1. Inleiding
[Regeling vervallen per 01-07-2016]
Voor u ligt het subsidiebeleidskader voor Humanitair Ontmijnen en Clustermunitie voor
de periode 2012–2016. Het beleidskader vormt het richtsnoer voor de beoordeling van
de aanvragen voor subsidies onder dit kader. Samen met het verplicht te hanteren aanvraagstramien
(zie annex I) vormt het tevens de leidraad voor het opstellen van de subsidieaanvraag
voor de periode 2012–2016.
Na afloop van een gewapend conflict leiden landmijnen, ongeëxplodeerde munitie (UXO)
zoals clustermunitie en andere explosive remnants of war (ERW) vaak tot langdurige onveiligheid voor burgers. Naast het directe gevaar voor
mensen, zorgen de explosieve overblijfselen van conflicten ervoor dat de gebieden
waar zij voorkomen gevaarlijk en ontoegankelijk blijven, waardoor humanitaire hulp
en sociaaleconomische wederopbouw niet op gang kunnen komen. Wegen, grensgebieden,
de omgeving van huizen en scholen blijven onbegaanbaar, waardoor burgers geen toegang
hebben tot voedsel, water en andere basisbehoeften. Daarnaast kunnen vluchtelingen
en IDPs (internally displaced persons) moeilijk terugkeren.
Nederland heeft zich middels ondertekening en ratificatie van het Verdrag tegen Anti-personeelsmijnen
(Verdrag van Ottawa) en de Conventie over Clustermunitie (Verdrag van Oslo) ertoe
verplicht om landen die daar zelf niet of minder goed toe in staat zijn, bij te staan
bij mine action en het ruimen van clustermunitie: d.w.z. bij de zorg voor slachtoffers, bij ruiming
van mijnen, clustermunitie en ERW, evenals bij de vernietiging van voorraden mijnen,
clustermunitie (stockpile destruction) en Mine Risk Education.
De IMAS (International Mine Action Standards) definiëren mine action als volgt:
‘Activities which aim to reduce the social, economic and environmental impact of mines
and EWR, Mine action is not just about demining, but also about people and societies
and how they are affected by landmine contamination. The objective of mine action
is to reduce the risk from landmines to a level where people can live safely, in which
economic, social and health development can occur free from the constraints imposed
by landmine contamination and in which the victim’s needs can be addressed’.
Mine Action houdt onder andere in:
In het kader van het Protocol V van de Convention on Certain Conventional Weapons (CCW) en het Verdrag van Oslo, geldt een dergelijke verplichting ook voor wat betreft
ongeëxplodeerde munitie alsmede voor achtergelaten munitie (unexploded ordnance (UXO) en abandoned explosive ordnance (AXO).
Teneinde het jaarlijkse aantal slachtoffers van ongevallen met explosieven terug te
dringen en de sociaal-economische ontwikkeling in post-conflict gebieden te bevorderen,
is het ruimen van landmijnen (AP-mijnen alsmede Mines other than Anti-Personnel Mines,
ofwel MOTAPM), en, waar dat aan de orde komt, Explosive Remnants of War (verlaten
munitieopslagplaatsen en onontplofte munitie zoals submunitie van clusterwapens) onderdeel
van het Nederlandse geïntegreerde beleid op het gebied van wederopbouw na conflict.
Nederland staat voor een coherente en geïntegreerde benadering van wederopbouw, waarbij
op basis van de lokale context verschillende beleidsinstrumenten – politiek, ontwikkelingssamenwerking,
humanitair, economisch en militair – elkaar aanvullen en versterken. Nederland onderkent
de noodzaak om de mine action sector als geheel meer te integreren in mainstream development en wederopbouw.
Nederland is traditioneel een vooraanstaande donor op het gebied van ruiming van onontplofte
oorlogsresten. Jaarlijks streeft Nederland er naar ongeveer EUR 15 mln. beschikbaar
te stellen voor het detecteren en ruimen van deze wapens. Om deze reden is besloten
een meerjarige subsidietender uit te zetten welke van kracht zal zijn in de periode
1 januari 2012 tot en met 30 juni 2016.
De hoogte van het budget dat beschikbaar is voor het verstrekken van subsidies in
het kader van Humanitair Ontmijnen en Clustermunitie bedraagt EUR 45 mln. voor de
periode 1 januari2012–30 juni 2016. Deze tender wordt opengesteld voor nationale en
internationale maatschappelijke organisaties, die zich inzetten ter bevordering van
de in dit subsidiekader uitgewerkte prioritaire thema’s. Bedrijven komen niet in aanmerking
voor een subsidie in het kader van deze tender.
Om voor subsidieverlening in aanmerking te komen dient het programma waarvoor subsidie
wordt gevraagd niet eerder te starten dan 1 juli 2012.
De beschikbare subsidiemiddelen maken deel uit van het Stabiliteitsfonds, dat zich
richt op de financiering van activiteiten welke een brug slaan tussen veiligheids-
en ontwikkelingsbeleid met als doel op snelle en flexibele wijze ondersteuning te
bieden aan programma’s die op het snijvlak van vrede, veiligheid en ontwikkeling liggen.
De aandacht gaat daarbij uit naar gebieden met reële veiligheidsdreigingen, veelal
instabiele landen die dreigen af te glijden naar een conflictsituatie, en post-conflictgebieden.
In dit subsidiebeleidskader worden in hoofdstuk 2 allereerst de beleidsuitgangspunten
geschetst die de basis vormen voor deze tender. De uitgangspunten zijn vertaald in
voorwaarden die gelden om voor subsidieverlening in het kader van deze tender in aanmerking
te kunnen komen: de drempelcriteria (paragraaf 4.1). De beoordelingscriteria vormen
de basis voor de beoordeling van de subsidieaanvragen die aan de drempelcriteria voldoen.
Voordat deze criteria uiteen worden gezet in hoofdstuk 4, beschrijft dit Subsidiekader
in hoofdstuk 3 hoe de beoordelingsprocedure van subsidieaanvragen zal verlopen.
De beoordeling gebeurt in achtereenvolgende fases, steeds aan de hand van toetsen
die de verschillende drempel- en beoordelingscriteria bevatten. De eerste beoordelingsfase
bestaat, naast de toets op de drempelcriteria, uit een organisatietoets (O-toets)
aan de hand waarvan een oordeel wordt gevormd over de kwaliteit en doelmatigheid van
de aanvragende organisatie. De tweede beoordelingsfase bestaat uit de beoordeling
van de kwaliteit van het programma door middel van een programmatoets. Deze toetsen
komen in hoofdstuk 4 aan bod.
Bij dit Subsidiekader behoort een aantal annexen. Het betreft het aanvraagstramien
(Annex I), de Prioritaire landenlijst (partnerlanden en landen in prioritaire regio’s
(Annex II), de omschrijving van de ODA criteria van de OESO (Annex III) en de definities
‘Outcomes’ en ‘Outputs’ door DAC/OESO (Annex IV), de DAC-landenlijst van OESO (Annex
V) en de IMAS guidelines (Annex VI).
2. Beleidsuitgangspunten van Humanitair Ontmijnen en Clustermunitie
[Regeling vervallen per 01-07-2016]
2.1. Doelstelling en Beleidsthema’s van Humanitair Ontmijnen en Clustermunitie
[Regeling vervallen per 01-07-2016]
De Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking van 18 maart 2011 bevat de beleidsvoornemens
van de regering voor Ontwikkelingssamenwerking.Op basis van een analyse van snel veranderende omstandigheden in de wereld die vanzelfsprekend
ook gevolgen hebben voor ontwikkelingssamenwerking, worden in deze beleidsbrief vier
thematische speerpunten voor de bilaterale ontwikkelingssamenwerking benoemd:
De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken heeft in bovengenoemde Focusbrief het aantal
partnerlanden waar Nederland een ontwikkelingsrelatie mee onderhoudt, verminderd van
33 naar 15, ingedeeld in drie landenprofielen.Voor een overzicht van de landen die onder de specifieke profielen vallen, wordt verwezen
naar annex II bij deze beleidsregels: Prioritaire landenlijst.
Het bevorderen van veiligheid en rechtsorde, onder meer in fragiele staten en conflictgebieden,
is van belang voor het behalen van de Millennium ontwikkelingsdoelen (MDGs), de bescherming
van mensenrechten en het bredere veiligheidsbeleid. Ook wordt bijgedragen aan Nederlandse
welvaart en economische belangen. In fragiele en conflictsituaties zullen dan ook
eerst de voorwaarden, voldoende veiligheid en een functionerende rechtsorde, moeten
worden geschapen voor een effectieve bijdrage aan duurzame ontwikkeling. De tender
Humanitair Ontmijnen en Clustermunitie valt onder het speerpunt Veiligheid en Rechtsorde,
zoals weergegeven in de Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking. Het speerpunt kent de
volgende pijlers:
-
1) Veiligheid voor burgers (human security);
-
2) Een legitieme overheid met voldoende capaciteit;
-
3) Het creëren van vredesdividend.
De doelstelling van de tender Humanitair Ontmijnen en Clustermunitie is het bevorderen
van veiligheid en stabiliteit voor burgers (pijler 1) en het scheppen van voorwaarden
voor sociaaleconomische wederopbouw (pijler 3).
Om in aanmerking te kunnen komen voor een subsidie in het kader van Humanitair Ontmijnen
en Clustermunitie dient de aanvraag zich te richten op ten minste twee van de volgende
drie categorieën van activiteiten:
-
1) Activiteiten gericht op het stabiliseren van vrede en veiligheid voor burgers door
survey en ruimen van mijnen (clearance), ERW, UXO, AXO en clustermunitie.
-
2) Vernietigen van voorraden mijnen, UXO, AXO,en ERW (inclusief clustermunitie).
-
3) Activiteiten gericht op slachtofferhulp (Victim Assistance) en bewustwordingscampagnes
op het gebied van ontmijnen (Mine/ERW Risk Education).
Daarnaast dienen de activiteiten bij te dragen aan het bevorderen van veiligheid en
stabiliteit van burgers en sociaaleconomische wederopbouw. Ook is van belang dat de
activiteiten een bijdrage leveren aan lokale capaciteitsopbouw (duurzaamheid).
Gender
[Regeling vervallen per 01-07-2016]
Binnen het speerpunt van Veiligheid en Rechtsorde speelt het versterken van de positie
van vrouwen als actor binnen wederopbouw- en vredesprocessen een belangrijke rol.
Duurzame vrede en wederopbouw worden namelijk alleen bereikt wanneer de lokale bevolking
deze dragen en uitvoeren. Kennis over de onderscheidende perspectieven en rollen van
mannen en vrouwen is hierbij onontbeerlijk. Veiligheid is namelijk niet gender-neutraal.
Enerzijds zijn vrouwen sneller slachtoffer van (seksueel) geweld. Anderzijds wordt
de capaciteit van vrouwen in conflictpreventie, -resolutie en -transformatie nu onvoldoende
benut, waarmee efficiency en effectiviteit verloren gaat. Vrouwen zijn namelijk belangrijke
‘early warners’ voor conflicten en zij zijn lokale en nationale vredesactoren. Het
betrekken van vrouwen is dan ook ‘smart security’. Leidraad hierbij is VN Veiligheidsraad
Resolutie 1325, welke de impact van gewapend conflict op vrouwen adresseert en aandacht
besteedt aan de positieve bijdrage die vrouwen kunnen leveren aan vredesonderhandelingen,
conflictoplossing en de wederopbouw op lange termijn.
Vandaar dat Nederland zich inzet voor het versterken van de positie van vrouwen als
actor in wederopbouw- en vredesprocessen.
Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen is dan ook van belang dat de positie
van vrouwen als actor bij wederopbouw- en vredesprocessen wordt versterkt.
Geografische prioriteiten. Om voor subsidieverlening in het kader van Humanitair Ontmijnen en Clustermunitie
in aanmerking te komen dienen activiteiten te worden uitgevoerd in de partnerlanden
uit de focusbrief OS en/of landen in de prioritaire regio’s die staan vermeld in de
bij deze beleidsregels behorende Prioritaire landenlijst (Annex II). Vanuit het oogpunt
van vrede, veiligheid en ontwikkeling heeft de regering, naast de partnerlanden, gekozen
voor drie prioritaire regio’s, te weten de Hoorn van Afrika, het Grote Meren gebied,
het Midden Oosten en Noord-Afrika. Prioriteit zal gegeven worden aan activiteiten
in de landen waar het ruimen van landmijnen en clustermunitie de hoogste prioriteit
heeft voor het consolideren van vrede, veiligheid en wederopbouw.
Ottawa-verdrag en Oslo-verdrag. Nederland streeft er naar dat de activiteiten worden uitgevoerd in landen die de
Ottowa- en Oslo-conventie hebben ondertekend en geratificeerd. Ook dient de lokale
overheid zich verantwoordelijk te voelen voor mijnenruiming en clustermunitie, wat
zich tenminste vertaalt in het bestaan van een coördinatiemechanisme voor mine action, bij voorkeur ook in wetgeving op het gebied van mine action en idealiter in verankering in een nationale strategie voor mine action, ontwikkeling
of armoedebestrijding, zoals een Poverty Reduction Strategy Paper (PRSP).
Subsidies worden verstrekt voor een periode van maximaal vier jaar.
2.2. Voor wie zijn de subsidies bestemd
[Regeling vervallen per 01-07-2016]
In aanmerking voor subsidie komen zelfstandige internationale en Nederlandse maatschappelijke
organisaties, met rechtspersoonlijkheid, zonder winstoogmerk, die zich gespecialiseerd
hebben in Mine Action en die op resultaatgerichte wijze gericht zijn op het bevorderen van vrede, veiligheid,
stabiliteit en welvaart door ontmijningsactiviteiten (mine action), en het ruimen van clustermunitie.
Organisaties kunnen zelfstandig een subsidievraag indienen of deel uitmaken van een
alliantie van penvoerders en mede-indieners welke aan dezelfde eisen voldoen als zelfstandige
aanvragers/penvoerders. De penvoerder dient in een dergelijk geval namens de alliantie
een aanvraag voor het programma in. De penvoerder is, indien de aanvraag wordt gehonoreerd,
verantwoordelijk en aanspreekbaar voor de uitvoering van het programma van de alliantie
en de naleving van de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen. In een alliantie
kunnen alleen maatschappelijke organisaties in bovenstaande zin deelnemen.
Organisaties welke betrokken zijn of waren bij de illegale handel in mijnen of wapens,
of de productie ervan, zijn uitgesloten van subsidieverlening in het kader van Humanitair
Ontmijnen en Clustermunitie. Hetzelfde geldt voor commerciële ontmijningsbedrijven.
Dergelijke bedrijven kunnen zich rechtstreeks wenden tot UNMAS. UNMAS maakt in de
landen waar zij werkzaam is, gebruik van aanbesteding. Jaarlijks stelt Nederland naast
de tender Humanitair Ontmijnen en Clustermunitie, een bedrag beschikbaar voor UNMAS.
3. Beoordelingsprocedure
[Regeling vervallen per 01-07-2016]
3.1. Beoordelingscriteria
[Regeling vervallen per 01-07-2016]
Organisaties die een subsidie aanvragen in het kader van Humanitair Ontmijnen en Clustermunitie
moeten aan bepaalde criteria voldoen om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen.
Er zijn drie soorten criteria:
-
1. Drempelcriteria: criteria waaraan elke aanvraag zonder meer moet voldoen. Indien een
aanvraag niet voldoet aan één of meerdere van de drempelcriteria, wordt de aanvraag
afgewezen.
-
2. Criteria met betrekking tot de kwaliteit van de aanvragende organisatie (organisatietoets,
O-toets).
-
3. Criteria met betrekking tot de kwaliteit van het programmavoorstel (programmatoets,
P-toets).
Een nadere uitwerking van deze criteria is opgenomen in hoofdstuk 4.
3.2. Beoordeling
[Regeling vervallen per 01-07-2016]
De bepalingen van de Algemene Wet Bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen en de uiteindelijke
subsidieverstrekking. De aanvragen zullen worden beoordeeld met inachtneming van deze
regelgeving en overeenkomstig de maatstaven die in deze beleidsregels zijn neergelegd.
Daarnaast zijn de beleidsregels van toepassing zoals vastgesteld in het Standaardkader
Ontwikkelingssamenwerking.Indien de beleidsregels voor Humanitair Ontmijnen en Clustermunitie afwijken van het
Standaardkader Ontwikkelingssamenwerking hebben de beleidsregels voor Humanitair Ontmijnen
en Clustermunitie voorrang.
De beoordeling van de aanvragen en de toekenning en verdeling van de beschikbare middelen
vindt plaats via een tender: van alle aanvragen die voldoen aan de maatstaven van
deze beleidsregels, wordt de kwaliteit beoordeeld volgens dezelfde criteria. De aanvragen
die op basis van deze toets de meeste punten scoren, komen als eerste voor subsidie
in aanmerking. De Staatssecretaris besluit tot subsidieverlening overeenkomstig deze
rangorde, binnen het raam van een evenwichtige spreiding van de beschikbare middelen
als bedoeld in artikel 8, derde lid, sub d, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Besluitvorming over de subsidieaanvragen door de Staatssecretaris vindt plaats uiterlijk
op 16 juni 2012.
3.3. Toetsing en verdeling beschikbare middelen
[Regeling vervallen per 01-07-2016]
De beoordeling van de aanvragen voor Humanitair Ontmijnen en Clustermunitie zal getrapt
plaatsvinden, resulterend in een besluit over toekenning van de middelen die beschikbaar
zijn voor Humanitair Ontmijnen en Clustermunitie over de ingediende aanvragen.
De eerste fase bestaat uit een controle op de drempelcriteria en de organisatietoets.
Voor de tweede fase worden alleen de voorstellen bekeken die voldoen aan de drempelcriteria
en waarvan de organisaties een voldoende score op de O-toets hebben behaald.
3.3.1. Toetsen in fase 1
[Regeling vervallen per 01-07-2016]
De drempelcriteria zijn criteria waaraan aanvragen voor Humanitair Ontmijnen en Clustermunitie
zonder meer moeten voldoen. Er worden geen punten toegekend; bij het niet voldoen
aan één of meerdere criteria volgt een afwijzing en wordt de aanvraag verder buiten
behandeling gelaten.
De organisatietoets bevat criteria die een oordeel geven over de kwaliteit en doelmatigheid
(track record, planning, monitoring en evaluatie, en financieel en administratief
management) van de aanvragende organisatie. Aanvragen van organisaties van wie de
kwaliteit en doelmatigheid als onvoldoende wordt beoordeeld, worden afgewezen en niet
verder beoordeeld.
3.3.2. Toets in fase 2
[Regeling vervallen per 01-07-2016]
In fase 2 wordt de kwaliteit van het programmavoorstel beoordeeld. Indien de kwaliteit
van het programma als onvoldoende wordt beoordeeld, komt de aanvraag niet voor subsidie
in het kader van Humanitair Ontmijnen en Clustermunitie in aanmerking.
3.3.3. Verdeling beschikbare middelen
[Regeling vervallen per 01-07-2016]
De verdeling van de beschikbare middelen vindt plaats aan het einde van fase 2, dus
op basis van de uitkomsten van de kwalitatieve beoordeling, aan de hand van bovenvermelde
programmatoets, van de aanvragen welke de drempelcriteria en de organisatietoets zijn
doorgekomen.
Om voor een subsidie in het kader van Humanitair Ontmijnen en Clustermunitie in aanmerking
te kunnen komen zal een toetsing aan de criteria van dit beleidskader met een voldoende
resultaat moeten zijn afgesloten.
Als de beschikbare middelen niet toereikend zijn om alle aanvragen die als voldoende
zijn beoordeeld volledig te honoreren, zal de verdeling van de middelen over deze
aanvragen vervolgens plaatsvinden aan de hand van een rangschikking van de aanvragen
naar aanleiding van de uitkomsten van de P-toets. Bij de uiteindelijke verdeling van
de middelen zal de mate waarin een aanvraag wordt gehonoreerd gerelateerd zijn aan
de mate waarin aan de criteria wordt voldaan. Tevens zal bij de besteding van de beschikbare
middelen worden gestreefd naar een evenwichtige geografische dekking en spreiding.
3.4. Aanvraagprocedure
[Regeling vervallen per 01-07-2016]
Aanvragen voor een subsidie dienen, met gebruikmaking van het daartoe door de Staatssecretaris
vastgestelde en ter beschikking gestelde aanvraagstramien (Annex I bij deze beleidsregels)
uiterlijk op donderdag 15 maart 2012, 16.30 uur te zijn ontvangen op het Ministerie van Buitenlandse Zaken, EFV/Tender
Mine Action, Bezuidenhoutseweg 67, 2500 EB, Den Haag.Aanvragen dienen compleet en zonder voorbehoud te worden ingediend, rechtsgeldig ondertekend,
in tweevoud op papier en op Cd-rom. Het is niet mogelijk om een voorlopige aanvraag
in te dienen. De aanvraag dient te worden opgesteld in de Nederlandse of Engelse taal.
In het kader van de aanvraagprocedure wordt met nadruk gewezen op artikel 7, derde lid, van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken. Mocht een aanvraag onvolledig worden ingediend, dan kan de minister vragen om een
aanvulling. Als datum van ontvangst van de aanvraag zal vervolgens gelden de datum
waarop de aanvraag is aangevuld. Indien een aanvraag pas in de laatste twee weken
voor het verstrijken van de deadline wordt ingediend, loopt de aanvrager het risico
dat de minister geen toepassing zal geven aan zijn bevoegdheid om de indiener om een
aanvulling te vragen aangezien een dergelijke aanvulling niet meer mogelijk is zonder
de deadline te overschrijden. In dat geval zal de aanvraag derhalve niet meer kunnen
worden aangevuld, maar zal deze worden beoordeeld zoals hij primair was ingediend.
Mochten er vragen ontstaan naar aanleiding van dit document of andere zaken dan kunt
u deze indienen, waarna de vragen geanonimiseerd beantwoord worden door middel van
publicatie via internet.
De eerste deadline voor het indienen van vragen is op 7 januari 2012, 16.30.
De tweede deadline voor het indienen van vragen is 7 februari 2012, 16:30. De antwoorden
op de vragen zullen telkens twee weken later gepubliceerd worden op de volgende website:
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/subsidies-voor-ontwikkelingssamenwerking-en-europa/subsidies-maatschappelijke-organisaties.
Vragen kunnen ingediend worden per e-mail op het adres: EFV-tender-demining@minbuza.nl.
3.5. Uitvoering en planning van de besluitvorming
[Regeling vervallen per 01-07-2016]
De beoordeling van de aanvragen vindt ambtelijk plaats door een beoordelingscommissie
bestaande uit minimaal twee medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
en eventueel een externe consultant. De beoordeling geschiedt aan de hand van de voor
subsidieverlening door de Staatssecretaris geldende wet- en regelgeving, het Standaardkader
OS en dit subsidiebeleidskader. Uiterlijk 16 juni 2012 neemt de Staatssecretaris een
besluit over de aanvragen.
4. Beoordeling van de aanvragen
[Regeling vervallen per 01-07-2016]
4.1. De drempelcriteria
[Regeling vervallen per 01-07-2016]
Voor de drempelcriteria geldt dat indien een aanvraag niet aan één of meerdere criteria
voldoet, deze wordt afgewezen en niet verder in behandeling wordt genomen. Deze criteria
worden hieronder vermeld en indien nodig toegelicht.
Criterium D.1
De aanvrager is een maatschappelijke organisatie zonder winstoogmerk en bezit rechtspersoonlijkheid. Dit blijkt uit bijgevoegde statuten van de organisatie.
Criterium D.2
De aanvrager werkt grensoverschrijdend (dat wil zeggen in meer dan één land) en zet
zich in voor structurele armoedevermindering in de prioritaire landen
van dit subsidiebeleidskader (annex II), door samenwerking met maatschappelijke organisaties
zonder winstoogmerk in die landen of (lokale en nationale) overheden, met als doel
het bevorderen van stabiliteit, consolideren van vrede en veiligheid, wederopbouw
en capaciteitsopbouw, door activiteiten op het gebied van mine action en het ruimen
van clustermunitie.
De doelstellingen van de organisatie zoals vermeld in de statuten of overige relevante
documenten (bijvoorbeeld track record, strategisch jaarplan/meerjarenplan), dienen
dit van de organisatie duidelijk te maken.
Criterium D. 3
-
a. De aanvrager sluit bij de uitvoering van ontmijningsactiviteiten aan bij de National
Mine Action Authority (NMAA) of equivalent, indien deze bestaat in het desbetreffende
land. Dit blijkt uit het voorstel.
-
b. Daarnaast voert de organisatie ontmijningsactiviteiten uit in lijn met de internationaal
geldende mine action standards (IMAS), inclusief de UN Gender guidelines voor ontmijningsprogramma’s.
Dit blijkt uit het voorstel.
Criterium D.4
De aanvrager maakt aannemelijk dat vanaf 1 juli 2012 ten minste 25% van de jaarlijkse
inkomsten afkomstig is uit bronnen anders dan BZ-bijdragen. Subsidies in het kader
van Humanitair Ontmijnen en Clustermunitie zullen nooit meer bedragen dan 75% van de jaarlijkse inkomsten van de organisatie. De aanvrager onderbouwt de aannemelijkheid hiervan aan de hand van de inkomsten over
de periode 2008–2010.
Indien de aanvrager penvoerder is voor een alliantie geldt dit criterium voor de gehele
alliantie. Dat wil zeggen dat indien één van de deelnemende organisaties minder dan
25% van de jaarlijkse inkomsten uit andere dan BZ bijdragen verwerft, dit kan worden
gecompenseerd door een andere partij uit de alliantie. Gelden die direct of indirect
worden verkregen ten laste van de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
(bijvoorbeeld een subsidie of bijdrage van een Nederlandse ambassade) tellen niet
mee bij het bepalen van de omvang van de eigen inkomsten.
Criterium D.5
Het bruto salaris van de leden van management en bestuur van de aanvragende organisatie
staat niet later dan met ingang van het tijdvak waarvoor subsidie wordt verleend in
redelijke verhouding tot de het niveau van de functie, de geografische ligging en
de omvang en complexiteit van de organisatie. De aanvrager specificeert de hoogte van de salarissen (inclusief toeslagen) van de
leden van het management (inclusief CEO) en van het bestuur.
Criterium D.6 De aanvrager is in staat tot een adequaat financieel beheer. De aanvrager kan door
ervaringsdeskundigheid met betrekking tot de activiteiten als waarvoor subsidie wordt
gevraagd een doelgerichte en doelmatige uitvoering van de activiteiten waarborgen.
Criterium D.7
De subsidieaanvraag bedraagt minimaal € 4 miljoen en maximaal € 20 miljoen en heeft
een looptijd van maximaal 4 jaar met een startdatum van niet eerder dan 1 juli 2012.
Bij een kortere looptijd is het minimale bedrag van de subsidieaanvraag naar rato
lager. De minimale looptijd van de activiteit bedraagt 36 maanden (waarbij een aanvraag
ten minste € 3 miljoen en ten hoogste € 15 miljoen bedraagt). Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.8
Het programma betreft geen initiatieven die proselitisme (mede) beogen. Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.9
Ten minste 60% van de besteding van de middelen die zijn benodigd voor de uitvoering
van de activiteiten vindt plaats in minimaal 3 partnerlanden en/of landen uit de prioritaire
regio’s.Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.10
Het programma betreft geen commerciële dienstverlening, investeringen of commerciële
activiteiten. Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.11
Het programma betreft activiteiten die toe te rekenen zijn aan de ODA-middelen volgens
de OESO/DAC-criteria.
Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.12
Het programma richt zich op ten minste twee van de volgende drie categorieën van activiteiten:
-
1)
Activiteiten gericht op het stabiliseren van vrede en veiligheid voor burgers door
survey en het ruimen van mijnen (clearance), ERW, UXO, AXO en clustermunitie.
-
2)
Vernietigen van voorraden mijnen, UXO, AXO,ERW en clustermunitie).
-
3)
Activiteiten gericht op slachtofferhulp (Victim Assistance) en bewustwordingscampagnes
op het gebied van ontmijnen (Mine/ERW Risk Education).
Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.13 De ontmijningsactiviteiten dragen bij aan sociaaleconomische wederopbouw en het bevorderen
van de veiligheid en stabiliteit van burgers.
Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.14
Voor zover het programma ontmijningsactiviteiten bevat wordt daarbij gewerkt met één
van beide of beide volgende ontmijningstechnieken:
-
1)
Handmatige detectie, ondersteund door mechanische middelen. Het gaat daarbij om handmatige detectie (detector en prikstok) die wordt ondersteund
door mechanische middelen zoals al dan niet gepantserde maai- en graafmachines, zogenaamde
'steel wheels', rollers, zeeftrommels, trilband- en vlegelmachines.
-
2)
Toolbox. Daarbij wordt het juiste instrument gekozen bij ieder specifiek probleem. De opleiding
en inzet van detectiehonden (of -ratten) in het kader van een programma waarin mijnenruiming
centraal staat kan eveneens in aanmerking komen voor subsidie.
Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
Criterium D.15 Het programma betreft geen activiteiten op het gebied van:
Dit blijkt uit het voorstel en bijbehorende begroting en meerjarenraming.
4.2. De organisatietoets
[Regeling vervallen per 01-07-2016]
De organisatietoets is onderdeel van de beoordeling van de aanvrager in de eerste
fase. Doel van deze toets is dat de Staatssecretaris zich een oordeel kan vormen over
de kwaliteit en doelmatigheid van de aanvragende organisaties.
Beoordeling in het kader van de organisatietoets vindt plaats op grond van de mate
waarin de organisatie voldoet aan de volgende criteria:
Criterium O1
Track record van de afgelopen drie jaar: De aanvrager is op grond van de door zijn inspanningen in de afgelopen drie jaren
behaalde resultaten in staat om geplande ‘outcomes’ en ‘outputs’ te realiseren, om de bijdragen van derden die noodzakelijk waren voor de uitvoering
van de programma’s daadwerkelijk te verkrijgen, en om de duurzaamheid van de programma’s
te verankeren bij de uiteindelijke doelgroep.
Criterium O2
Planning, monitoring en evaluatie: De gehanteerde PM&E systematiek is toereikend voor het bewaken van de voortgang t.a.v.
outcomes, outputs en duurzaamheid op programma- en organisatieniveau. De organisatie
laat periodiek onafhankelijke evaluaties uitvoeren over (delen van) programma’s en
het functioneren van de eigen organisatie. De organisatie heeft een goed verankerd
systeem voor kwaliteitsbeheer t.a.v. de hoofdprocessen.
Criterium O3
Financieel en administratief management: De organisatie heeft een adequaat beleid t.a.v. het financieel toezicht op organisaties
met wie zij een financieringsrelatie heeft, zij maakt gebruik van een adequate toets
om de kwaliteit van (partner)organisaties waarmee zij een financiële relatie heeft
te toetsen, zij heeft een financieel monitoringssysteem dat haar in staat stelt om
(dreigende) verliezen of overschotten vroegtijdig te signaleren en hier met adequate
maatregelen op te anticiperen, en een brede donorbasis.
Indien de kwaliteit van de organisatie onvoldoende is, wordt de aanvraag afgewezen
en niet verder beoordeeld.
4.3. De programmatoets
[Regeling vervallen per 01-07-2016]
Bij het programmavoorstel wordt de kwaliteit van het programma beoordeeld. Dit gebeurt
aan de hand van de volgende criteria:
Criterium P-1
Beleidsrelevantie: de mate waarin het programma beleidsmatig relevant is. Dit wordt beoordeeld aan de
hand van de volgende factoren:
-
1.
Ontwikkelingsrelevantie: de mate waarin de activiteiten bijdragen aan structurele armoedebestrijding in partnerlanden
en/of landen van de prioritaire regio’s.
-
2.
Relevantie voor het doel van deze tender:
-
a: de mate waarin de activiteiten bijdragen aan het bevorderen van vrede en veiligheid
na afloop van een gewapend conflict, met name op de gebieden van het bevorderen van
veiligheid en stabiliteit van burgers door ontmijningsactiviteiten en het ruimen van
clustermunitie en het creëren van voorwaarden voor sociaal economische wederopbouw.
-
b: De mate waarin de activiteiten de positie van vrouwen als actor bij wederopbouw- en
vredesprocessen versterken.
-
3.
De mate waarin de activiteiten aansluiten bij het speerpunt Veiligheid en Rechtsorde
zoals neergelegd in de focusbrief OS.
-
4.
De landen waarin de activiteiten worden uitgevoerd (zie annex II): prioriteit zal worden gegeven aan activiteiten in de landen waar het ruimen van
landmijnen en clustermunitie de hoogste prioriteit heeft voor het consolideren van
vrede, veiligheid en wederopbouw.
-
5.
Complementariteit: de mate waarin de activiteiten zijn afgestemd op het ontwikkelingsbeleid van Nederland
en andere donoren in de landen waarin de activiteiten worden uitgevoerd.
Criterium P2
Innovatief karakter: de mate waarin het voorstel vernieuwend is, in thematische zin, door verbeteringen
in de gehanteerde interventiestrategie (verhoging van de effectiviteit van de programma’s)
en door efficiencywinst in de uitvoering van de programma’s.
Criterium P3
Contextanalyses: de mate waarin het voorstel, in het bijzonder de probleemstelling en doelstelling,
is afgestemd op de uitkomsten van een analyse van de context.
Criterium P4
Positie van de partners in het programma: de mate waarin het programma bijdraagt aan de institutionele capaciteitsopbouw van
de partners in de landen van uitvoering en de mate waarin deze, dan wel de doelgroep,
effectieve invloed hebben op de sturing van het programma.
Criterium P5
Uitwerking van Outcomes, Outputs, Activiteiten en Middelen: de mate waarin het programma is uitgewerkt in outcomes, outputs, voorgenomen activiteiten
en middelen en zijn voorzien van een helder verband tussen de te bereiken outputs
en de daarvoor benodigde middelen.
Criterium P6
Uitwerking van beoogde outcomes, outputs en middelen in SMART-systematiek: de mate waarin de outcomes en outputs en middelen Specifiek, Meetbaar, Acceptabel,
Realistisch en Tijdgebonden zijn uitgewerkt.
Criterium P7
Risico’s, monitoring en bijsturing: de mate waarin sprake is van adequaat risicomanagement, bestaande uit een adequate
risicoanalyse en een adequaat systeem voor monitoring en bijsturing, en de mate waarin
de middelen zijn gewaarborgd die complementair aan de gevraagde subsidie nodig zijn
voor de uitvoering van het programma.
Criterium P8
Duurzaamheid: de mate waarin het programma een blijvend effect voor de uiteindelijke doelgroep
heeft en bijdraagt aan de institutionele duurzaamheid van de partners en de eigen
organisatie van de aanvrager.
Criterium P9
Effectiviteit: de mate waarin activiteiten worden uitgevoerd in gebieden waar de directe risico’s
van mijnen voor de bevolking het grootst zijn en/of de sociaaleconomische opbrengst
van het vrijgeven en/of clearen van grond het grootst is.
Criterium P10
Kosteneffectiviteit: de mate waarin de activiteiten met zo min mogelijk kosten, met inschakeling van lokale
werknemers, bijdragen aan effectieve mijnenruimingsoperaties.
Criterium P11
Capaciteitsoverdracht: de mate waarin de activiteiten bijdragen aan het vergroten van de nationale capaciteit
van de overheden in de getroffen landen op het gebied van ontmijnen.