Sanctieregeling Iran 2010

[Regeling vervallen per 26-04-2012.]
Geraadpleegd op 22-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 08-06-2011.
Geldend van 08-06-2011 t/m 16-03-2012

Regeling van de Minister van Buitenlandse Zaken van 10 november 2010, nr. DJZ/BR/0824-10, betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (Sanctieregeling Iran 2010)

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën, de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op Resolutie 1737 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties van 23 december 2006;

Gelet op Verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van de Europese Unie van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 423/2007 (Pb EU L 281);

Gelet op Besluit 2010/413/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 26 juli 2010 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran en tot intrekking van Gemeenschappelijk Standpunt 2007/140/GBVB (Pb EU L 195);

Gelet op de artikelen 2, tweede lid, en 3 van de Sanctiewet 1977;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 26-04-2012]

  • 1 Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, 3, 4, 5, 8, 9, 11, 12, 15, 16, artikel 21 tot en met artikel 28 en artikel 31 van Verordening (EU) nr. 961/2010 van de Raad van de Europese Unie van 25 oktober 2010 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran (Pb EU L 281).

  • 2 Een verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet indien artikel 6, 7, 10, 13, 14, 17, 18, 19 of 20 van Verordening (EU) nr. 961/2010 van toepassing is.

Artikel 1a

[Regeling vervallen per 26-04-2012]

  • 1 Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, 6, tweede lid, en 9, van Verordening (EU) nr. 359/2011 van de Raad van de Europese Unie van 12 april 2011 betreffende beperkende maatregelen tegen bepaalde personen, entiteiten en lichamen, in verband met de situatie in Iran (Pb EU L 100).

  • 2 Een verbod, bedoeld in het eerste lid, geldt niet indien artikel 4, eerste lid, 5, 6, 7 van Verordening (EU) nr. 359/2011 van toepassing is.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 26-04-2012]

Het is verboden om militaire goederen, alsmede militaire technologie, aangewezen in de Uitvoeringsregeling strategische goederen dan wel bedoeld in artikel 2 van de Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 7 december 2006 houdende strafbaarstelling ongeoorloofde overdracht programmatuur en technologie van strategische goederen door middel van elektronische media, faxapparaten of telefoon, dan wel onderdelen daarvan, direct of indirect te verkopen, te leveren, over te dragen aan, dan wel door of uit te voeren naar entiteiten of personen in Iran, of voor gebruik in of ten behoeve van Iran, ongeacht het land van oorsprong. Dit verbod geldt niet voor voertuigen, niet zijnde gevechtsvoertuigen, die zijn gemaakt van of uitgerust met materiaal dat bescherming biedt tegen kogels en die uitsluitend bestemd zijn voor de bescherming van personeel van de Europese Unie en haar lidstaten in Iran.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 26-04-2012]

  • 1 Het is verboden om gespecialiseerde vorming of opleiding die kan bijdragen aan proliferatiegevoelige activiteiten van Iran en aan de ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens te verstrekken aan Iraanse onderdanen, die niet beschikken over een met het oog op deze verstrekking door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap verleende ontheffing of in afwijking van de aan deze ontheffing verleende beperkingen. Het verbod, bedoeld in de eerste volzin, strekt zich niet uit tot bacheloropleidingen, bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

  • 2 Een ontheffing wordt geweigerd, indien de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap het risico dat het aanbieden van de bedoelde vorming of opleiding aan de Iraanse onderdaan voor wie de ontheffing is bestemd, zal bijdragen aan proliferatiegevoelige activiteiten van Iran of aan de ontwikkeling van systemen voor de overbrenging van kernwapens in Iran, onaanvaardbaar groot acht.

  • 3 Een ontheffing op grond van het eerste lid kan onder beperkingen worden verleend.

  • 4 In de bij deze regeling behorende bijlage wordt bepaald op welke gebieden van onderwijs en onderzoek het verbod, bedoeld in het eerste lid, in elk geval betrekking heeft.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 26-04-2012]

  • 1 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3, vijfde en zesde lid, artikel 5, tweede lid, aanhef en onder a, artikel 7, eerste lid, artikel 12, eerste en tweede lid, artikel 13 en artikel 28, derde lid, van Verordening (EU) nr. 961/2010 is de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

  • 3 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 17, artikel 18 en artikel 19, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) nr. 961/2010 is, voor zover het betreft de vrijgave van economische middelen, de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

  • 4 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 17, artikel 18 en artikel 19, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) nr. 961/2010, voor zover het betreft de vrijgave van bevroren tegoeden, artikel 23, eerste lid, en artikel 31, eerste lid, is de Minister van Financiën.

  • 5 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 10 van Verordening (EU) nr. 961/2010, wat betreft de transacties, bedoeld in artikel 8 en in artikel 9, onder a en in samenhang hiermee onder c, van de verordening, is de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 10, van Verordening (EU) nr. 961/2010 wat betreft de transacties, bedoeld in artikel 9, onder b en in samenhang hiermee onder c, van de verordening, is de inspecteur, bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, onder c, van de Algemene Douanewet.

  • 6 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste lid, artikel 6, tweede lid, en artikel 7 van Verordening (EU) nr. 359/2011 is, wat betreft de beschikbaarstelling van bepaalde tegoeden, bedoeld in voornoemde artikelen, de Minister van Financiën.

  • 7 De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 4, eerste lid, artikel 5, eerste lid, en artikel 7 van Verordening (EU) nr. 359/2011 is, wat betreft de beschikbaarstelling van economische middelen, bedoeld in voornoemde artikelen, de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

  • 8 De bevoegde autoriteiten, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 359/2011 zijn, elk voor het gebied waartoe hun competentie zich op grond van dat lid uitstrekt:

    • de Minister van Financiën;

    • de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 26-04-2012]

Deze regeling wordt aangehaald als: Sanctieregeling Iran 2010.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 26-04-2012]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst met dien verstande dat artikel 4 terugwerkt tot en met 27 oktober 2010.

Deze regeling zal met de toelichting en de bijlage in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

Bijlage bij artikel 3

[Regeling vervallen per 26-04-2012]

Natuurwetenschappen

  • Chemie, specifiek gericht op de ontwikkeling van vaste en vloeibare raketbrandstoffen;

  • Materiaalkunde, specifiek gericht op de ontwikkeling en behandeling van corrosiebestendig staal en metaallegeringen met aluminium (metallurgie) en de ontwikkeling en fabricage van composietmaterialen (composiettechniek);

  • Natuurkunde, specifiek betrekking hebbend op (tweefasen-)stromingsleer in relatie tot de ontwikkeling van raketmotoren en kokend water reactoren;

  • Natuurkunde, specifiek gericht op lasertechnologie zoals toegepast in nucleaire technologie, m.n. laserverrijking.

Techniek

  • Werktuigbouwkunde, specifiek gericht op de ontwikkeling en productie van (onderdelen van) gasturbines en raketmotoren;

  • Luchtvaart- ruimtevaarttechniek, waarbij alle technieken toepasbaar in raketsystemen relevant zijn;

  • Productietechnologie, specifiek gericht op technologie relevant voor het ontwerpen en inrichten van productieprocessen voor raketsystemen;

  • Metaalbewerking, betrekking hebbend op CNC-machines met 3 of meer assen, specifiek betrekking hebbend op de productie van onderdelen bruikbaar in het (uranium) verrijkingsproces of raketsystemen;

  • Vacuümtechnologie, specifiek gericht op het ontwerpen en fabriceren van apparatuur voor het bereiken van vacuümtoestand voor zover specifiek toepasbaar in het (uranium)verrijkingsproces of raketsystemen.