Invoeringswet geluidproductieplafonds

Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2012.
Geldend van 01-07-2012 t/m heden

Wet van 24 november 2011 tot vaststelling van overgangsrecht en wijziging van diverse wetten ten behoeve van de invoering van de wet van 24 november 2011 tot wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de invoering van de geluidproductieplafonds en de overheveling van hoofdstuk IX van de Wet geluidhinder naar de Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium geluidbeleid, geluidproductieplafonds) (Invoeringswet geluidproductieplafonds)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is, met het oog op de invoering van een herzien hoofdstuk 11 in de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder en enige andere wetten te wijzigen en te voorzien in overgangsrecht;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel II

[Red: Wijzigt de Wijzigingswet Wet milieubeheer (modernisering instrumentarium geluidbeleid, geluidproductieplafonds) (Stb. 2012/266).]

Artikel X

Na inwerkingtreding van deze wet berusten algemene maatregelen van bestuur, voor zover zij vóór de inwerkingtreding van deze wet berustten op artikel 11.1, 11.2 of 11.3 van de Wet milieubeheer, op artikel 11A.1, 11A.2 onderscheidenlijk 11A.3 van de Wet milieubeheer.

Artikel XI

  • 1 De Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving zoals deze gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet blijft van toepassing op de onderstaande besluiten of handelingen, totdat deze onherroepelijk zijn geworden:

    • a. het vaststellen en goedkeuren van een bestemmingsplan met toepassing van de Wet geluidhinder waarvan het ontwerp ter inzage is gelegd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;

    • b. het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, waarvoor een aanvraag is ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;

    • c. het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting waarvoor de bekendmaking van het voornemen tot het indienen van een verzoek tot het vaststellen van die hogere waarde heeft plaatsgevonden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;

    • d. het vaststellen van een tracébesluit waarvan het ontwerp, bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Tracéwet, is vastgesteld voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;

    • e. het opstellen van een maatregelenprogramma en het voorleggen van een saneringsprogramma aan Onze Minister, of het vaststellen van de ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidsbelasting en maatregelen als bedoeld in artikel 90 van de Wet geluidhinder of artikel 4.23 van het Besluit geluidhinder, voor bij algemene maatregel van bestuur aangewezen saneringsprojecten;

    • f. het nemen van een besluit tot aanleg of reconstructie van een weg of aanleg of wijziging van een spoorweg buiten toepassing van de bestemmingsplanprocedure waarvoor de resultaten van het vereiste akoestisch onderzoek en een beschrijving van de maatregelen die nodig zijn aan de gemeenteraad zijn overgelegd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet;

    • g. het vaststellen van een wegaanpassingsbesluit of geluidplan als bedoeld in de Spoedwet wegverbreding waarvoor het ontwerpbesluit ter inzage is gelegd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.

  • 2 De Wet geluidhinder en de daarop gebaseerde regelgeving zoals deze gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet kan tevens worden toegepast op de in het eerste lid genoemde besluiten, totdat deze onherroepelijk zijn geworden, indien de in de onderdelen a tot en met g genoemde handelingen met betrekking tot deze besluiten hebben plaatsgevonden vóór de eerste dag van:

    • a. de twaalfde maand volgend op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet indien het onderdeel a betreft, daaronder tevens begrepen de onder c opgenomen hogere waarden besluiten die daar mee samenhangen;

    • b. de derde kalendermaand volgend op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet bij toepassing van de onderdelen b, d tot en met g en c voor zover de hogere waarden besluiten niet samenhangen met een bestemmingsplan genoemd onder a.

  • 3 Voor de op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet aanwezige of geprojecteerde wegen en spoorwegen die op de geluidplafondkaart zijn geplaatst, worden na het onherroepelijk worden van een besluit als bedoeld in het eerste en tweede lid, dat betrekking heeft op de aanleg of wijziging van een zodanige weg of spoorweg, de eerder voor die weg of spoorweg met toepassing van 11.45 bepaalde geluidproductieplafonds vervangen door de geluidproductie berekend op basis van het bedoelde besluit. Deze plafonds worden aangemerkt als te zijn tot stand gekomen met toepassing van artikel 11.45, tweede lid.

  • 4 Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet aanwezige of geprojecteerde wegen en spoorwegen, hebben na het onherroepelijk worden van een besluit als bedoeld in het eerste en tweede lid, dat betrekking heeft op de aanleg van een zodanige weg of spoorweg, indien de weg of spoorweg op de geluidplafondkaart is geplaatst, geluidproductieplafonds voorvloeiend uit de geluidproductie berekend op basis van het bedoelde besluit. Deze plafonds worden aangemerkt als te zijn tot stand gekomen met toepassing van artikel 11.45, tweede lid.

  • 5 Indien ten aanzien van wegen en spoorwegen waarvoor met toepassing van artikel 11.45, eerste lid, geluidproductieplafonds zijn vastgesteld, met toepassing van het eerste of het tweede lid maatregelen onherroepelijk zijn vastgesteld als bedoeld in het eerste lid, onder e, worden de met toepassing van 11.45, eerste lid, bepaalde geluidproductieplafonds verlaagd overeenkomstig het geluideffect van die maatregelen. Deze plafonds worden aangemerkt als te zijn tot stand gekomen met toepassing van artikel 11.45, tweede lid. Artikel 11.45, zesde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 6 Indien op grond van de Wet geluidhinder zoals die luidde tot het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet een verplichting bestond tot het treffen van geluidwerende maatregelen krachtens een onherroepelijk besluit, of krachtens een besluit dat onder de werking van dit artikel valt, en die maatregelen op het moment van inwerkingtreding nog niet zijn gerealiseerd, blijft op die verplichting de Wet geluidhinder zoals deze luidde onmiddellijk voor de inwerkingtreding van deze wet van toepassing.

  • 8 Bij toepassing van het eerste lid, onder d of g, of het tweede lid, voor zover het de hiervoor genoemde onderdelen betreft, geldt tot het tijdstip waarop de maatregelen zijn uitgevoerd, voor de betreffende referentiepunten een vrijstelling van artikel 11.20 van de Wet milieubeheer.

  • 9 Onze Minister kan regels stellen omtrent de wijze waarop de geluidproductie, bedoeld in het derde en vierde lid, onderscheidenlijk het geluideffect, bedoeld in het vijfde lid, wordt berekend.

Artikel XII

Artikel XIII

Artikel XIV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage, 24 november 2011

Beatrix

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

J. J. Atsma

Uitgegeven de twintigste juni 2012

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven