Invoeringswet fiscaal stelsel BES

Wijziging(en) op nader te bepalen datum(s); laatste bekendgemaakt in 2010. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 12-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2018.
Geldend van 01-01-2018 t/m heden

Wet van 16 december 2010 tot vaststelling van de Wet invoeringswet fiscaal stelsel BES (Invoeringswet fiscaal stelsel BES)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in verband met de invoering en inwerkingtreding van de Wet Belastingwet BES, de Wet Douane- en Accijnswet BES, de Wet inkomstenbelasting BES en de Wet loonbelasting BES de aanpassing van enige wetten alsmede het overgangsrecht te regelen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Aanpassingen

Hoofdstuk II. Overgangsrecht en invoering fiscaal stelsel BES

Afdeling 1. Afwikkeling Nederlands-Antilliaans fiscaal stelsel

Artikel I

Afdeling 2. Specifiek overgangsrecht

Artikel VI

De in artikel 8 121, tweede lid, van de Belastingwet BES en artikel 37, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bedoelde algemene maatregel van bestuur behoeft niet te worden overgelegd aan beide kamers der Staten-Generaal indien de datum van plaatsing van deze wet in het Staatsblad is gelegen binnen twee maanden voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding.

Artikel VII

  • 1 Op grond van de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde in artikel 13b, eerste lid, onderdelen j tot en met n, van de Wet geldstelsel BES bedoelde verordeningen en de daarop gebaseerde regelingen verleende vergunningen voor het vervaardigen van accijnsgoederen, voor het opslaan van accijnsgoederen onder krediet voor de accijns of voor het opslaan van accijnsgoederen zonder verschuldigdheid van de accijns, worden tot wederopzegging aangemerkt als krachtens de Douane- en Accijnswet BES verleende vergunningen voor een accijnsgoederenplaats.

  • 2 De inspecteur onderzoekt binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding of:

    • a. degenen van wie de in het eerste lid bedoelde vergunning ingevolge dat lid is aangemerkt als een krachtens de Douane- en Accijnswet BES verleende vergunning, voldoen aan de bij of krachtens de Douane- en Accijnswet BES gestelde voorwaarden voor de afgifte van deze vergunning;

    • b. de plaatsen waarvan de in het eerste lid bedoelde vergunning ingevolge dat lid wordt aangemerkt als een vergunning voor een accijnsgoederenplaats, voldoen aan de bij of krachtens de Douane- en Accijnswet BES gestelde voorwaarden voor het verkrijgen van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats.

Artikel VIII

  • 1 Een op grond van de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening economische zones 2000 ingestelde economische zone op de BES eilanden wordt aangemerkt als een krachtens de Douane- en Accijnswet BES door onze Minister ingesteld handels- en dienstenentrepot.

  • 2 Een op grond van de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening economische zones 2000 verleende toelating tot een economische zone op de BES eilanden wordt aangemerkt als een krachtens de Douane- en Accijnswet BES door de inspecteur verleende toelating tot een handels- en dienstenentrepot.

  • 3 De inspecteur beslist bij voor bezwaar vatbare beschikking binnen twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding of de ingevolge het tweede lid toegelaten bedrijven tot een handels- en dienstenentrepot voldoen aan de bij of krachtens de Douane- en Accijnswet BES gestelde voorwaarden voor de toelating tot een handels- en dienstenentrepot met uitzondering van de in artikel 5.4, tweede lid, onderdeel c, van de Douane- en Accijnswet BES bedoelde voorwaarde. Een ingevolge het tweede lid toegelaten bedrijf dat niet voldoet aan de bij of krachtens de Douane- en Accijnswet BES gestelde voorwaarden voor de toelating tot een handels- en dienstenentrepot wordt na twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding geacht uit de handels- en dienstenentrepot te zijn verwijderd.

Artikel IX

  • 1 Dit artikel verstaat onder:

    • a. landsverordeningen: de verordeningen, bedoeld in artikel 13b, eerste lid, onderdelen d en e, van de Wet geldstelsel BES en de daarop gebaseerde regelingen alsmede de in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde in artikel 13b, eerste lid, onderdelen d en e, van de Wet geldstelsel BES bedoelde verordeningen en de daarop gebaseerde, in die periode als ministeriële regelingen geldende, regelingen;

    • b. belasting: de belastingen geheven krachtens de in onderdeel a bedoelde landsverordeningen.

  • 2 In afwijking in zoverre van de bepalingen van de landsverordeningen wordt met betrekking tot leveringen en diensten, welke vóór het tijdstip van inwerkingtreding zijn verricht, de belasting uiterlijk op de aan het tijdstip van inwerkingtreding voorafgaande dag verschuldigd.

  • 3 In afwijking in zoverre van de bepalingen van de Belastingwet BES en die van de landsverordeningen wordt, voor zover met betrekking tot leveringen en diensten die op of na het tijdstip van inwerkingtreding worden verricht, vóór het tijdstip van inwerkingtreding een factuur is uitgereikt, de vergoeding of een deel van de vergoeding is ontvangen of is overeengekomen dat de vergoeding of een deel daarvan vóór die datum zal worden voldaan, de algemene bestedingsbelasting verschuldigd op het tijdstip van inwerkingtreding.

  • 4 Teruggaaf wordt verleend van de belasting die ingevolge de bepalingen van de landsverordeningen is voldaan met betrekking tot leveringen en diensten die op of na het tijdstip van inwerkingtreding worden verricht. De teruggaaf geschiedt bij wijze van verrekening met de in het derde lid bedoelde algemene bestedingsbelasting.

  • 5 Op verzoek wordt aan de ondernemer die op grond van de bepalingen van de Landsverordening omzetbelasting 1999 op de dag vóór het tijdstip van inwerkingtreding, nog het recht heeft om een in de laatste aangifteperiode vóór die datum ontstaan overschot aan aftrekbare belasting naar een volgende aangifteperiode over te brengen, teruggaaf van belasting verleend tot het bedrag van dat door de ondernemer aan te tonen overschot. De teruggaaf wordt slechts verleend voor zover de ondernemer zijn verzoek binnen zes maanden na het tijdstip van inwerkingtreding schriftelijk indient bij de inspecteur. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beslissing.

  • 6 In afwijking in zoverre van het derde en vierde lid, van de bepalingen van de Belastingwet BES en die van de landsverordeningen wordt:

    • a. indien een ondernemer ingevolge een vóór het tijdstip van inwerkingtreding gesloten overeenkomst op of na het tijdstip van inwerkingtreding een onroerende zaak levert tegen een vergoeding welke vervalt in termijnen, ten aanzien van het gedeelte van de vergoeding dat gelijk is aan de som van de termijnen die op grond van die overeenkomst vóór dat tijdstip zijn vervallen; of

    • b. indien een ondernemer op of na het tijdstip van transitie een onroerende zaak levert in de zin van artikel 6.4, eerste lid, onderdeel f, van de Belastingwet BES, welke onroerende zaak ingevolge een vóór het tijdstip van inwerkingtreding gesloten overeenkomst in opdracht is vervaardigd onder terbeschikkingstelling van stoffen, waaronder grond is begrepen, ten aanzien van het gedeelte van de vergoeding dat gelijk is aan de som van de termijnen die op grond van die overeenkomst vóór het tijdstip van inwerkingtreding zijn vervallen en de in de vergoeding begrepen kosten van de vóór die datum gestelde stoffen;

    de ter zake verschuldigde belasting bij wijze van verrekening in mindering gebracht op de ter zake van die leveringen verschuldigde algemene bestedingsbelasting.

  • 7 De verrekening bedoeld in het zesde lid, vindt slechts toepassing op verzoek van de ondernemer en voor zover de ondernemer de in het zesde lid bedoelde verschuldigde belasting heeft voldaan. De verrekening wordt slechts toegepast voor zover de ondernemer zijn verzoek vóór het tijdstip van verschuldigdheid van de in het zesde lid bedoelde algemene bestedingsbelasting schriftelijk indient bij de inspecteur. De inspecteur beslist op het verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking.

Artikel X

  • 1 Voor een belastingplichtige die op de BES eilanden woont en die op de aan tijdstip van inwerkingtreding voorafgaande dag in aanmerking komt voor toepassing van de in de artikelen 23B, 23C, 23D en 23E van de op basis van de Wet geldstelsel BES in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening op de inkomstenbelasting 1943 opgenomen regeling voor penshonado’s, dan wel op grond van de artikelen 77 tot en met 82 van die op basis van de Wet geldstelsel BES in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening opgenomen overgangsregeling in aanmerking komt voor toepassing van de in de artikelen 23B, 23C, 23D en 23E opgenomen regeling voor penshonado’s, geldt, voor maximaal vier jaar na het tijdstip van inwerkingtreding voor zover hij op de BES eilanden woont en voldoet aan de in genoemde artikelen gestelde voorwaarden, dat, voor zover de belastbare som bestaat uit opbrengst van buitenlandse bronnen en voor zover dat tezamen met de overige bestanddelen van de belastbare som meer bedraagt dan USD 26 396:

  • 2 Ten aanzien van een belastingplichtige die in aanmerking komt voor toepassing van het eerste lid, zijn de in de Wet inkomstenbelasting BES opgenomen bepalingen omtrent persoonlijke lasten en buitengewone lasten, niet van toepassing.

Artikel XI

  • 1 Onder opbrengst van buitenlandse bronnen als bedoeld in artikel X, eerste lid, wordt verstaan de som van de volgende zuivere inkomsten:

    • a. opbrengst van bestaande of vroegere dienstbetrekking of van overige werkzaamheden uitgeoefend buiten de BES eilanden, tenzij het betreft de opbrengst van bestaande dienstbetrekking als bestuurder of commissaris van een lichaam dat feitelijk of statutair op de BES eilanden is gevestigd;

    • b. opbrengst van onderneming, voor zover deze persoonlijk met behulp van een vaste inrichting, of door vaste vertegenwoordiger of gemachtigden, buiten de BES eilanden wordt gedreven;

    • c. opbrengst van buiten de BES eilanden gelegen onroerende zaken of op zodanige zaken gevestigde rechten;

    • d. opbrengst van banktegoeden en overige schuldvorderingen, met uitzondering van:

      • 1°. schuldvorderingen, verzekerd door hypotheek, gevestigd op op de BES eilanden gelegen onroerende zaken;

      • 2°. schuldvorderingen, niet zijnde banktegoeden, ten laste van een natuurlijke of rechtspersoon die woonachtig of statutair dan wel feitelijk gevestigd is op de BES eilanden;

    • e. opbrengst van rechten op aandelen in de winst, anders dan als aandeelhouder, van een niet op de BES eilanden uitgeoefend bedrijf;

    • f. opbrengst van aandelen in, of winstbewijzen ten laste van een vennootschap welke niet feitelijk of statutair op de BES eilanden is gevestigd en waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;

    • g. voordeel uit vervreemding van tot een aanmerkelijk belang behorende aandelen in of winstbewijzen van een vennootschap welke niet feitelijk of statutair op de BES eilanden is gevestigd en waarvan het kapitaal geheel of ten dele in aandelen is verdeeld;

    • h. opbrengst van rechten op periodieke uitkeringen ten laste van een natuurlijke of rechtspersoon die niet woonachtig of gevestigd is op de BES eilanden;

    • i. de kapitaalsuitkering uit levensverzekering welke wordt betaald ten laste van een natuurlijke of rechtspersoon die niet woonachtig of gevestigd is op de BES eilanden.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder opbrengst van een vroegere dienstbetrekking verstaan de opbrengst uit een recht op periodieke uitkering, welke ter zake van een vroegere dienstbetrekking aan de belastingplichtige is toegekend mits dit hoofdzakelijk buiten de BES eilanden is opgebouwd.

  • 4 Ten aanzien van de belastingplichtige, bedoeld in artikel X, die in gebreke blijft tijdig volledige aangifte te doen, wordt de in de aanslag te begrijpen belasting verhoogd met de helft van het verschuldigde belastingbedrag.

  • 5 De overige artikelen van de Wet inkomstenbelasting BES blijven onverkort van kracht voor zover niet uitdrukkelijk in dit artikel hiervan is afgeweken.

  • 6 Het deel van de belastbare som waarop het tarief als bedoeld in artikel X niet van toepassing is, wordt belast op basis van artikel 24A van de Wet inkomstenbelasting BES. Bij de berekening van de belasting over het inkomen waarop het tarief van artikel X niet van toepassing is, worden de inkomsten waarop dit tarief wel van toepassing is, buiten beschouwing gelaten.

Artikel XII

  • 1 Indien een op de BES eilanden gevestigd lichaam op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van inwerkingtreding eindafrekeningswinst geniet als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de op basis van de Wet geldstelsel BES in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening op de winstbelasting 1940 en het lichaam vanaf het tijdstip van inwerkingtreding door de toepassing van artikel 5.2 van de Belastingwet BES in Nederland wordt geacht te zijn gevestigd, wordt de verschuldigde winstbelasting over die eindafrekeningswinst niet ingevorderd. In dat geval wordt voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 bij het in de eerste volzin bedoelde lichaam vanaf het tijdstip van inwerkingtreding de boekwaarde van de vermogensbestanddelen gesteld op de boekwaarde zoals deze gold bij de op het tijdstip dat onmiddellijk voorafging aan het tijdstip van inwerkingtreding nog op de BES eilanden gevestigde lichaam.

  • 2 Indien een niet op de BES eilanden gevestigd lichaam, dat met behulp van een vaste inrichting of een vaste vertegenwoordiger op de BES eilanden een onderneming drijft, op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van inwerkingtreding eindafrekeningswinst geniet als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de op basis van de Wet geldstelsel BES in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening op de winstbelasting 1940 en het bedoelde lichaam vanaf het tijdstip van inwerkingtreding in Nederland als buitenlandse belastingplichtige wordt aangemerkt op grond van artikel 3, onderdeel d, in samenhang met artikel 17, derde lid, onderdeel c, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, wordt de verschuldigde winstbelasting over die eindafrekeningswinst niet ingevorderd. In dat geval wordt voor de toepassing van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 bij de in de eerste volzin bedoelde vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger vanaf het tijdstip van inwerkingtreding de boekwaarde van de vermogensbestanddelen gesteld op de boekwaarde zoals deze gold bij de op het tijdstip dat onmiddellijk voorafging aan het tijdstip van inwerkingtreding nog op de BES eilanden gevestigde vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger.

Artikel XIII

  • 1 Indien een op de BES eilanden gevestigd lichaam op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van inwerkingtreding eindafrekeningswinst geniet als bedoeld in artikel 4, derde lid, van de op basis van de Wet geldstelsel BES in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening op de winstbelasting 1940 en het lichaam vanaf het tijdstip van inwerkingtreding door de toepassing van artikel 5.2 van de Belastingwet BES wordt geacht op de BES eilanden te zijn gevestigd, verleent de ontvanger voor de periode lopend vanaf het tijdstip van inwerkingtreding tot en met 31 december 2015 renteloos uitstel van betaling voor de verschuldigde belasting ter zake van die eindafrekeningswinst. Het uitstel wordt beëindigd ingeval artikel 5.8 van de Belastingwet BES toepassing vindt.

  • 2 Indien een niet op de BES eilanden gevestigd lichaam, dat met behulp van een vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger op de BES eilanden een onderneming drijft, op het tijdstip dat onmiddellijk voorafgaat aan het tijdstip van inwerkingtreding eindafrekeningswinst geniet als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de op basis van de Wet geldstelsel BES in de overgangsperiode als wet van toepassing zijnde Landsverordening op de winstbelasting 1940 en het bedoelde lichaam vanaf het tijdstip van inwerkingtreding niet in Nederland als buitenlandse belastingplichtige wordt aangemerkt op grond van artikel 3, onderdeel d, in samenhang met artikel 17, derde lid, onderdeel c, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, verleent de ontvanger voor de periode lopend vanaf het tijdstip van inwerkingtreding tot en met 31 december 2015 renteloos uitstel van betaling voor de verschuldigde belasting ter zake van die eindafrekeningswinst. Het uitstel wordt beëindigd ingeval de in de eerste volzin bedoelde vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger wordt opgeheven of ophoudt op de BES eilanden activiteiten te verrichten.

  • 3 De ontvanger verleent op verzoek van het in het eerste of tweede lid bedoelde lichaam kwijtschelding van de in het eerste onderscheidenlijk tweede lid bedoelde winstbelasting tot een bedrag gelijk aan de door dat lichaam onderscheidenlijk de op de vaste inrichting of vaste vertegenwoordiger betrekking hebbende, verschuldigde vastgoedbelasting als bedoeld in hoofdstuk IV van de Belastingwet BES. Voorts wordt het op 1 januari 2016 nog openstaande bedrag kwijtgescholden.

Afdeling 4. Overgang naar fiscaal stelsel voor de BES eilanden

Artikel XVII

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld ter zake van de overgang van tot het tijdstip van inwerkingtreding op de BES eilanden geheven belastingen naar de Belastingwet BES, de Douane- en Accijnswet BES, de Wet inkomstenbelasting BES en de Wet loonbelasting BES.

Hoofdstuk IIh. Vervallen voorzieningen van overgangsrechtelijke aard in Wet geldstelsel BES

[Treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip]

Dit onderdeel is (nog) niet in werking getreden; zie het overzicht van wijzigingen

Hoofdstuk III. Slotbepalingen

Artikel I

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld ter zake van de uitvoering van deze wet.

Artikel II

  • 1 Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende hoofdstukken, artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 16 december 2010

Beatrix

De Staatssecretaris van Financiën,

F. H. H. Weekers

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner

Uitgegeven de achtentwintigste december 2010

De Minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten