Regeling bezoldiging en beheerskosten zelfstandige bestuursorganen VWS

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2015.
Geldend van 01-01-2015 t/m 13-03-2015

Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 21 juni 2011, nr. MC-U-3067628, houdende regels voor de bezoldiging en beheerskosten van enkele bestuursorganen volksgezondheid (Regeling bezoldiging en beheerskosten bestuursorganen volksgezondheid 2011)

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Bezoldiging, vergoeding en rechtspositie

Artikel 2. Reikwijdte hoofdstuk 2

Dit hoofdstuk is, voor zover niet anders is bepaald en voor zover niet bij beschikking is afgeweken, van toepassing op de bestuursleden van:

  • a. het College bouw,

  • b. het College sanering,

  • c. het Zorginstituut,

  • d. de zorgautoriteit,

  • e. het CAK,

  • f. het CIZ.

Artikel 3. Bezoldiging, vakantie- en eindejaarsuitkering, pensioen

  • 1 De bezoldiging van de voorzitter bedraagt maximaal de bezoldiging van een lid van de topmanagementgroep van een departement van algemeen bestuur als bedoeld in bijlage A van het BBRA 1984 met dien verstande dat deze bezoldiging geldt voor een veertigurige werkweek.

  • 2 De bezoldiging van een lid bedraagt maximaal schaal 17 van het BBRA 1984, met dien verstande dat deze bezoldiging geldt voor een veertigurige werkweek.

  • 5 De bezoldiging wordt uitbetaald in gelijke maandelijkse termijnen. De vakantie- en eindejaarsuitkering worden uitbetaald in de maanden mei respectievelijk december van ieder jaar.

  • 6 De bestuursleden, met uitzondering van de bestuursleden van het CAK en van het CIZ, worden aangemeld als volwaardig deelnemer bij het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds.

Artikel 4. Reis- en verblijfkosten

  • 3 De voorzitter kan voor het vervoer tussen zijn standplaats en zijn woonplaats en voor het vervoer ten behoeve van dienstreizen aanspraak maken op dienstvervoer per auto.

  • 4 Een lid kan voor het vervoer tussen de standplaats en de woonplaats en voor het vervoer ten behoeve van dienstreizen aanspraak maken op een jaarkaart openbaar vervoer eerste klasse.

Artikel 5. Verloffaciliteiten

De bestuursleden hebben aanspraak op de verloffaciliteiten die gelden voor de sector Rijk. De verlofbepalingen van het ARAR zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6. Arbeidsongeschiktheid

In geval van ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling zijn de bepalingen ten aanzien van doorbetaling van de bezoldiging van het ARAR, alsmede de suppletieregeling gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van de sector Rijk van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7. Bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid

  • 1 In geval van tussentijds ontslag, anders dan op eigen verzoek en anders dan ten gevolge van eigen schuld of toedoen, hebben de bestuursleden, in aanvulling op de reguliere aanspraak op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet, aanspraak op een bovenwettelijke uitkering.

Artikel 8. Onpartijdigheid en integriteit

  • 1 De bestuursleden onthouden zich van het openbaren van gedachten of gevoelens, indien daardoor de goede vervulling van hun functie of het goede functioneren van de openbare dienst, voorzover deze in verband staat met hun functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.

  • 2 Het is de bestuursleden in hun ambt verboden vergoedingen, beloningen, giften of beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen.

Artikel 9. Speciale bepaling voor College bouw en College sanering

De artikelen 13 en 14, vierde lid, van de Kaderwet zijn van overeenkomstige toepassing op de bestuursleden van het College bouw en het College sanering.

Artikel 10. Speciale bepaling met betrekking tot Adviescommissie Pakket

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 Ingeval een commissielid gebruik maakt van een eigen vervoermiddel en zijn woonhuis is gelegen in een gemeente die meer dan tien kilometer is verwijderd van de gemeente waarin de vergadering wordt gehouden, wordt de vergoeding bedoeld in het eerste lid vermeerderd met een vergoeding van € 0,27 voor elke afgelegde kilometer.

  • 3 Ingeval een commissielid gebruik maakt van een openbaar vervoermiddel en zijn woonhuis is gelegen in een gemeente die meer dan tien kilometer is verwijderd van de gemeente waarin de vergadering wordt gehouden, wordt de vergoeding bedoeld in het eerste lid vermeerderd met:

    • a. de kosten voor een retourbiljet (eerste klasse) van het gebruikte openbaar vervoer;

    • b. de gemaakte kosten voor plaatselijk vervoer in de gemeente, waarin de vergadering wordt gehouden.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2015, 6775, datum inwerkingtreding 14-03-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-04-2014.

Werkt terug voor de commissie, genoemd in artikel 59b, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet.

Stcrt. 2015, 6775, datum inwerkingtreding 14-03-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2015.

werkt terug voor de commissie, genoemd in artikel 59a, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet.

Hoofdstuk 3. Beheerskosten en jaarstukken

Artikel 11. Reikwijdte hoofdstuk 3

  • 1 Dit hoofdstuk is, voor zover niet anders is bepaald, van toepassing op:

    • a. het College sanering,

    • b. het Zorginstituut,

    • c. de zorgautoriteit,

    • d. het CAK.

  • 2 Dit hoofdstuk is, met inachtneming van de tussen de Minister en het College bouw gemaakte afspraken over de afbouw van dat college, waar mogelijk van overeenkomstige toepassing op het College bouw.

  • 3 Dit hoofdstuk is, met inachtneming van de tussen de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het CIZ gemaakte afspraken over de concretisering van de juridische status van het CIZ in de periode 2015 – 2019, waar mogelijk van overeenkomstige toepassing op het CIZ.

Artikel 12. Budget

  • 1 Het budget wordt vastgesteld op grond van de ingediende begroting, waarbij de begroting is gebaseerd op het prijspeil van het lopende jaar en het door de Minister aan het bestuursorgaan bekend gemaakte financiële kader.

  • 2 In de loop van het begrotingsjaar kan besloten worden tot verhoging of verlaging van het budget op grond van gestegen of gedaalde kosten.

  • 3 Indien de begroting hoger is dan het bekend gemaakte financiële kader, doet het bestuursorgaan een voorstel aan de Minister hoe dit verschil gedekt kan worden.

Artikel 13. Bevoorschotting budget

De Minister houdt bij de bevoorschotting van het budget een zodanige frequentie en hoogte aan dat deze in voldoende mate aansluit op de in het vijfde lid van artikel 15 bedoelde liquiditeitsbehoefte van het bestuursorgaan.

Artikel 14. Inrichting werkprogramma

Het werkprogramma bevat een zodanige beschrijving van de voorgenomen activiteiten dat een goed beeld gegeven wordt van werkzaamheden die het bestuursorgaan van plan is uit te gaan voeren, alsmede van de inzet van de beschikbare financiële en personele middelen.

Artikel 15. Inrichting begroting

  • 1 In de begroting en de meerjarenraming worden de volgende kostensoorten en baten onderscheiden:

    • a. personele kosten;

    • b. huisvestingskosten;

    • c. automatiseringskosten;

    • d. bureaukosten;

    • e. overige kosten;

    • f. baten.

  • 2 De in het eerste lid genoemde groepen van kostensoorten en baten worden in de begroting zodanig uitgesplitst dat een goed beeld ontstaat van de samenstelling daarvan.

  • 3 In de begroting wordt het vermoedelijk beloop in het lopende jaar opgenomen.

  • 4 In de meerjarenraming worden zoveel mogelijk de financiële gevolgen tot uitdrukking gebracht van hetgeen ten grondslag ligt aan de bedragen die zijn opgenomen in de begroting.

  • 5 De begroting bevat een raming van de maandelijkse liquiditeitsbehoefte voor het desbetreffende begrotingsjaar.

Artikel 16. Inrichting toelichting bij de begroting

De begroting gaat vergezeld van een toelichting waarin:

  • a. wordt ingegaan op de voorgenomen werkzaamheden die leiden tot een wijziging van de hoogte van de beheerskosten ten opzichte van het voorafgaande jaar;

  • b. per begrotingspost, voor zover mogelijk, een cijfermatige specificatie en onderbouwing wordt gegeven, waarbij kosten van afschrijvingen, rentelasten en dotaties aan voorzieningen worden toegelicht;

  • c. de gevolgen voor de beheerskosten worden aangegeven ten aanzien van de werkzaamheden die vervallen ten opzichte van het voorafgaande jaar;

  • d. nieuwe dan wel gewijzigde activiteiten worden toegelicht op de inzet van financiële middelen en personele inzet;

  • e. de investeringsplannen voor het begrotingsjaar en de vier daaropvolgende jaren worden vermeld, waarbij per investering het afschrijvingsbedrag, de afschrijvingsmethode en de afschrijvingstermijn worden aangegeven;

  • f. de gronden worden vermeld waarop de meerjarenraming is gebaseerd, waaronder een meerjarig overzicht van de geraamde ontwikkeling van de personeelsformatie, welke zoveel mogelijk is uitgesplitst naar de werkzaamheden, bedoeld in artikel 14;

  • g. substantiële schommelingen in de meerjarenraming worden toegelicht.

Artikel 17. Inrichting jaarrekening

  • 1 De jaarrekening bestaat uit de balans en de exploitatierekening, alsmede uit de toelichting op beide.

  • 2 Indien een begrote groep van kostensoorten of baten is over- of onderschreden, wordt dit per groep van kostensoorten of baten nader toegelicht.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in artikel 14 van de Kaderwet wordt in de toelichting op de jaarrekening de bezoldiging van iedere individuele bestuurder opgenomen.

  • 5 De accountantscontrole geschiedt met inachtneming van een door de Minister vastgesteld protocol dat geacht wordt deel uit te maken van deze regeling.

  • 6 De accountantscontrole bij het CAK geschiedt in afwijking van het vijfde lid, met inachtneming van een specifiek voor het CAK door de Minister en de zorgautoriteit vastgesteld Protocol Accountantsonderzoek CAK.

Artikel 17a. Aanvullende bepaling jaarrekening CAK

  • 3 De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport beoordeelt de rechtmatigheid, bedoeld in het tweede lid, op basis van de resultaten van een door hem uitgevoerde statistische steekproef.

  • 4 Bij het onderzoek dat aan de verklaring omtrent de getrouwheid en het verslag van bevindingen ten grondslag ligt, wordt de in het derde lid bedoelde beoordeling als gegeven beschouwd.

Artikel 17b. Aanvullende bepaling jaarrekening CIZ

In de jaarrekening van het CIZ wordt onderscheid gemaakt tussen de kosten verbonden aan het nemen van indicatiebesluiten als bedoeld in artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg, de kosten verbonden aan het nemen van indicatiebesluiten als bedoeld in artikel 5.2.1 en het nemen van besluiten als bedoeld in artikel 5.2.2 van het Besluit langdurige zorg, en de kosten verbonden aan de uitvoering van het Besluit uitvoering kinderbijslag.

Artikel 18. Inrichting exploitatierekening en jaarverslag

  • 1 De inrichting van de exploitatierekening sluit aan bij de inrichting van de begroting.

  • 2 De inrichting van het jaarverslag sluit aan bij de inrichting van het werkprogramma.

Artikel 19. Egalisatiereserve

  • 2 Het totaal van de egalisatiereserve en de verplichte reserve bedraagt aan het einde van het begrotingsjaar niet minder dan nul.

  • 3 Het onverdeeld resultaat wordt, na vaststelling van de jaarrekening, in zijn geheel toegevoegd aan de egalisatiereserve. Indien en voor zover dit leidt tot overschrijding van het in het eerste lid gestelde maximum dan wordt het meerdere teruggevorderd.

  • 4 Dotatie en onttrekking aan en vrijval van reserves en voorzieningen worden afzonderlijk vermeld en toegelicht in de jaarrekening.

  • 5 Artikel 33 van de Kaderwet is van overeenkomstige toepassing met betrekking tot de egalisatiereserve van het College sanering.

Artikel 20. Toestemming verrichten van handelingen

Het CAK, het CIZ, het Zorginstituut en de zorgautoriteit behoeven voorafgaande toestemming van de Minister voor het verrichten van handelingen als bedoeld in artikel 32, onderdelen a en d tot en met g, van de Kaderwet.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 22. Intrekkings- en overgangsbepaling

  • 3 De Regeling bezoldiging en beheerskosten bestuursorganen volksgezondheid, zoals die luidde onmiddellijk voor het tijdstip van intrekking, blijft van toepassing op de in die regeling bedoelde jaarverantwoording over het jaar 2010 en de begroting, het werkprogramma en de jaarverantwoording over het jaar 2011 en kan desgewenst worden gewijzigd.

Artikel 23. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bezoldiging en beheerskosten zelfstandige bestuursorganen VWS

Artikel 24. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip dat de Wet van 31 maart 2011 tot aanpassing van enige wetten teneinde een aantal zelfstandige bestuursorganen onder de werking van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen te brengen (Stb. 2011, 204) in werking treedt.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E.I. Schippers