Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 23 november
2011, nr. IenM/BSK-2011/154141, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, gedaan
mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
Gelet op richtlijn nr. 2008/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 15 januari 2008 inzake
geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (gecodificeerde versie)
(PbEU L 24), richtlijn nr. 91/676/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van
12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten
uit agrarische bronnen (PbEG L375), richtlijn nr. 91/271/EEG van de Raad van de Europese
Gemeenschappen van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PbEG
L 135), richtlijn nr. 91/689/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 12 december
1991 betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PbEG L 377), richtlijn nr. 2000/60/EG van
het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader
voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PbEG L 327), richtlijn
nr. 2006/11/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 februari 2006 betreffende
de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch
milieu van de Gemeenschap worden geloosd (PbEU L 64), richtlijn nr. 80/68/EEG van
de Raad van 17 december 1979 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging
veroorzaakt door de lozing van bepaalde gevaarlijke stoffen (PbEG L 20), richtlijn
nr. 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december
2006 betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging en achteruitgang
van de toestand (PbEU L 371), richtlijn nr. 2008/105/EG van het Europees Parlement
en de Raad van 24 december 2008 inzake milieukwaliteitsnormen op het gebied van het
waterbeleid tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG (PbEU L 348/84);
Gelet op de artikelen 7.2, 8.40, 8.41, 8.42, 10.2, tweede lid, 10.30, derde lid, en 10.32 van de Wet milieubeheer, de artikelen 3.1, 6.2, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid, onderdeel b, 6.6, 6.7 en 6.12, onderdeel e, van de Waterwet, de artikelen 78, 79 en 80 van de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden, de artikelen 1.1, derde lid, 2.1, eerste lid, onderdeel i, 2.17 en 3.9, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de artikelen 6, 17 en 65 van de Wet bodembescherming en artikel 2, eerste lid, van de Meststoffenwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 3 mei 2012, nr. W14.11.0509/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van
7 september 2012, nr. IENM/BSK-2012/168455, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische
Zaken, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw
en Innovatie;
Hebben goedgevonden en verstaan: