Wet griffierechten burgerlijke zaken

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2011.
Geldend van 01-01-2011 t/m 30-06-2011

Wet van 30 september 2010 tot invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet griffierechten burgerlijke zaken)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet tarieven in burgerlijke zaken te vervangen door een nieuwe regeling en dat in verband hiermee ook enkele andere wetten dienen te worden gewijzigd;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goed gevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2

De bedragen die genoemd zijn in deze wet en in de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, kunnen jaarlijks met ingang van 1 januari bij regeling van Onze Minister worden gewijzigd, voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 2. De heffing van griffierechten bij de rechtbanken, de gerechtshoven en de Hoge Raad

§ 1. De griffierechten in zaken die bij dagvaarding of met een verzoekschrift worden ingeleid

Artikel 3

  • 1 In zaken die bij dagvaarding worden ingeleid, wordt op de eerste roldatum, dan wel in zaken als bedoeld in artikel 254 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op de eerste terechtzitting, van elke eiser en elke verschenen gedaagde voor iedere instantie een griffierecht geheven, voor zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet anders is bepaald.

  • 2 Voor de indiening van een verzoekschrift of een verweerschrift wordt een griffierecht geheven, voor zover bij of krachtens deze wet of een andere wet niet anders is bepaald.

  • 3 De eiser is het griffierecht verschuldigd vanaf de eerste uitroeping van de zaak ter terechtzitting en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort. De gedaagde is het griffierecht verschuldigd vanaf zijn verschijning in het geding en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

  • 4 De verzoeker en de verweerder zijn het griffierecht verschuldigd vanaf de indiening van het verzoekschrift respectievelijk het verweerschrift en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de behandeling plaatsvindt dan wel ter griffie is gestort.

  • 5 De hoogte van het griffierecht wordt bepaald aan de hand van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd.

Artikel 4

  • 3 Bij regeling van Onze Minister kunnen regels worden gesteld omtrent bepaalde categorieën van zaken die bij dagvaarding of met een verzoekschrift worden ingeleid, waarin geen griffierecht wordt geheven.

Artikel 5

  • 1 De vordering tot voeging of tussenkomst, bedoeld in artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, geldt voor de partij die de vordering instelt, als het aanvangen van een nieuwe zaak. Van hem wordt een gelijk bedrag aan griffierecht geheven als van de eiser in de oorspronkelijke zaak.

  • 2 De partij, bedoeld in het eerste lid, is het griffierecht verschuldigd vanaf het tijdstip waarop hij de vordering tot voeging of tussenkomst instelt en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

Artikel 6

  • 2 De derde, bedoeld in het eerste lid, is het griffierecht verschuldigd vanaf zijn verschijning in het geding en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

Artikel 7

Het verzet door een derde tegen een vonnis of een arrest dat hem in zijn rechten benadeelt, bedoeld in de negende titel van het Eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, geldt voor de derde die het verzet doet, als het aanvangen van een nieuwe zaak. Artikel 3, eerste, derde en vijfde lid, zijn op de derde van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8

  • 1 Indien een zaak, in behandeling bij de sector kanton, met toepassing van artikel 71, eerste lid, of 220, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt verwezen naar een andere, niet tot de sector kanton behorende, kamer van hetzelfde gerecht om verder te worden behandeld en beslist, wordt het griffierecht van elke eiser dan wel elke verzoeker verhoogd voor zover op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, een hoger bedrag aan griffierecht dient te worden geheven. Van elke verschenen gedaagde dan wel verweerder, voor zover deze een verweerschrift heeft ingediend, wordt alsnog griffierecht geheven.

  • 2 De eiser en de bij de eerste rechter verschenen gedaagde zijn de ingevolge het eerste lid te heffen verhoging van het griffierecht verschuldigd vanaf de dag waarop de zaak ter rolle dient bij de rechter naar wie de zaak is verwezen en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

  • 3 De verzoeker en de verweerder zijn de ingevolge het eerste lid te heffen verhoging van het griffierecht verschuldigd vanaf de beslissing tot verwijzing en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

  • 4 Indien een zaak in behandeling bij een kamer die niet tot de sector kanton behoort, met toepassing van artikel 71, tweede lid, of 220, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt verwezen naar een andere, tot de sector kanton behorende, kamer van hetzelfde gerecht om verder te worden behandeld en beslist, wordt het griffierecht verminderd voor zover op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, een lager bedrag aan griffierecht dient te worden geheven, en wordt het te veel betaalde griffierecht door de griffier teruggestort.

Artikel 9

  • 1 Indien een zaak die bij dagvaarding moet worden ingeleid met toepassing van artikel 73 of 220 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt verwezen naar een andere gerecht om verder te worden behandeld en beslist, wordt van elke eiser en, voor zover van toepassing, elke verschenen gedaagde opnieuw griffierecht geheven, met dien verstande dat het eerder geheven griffierecht hierop in mindering wordt gebracht.

  • 2 Indien een zaak die bij verzoekschrift moet worden ingeleid met toepassing van artikel 73 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt verwezen naar een andere gerecht om verder te worden behandeld en beslist, wordt van elke verzoeker en elke verweerder, voor zover deze een verweerschrift heeft ingediend, opnieuw griffierecht geheven, met dien verstande dat het eerder geheven griffierecht hierop in mindering wordt gebracht.

  • 3 De eiser en de bij de eerste rechter verschenen gedaagde zijn het ingevolge het eerste lid te heffen griffierecht verschuldigd vanaf de dag waarop de zaak ter rolle dient bij de rechter naar wie de zaak is verwezen en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

  • 4 De verzoeker en de verweerder zijn het ingevolge het tweede lid te heffen griffierecht verschuldigd vanaf de beschikking tot verwijzing en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

  • 5 Indien een zaak, met toepassing van artikel 73 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt verwezen naar een lagere rechter bij een ander gerecht om verder te worden behandeld en beslist, wordt het griffierecht verminderd voor zover uit de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, volgt dat een lager bedrag aan griffierecht dient te worden geheven, en wordt het te veel betaalde griffierecht door de griffier teruggestort.

Artikel 10

  • 1 De hoogte van het griffierecht wordt bepaald aan de hand van de vordering in de dagvaarding dan wel het verzoek in het verzoekschrift of het beroepschrift.

  • 2 In zaken waarin een vordering tot onteigening wordt gedaan wordt de hoogte van het griffierecht bepaald aan de hand van de som die in de dagvaarding als schadeloosstelling wordt aangeboden.

Artikel 11

Op het griffierecht wordt in mindering gebracht het griffierecht dat reeds is voldaan in de zaak waarop het geding of verzoekschrift betrekking heeft.

Artikel 12

  • 1 Indien de vordering strekt tot betaling van een geldsom en de eiser zijn eis vermeerdert overeenkomstig artikel 130 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, wordt het griffierecht verhoogd tot het griffierecht, dat partijen verschuldigd zouden zijn geweest, indien de vermeerderde eis was opgenomen in de dagvaarding.

  • 3 Bij heffing van het verhoogde griffierecht op de voet van het eerste of tweede lid wordt uitgegaan van de tarieven die gelden op het tijdstip waarop de eis of het verzoek wordt vermeerderd.

  • 4 Partijen zijn het verhoogde griffierecht verschuldigd vanaf het tijdstip van de vermeerdering van de eis of het verzoek en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort. Indien de rechter de vermeerdering van de eis of het verzoek echter buiten beschouwing laat, blijft de heffing beperkt tot het oorspronkelijk geheven bedrag en wordt het eventueel te veel betaalde griffierecht door de griffier teruggestort.

  • 5 Het griffierecht wordt niet verhoogd, indien op het tijdstip waarop de eis dan wel het verzoek wordt vermeerderd een van de stukken, bedoeld in artikel 16, eerste lid, onder a of b, is overlegd.

Artikel 13

  • 1 Indien de eis strekt tot betaling van een geldsom en de eiser zijn eis vermindert overeenkomstig artikel 129 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en van partijen minder griffierecht zou zijn geheven indien de verminderde eis was opgenomen in de dagvaarding, wordt het griffierecht niet alsnog verminderd.

Artikel 14

  • 1 Indien de eis strekt tot veroordeling tot schadevergoeding op te maken bij staat, maar de rechter in het vonnis of het arrest overeenkomstig artikel 97 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek de schade heeft begroot, wordt alsnog het griffierecht geheven dat partijen verschuldigd zouden zijn geweest, indien de eis in de dagvaarding had gestrekt tot betaling van een bepaalde geldsom ten belope van de begrote schade. Het reeds voldane griffierecht wordt hierop in mindering gebracht.

  • 2 Partijen zijn het nader vastgestelde griffierecht verschuldigd vanaf het tijdstip waarop de rechter het vonnis of het arrest, bedoeld in het eerste lid, heeft gewezen en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

Artikel 15

  • 1 Van partijen die bij dezelfde advocaat of gemachtigde verschijnen en gelijkluidende conclusies nemen, wordt slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht geheven.

  • 2 Indien tot de partijen die bij dezelfde advocaat of gemachtigde verschijnen en gelijkluidende conclusies nemen, zowel natuurlijke personen als rechtspersonen behoren, wordt het griffierecht geheven, dat rechtspersonen verschuldigd zijn.

Artikel 16

  • 2 Kan een partij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven nog geen afschrift van het besluit tot toevoeging overleggen ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan haar zijn toe te rekenen, maar heeft zij wel een aanvraag als bedoeld in artikel 24, tweede lid, van de Wet op de Rechtsbijstand ingediend, dan heft de griffier het griffierecht voor onvermogenden, indien de desbetreffende partij een afschrift van die aanvraag overlegt.

  • 3 Heeft de griffier op basis van het eerste of tweede lid het griffierecht voor onvermogenden geheven en wordt de toevoeging nadien ingetrokken dan wel geweigerd op basis van artikel 28 respectievelijk 33 van de Wet op de rechtsbijstand, dan wordt het griffierecht verhoogd tot het griffierecht dat de desbetreffende partij verschuldigd is op basis van de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd. De partij, bedoeld in het eerste en tweede lid, is het verhoogde griffierecht verschuldigd vanaf het moment waarop de toevoeging is ingetrokken dan wel geweigerd en zorgt dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

  • 4 Kan een partij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven geen stukken als bedoeld in het eerste en tweede lid overleggen ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan haar zijn toe te rekenen, maar kan zij voordat de rechter het eindvonnis heeft gewezen dan wel de eindbeschikking heeft gegeven alsnog een van de stukken, bedoeld in het eerste lid, overleggen, dan wordt het griffierecht verlaagd tot het griffierecht voor onvermogenden dat is opgenomen in de tabel die als bijlage bij deze wet is gevoegd, en wordt het te veel betaalde griffierecht door de griffier teruggestort.

Artikel 17

  • 1 In elk faillissement betaalt de curator uit de baten van de boedel bij het deponeren van de eerste uitdelingslijst of zodra de uitspraak tot homologatie van een akkoord in kracht van gewijsde is gegaan, een griffierecht van € 552.

  • 2 Onder het griffierecht, bedoeld in het eerste lid, is niet begrepen het griffierecht dat ingevolge artikel 3, eerste lid, wordt geheven voor verificatiegeschillen. Partijen zijn dit griffierecht verschuldigd vanaf hun verschijning op de bepaalde terechtzitting en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

  • 3 Van de niet-geverifieerde schuldeiser die ingevolge artikel 186 van de Faillissementswet verzet doet tegen de uitdelingslijst, wordt overeenkomstig artikel 3, tweede lid, griffierecht geheven, met dien verstande dat indien tevens door wel geverifieerde schuldeisers verzet wordt gedaan tegen de uitdelingslijst, geen griffierecht wordt geheven.

  • 4 Het eerste tot en met het derde lid zijn van overeenkomstige toepassing bij toepassing van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.

Artikel 18

  • 1 Artikel 17 is van overeenkomstige toepassing in geval van een op de voet van artikel 60b, eerste lid, van de Faillissementswet aan de curator gegeven opdracht om het beheer van de onder bewind staande goederen over te nemen en voor de vereffening zorg te dragen, gegeven door de rechtbank op verzoek van een schuldeiser die op de goederen verhaal heeft, maar niet in het faillissement kan opkomen.

  • 2 Artikel 17, eerste tot en met derde lid, is van overeenkomstige toepassing in geval van benoeming door de rechter van een of meer vereffenaars van een ontbonden rechtspersoon, van een gemeenschap of van een nalatenschap.

Artikel 19

  • 2 In het geval van verwijzing ingevolge tegenspraak wordt griffierecht geheven overeenkomstig artikel 3, eerste lid. Partijen zijn het griffierecht verschuldigd vanaf hun verschijning op de bepaalde terechtzitting en zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de zaak dient dan wel ter griffie is gestort.

Artikel 20

  • 1 Aan elke partij wordt, ongeacht of van haar ingevolge deze wet of een andere wet griffierecht is geheven, kosteloos verstrekt:

    • a. een grosse of afschrift van alle vonnissen, arresten en beschikkingen;

    • b. verdere grossen, afschriften van vonnissen, arresten en beschikkingen voor zover deze nodig mochten zijn voor de tenuitvoerlegging, voor het aanwenden van rechtsmiddelen of krachtens wettelijk voorschrift;

    • c. één afschrift van alle akten en processen-verbaal die met betrekking tot de behandeling ter terechtzitting zijn opgemaakt.

  • 2 Geen griffierecht wordt in rekening gebracht voor beslissingen, akten en processen-verbaal, die een rechtstreeks uitvloeisel zijn van vonnissen, arresten of beschikkingen, met inbegrip van grossen of afschriften op de voet van het vorige lid.

  • 3 Onze Minister kan nadere regelen stellen omtrent de toepassing van dit artikel.

Artikel 21

  • 1 Onverminderd de overige artikelen van deze wet worden aan partijen en aan belanghebbenden afschriften van of uittreksels uit vonnissen, arresten, beschikkingen, akten, processen-verbaal, registers of andere stukken kosteloos afgegeven, indien en voor zover zij daarbij belang hebben en niet in staat zijn op andere wijze in de behoefte te voorzien. Bij weigering van de griffier kunnen partijen een verzoek tot afgifte van een afschrift of uittrekstel indienen bij de voorzieningenrechter of in kantonzaken, de kantonrechter. Hiervoor is geen griffierecht verschuldigd. Tegen de beslissing op het verzoek, bedoeld in de tweede volzin, is geen hogere voorziening toegelaten.

  • 2 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de griffierechten, verschuldigd voor de verstrekking van afschriften van en uittreksels uit vonnissen, arresten en beschikkingen anders dan in de gevallen, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 Voor de geregelde verstrekking van niet-getekende afschriften van of uittreksels uit de rol aan advocaten of gemachtigden wordt een griffierecht geheven van € 18 per maand.

  • 4 Voor de uitgifte van afschriften en uittreksels uit de registers van de burgerlijke stand met bijlagen worden de bedragen berekend, bedoeld bij de Wet rechten burgerlijke stand.

Artikel 22

  • 1 Voor elke akte, proces-verbaal, beschikking of een andere beslissing, gedaan, gegeven of opgemaakt door een rechter of een griffier anders dan in de gevallen waarvoor in de voorgaande artikelen het griffierecht geregeld is, wordt een griffierecht geheven van € 111.

  • 2 Voor de noodzakelijke afschriften van akten, processen-verbaal of andere beslissingen wordt geen griffierecht geheven.

  • 3 Bij regeling van Onze Minister kunnen nadere regels worden gesteld ter uitvoering van het tweede lid.

§ 2. De heffing van griffierechten voor inschrijving van de huwelijkse voorwaarden of de voorwaarden van een geregistreerd partnerschap, legalisatie van handtekeningen, afgifte van apostilles en voor beëdigingen

Artikel 23

  • 1 Voor de inschrijving van de huwelijkse voorwaarden of van de voorwaarden van een geregistreerd partnerschap in het openbaar huwelijksgoederenregister, bedoeld in artikel 116 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, wordt van degene die inschrijving verzoekt een griffierecht geheven van € 167.

  • 2 Voor de legalisatie van handtekeningen wordt voor iedere handtekening een griffierecht geheven van € 18, met dien verstande dat meerdere handtekeningen van dezelfde persoon op hetzelfde stuk als één handtekening worden beschouwd.

  • 3 Voor zover niet anders is bepaald in artikel 24 wordt voor de afgifte van apostilles als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van het op 5 oktober 1961 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie van buitenlandse openbare akten, een griffierecht geheven van € 18 voor iedere apostille.

Artikel 24

Geen griffierecht wordt geheven van openbare colleges en van ambtenaren van openbare lichamen voor de afgifte van afschriften of uittreksels van stukken, of de legalisaties van handtekeningen dan wel afgifte van apostilles als bedoeld in artikel 23, derde lid, voor zover zij deze stukken behoeven voor de waarneming van de dienst.

Artikel 25

  • 1 Geen griffierecht wordt geheven voor:

    • a. beëdigingen welke ingevolge wettelijk voorschrift plaatsvinden, en

    • b. de akte van bewaargeving der registers van de burgerlijke stand.

  • 2 Voor de afgifte van afschriften van de akten die worden opgemaakt in de gevallen, bedoeld het eerste lid, wordt eveneens geen griffierecht geheven.

Hoofdstuk 3. Reis- en verblijfkosten

Artikel 26

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen de bedragen worden vastgesteld, welke wegens werkzaamheden, tijdverzuim en daarmede verband houdende noodzakelijke kosten, en wegens reisen verblijfkosten toekomen aan:

  • a. houders of bewaarders van stukken, die opgeroepen worden om stukken, welke onder hun berusting of bewaring zijn, voor de rechter te brengen;

  • b. deskundigen, en

  • c. getuigen.

Artikel 27

Verschotten voor advertenties, exploten en oproepingen anders dan per post die door de griffier vooruitbetaald zijn, worden door belanghebbenden terugbetaald.

Hoofdstuk 4. De betaling van de griffierechten en verschotten en het verzet tegen de beslissing tot heffing van griffierechten en verschotten

Artikel 28

Voor de voldoening van het griffierecht en de verschotten zijn medeaansprakelijk de advocaten of gemachtigden van de desbetreffende partijen of van de desbetreffende belanghebbenden.

Artikel 29

  • 1 Degene die de griffierechten en verschotten heeft betaald, kan gedurende een maand na die betaling tegen de beslissing van de griffier tot heffing van het griffierecht of de verschotten bij verzoekschrift in verzet komen bij het gerecht waaraan het griffierecht of de voorschotten werden betaald.

  • 2 Tegen de beslissing van het gerecht is geen hogere voorziening toegelaten.

  • 3 Voor de indiening van het verzoekschrift, bedoeld in het eerste lid, wordt geen griffierecht geheven.

Artikel 30

  • 1 Bij gebreke van betaling geschiedt de invordering van de griffierechten en de door de griffier vooruitbetaalde verschotten krachtens een door de griffier uit te vaardigen dwangbevel.

  • 2 Het dwangbevel wordt uitvoerbaar verklaard indien het een enkelvoudige kamer betreft, door de rechter in die kamer dan wel, indien het een meervoudige kamer betreft, door de voorzitter van die kamer van het betrokken gerecht. Het dwangbevel levert een executoriale titel op, die met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden tenuitvoergelegd, indien tenminste een maand na de betekening is verstreken.

  • 3 Gedurende een maand na de betekening van het dwangbevel kan de schuldenaar bij het betrokken gerecht, rechtdoende in burgerlijke zaken, daartegen bij verzoekschrift in verzet komen.

Hoofdstuk 5. Intrekking van of wijzigingen in andere wetten

Artikel 31

  • 2 De Wet van 1 juli 1999 (Stb. 1999, 285) tot verruiming van de mogelijkheid om het griffierecht in burgerlijke zaken gedeeltelijk in debet te doen stellen wordt ingetrokken.

Artikel 33

[Red: Wijzigt de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.]

Artikel 41

[Red: Wijzigt de Herinrichtingswet Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën.]

Artikel 45a

[Red: Wijzigt de Uitvoeringswet verordening Europese betalingsbevelprocedure.]

Artikel 45b

[Red: Wijzigt de Uitvoeringswet verordening Europese procedure voor geringe vorderingen.]

Artikel 46

[Red: Wijzigt de Uitvoeringswet Verdrag Nederland-Duitsland ter verdere vereenvoudiging van het rechtsverkeer i.v.m. Rechtsvorderingsverdrag 1954.]

Artikel 47

[Red: Wijzigt de Uitvoeringswet Verdrag Nederland-Oostenrijk tot vereenvoudiging van het rechtsverkeer in verband met het Rechtsvorderingsverdrag 1954.]

Artikel 48

[Red: Wijzigt de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften.]

Artikel 49

[Red: Wijzigt de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg.]

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 56a

  • 3 In zaken die bij verzoekschrift worden ingeleid, zijn de in deze wet opgenomen artikelen of de onderdelen dan wel de subonderdelen daarvan, alleen van toepassing indien het verzoekschrift wordt ingediend op of na het tijdstip van inwerkingtreding van die artikelen, onderdelen of subonderdelen.

Artikel 57

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen dan wel subonderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 30 september 2010

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Uitgegeven de achtentwintigste oktober 2010

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Bijlage behorend bij de wet

Aard c.q. hoogte van de vordering of het verzoek

Griffierecht voor rechtspersonen

Griffierecht voor natuurlijke personen

Griffierecht voor on- en min vermogenden

Griffierechten bij de Sector Kanton van de rechtbank

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek:

– van onbepaalde waarde of

– met een beloop van niet meer dan € 500 in hoofdsom

€ 106

€ 71

€ 71

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 500 in hoofdsom.

€ 284

€ 142

€ 71

 

Griffierechten bij de Sector Civiel van de rechtbank

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek:

– van onbepaalde waarde of

– met een beloop van meer dan € 5000 en niet meer dan € 12 500 in hoofdsom

€ 568

€ 258

€ 71

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 12 500 en niet meer dan € 100 000 in hoofdsom

€ 1 181

€ 588

€ 71

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 100 000 in hoofdsom

€ 3 537

€ 1 414

€ 71

Aard c.q. hoogte van de vordering of het verzoek

Griffierecht voor rechtspersonen

Griffierecht voor natuurlijke personen

Griffierecht voor on- en min vermogenden

Griffierechten bij de Gerechtshoven

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek:

– van onbepaalde waarde of

– met een beloop van niet meer € 12 500 in hoofdsom

€ 649

€ 284

€ 284

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 12 500 en niet meer dan € 100 000 in hoofdsom

 € 1 769

 € 649

 € 284

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 100 000 in hoofdsom

€ 4 713

€ 1 475

€ 284

 

Griffierechten bij de Hoge Raad

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek:

– van onbepaalde waarde of

– met een beloop van niet meer € 12 500 in hoofdsom

€ 710

€ 294

€ 294

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan € 12 500 en niet meer dan € 100 000 in hoofdsom

 € 2 357

 € 710

 € 294

Zaken met betrekking tot een vordering, dan wel een verzoek met een beloop van meer dan €100 000 in hoofdsom

€ 5 894

€ 1 769

€ 294