn vrij van het recht van zegel en van de formaliteit van registratie.

Administratieve sancties

Artikel 14a

  • 2 Onder het niet voldoen aan de verplichtingen van artikel 12, tweede lid, wordt mede verstaan het verstrekken van inlichtingen die onjuist zijn.

  • 3 Indien er sprake is van herhaling van eenzelfde overtreding binnen twee jaar wordt het maximum van de boetes, genoemd in het eerste lid, verdubbeld.

  • 4 De boete wordt geheven door een beschikking van Onze Minister.

Strafbepalingen

Artikel 15

  • 2 Het opzettelijk, mondeling of schriftelijk verstrekken of doen verstrekken van inlichtingen als bedoeld in artikel 12, tweede lid, die onjuist zijn alsmede het afleggen van een valse verklaring aan Onze Minister, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of een geldboete van de derde categorie.

  • 3 Het opzettelijk door giften, beloften, misbruik van gezag, geweld, bedreiging of misleiding bewegen van een werknemer om geen gebruik te maken van een hem op grond van deze wet toekomend recht wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van de derde categorie.

  • 4 De in het eerste lid strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen en de in het tweede en derde lid strafbaar gestelde feiten zijn misdrijven.

Artikel 15a

Een administratieve boete vervalt, indien degene aan wie de administratieve boete is opgelegd, wegens het feit op grond waarvan boete is verschuldigd, onherroepelijk is veroordeeld, is vrijgesproken of is ontslagen van rechtsvervolging.

Artikel 15b

  • 1 Met de opsporing van bij deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, naast de in artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES bedoelde functionarissen, belast de door Onze Minister van Justitie, in overeenstemming met Onze Minister, aangewezen ambtenaren.

  • 2 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de vereisten waaraan de op grond van het eerste lid aangewezen functionarissen dienen te voldoen.