Politieke ambtsdragers in functie bouwen pensioenaanspraken op. Deze pensioenaanspraken
komen ten laste van de overheidsorganisatie, zoals het waterschap, waar zij het ambt
vervullen. In tegenstelling tot deelnemers aan het ABP vindt voor de Appa geen premieafdracht plaats van dit waterschap aan een pensioenfonds. De Appa-aanspraken
worden namelijk gefinancierd uit de begroting. Dat wil zeggen dat het pensioen ten
laste komt van de begroting van dat waterschap op het moment dat dit pensioen moet
worden uitbetaald aan betrokkene.
Waterschappen zijn verplicht op grond van artikel 4.54 van het Waterschapsbesluit voorzieningen te vormen wegens verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de
balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten.
De onzekerheid van Appa-pensioenuitgaven hangt samen met de mogelijkheid voor gewezen
dagelijks bestuursleden om de gevormde pensioenrechten tussentijds op te eisen bij
waardeoverdracht. Het grote effect van waardeoverdracht is namelijk dat de waarde
van het pensioen op dat moment moet worden gekapitaliseerd en het bedrag van de voorzieningen
acuut uit de begroting moet worden vrijgemaakt om het pensioen over te dragen aan
een ander bestuursorgaan of aan een pensioenfonds.
De mogelijkheid tot waardeoverdracht ontstaat als een gewezen lid van het dagelijks
bestuur een nieuw dienstverband aanvaardt en op grond van dat dienstverband wordt
opgenomen in een pensioenregeling. De oude pensioenuitvoerder (het waterschap) verstrekt
op verzoek van het gewezen lid van het dagelijks bestuur aan de nieuwe pensioenuitvoerder
een opgave van de waarde van de door de betrokkene opgebouwde pensioenaanspraken als
(gewezen) lid van het dagelijks bestuur. De nieuwe pensioenuitvoerder zet deze waarde
om in aanspraken conform de nieuwe pensioenregeling. Voor deze overdracht van pensioenaanspraken
is een verplichte rekensystematiek van kracht. Tot 2008 werden deze verplichte rekenregels
vastgesteld op grond van een vaste rekenrente van 4%. Vanaf 2008 is deze rekenrente
echter conform de marktrente (vastgesteld door DNB). Deze rentevoet is vanaf 2011
fors gedaald. Als gevolg hiervan zijn de factoren, waarmee opgebouwde aanspraken worden
omgezet in een overdrachtswaarde, fors gestegen. Deze combinatie leidt tot hoge(re)
overdrachtswaarden.
Om die reden verdient het aanbeveling jaarlijks een actuariële berekening te maken
van de benodigde voorziening. Hierbij moet de rekenrente in lijn zijn met de rekenrente
die wordt gehanteerd voor waardeoverdrachten. In die situatie zal in voorkomend geval
de uiteindelijke overdrachtswaarde namelijk relatief weinig afwijken van hetgeen eerder
als voorziening is opgenomen.
Sommige waterschappen hebben gekozen voor een verzekering. Als de verzekering voor
de pensioenen van de dagelijks bestuursleden de verplichting volledig dekt, is er
geen reden meer om ook nog eens een voorziening te treffen.
Overigens merk ik op dat het afsluiten van een verzekering voor het waterschap niet
leidt tot het overdragen van de pensioenverplichting. Het waterschap draagt nog steeds
het volledige risico voor het pensioen. Het is slechts mogelijk geld apart te zetten
(een kapitaal te verzekeren) waarbij de hoogte van het benodigde kapitaal wordt berekend
aan de hand van de contante waarde van de pensioenaanspraken. Omdat niet de pensioenaanspraken
zijn verzekerd, maar een kapitaal, zal de verzekering de verplichting nooit precies
dekken.
Het komt voor dat niet alle aanwezige pensioenverplichtingen door waterschappen worden
afgedekt. Vaak wordt bij voorbeeld geen voorziening voor lopende pensioenuitkeringen
getroffen omdat deze uitgaven een gelijkmatig karakter kennen. Toch kan het voorkomen
dat bij voorbeeld door overlijden van de pensioengerechtigde de voorzieningen/uitgaven
zullen fluctueren. Ditzelfde kan gebeuren bij een slaper. Bovendien kunnen ook slapers
recht hebben op waardeoverdracht. Het verdient daarom aanbeveling ook in de situatie
van slapers en ingegane pensioenen een voorziening op te nemen.
Concluderend wijs ik u er nadrukkelijk op dat de huidige lage rekenrente ertoe kan
leiden dat het waterschap bij moet storten om de verplichtingen af te dekken. De huidige
lage rekenrente leidt namelijk tot hogere voorzieningen, verzekeringspremies en overdrachtswaarden.
Zoals gezegd, kan het feit dat de voorzieningen niet regelmatig geactualiseerd worden,
leiden tot grote verschillen tussen overdrachtswaarde en voorziening.
Er zijn ook waterschappen die geen toereikende of zelfs in het geheel géén wettelijk
vereiste voorziening hebben getroffen. Aan deze waterschappen doe ik hierbij de dringende
oproep om alsnog een passende en toereikende voorziening te treffen. Zoals aangegeven
kan het uit te keren bedrag aanzienlijk zijn, zeker als het wettelijk moet worden
gekapitaliseerd zoals bij een waardeoverdracht.