Mandaatbesluit DCMR ter uitvoering van de Overeenkomst uitvoering VROM-taken door DCMR

Geraadpleegd op 04-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 19-04-2012.
Geldend van 19-04-2012 t/m heden

Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, nr. IENM/BSK-2011/177402, tot het verlenen van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond ter uitvoering van de ‘Overeenkomst uitvoering VROM-taken door DCMR’ tussen de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer¹ en de DCMR Milieudienst Rijnmond van 26 november 2009, hierna ‘de overeenkomst’ en het addendum op de overeenkomst, hierna het ‘addendum’

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gezien de schriftelijke instemming van de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond van 5 december 2011,

Besluit:

Artikel 1

Aan de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond wordt mandaat verleend tot:

  • a. het nemen van besluiten, bedoeld in artikel 1, onder f, en artikel 1, onder h, van het addendum;

  • b. het nemen van besluiten op verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, met uitzondering van verzoeken om informatie, die niet of niet geheel worden gehonoreerd of waarvan de inwilliging belangrijke maatschappelijke of politieke gevolgen kan hebben of waarbij de geldende voorschriften ruimte laten voor verschillende uitleg over de vraag of een verzoek om informatie al dan niet behoort te worden ingewilligd.

Artikel 2

De directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond kan met betrekking tot zijn bevoegdheden, bedoeld in artikel 1, ondermandaat, volmacht en machtiging verlenen aan een of meer onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 3

Indien uitvoering wordt gegeven aan artikel 1 luidt de ondertekening:

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

voor deze:

de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond,

(gevolgd door de handtekening en de naam).

Artikel 4

Indien uitvoering wordt gegeven aan artikel 2 luidt de ondertekening:

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

voor deze:

de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond,

op last:

(gevolgd door de functieaanduiding, de handtekening en de naam van de betrokken functionaris aan wie ondermandaat is verleend).

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het, tezamen met de overeenkomst met addendum, wordt geplaatst.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: ‘Mandaatbesluit DCMR ter uitvoering van de Overeenkomst uitvoering VROM-taken door DCMR’.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 april 2012

De

Minister

van Infrastructuur en Milieu,

M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Overeenkomst uitvoering VROM-taken door DCMR

Ondergetekenden:

  • 1. De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, te dezen handelend in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan en tevens handelend als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, gevestigd te Den Haag, vertegenwoordigd door de directeur-generaal Milieubeheer dr. B. Ter Haar, hierna te noemen ‘VROM’,

    en

  • 2. de DCMR Milieudienst Rijnmond, gevestigd te Schiedam, vertegenwoordigd door mr. J. H. van den Heuvel, directeur, hierna te noemen ‘DCMR’.

Ondergetekenden, hierna gezamenlijk ook te noemen: Partijen;

In aanmerking nemende dat:

  • a) de minister van VROM in het kader van de Wet milieubeheer (Wm) bevoegd gezag is voor een deel van de Nederlandse Defensie-inrichtingen en een aantal andere inrichtingen;

  • b) de verlening van Wm-vergunningen en het behandelen van meldingen in dit kader worden uitgevoerd door medewerkers van de directie Risicobeleid (voorheen Externe Veiligheid) van VROM voor (stand 2009) ongeveer 150 inrichtingen, verspreid over het gehele land;

  • c) het toezicht en de handhaving door de VROM-inspectie (VI) worden verricht;

    in de loop van 2007 binnen VROM een discussie is gestart over de vraag of de uitvoeringstaken, de behandeling van de vergunningverlening en het behandelen van meldingen binnen VROM moeten blijven, of beter elders kunnen worden gepositioneerd;

  • d) deze discussie werd ingegeven door de komst van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en door de (rijksbrede) wens om beleid en uitvoering zoveel mogelijk te scheiden;

  • e) naast het behandelen van de Wm-vergunningverlening voor defensie-inrichtingen en enkele andere inrichtingen VROM in het kader van de Wm bevoegd gezag is voor een aantal taken, hierna gezamenlijk aangeduid als VROM-taken;

  • f) de discussie, genoemd onder d en e, uiteindelijk is uitgemond in het besluit om de VROM-taken elders te beleggen, met dien verstande dat de minister van VROM bevoegd gezag blijft voor het nemen van besluiten in het kader van de VROM-taken;

  • g) de DCMR Milieudienst Rijnmond (hierna de DCMR) de organisatie is die het meest in aanmerking komt als uitvoerende organisatie omdat zij is ingericht op vergunningverlening en veel milieukennis bezit waardoor de werkzaamheden in het kader van de VROM-taken goed kunnen worden ingepast en omdat het voornemen bestaat de DCMR verder uit te bouwen tot een uitvoeringsorganisatie met bovenregionale betekenis;

  • h) de DCMR bereid is gevonden om de VROM-taken voor VROM uit te voeren;

  • i) partijen in deze overeenkomst beogen vast te leggen welke VROM-taken door VROM aan de DCMR worden uitbesteed en op welke wijze de uitvoering moet geschieden met dien verstande dat de overdracht van de taken plaatsvindt in een groeimodel, waarbij de DCMR verantwoordelijk is voor de invoering en inbedding van de processen in de eigen organisatie.

Komen het volgende overeen:

Artikel 1. Doel en strekking van de overeenkomst

Partijen stellen zich tot doel om in deze overeenkomst de wederzijdse rechten en verplichtingen vast te leggen, ter zake van de overdracht en uitvoering van de in artikel 2 benoemde VROM-taken aan respectievelijk door de DCMR.

Artikel 2. Overdracht van VROM-taken

  • 1. VROM draagt – behoudens de beroepsprocedures – de uitvoering van de volgende VROM-taken, nader toegelicht in bijlage 3, over aan de DCMR:

    • a. het behandelen van Wm-vergunningaanvragen m.b.t. Defensie-inrichtingen en andere inrichtingen waar VROM bevoegd gezag voor is, leidend tot concept-(ontwerp)beschikkingen;

    • b. het begeleiden en behandelen van meldingen op grond van art 8.19 Wm voor Defensie-inrichtingen en andere inrichtingen waar VROM bevoegd gezag voor is;

    • c. het adviseren aan VROM over het actualiseren van Wm-vergunningen m.b.t. Defensie-inrichtingen en andere inrichtingen waar VROM bevoegd gezag voor is;

    • d. het desgevraagd adviseren aan VROM over milieuzaken die betrekking hebben op Defensie-inrichtingen en andere inrichtingen waar VROM bevoegd gezag voor is;

    • e. het behandelen van toestemmingen tot in-, uit- en doorvoer van explosieven voor civiel gebruik;

    • f. het behandelen van voordrachten voor verlening van concessies voor buisleidingen, leidend tot conceptvoordrachten;

    • g. het behandelen van toepassingsvergunningen aan buitenlandse vuurwerkbezigers;

    • h. het adviseren aan VROM over het milieudeel Wet beheer Rijkswaterstaatwerken;

    • i. de implementatie en uitvoering van de Wabo voor zover betrekking hebbend op de onder a t/m h genoemde taken;

    • j. het voeren van extern overleg ten behoeve van de hiervoor genoemde taken;

    • k. het leveren van beleidsadviezen ten behoeve van de hiervoor genoemde taken.

  • 2. De DCMR voert alle genoemde VROM-taken op een efficiënte, professionele en klantgerichte wijze uit met inzet van deskundig personeel en een adequate archivering binnen de daarvoor vastgestelde wettelijke en beleidsmatige kaders en kaders die door jurisprudentie worden bepaald, en met inachtneming van de onder artikel 8, eerste lid en artikel 16 genoemde nadere eisen.

Artikel 3. Looptijd/opzegging

  • 1. Deze overeenkomst gaat in op 1 januari 2010 en eindigt op 31 december 2014.

  • 2. Uiterlijk 1 december 2013 besluiten partijen over eventuele voortzetting van de overeenkomst.

  • 3. Indien een van de partijen na het in het tweede lid van dit artikel gehouden overleg de overeenkomst wenst te beëindigen, dient hij deze overeenkomst, uiterlijk 31 december 2013 op te zeggen.

  • 4. Indien niet uiterlijk op 31 december 2013 de overeenkomst door een der partijen wordt opgezegd, wordt de overeenkomst telkens met één jaar verlengd, tenzij een der partijen de overeenkomst opzegt met inachtneming van een opzegtermijn van 1 jaar.

  • 5. De DCMR stelt alle gegevens die hij in het kader van de uitvoering van de overeenkomst onder zich heeft binnen 2 maanden na het einde van de overeenkomst aan VROM ter beschikking.

Artikel 4. Evaluatie

  • 1. Uiterlijk op 1 juli 2013 evalueren Partijen de uitvoering van de VROM-taken, de samenwerking en de geleverde diensten.

  • 2. Partijen komen de wijze van evaluatie nader overeen.

  • 3. Partijen maken van deze evaluatie een verslag en komen nader overeen welke partij het verslag maakt.

Artikel 5. Sociale paragraaf

In geval van niet verlengen van de overeenkomst verplichten partijen zich om de betrokken medewerkers hetzij intern bij de DCMR te herplaatsen, hetzij over te plaatsen naar de organisatie waar de taken worden gecontinueerd.

Artikel 6. Inzet van personeel, tariefstelling en overige kosten

  • 1. De DCMR is verplicht om de VROM-taken, bedoeld in artikel 2, eerste lid, met maximaal de volgende inzet uit te voeren:

    XXX

  • 2. De DCMR dient jaarlijks bij de directie Risicobeleid van het Ministerie van VROM voor 15 oktober een offerte in voor het volgende jaar, die is gebaseerd op een jaarplan. De DCMR dient dit jaarplan, waarin de specifieke VROM-taken zijn opgenomen, als bijlage bij de offerte te voegen.

  • 3. In de offerte, bedoeld onder het eerste lid, dient de DCMR aan te geven:

    • a. de verwachte activiteiten;

    • b. een raming van het totaal aantal in te zetten uren;

    • c. de kosten bestaande uit te leveren uren en overige kosten die niet worden gedekt in de uurtarieven met dien verstande dat het aantal te leveren uren per jaar naar huidig inzicht XXX bedraagt;

    • d. welke overige kosten bestaan uit stelposten, die jaarlijks in het kader van het jaarplan worden opgenomen, zoals advertentiekosten en kosten voor de accountantsverklaring en beveiliging.

  • 4. De DCMR dient eventuele specifieke kosten die te maken hebben met investeringen of verbeteringen in de procesvoering of externe onderzoeken eerst in overleg met VROM uit te werken. De DCMR kan voornoemde specifieke kosten slechts na goedkeuring door VROM voorleggen in een aparte offerte, die is gebaseerd op het jaarplan.

  • 5. VROM verleent jaarlijks uiterlijk 1 december een opdracht aan de DCMR met eventuele wijzigingen nadat voorafgaande goedkeuring van de offerte bij het jaarplan (met kostenbegroting voor de kostenposten, bedoeld onder het derde en vierde lid van dit artikel) door VROM heeft plaatsgevonden.

  • 6. De DCMR heeft het recht om de extra kosten die met de uitvoering van de Wabo per 1 januari 2010 zijn gemoeid bij VROM in rekening te brengen. De DCMR zal het totaal van deze kosten na overleg met VROM in een aparte bij VROM in te dienen offerte ramen.

  • 7. VROM zal na acceptatie van deze offerte aan de DCMR een afzonderlijke opdracht geven voor de extra werkzaamheden die met de uitvoering van de Wabo zijn gemoeid.

  • 8. De kosten bedoeld in het zesde lid bestaan uit extra in te zetten capaciteit en overige kosten. De extra capaciteit bedraagt maximaal XXX per jaar, waarbij maximaal het tarief van XXX, dus totaal XXX wordt gehanteerd. De overige kosten bestaan uit advieskosten van gemeenten en/of andere adviseurs. Vanaf 2010 zullen deze tarieven jaarlijks geïndexeerd worden op basis van de percentages van de CAO provincies met ingang van de tijdstippen die in de CAO staan vermeld. De DCMR dient aan VROM de CAO provincies tijdig over te leggen, teneinde VROM in staat te stellen na te gaan welk bedrag VROM op welk tijdstip aan de DCMR op basis van dit lid is verschuldigd.

Artikel 7. Facturering

  • 1. De DCMR heeft het recht om de kosten op basis van de offertes, bedoeld in art. 6, lid 3, sub b en d, art. 6, lid 4 en art. 6, lid 6 per kwartaal vooraf bij VROM in rekening te brengen. De kwartaalvoorschotten worden afgerekend op basis van nacalculatie binnen 2 maanden na afloop van het kalenderjaar. Alleen de daadwerkelijke kosten zullen worden doorberekend. De in de opdrachtbevestigingen van VROM genoemde totaalbedragen zullen niet zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van VROM worden overschreden.

  • 2. De DCMR zal in het kader van de nacalculatie, bedoeld in het eerste lid, de daadwerkelijke kosten specificeren en in een door VROM nader aangegeven vorm factureren. In de factuur doet de DCMR opgave van het aantal en de data van de werkelijk en noodzakelijk bestede dagen of uren, waarbij de DCMR een korte omschrijving van de verrichte werkzaamheden geeft, alsmede een omschrijving van de eventuele reis- en verblijfkosten, indien deze niet zijn inbegrepen bij de dag- of uurtarieven.

  • 3. De DCMR zendt in het kader van de nacalculatie, bedoeld in het eerste lid, de facturen toe aan VROM onder vermelding van datum en nummer van deze overeenkomst, van het btw-bedrag en eventuele andere door VROM verlangde gegevens.

  • 4. Alle genoemde bedragen zijn exclusief 19% btw.

Artikel 8. Werkprocessen en kwaliteit

  • 1. De DCMR verplicht zich om de uitvoering van de in artikel 2 bedoelde VROM-taken te verrichten op basis van de in 2009 bij VROM gebruikelijke werkprocessen, hulpmiddelen, overlegvormen en kwaliteitseisen en beveiligingsniveau, welke zijn vastgelegd in:

    • a. het handboek kwaliteit defensievergunningen en

    • b. het handboek interne procedures (vergunningverlening defensie van de directie Risicobeleid)

    welke handboeken worden beschouwd als onderdeel van deze overeenkomst (bijlagen 2a en 2b).

  • 2. De DCMR zal de werkprocessen, zoals beschreven in lid 1, in goed overleg met en met toestemming van VROM aanpassen om ze in te passen binnen de gebruikelijke werkprocessen van de DCMR.

  • 3. De DCMR verplicht zich om de dienstverlening zo spoedig mogelijk in zijn bestaande kwaliteitsmanagementsysteem in te passen. VROM en de DCMR zullen de kwaliteitsprestatie-indicatoren, voor zo ver niet reeds vastgelegd, in overleg uiterlijk 1 jaar na de overdracht van de VROM-taken, bedoeld in artikel 2, bepalen en vaststellen.

  • 4. Mede om een goede overgang van de VROM-taken naar de DCMR te waarborgen, zal tijdelijk een medewerker van VROM als liaison tussen VROM en de DCMR worden ingezet.

Artikel 9. Personeel

  • 1. De DCMR staat ervoor in dat het personeel dat staatsgeheime vergunningaanvragen behandelt geheimhouding betracht over deze staatsgeheime vergunningen, conform de eisen die staan beschreven in het VIR en het VIR-BI. De DCMR verplicht zijn personeel deze geheimhoudingsverplichting na te leven.

  • 2. VROM verplicht zich om voor zijn rekening het personeel van de DCMR, dat staatsgeheime vergunningen behandelt, te laten screenen door de AIVD. VROM plaatst maximaal drie personen over die in dienst treden van de DCMR te behoeve van de in artikel 2 van deze overeenkomst uit te voeren VROM-taken.

  • 3. De DCMR draagt er zorg voor dat voldoende capabele medewerkers voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2 van deze overeenkomst, worden ingezet indien er onverhoopt minder dan drie personen door VROM aan de DCMR mochten worden overgeplaatst.

Artikel 10. Werkvoorraad/lopende procedures

  • 1. VROM stelt op 1 januari 2010 met betrekking tot de VROM-taken, bedoeld in artikel 2, eerste lid, waarvoor VROM bevoegd gezag is, aan DCMR van in totaal ongeveer 150 inrichtingen de vergunningen en de daarbij behorende dossiers beschikbaar.

  • 2. VROM stelt uiterlijk 1 december 2009 aan de DCMR ter beschikking:

    • a. een totaaloverzicht van de op dat moment aanwezige werkvoorraad, welke wordt bepaald door initiatieven van Defensie, initiatieven van anderen waar VROM bevoegd gezag voor is en bevindingen van de VI, o.a. op basis van artikel 8.23 Wm en

    • b. een totaaloverzicht van de lopende vergunningprocedures met dien verstande dat de DCMR de lopende vergunningprocedures per 1 januari 2010 overneemt.

  • 3. Indien de DCMR niet in staat is om de lopende vergunningprocedures, bedoeld in het tweede lid, onder b, van dit artikel, integraal over te nemen, verdelen dep artijen de lopende vergunningprocedures in onderling overleg.

  • 4. Partijen bepalen in het geval van achterstanden in het werk op het moment van overdracht van de VROM-taken, bedoeld in artikel 2, eerste lid, in nader overleg hoe en op welke termijn deze achterstanden worden ingelopen.

  • 5. VROM geeft aan de DCMR een inschatting van de werklast voor de in artikel 2, eerste lid vermelde taken, op basis van de ervaringen uit het verleden.

  • 6. Uiterlijk 1 juli 2010 voert de DCMR de taken zelfstandig uit zonder ondersteuning van VROM.

Artikel 11. Organisatie

  • 1. De DCMR verplicht zich om de VROM-taken te verrichten door/vanuit een herkenbare en zelfstandige organisatorische eenheid binnen de DCMR.

  • 2. De persoon, bedoeld in het vierde lid van artikel 8 van deze overeenkomst, die VROM aan de DCMR beschikbaar stelt en die in nauwe samenwerking met de leidinggevende van de DCMR gedurende de periode van 1 januari tot 1 juli 2010 als liaison fungeert tussen VROM en de DCMR, is in die periode belast met de volgende taken:

    • a. de zorg voor een goede overdracht van de VROM-taken aan de DCMR;

    • b. het adviseren over de door de DCMR te treffen maatregelen en voorzieningen; en

    • c. het uitvoeren van reguliere taken van de organisatie-eenheid.

  • 3. VROM wijst een persoon aan die fungeert als opdrachtcoördinator en tevens als eerste aanspreekpunt voor de DCMR;

  • 4. De DCMR wijst een persoon aan als eerste aanspreekpunt voor VROM.

Artikel 12. Overleg en verantwoording

  • 1. Partijen voeren ten behoeve van een goede afstemming een passende overlegstructuur in, zowel op management- als operationeel niveau, teneinde te voorzien in de wederzijdse behoefte aan regulier overleg betreffende voortgang, kwaliteit, e.d.

  • 2. De DCMR draagt zorg voor periodieke informatie met betrekking tot planning en control met dien verstande dat minimaal eens per 4 maanden een overzicht wordt gegeven van de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het jaarplan en de daaraan gerelateerde kosten. Partijen kunnen hierover aanvullende afspraken met elkaar maken.

  • 3. De DCMR legt jaarlijks een verslag aan VROM over met betrekking tot:

    • a. de uitvoering van het jaarplan, met een beleidsmatige, inhoudelijke en uitvoeringsgerichte analyse;

    • b. een accountantsverklaring met betrekking tot de in rekening gebrachte kosten.

  • 4. De kosten van de accountantsverklaring, bedoeld onder het derde lid, sub b, van dit artikel worden door VROM aan de DCMR vergoed.

Artikel 13. Bevoegdheid tot het nemen van besluiten

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten in de zin van artikel 1:3, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht blijft berusten bij de minister van VROM.

Artikel 14. Informatieplicht DCMR

De DCMR informeert VROM onverwijld en in voldoende mate over gebeurtenissen en ontwikkelingen met mogelijk politiek-bestuurlijke gevolgen. Het gaat hierbij mede, doch niet daartoe beperkt, om:

  • a. dringende kwesties die het mandaat of de volmacht van de DCMR overstijgen;

  • b. kwesties waarover betrokkenen naar verwachting contact zullen zoeken met VROM;

  • c. een aan zekerheid grenzend vermoeden van fraude bij de DCMR, VROM of andere betrokkenen bij de vergunningprocedures;

  • d. twijfels over de integriteit van medewerkers van de DCMR, VROM of andere betrokkenen bij de vergunningprocedures;

  • e. actuele of te verwachten interesse vanuit de pers;

  • f. informatieverzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur waar VROM over moet beslissen;

  • g. twijfels over de positie van (voorgenomen) activiteiten van de DCMR op het scheidsvlak van markt en overheid;

  • h. signalen uit de uitvoeringspraktijk die directe relevantie hebben voor lopende beleidsontwikkelingstrajecten;

  • i. verzoeken om inlichtingen van leden van de Eerste of Tweede Kamer, Gedeputeerde Staten, Provinciale Staten, college van B&W of gemeenteraden

    en

  • j. onderzoeken van de nationale ombudsman.

Artikel 15. Relatie met VROM-Inspectie (VI)

De DCMR draagt er zorg voor dat er een goede wederzijdse communicatie tot stand komt met de VROM-Inspectie, o.a. door het voeren van regelmatig overleg over het gehele vergunningenpakket van de Wabo, zoals:

  • de handhaafbaarheid van de voorschriften,

  • het beschikbaar stellen van de vergunningendossiers,

  • de overdracht van eventuele lopende handhavingsdossiers (van gemeenten),

  • het informeren van de VI aan de DCMR over handhavingsbevindingen,

  • de eventuele wenselijkheid van aanpassingen van vergunningen.

VROM, in het bijzonder de directie Risicobeleid, is de opdrachtgever richting de VROM-Inspectie waar het gaat om het uitvoeren van toezichts- en handhavingswerkzaamheden en eventuele rapportages daarover.

Artikel 16. Geheimhouding en beveiliging

Artikel 17. Wijzigingen

  • 1. De ene partij kan de andere partij schriftelijk verzoeken de overeenkomst te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van beide partijen.

  • 2. Partijen treden binnen 1 maand in overleg nadat de ene partij de wens daartoe aan de andere partij schriftelijk heeft medegedeeld,

  • 3. De wijzigingen worden schriftelijk vastgelegd en door de ondertekenaars van deze overeenkomst ondertekend en als addendum aan deze overeenkomst toegevoegd.

Artikel 18. Onvoorziene omstandigheid of onmogelijkheid

  • 1. Indien een partij van oordeel is dat sprake is van een onvoorziene omstandigheid of een (dreigende) onmogelijkheid om deze overeenkomst gedeeltelijk of in zijn geheel uit te voeren, doet deze partij daarvan onverwijld schriftelijk mededeling aan de andere partij.

  • 2. Partijen treden binnen 30 dagen na een zodanige mededeling met elkaar in overleg waarbij partijen al het mogelijke doen om de doelstelling van deze overeenkomst zoveel mogelijk te realiseren.

  • 3. In het geval de uitkomst van het overleg, bedoeld in het derde lid, is dat enige bepaling van deze overeenkomst ongeldig en/of onuitvoerbaar mocht worden geoordeeld, dan tast dit de geldigheid en uitvoerbaarheid van de overige bepalingen van de overeenkomst niet aan en zullen partijen de ongeldige respectievelijk onuitvoerbare bepaling vervangen door een geldige en/of uitvoerbare bepaling waarvan de aard en strekking zoveel mogelijk aansluiten bij de ongeldige en/of onuitvoerbare bepaling.

  • 4. Indien binnen 60 dagen na de mededeling, bedoeld in het eerste lid, geen overeenstemming tussen partijen is bereikt, is er sprake van een geschil.

Artikel 19. Aansprakelijkheid

  • 1. De DCMR streeft de uiterste zorgvuldigheid na bij het verrichten van zijn werkzaamheden. De DCMR baseert zich daarbij mede op door de aanvrager of VROM verstrekte informatie en kan niet instaan voor de juistheid daarvan. Het handelen of besluiten overeenkomstig de adviezen van de DCMR geschiedt voor eigen risico.

  • 2. De primaire aansprakelijkheid van de door VROM op basis van adviezen van de DCMR genomen besluiten berust bij VROM. VROM vrijwaart de DCMR jegens aansprakelijkstellingen door derden.

  • 3. De door VROM geleden schade wegens het niet, of niet behoorlijk nakomen door de DCMR van zijn uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, zal door de DCMR worden vergoed tot ten hoogste XXX behalve in geval van grove schuld en/of opzet van de zijde van de DCMR.

Artikel 20. Wijze van kennisgeven

  • 1. Kennisgevingen van partijen op grond van deze overeenkomst worden schriftelijk gedaan.

  • 2. Mondelinge mededelingen, toezeggingen of afspraken hebben geen rechtskracht, tenzij deze schriftelijk zijn bevestigd.

Artikel 21. Geschillen

Alle geschillen in verband met deze overeenkomst of met afspraken die daarmee samenhangen die niet in onderling overleg kunnen worden opgelost, zullen ter beslechting worden voorgelegd aan de bevoegde rechter.

Artikel 22. Bijlagen

  • 1. Deze overeenkomst vormt met de aangehechte bijlagen, die integraal onderdeel vormen van deze overeenkomst, de volledige overeenkomst tussen VROM en DCMR over de overdracht en uitvoering van de VROM-taken door de DCMR.

  • 2. De volgende bijlagen maken in bovengenoemde zin deel uit van de overeenkomst:

    Bijlage 1

    VIR en VIR BI

    Bijlage 2a

    Kwaliteitshandboek VROM defensievergunningen

    Bijlage 2b

    Het handboek interne procedures (vergunningverlening defensie van de directie Risicobeleid)

    Bijlage 3

    Bijlage bij artikel 2

Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt te Schiedam op 26 november 2009

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

voor deze:

de directeur-generaal Milieubeheer,

B. Ter Haar.

De directeur DCMR Milieudienst Rijnmond,

J.H. van den Heuvel.

Addendum op Overeenkomst uitvoering VROM-taken door DCMR

22 december 2011

Ondergetekenden:

  • 1. De minister van Infrastructuur en Milieu, te dezen handelend in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan en tevens handelend als vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden, gevestigd te Den Haag, vertegenwoordigd door de directeur-generaal Milieubeheer dr. B. Ter Haar, hierna te noemen ‘IenM’,

    en

  • 2. De DCMR Milieudienst Rijnmond, gevestigd te Schiedam, vertegenwoordigd door mr. J. H. van den Heuvel, directeur, hierna te noemen ‘DCMR’.

Ondergetekenden, hierna gezamenlijk ook te noemen: Partijen,

Overwegende dat:

  • Partijen de ‘Overeenkomst uitvoering VROM-taken door DCMR’ van 26 november 2009 tussen het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1 en DCMR, hierna de overeenkomst, wensen te wijzigen;

  • Partijen beogen de wijzigingen, overeenkomstig artikel 17, derde lid, van de overeenkomst, in dit addendum vast te leggen

komen het volgende overeen:

Artikel 1

  • a. Artikel 2, eerste lid, aanhef, komt te luiden als volgt:

    IenM draagt de uitvoering van de volgende IenM-taken, nader toegelicht in bijlage 3, over aan de DCMR:

  • b. Artikel 2, eerste lid, aanhef, en onder a, komt te luiden als volgt:

    het behandelen van aanvragen van omgevingsvergunningen leidend tot (ontwerp)beschikkingen met betrekking tot Defensie-inrichtingen bedoeld in categorie 29.1 van Bijlage I, onderdeel C, van het Besluit omgevingsrecht en andere inrichtingen, waaronder Koninklijke paleizen, waarvoor IenM bevoegd gezag is;

  • c. Artikel 2, eerste lid, aanhef, en onder b komt te luiden als volgt:

    Het in breedste zin behandelen van meldingen (waaronder mede verstaan het opstellen van maatwerkvoorschriften en het verlenen van ‘toestemmingen gelijkwaardig niveau’) bedoeld in de artikelen 8 .40 tot en met 8.42b van de Wm, het Gebruiksbesluit en gemeentelijke en provinciale verordeningen voor Defensie-inrichtingen en andere inrichtingen, waaronder Koninklijke paleizen, waarvoor IenM bevoegd gezag is. Na inwerkingtreding van het Bouwbesluit 2012 behoren meldingen op grond van het Bouwbesluit, waarvoor IenM bevoegd gezag is, ook onder deze taak;

  • d. Artikel 2, eerste lid, aanhef, en onder c, komt te luiden als volgt:

    Het actualiseren van omgevingsvergunningen op grond van artikel 2.30, eerste lid, van de Wabo met betrekking tot Defensie-inrichtingen en andere inrichtingen, waaronder Koninklijke paleizen, waarvoor IenM bevoegd gezag is;

  • e. Artikel 2, eerste lid, aanhef, en onder d, komt te luiden als volgt:

    Het desgevraagd adviseren aan IenM over milieuzaken die betrekking hebben op Defensie-inrichtingen en andere inrichtingen, waaronder Koninklijke paleizen, waarvoor IenM bevoegd gezag is;

  • f. Artikel 2, eerste lid, aanhef en onder e, komt te luiden als volgt:

    Het nemen van primaire besluiten en beslissingen op bezwaar ter uitvoering van de Wet explosieven voor civiel gebruik;

  • g. Artikel 2, eerste lid, aanhef, en onder g, komt te luiden als volgt:

    het behandelen van toepassingsvergunningen aan buitenlandse vuurwerkbezigers en, vanaf het moment dat daarvoor een juridische basis is opgenomen in het Vuurwerkbesluit, ook aan Nederlandse vuurwerkbezigers;

  • h. Er wordt een nieuw lid l toegevoegd aan artikel 2, eerste lid, dat komt te luiden als volgt:

    Het nemen van primaire besluiten en beslissingen op bezwaar ter uitvoering van de Wob en vergunningverlening in het kader van de Wabo, de Wm, en het Vuurwerkbesluit, zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 van dit Addendum;

  • i. Er wordt een nieuw lid m toegevoegd aan artikel 2, eerste lid, dat komt te luiden als volgt:

    Het behandelen van aanvragen of verzoeken die niet met name genoemd zijn in voorgaande artikelleden, maar die wel voortvloeien uit de behandeling van deze taken, waaronder programma’s van eisen of kapmeldingen.

Artikel 2

Er wordt een nieuw lid 1a toegevoegd aan artikel 7 dat komt te luiden als volgt:

Het eerste lid is niet van toepassing op de facturering van advieskosten van gemeenten en/of andere adviseurs. De DCMR factureert de advieskosten van gemeenten en/of andere adviseurs, bedoeld in artikel 6 lid 8, per kwartaal achteraf bij IenM op basis van werkelijk door de DCMR betaalde vergoedingen. Hiertoe dient de DCMR een factuur in bij IenM. De DCMR zal deze factuur specificeren in een door IenM nader aangegeven vorm.

Artikel 3

Artikel 13 van de overeenkomst komt te luiden als volgt:

Mandaat/machtiging

  • 1. IenM mandateert zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bedoeld in artikel 1, onder f, en in artikel 1, onder h, van het Addendum, aan de DCMR.

  • 2. In afwijking van het eerste lid mandateert IenM zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten op verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur aan de DCMR, zulks met uitzondering van verzoeken om informatie:

    • a. die niet of niet geheel worden gehonoreerd, of

    • b. waarvan de inwilliging belangrijke maatschappelijke of politieke gevolgen kan hebben, of

    • c. waarbij de geldende voorschriften ruimte laten voor verschillende uitleg over de vraag of een verzoek om informatie al dan niet behoort te worden ingewilligd.

      DCMR is in deze uitzonderingsgevallen belast met de voorbereiding en het opstellen van het te nemen besluit.

  • 3. IenM voert alle beroepsprocedures die voortvloeien uit de besluiten bedoeld in de overeenkomst en het Addendum.

  • 4. In alle beroepsprocedures die IenM voert, wordt IenM ondersteund door de DCMR.

Artikel 4

Aan de overeenkomst wordt toegevoegd een nieuw artikel 13a, dat komt te luiden als volgt:

Ondersteuning van procedures in het kader van de Wabo

  • 1. Ondersteuning door de DCMR bij juridische procedures die IenM voert, houdt in het op eerste verzoek van IenM overleggen van de op de zaak betrekking hebbende stukken, het voorbereiden en opstellen van een gemotiveerde reactie ten behoeve van een (hoger) beroep, een voorlopige voorziening en een verweerschrift, indien en zover dat is gericht tegen (een deel van) een door de DCMR in mandaat genomen besluit, het tijdig ter beschikking stellen daarvan aan IenM en het op verzoek van IenM mede bijwonen van zittingen teneinde IenM, indien nodig, inhoudelijk te kunnen ondersteunen.

  • 2. IenM zorgt ervoor dat de DCMR zo spoedig mogelijk kan beschikken over het (hoger) beroepschrift of het verzoek om een voorlopige voorziening. IenM zorgt verder voor het binnen de wettelijke termijn opstellen van de benodigde schriftelijke stukken en verwerkt de bijdrage van de DCMR daarin.

  • 3. Partijen verrichten de in het eerste en tweede lid bedoelde werkzaamheden met de zorgvuldigheid van een redelijk handelend en bekwaam bestuursorgaan. Partijen waarborgen daarbij de kwaliteit van de te leveren werkzaamheden.

Artikel 5

Artikel 14, aanhef, en onder f, van de overeenkomst, komt te luiden als volgt:

informatieverzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur;

Artikel 6

Artikel 18, derde lid, van de overeenkomst, komt te luiden als volgt:

In geval de uitkomst van het overleg, bedoeld in het tweede lid, is dat enige bepaling van deze overeenkomst ongeldig en/of onuitvoerbaar mocht worden geoordeeld, dan tast dit de geldigheid en uitvoerbaarheid van de overige bepalingen van de overeenkomst niet aan en zullen partijen de ongeldige respectievelijk onuitvoerbare bepaling vervangen door een geldige en/of uitvoerbare bepaling waarvan de aard en strekking zoveel mogelijk aansluiten bij de ongeldige en/of onuitvoerbare bepaling.

Artikel 7

Artikel 19 van de overeenkomst komt te luiden als volgt:

  • 1. De DCMR streeft de uiterste zorgvuldigheid na bij het verrichten van zijn werkzaamheden. De DCMR baseert zich daarbij mede op door de aanvrager of IenM verstrekte informatie en adviezen van gemeenten en/of andere adviseurs en kan niet instaan voor de juistheid daarvan.

  • 2. IenM is, zulks onverminderd het bepaalde in het derde en vierde lid, aansprakelijk voor de besluiten van de DCMR, bedoeld in artikel 13, eerste en tweede lid van de overeenkomst, zoals vastgesteld in artikel 3 van dit addendum, en voor op basis van de adviezen van de DCMR door IenM genomen besluiten, en vrijwaart de DCMR tegen eventuele aanspraken van derden op vergoeding van schade.

  • 3. Indien de DCMR buiten de grenzen van het mandaat een besluit heeft genomen, is, in afwijking van het tweede lid, IenM niet aansprakelijk voor de schade die derden lijden door het onbevoegd genomen besluit en dient de DCMR IenM te vrijwaren tegen eventuele aanspraken van derden op vergoeding van schade.

  • 4. De door IenM geleden schade wegens het niet, of niet behoorlijk nakomen door de DCMR van zijn uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, zal door de DCMR worden vergoed tot ten hoogste 100.000,– euro behalve in het geval van grove schuld en/of opzet van de zijde van de DCMR.

Artikel 8

Waar in de overeenkomst VROM staat, moet, indien van toepassing, Infrastructuur en Milieu (IenM) worden gelezen.

Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt op 22 december 2011.

Minister van Infrastructuur en Milieu,

voor deze:

de directeur-generaal Milieu,

B. Ter Haar.

De directeur DCMR Milieudienst Rijnmond,

J.H. van den Heuvel.

  1. Het voormalige Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer is per 14 oktober 2010 opgegaan in het nieuwe Ministerie van Infrastructuur en Milieu. ^ [1]