Beleidsregels reclame commerciële media-instellingen 2012

Geraadpleegd op 11-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-09-2012.
Geldend van 01-09-2012 t/m heden

Regeling van het Commissariaat voor de Media van 10 juli 2012 houdende beleidsregels omtrent de toelaatbaarheid, herkenbaarheid en afbakening van reclame- en telewinkelboodschappen in het media-aanbod van commerciële media-instellingen (Beleidsregels reclame commerciële media-instellingen 2012)

Het Commissariaat voor de Media,

Gelet op de artikelen 7.11 en 7.12 van de Mediawet 2008;

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1. Strekking van de regeling

De beleidsregels vastgesteld in deze regeling hebben betrekking op de wettelijke voorschriften die zijn opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

Artikel 2. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a. Richtlijn: Richtlijn Audiovisuele Mediadiensten (Richtlijn 2010/13/EU);

  • b. Wijzigingsrichtlijn: Richtlijn tot wijziging van (televisie)richtlijn 89/552/EEG (Richtlijn 97/36/EG);

  • c. wet: Mediawet 2008;

  • d. besluit: Mediabesluit 2008;

  • e. Commissariaat: Commissariaat voor de Media;

  • f. commercieel media-aanbod: media-aanbod in de zin van artikel 1 Mediawet 2008 dat wordt aangeboden door een commerciële media-instelling;

  • g. pagina: alle media-aanbod dat bij internet op één browserscherm wordt getoond, bij teletekst onder één paginanummer en bij andere typen elektronische distributievormen op één beeldscherm wordt vertoond;

  • h. video: een elektronisch product met bewegende beeldinhoud dat een geheel vormt en als zodanig herkenbaar onder een afzonderlijke titel wordt verspreid;

  • i. audio: een elektronisch product met geluidinhoud dat een geheel vormt en als zodanig herkenbaar onder een afzonderlijke titel wordt verspreid;

  • j. als zodanig herkenbaar: de herkenbaarheid als bedoeld in artikel 3.5a, eerste lid, van de wet;

  • k. duidelijk onderscheiden: de onderscheiding als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van de wet;

  • l. splitscreen: het gelijktijdig en parallel plaatsen in één beeld van redactionele inhoud en van reclame- of telewinkelboodschappen;

  • m. sluikreclame: sluikreclame als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de wet, waarbij het oogmerk om reclame te maken ook aanwezig kan zijn indien er geen betaling of soortgelijke vergoeding tegenover staat;

  • n. geprogrammeerd tijdvak: de totale tijd tussen het tijdstip van aanvang en het tijdstip van einde van een programma, inclusief reclame- en telewinkelboodschappen en andere programmaonderbrekingen uitgezonden tijdens dat programma;

  • o. geprogrammeerde duur: de lengte van het programma, exclusief reclame- en telewinkelboodschappen en andere programmaonderbrekingen;

Artikel 3. Herkenbaarheid

  • 1 Reclame- en telewinkelboodschappen zijn ‘als zodanig herkenbaar’ indien deze voor de gemiddeld oplettende consument door de vorm en inhoud duidelijk herkenbaar zijn als reclame- dan wel telewinkelboodschap.

  • 2 Onverminderd het eerste lid zijn reclame- en telewinkelboodschappen die worden vertoond voorafgaand, binnen of na afloop van het videogedeelte van het media-aanbod op aanvraag in ieder geval ‘als zodanig herkenbaar’ indien deze zijn voorzien van een voortdurende zichtbare duidelijke vermelding van ‘reclame’, ‘advertentie’, ‘telewinkelboodschap’, dan wel woorden van gelijke strekking.

Artikel 4. Duidelijk onderscheiden

  • 1 Reclame- en telewinkelboodschappen binnen het video- en/of audiogedeelte van het programma-aanbod zijn ‘duidelijk onderscheiden’ van het overige programma-aanbod indien deze worden voorafgegaan door en afgesloten met een zichtbare en/of hoorbare aankondiging en afkondiging.

  • 2 Reclame- en telewinkelboodschappen binnen teletekst zijn ‘duidelijk onderscheiden’ van de overige inhoud van het teletekstaanbod indien deze worden geplaatst in een apart kader dat geen onderdeel uitmaakt van het overige teletekstaanbod.

Artikel 5. Splitscreen

  • 1 In afwijking van artikel 4, eerste lid, zijn reclame- en telewinkelboodschappen in de vorm van ‘splitscreen’ door middel van ruimtelijke middelen ‘duidelijk onderscheiden’ van de overige redactionele inhoud van het programma indien:

    • a. deze worden geplaatst in een afzonderlijk stilstaand kader dat geen onderdeel uitmaakt van het programma en maximaal tweederde van het totaal beschikbare beeld beslaat;

    • b. deze zijn voorzien van een voortdurende zichtbare duidelijke vermelding van ‘reclame’, ‘advertentie’, ‘telewinkelboodschap’, dan wel woorden van gelijke strekking; en

    • c. het redactionele deel van het programma volledig zichtbaar blijft en onverkort en zonder onderbreking wordt doorgegeven.

  • 2 Reclame- en telewinkelboodschappen in de vorm van ‘splitscreen’ zijn alleen mogelijk tijdens het programma-aanbod bestaande uit het verslag of de weergave van een sportevenement of tijdens de live verslaggeving van een evenement.

  • 3 Het aandeel reclame- en telewinkelboodschappen in de vorm van ‘splitscreen’ telt mee voor de maximale hoeveelheid reclame bepaald in wet en besluit.

Artikel 6. Afzonderlijke reclame- of telewinkelboodschappen

Het plaatsen van afzonderlijke reclame- of telewinkelboodschappen in het overige programma-aanbod op grond van artikel 3.8, tweede lid, van de wet is mogelijk, mits de frequentie beperkt blijft tot maximaal twee maal per uur.

Artikel 7. Reclame voor medische behandelingen

Onder reclame voor medische behandelingen, als bedoeld in artikel 3.7, tweede lid, onder a, van de wet wordt verstaan reclame voor behandelingen die worden verricht op grond van een

overeenkomst inzake geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 7.446 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 8. Aandeel

  • 1 Het aandeel reclameboodschappen is beperkt in hoeveelheid en duur en niet overheersend.

  • 2 Voor reclameboodschappen binnen het video- en/of audiogedeelte van het programma-aanbod geldt dat aan het bepaalde in het eerste lid in elk geval niet is voldaan indien het aandeel reclame- en telewinkelboodschappen meer bedraagt dan de maxima genoemd in wet en besluit.

  • 3 Voor reclameboodschappen binnen teletekst geldt dat aan het bepaalde in het eerste lid in elk geval niet is voldaan indien de ruimte besteed aan reclame- en telewinkelboodschappen meer bedraagt dan twintig procent van de ruimte van een pagina, tenzij de pagina volledig bestaat uit reclameboodschappen.

Artikel 9. Slotbepaling

  • 1 Deze regeling wordt bekendgemaakt door kennisgeving ervan in de Staatscourant en op de internetsite van het Commissariaat voor de Media (www.cvdm.nl).

  • 2 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 september 2012.

  • 3 Deze regeling zal worden geëvalueerd.

  • 4 Deze regeling wordt aangehaald als Beleidsregels reclame commerciële media-instellingen 2012.

Commissariaat voor de Media,

T. Bahlmann,

voorzitter.

M. de Cock Buning,

commissaris.

Bijlage Beleidsregels reclame commerciele media-instellingen 2012

Artikel 1.1 eerste lid, van de Mediawet 2008

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • commerciële mediadienst: mediadienst die verzorgd wordt op grond van hoofdstuk 3;

  • commerciële media-instelling: natuurlijke persoon of rechtspersoon die een commerciële mediadienst verzorgt en die voor de toepassing van deze wet onder de bevoegdheid van Nederland valt;

  • Commissariaat: Commissariaat voor de Media, genoemd in artikel 7.1;

  • evenement: georganiseerde voor het publiek toegankelijke gebeurtenis op het terrein van sport of cultuur;

  • mediadienst: dienst die bestaat uit het verzorgen van media-aanbod door middel van openbare elektronische communicatienetwerken als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel h, van de Telecommunicatiewet, waarvoor de verzorger redactionele verantwoordelijkheid draagt;

  • mediadienst op aanvraag: mediadienst die bestaat uit het verzorgen van media-aanbod dat op individueel verzoek en op een moment naar keuze kan worden afgenomen;

  • omroepdienst: mediadienst die betrekking heeft op het verzorgen van media-aanbod dat op basis van een chronologisch schema dat is vastgesteld door de instelling die verantwoordelijk is voor het media-aanbod, al dan niet gecodeerd door middel van een omroepzender of een omroepnetwerk wordt verspreid voor gelijktijdige ontvangst door het algemene publiek of een deel daarvan;

  • programma: elektronisch product met beeld- of geluidsinhoud dat duidelijk afgebakend is en als zodanig herkenbaar onder een afzonderlijke titel via een omroepdienst wordt verspreid;

  • programma-aanbod: geheel van media-aanbod dat wordt verspreid via een omroepdienst;

  • sluikreclame: het anders dan op grond van deze wet vermelden of tonen van namen, (beeld)merken, producten, diensten of activiteiten van personen, bedrijven of instellingen als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daarmee wordt beoogd of mede wordt beoogd reclame te maken, met dien verstande dat het oogmerk in elk geval aanwezig is als de vertoning of vermelding tegen betaling of soortgelijke vergoeding geschiedt;

  • sportwedstrijd: wedstrijd of de voorbereiding op een wedstrijd, georganiseerd door of onder auspiciën van de door het NOC*NSF erkende nationale sportorganisaties en hun geledingen, of door vergelijkbare internationale, al dan niet overkoepelende sportorganisaties, dan wel een andere wedstrijd of de voorbereiding op een wedstrijd van een sport die door het NOC*NSF als sport is aangemerkt;

  • teletekst: televisieprogramma dat uitsluitend bestaat uit stilstaande tekstbeelden die door de kijker in een door hem bepaalde volgorde en op een door hem bepaald tijdstip kunnen worden geraadpleegd, en dat wordt verspreid via dezelfde transmissieruimte van een omroepzender of omroepnetwerk als die welke wordt gebruikt voor de verspreiding van andere televisieprogramma’s;

  • televisieprogramma: programma met beeldinhoud, al dan niet mede met geluidsinhoud.

Artikel 3.5a van de Mediawet 2008

  • 1. Reclame- en telewinkelboodschappen, gesponsord programma-aanbod en productplaatsing zijn als zodanig herkenbaar.

  • 2. In reclame- en telewinkelboodschappen, gesponsord programma-aanbod en programma-aanbod met productplaatsing worden geen subliminale technieken gebruikt.

  • 3. Het programma-aanbod bevat geen sluikreclame.

Artikel 3.6 van de Mediawet 2008

  • 1. Een commerciële media-instelling die reclame- of telewinkelboodschappen in het programma-aanbod opneemt, is aangesloten bij de Nederlandse Reclame Code of een vergelijkbare door de Stichting Reclame Code tot stand gebrachte regeling en ter zake onderworpen aan het toezicht van de Stichting Reclame Code.

  • 2. Aansluiting wordt aangetoond door een schriftelijke verklaring van de Stichting Reclame Code aan het Commissariaat over te leggen.

Artikel 3.7 van de Mediawet 2008

  • 1. Reclame- en telewinkelboodschappen zijn door akoestische, visuele of ruimtelijke middelen duidelijk onderscheiden van de overige inhoud van het programma-aanbod.

  • 2. Het programma-aanbod bevat geen reclame- en telewinkelboodschappen voor:

    • a. medische behandelingen; en

    • b. alcoholhoudende dranken tussen 06.00 uur en 21.00 uur.

  • 3. In de naam van een programmakanaal mogen namen of (beeld-)merken van personen, bedrijven of instellingen op neutrale wijze worden vermeld of getoond.

  • 4. Het Commissariaat kan nadere regels stellen voor de vermelding of vertoning, bedoeld in het derde lid, welke regels de goedkeuring behoeven van Onze Minister.

Artikel 3.8 van de Mediawet 2008

  • 1. Het programma-aanbod op een programmakanaal bestaat voor ten hoogste twaalf minuten per uur uit reclame- of telewinkelboodschappen.

  • 2. Met inachtneming van deze afdeling kunnen in het programma-aanbod bestaande uit het verslag of de weergave van sportevenementen afzonderlijke reclame- of telewinkelboodschappen worden geplaatst en in het overige programma-aanbod bij uitzondering.

Artikel 3.9 van de Mediawet 2008

  • 1. In het programma-aanbod op een programmakanaal duren blokken van telewinkelboodschappen zonder onderbreking ten minste vijftien minuten.

  • 2. Blokken van telewinkelboodschappen zijn gedurende de gehele duur daarvan door visuele en akoestische middelen duidelijk als zodanig herkenbaar.

  • 3. Artikel 3.8, eerste en tweede lid, is niet van toepassing op de telewinkelblokken.

Artikel 3.10 van de Mediawet 2008

  • 1. In programma’s worden alleen reclame- of telewinkelboodschappen opgenomen als deze geen afbreuk doen aan de integriteit, het karakter of de samenhang van het desbetreffende programma of aan de rechten van rechthebbenden.

  • 2. In programma’s die bestaan uit de weergave van kerkelijke of geestelijke samenkomsten worden geen reclame- of telewinkelboodschappen opgenomen.

Artikel 3.11 van de Mediawet 2008

In de volgende programma’s worden ten hoogste eenmaal per geprogrammeerd tijdvak van dertig minuten reclame- of telewinkelboodschappen opgenomen:

  • a. programma’s bestaande uit films;

  • b. programma’s bestaande uit nieuws of commentaar op het nieuws; en

  • c. programma’s die in het bijzonder bestemd zijn voor kinderen jonger dan twaalf jaar, mits de geprogrammeerde duur van het programma meer dan dertig minuten bedraagt.

Artikel 3.13 van de Mediawet 2008

In televisieprogramma’s die bestaan uit het verslag van een evenement worden alleen reclame- of telewinkelboodschappen opgenomen tijdens de in het evenement voorkomende gebruikelijke pauzes of tussen de daarin voorkomende gebruikelijke zelfstandige onderdelen.

Artikel 3.14 van de Mediawet 2008

  • 1. In afwijking van de artikelen 3.8 en 11 mag een televisieprogrammakanaal worden verzorgd dat:

    • a. uitsluitend bestaat uit ten behoeve van zelfpromotie uitgezonden reclameboodschappen; of

    • b. uitsluitend bestaat uit telewinkelboodschappen.

  • 2. In het programma-aanbod van een televisieprogrammakanaal als bedoeld in het eerste lid mogen andere reclameboodschappen worden opgenomen met inachtneming van de bepalingen die gelden voor het opnemen van reclameboodschappen in televisieprogramma-aanbod.

Artikel 3.29d van de Mediawet 2008

Op commerciële mediadiensten op aanvraag zijn de artikelen 3.5, 3.5a, 3.6, 3.7, tweede lid, aanhef en onder a, 3.15 tot en met 3.19c en 3.26 van overeenkomstige toepassing met uitzondering van de artikelen 3.16, vierde lid, en 3.19b, derde lid, onderdeel b.

Overwegingen Richtlijn

(81) Commerciële en technische ontwikkelingen geven gebruikers meer keuzemogelijkheden en verantwoordelijkheid bij de omgang met audiovisuele mediadiensten. Teneinde in de juiste verhouding tot de doelstellingen van algemeen belang te blijven staan, dient de regelgeving een zekere mate van flexibiliteit toe te laten ten aanzien van televisieomroep. Het scheidingsbeginsel dient beperkt te blijven tot televisiereclame en telewinkelen, en productplaatsing moet onder bepaalde omstandigheden mogelijk zijn, tenzij een lidstaat anders beslist. Wanneer productplaatsing evenwel als sluikreclame moet worden beschouwd, dient deze te worden verboden. Het scheidingsbeginsel mag het gebruik van nieuwe reclametechnieken niet onmogelijk maken.

Overwegingen Wijzigingsrichtlijn

(34) Overwegende dat de dagelijkse zendtijd besteed aan aankondigingen door de omroeporganisatie in verband met haar eigen programma's en met rechtstreeks daarvan afgeleide ondersteunende producten of aan mededelingen van de overheid en liefdadigheidsgroepen die gratis worden uitgezonden, niet tot de maximale zendtijd per dag of per uur voor reclame en telewinkelen mag worden gerekend;

(35) Overwegende dat, teneinde concurrentievervalsing te vermijden, deze afwijking alleen geldt voor mededelingen over producten die tegelijk ondersteunend en rechtstreeks van de betrokken programma's afgeleid zijn; dat de term ‘ondersteunend’ betrekking heeft op producten die specifiek bedoeld zijn om het kijkerspubliek volop van die programma's te laten profiteren of interactief erbij te betrekken;

(39) Overwegende dat het nodig is te verduidelijken dat zelfpromotieactiviteiten een bijzondere vorm van reclame zijn, waarbij de omroeporganisatie haar eigen producten, diensten, programma's of netten aanprijst; dat vooral trailers die bestaan in programma-uittreksels als programma's moeten worden beschouwd; dat zelfpromotie een nieuw en relatief onbekend verschijnsel is en dat speciaal de desbetreffende bepalingen daarom bij een latere toetsing van deze richtlijn herzien kunnen worden.

Artikel 20 Richtlijn

  • 1. De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer programma’s worden onderbroken voor televisiereclame of telewinkelen, de integriteit en de waarde van de programma’s niet worden geschaad, rekening houdende met de natuurlijke pauzes in en de duur en de aard van het betrokken programma, en er geen afbreuk wordt gedaan aan de rechten van de rechtenhouders.

  • 2. Uitzendingen van televisiefilms (met uitsluiting van series, feuilletons en documentaires), cinematografische producties, en nieuwsprogramma’s mogen één keer per geprogrammeerd tijdvak van ten minste 30 minuten worden onderbroken voor reclame en/of telewinkelen. Uitzendingen van kinderprogramma’s mogen één keer per geprogrammeerd tijdvak van ten minste 30 minuten worden onderbroken voor reclame en/of telewinkelen, mits de geprogrammeerde duur van het programma meer dan 30 minuten bedraagt. Uitzendingen van religieuze erediensten mogen niet worden onderbroken voor televisiereclame of telewinkelen.

Artikel 23 Richtlijn

  • 1. Het aandeel van televisiereclame- en telewinkelspots, mag per klokuur niet meer dan 20% bedragen.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing op boodschappen van de omroeporganisatie in verband met haar eigen programma’s en rechtstreeks daarvan afgeleide ondersteunende producten, sponsorboodschappen en productplaatsing.

Artikel 7.446 Burgerlijk Wetboek

  • 1. De overeenkomst inzake geneeskundige behandeling – in deze afdeling verder aangeduid als de behandelingsovereenkomst – is de overeenkomst waarbij een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, de hulpverlener, zich in de uitoefening van een geneeskundig beroep of bedrijf tegenover een ander, de opdrachtgever, verbindt tot het verrichten van handelingen op het gebied van de geneeskunst, rechtstreeks betrekking hebbende op de persoon van de opdrachtgever of van een bepaalde derde. Degene op wiens persoon de handelingen rechtstreeks betrekking hebben wordt verder aangeduid als de patiënt.

  • 2. Onder handelingen op het gebied van de geneeskunst worden verstaan:

    • a. alle verrichtingen – het onderzoeken en het geven van raad daaronder begrepen – rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon en ertoe strekkende hem van een ziekte te genezen, hem voor het ontstaan van een ziekte te behoeden of zijn gezondheidstoestand te beoordelen, dan wel deze verloskundige bijstand te verlenen;

    • b. andere dan de onder a bedoelde handelingen, rechtstreeks betrekking hebbende op een persoon, die worden verricht door een arts of tandarts in die hoedanigheid.