Richtlijn voor strafvordering Warenwet

[Regeling vervalt op nader te bepalen datum].
Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013 en zichtdatum 21-11-2024.
Geldend van 01-01-2012 t/m heden

Richtlijn voor strafvordering Warenwet

Achtergrond

Op 1 februari 2001 is artikel 32a van de Warenwet in werking getreden, waarbij de bestuurlijke boete in de handhaving van de Warenwet is geïntroduceerd. De bestuursrechtelijke handhaving van de Warenwet is toentertijd in het bijzonder opgedragen aan de Keuringsdienst van Waren (KvW). Sinds 1 januari 2006 is de KvW met de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV) gefuseerd tot een agentschap: de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA). Bij deze fusie is de handhaving van de Warenwet opgedragen aan dit agentschap.

Ingevolge artikel 32a, vijfde lid van de Warenwet vervalt de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete indien strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen. Ter uitwerking van artikel 32a, vijfde lid van de Warenwet is door het Openbaar Ministerie (OM) in overleg met de VWA de onderhavige richtlijn inzake het strafrechtelijk afdoen van Warenwetzaken opgesteld, waarin de hoogte van transactie- en boetebedragen die door het OM gehanteerd worden, zijn aangepast aan die van de bestuurlijke boete.

De verhogingspercentages in deze richtlijn zijn geïndexeerd conform de door de minister voorgestelde verhoging met 20 procent van de boetebedragen per 1 januari 2012, waarbij de bedragen conform de Aanwijzing kader voor strafvordering worden afgerond.

Wettelijk kader

Verordening (EG) Nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 (hierna: de Handhavingsverordening) ziet toe op een stelsel van communautaire en nationale voorschriften die moeten verzekeren dat diervoeders en levensmiddelen veilig en gezond zijn. De lidstaten handhaven de diervoeder- en levensmiddelenwetgeving en voeren officiële controles uit.

In art. 3, eerste lid, onder c, van het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen is de VWA aangewezen als bevoegde autoriteit belast met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens de Handhavingsverordening gestelde voorschriften

Bij art. 54 van de Handhavingsverordening zijn bestuurlijke maatregelen opgenomen.

Eerst in geval de bestuurlijke maatregelen die bij beschikking door de VWA worden opgelegd niet worden nageleefd, komt het strafrecht als ultimum remedium in beeld en zal dan ook moeten worden ingezet.

Beschrijving

Strafrechtelijk af te handelen overtredingen van de Warenwet worden ingevolge artikel 1, onder 4 van de Wet op de economische delicten (WED) aangemerkt als economische delicten. Gelet op artikel 2, vierde lid, WED worden deze gedragingen gekwalificeerd als overtreding. De maximale straf die hiervoor kan worden opgelegd is zes maanden hechtenis of geldboete van de vierde categorie (artikel 6, eerste lid , sub 4, WED).

Uitgangspunt is dat het strafrecht met name wordt toegepast als het strafrecht ook meerwaarde heeft. Onderscheid wordt gemaakt tussen zaken die altijd strafrechtelijk moeten worden afgedaan (I) en overige zaken die voor strafrechtelijke afdoening in aanmerking kunnen komen (II). Een en ander is uitgewerkt in de navolgende opsommingen.

In de richtlijn wordt bij bedragen, welke als transactie worden gehanteerd een onderscheid gemaakt tussen kleine bedrijven (tot 50 werknemers) en grote bedrijven (vanaf 50 werknemers), behalve waar dit specifiek wordt aangegeven.

Onder recidive wordt in deze richtlijn verstaan: eenzelfde of vergelijkbare overtreding van de Warenwet, gepleegd binnen twee jaar na een eerdere veroordeling of transactie. Bij bedrijven met meer filialen geldt in beginsel dat bij de beoordeling van de recidive uitgegaan wordt van recidive per filiaal.

  • I. Indien een van de zeven volgende situaties zich voordoet, wordt de zaak altijd strafrechtelijk afgedaan:

    • 1. Als de opzettelijke of roekeloze overtreding een direct gevaar voor de gezondheid of veiligheid van de mens tot gevolg heeft (artikel 32a, zesde lid onder a van de Warenwet).

    • 2. Als de op te leggen boete aanmerkelijk wordt overschreden door het met de overtreding behaalde economisch voordeel (artikel 32a, zesde lid, onder b, van de Warenwet).

    • 3. Indien strafrechtelijke handhavingsinstrumenten (onttrekking aan het verkeer, maatregelen ex artikel 28 of 29, WED of bijkomende straffen) gebruikt moeten worden om de zaak af te handelen.

    • 4. Smartshops en smartdrugs. Voor deze onderdelen van het werkterrein is het beter om altijd voor het strafrecht te kiezen. Gezien de aard en ernst van de strafbare feiten die in deze branche gepleegd worden en de mogelijke achtergrond van de daders is het beter om deze zaken in het strafrecht te houden.

      Veelal vinden opsporingsactiviteiten in deze branches plaats in samenwerking met de politie en is er sprake van gecombineerde processen-verbaal inbeslagname cq onttrekking aan het verkeer van partijen producten. Het is onwenselijk om dan een deel in het bestuursrecht af te doen en een ander deel in het strafrecht.

    • 5. Indien er samenloop is met andere strafbare feiten. Bijvoorbeeld: overtredingen van de Warenwet en tegelijkertijd overtredingen van de Regeling vleeskeuring.

    • 6. Indien er sprake is van herhaalde recidive en de bestuurlijke boete kennelijk geen of onvoldoende effect heeft. Onder herhaalde recidive wordt hier verstaan: een zelfde of vergelijkbaar feit wordt binnen een periode van twee jaar voor de derde maal gepleegd. Deze gevallen worden besproken in het selectieoverleg met het OM en er wordt bezien welke strafmodaliteiten de beste aanpak garanderen (dagvaarding, openbaarmaking vonnis, ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel). Hierdoor ontstaat maatwerk bij de strafvervolging.

    • 7. Als de bestuurlijke maatregelen van artikel 54 van de Handhavingsverordening die bij beschikking door de VWA worden opgelegd niet worden nageleefd.

  • II. Indien een van de volgende situaties zich voordoet, wordt per zaak in het zogenoemde selectieoverleg tussen het Openbaar Ministerie en de VWA beoordeeld welk stelsel (bestuursrecht of strafrecht) de beste aanpak garandeert:

    De volgende criteria kunnen gebruikt worden bij de keuze voor het strafrecht:

    • 1. Aanpak calamiteiten (in de zin van de calamiteitenprocedure van de VWA).

    • 2. Bij persoonlijke schade van slachtoffer(s) of nabestaanden (slachtofferinformatie of -hulp, voeging in het strafproces).

    • 3. De wenselijkheid van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.

    • 4. Bij een projectmatige aanpak.

    • 5. Wenselijkheid van een openbare strafzitting.

    • 6. Wenselijkheid van internationale rechtshulp.

    • 7. Wenselijkheid van een toets in het kader van artikel 12 Wetboek van Strafvordering.

    • 8. Aanpak van feitelijk leidinggevenden artikel 51 Wetboek van Strafrecht (vrijheidsstraffen).

    • 9. Samenwerking met andere (bijzondere) opsporingsdiensten.

Bovenstaande criteria moeten gebruikt worden bij de keuze voor strafrechtelijk optreden. Indien er op basis van de criteria door de VWA overwogen wordt om de zaak in het strafrecht af te doen, wordt de zaak aangeboden aan het OM.

Delicten / tarieven

Strafrechtelijk optreden dient een meerwaarde te hebben. Het enkel afdoen van een zaak via een transactie heeft nagenoeg dezelfde impact als afdoening via een bestuurlijke boete. Een ‘transactie plus’ kan daarentegen wel aan de orde zijn. Te denken valt hierbij aan het opleggen van een transactie plus onttrekking aan het verkeer en vernietiging van inbeslaggenomen voorwerpen, of het opleggen van een transactie na een voorlopige maatregel waarop een herinspectie met een positief resultaat is gevolgd.

Als richtlijn voor transactiebedragen geldt:

  • 1. de bestuurlijke boete, vermeerderd met 32% per feit,

  • 2. cumulatie van bedragen, dat wil zeggen de boeten per feit worden bij elkaar opgeteld.

Hoofdregel is dat het OM overgaat tot dagvaarding.

Als richtlijn voor de eis ter zitting geldt:

  • 1. de bestuurlijke boete, vermeerderd met 44% per feit,

  • 2. cumulatie van bedragen, dat wil zeggen de boeten per feit worden bij elkaar opgeteld.

Restcategorie

Het Besluit houdende vaststelling van het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten, Stb 2000, 527, geeft een overzicht van alle feiten, opgenomen in de Warenwet en de daarop gebaseerde regelingen en koppelt aan ieder feit een bedrag. Gelet op de gedetailleerdheid van de regelgeving Warenwet, komt het sporadisch voor dat een feit wordt geconstateerd dat niet in genoemd besluit is opgenomen.