Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit 2013

Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013.
Geldend van 01-01-2013 t/m 31-03-2016

Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 november 2012, G&VW/AA/2012/16952 tot vaststelling van de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit 2013

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 10:5 en 10:7, zesde lid, van de Arbeidstijdenwet;

Besluit:

Artikel 1. Berekening van de bestuurlijke boete

  • 1 Bij de berekening van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 10:5 van de Arbeidstijdenwet wordt voor alle overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd als uitgangspunt gehanteerd de normbedragen die gelden voor de onderscheiden onderwerpen in de 'Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet' die als bijlage 1bij deze beleidsregel is gevoegd.

  • 2 Bij de toepassing hiervan wordt onderscheid gemaakt tussen:

    • a. overtredingen waarvoor eerst een waarschuwing wordt gegeven of een eis wordt gesteld en pas in tweede instantie, nadat nogmaals is geconstateerd dat dezelfde of een soortgelijke wettelijke verplichting niet is nageleefd of dat de desbetreffende tekortkoming niet is opgeheven, wordt overgegaan tot het opleggen van een bestuurlijke boete;

    • b. overtredingen waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt opgelegd, die zijn opgenomen in de ‘Lijst overtredingen waarvoor direct een boete wordt opgelegd’, die als bijlage 2bij deze beleidsregel is gevoegd.

  • 3 Van deze beleidsregel zijn uitgezonderd alle overtredingen die als zodanig in de Arbeidstijdenwet zijn aangemerkt en die betrekking hebben op arbeid verricht door personen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, en arbeid in bedrijven of inrichtingen die rechtstreeks betrekking heeft op arbeid verricht in of op motorrijtuigen als bedoeld in artikel 5:12, tweede lid, onderdeel a, van de Arbeidstijdenwet.

Artikel 2. Correctie aantal werknemers

  • 1 De in bijlage 1 genoemde boetenormbedragen zijn uitgangspunt voor de berekening van op te leggen bestuurlijke boetes voor een werkgever die 50 of meer, maar minder dan 100 werknemers in dienst heeft (middelgroot bedrijf).

  • 2 Voor de werkgever die een van het eerste lid afwijkend aantal werknemers in dienst heeft, worden de volgende uitgangspunten gehanteerd voor de berekening van op te leggen bestuurlijke boetes:

    • a. 0,5 maal het boetenormbedrag voor de werkgever die minder dan 10 werknemers in dienst heeft (kleinbedrijf);

    • b. 0,75 maal het boetenormbedrag voor de werkgever die 10 of meer, maar minder dan 50 werknemers in dienst heeft (middenbedrijf);

    • c. 1,5 maal het boetenormbedrag voor de werkgever die 100 of meer werknemers in dienst heeft (grootbedrijf).

  • 3 Een al dan niet op het aantal werknemers dat in dienst is van de werkgever gecorrigeerd normbedrag, is het uitgangsbedrag voor de eventuele verdere berekening van de bestuurlijke boete.

Artikel 3. Zelfstandigen

Voor overtredingen die zijn begaan door een persoon als bedoeld in artikel 2:7 van de Arbeidstijdenwet geldt als uitgangspunt voor de berekening van de op te leggen bestuurlijke boete de correctiefactor uit artikel 2, tweede lid, onderdeel a.

Artikel 4. Verantwoordelijke persoon

Voor een verantwoordelijk persoon als bedoeld in artikel 3:1, onderdeel b, van de Arbeidstijdenwet geldt als uitgangspunt voor de berekening van de op te leggen bestuurlijke boete 0,25 maal het boetenormbedrag.

Artikel 5. Maximum aantal werknemers

  • 1 Het maximaal in het boeterapport op te nemen aantal werknemers ter zake waarvan één of meer overtredingen is vastgesteld, bedraagt, afhankelijk van het aantal werknemers dat bij de betreffende werkgever in dienst is:

    • a. 3 (kleinbedrijf),

    • b. 6 (middenbedrijf),

    • c. 9 (middelgroot bedrijf),

    • d. 12 (grootbedrijf).

  • 2 In afwijking van het eerste lid van dit artikel worden ingeval van artistieke arbeid door kinderen tot en met 12 jaar alle werknemers ter zake waarvan één of meer overtredingen is vastgesteld in het boeterapport opgenomen.

Artikel 6. Correctie overtreding waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt opgelegd

Het op grond van voorgaande artikelen bepaalde boetebedrag wordt met anderhalf vermenigvuldigd, indien er sprake is van een overtreding waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt opgelegd zoals genoemd in de lijst die is opgenomen als bijlage 2 bij deze beleidsregel.

Artikel 7. Cumulatie bestuurlijke boetes

De totale bij een boetebeschikking op te leggen bestuurlijke boete bestaat, in geval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

Artikel 8. Het vaststellen van recidive

  • 1 Bij de vaststelling of er sprake is van herhaling van dezelfde of soortgelijke overtredingen wordt bij zelfstandig opererende nevenvestigingen van rechtspersonen gehandeld alsof deze afzonderlijke ondernemingen zijn.

  • 2 Indien rechtspersonen langer dan zes aaneengesloten maanden op dezelfde bouwlocatie werkzaamheden verrichten, wordt die bouwlocatie beschouwd als nevenvestiging als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 10. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit 2013.

Deze beleidsregel wordt met de toelichting en de bijlagen in de Staatscourant geplaatst.

‘s-Gravenhage, 27 november 2012

De

Minister

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

L.F. Asscher.

Bijlage 1

Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Arbeidstijdenwet

Onderwerp

Boetenormbedrag

Kinderarbeid

 

* het verbod van kinderarbeid

€ 2.000,–

– het ontbreken van een ontheffing indien deze kan worden verleend

€ 1.000,–

* het niet naleven van voorschriften in geval van toegestane kinderarbeid.

 

– rusttijd

€ 200,–

– zondagsarbeid

€ 200,–

– arbeidstijd

€ 200,–

– nachtarbeid

€ 200,–

– pauze

€ 200,–

* bijzondere onderwerpen

 

– voorlichting

€ 200,–

– zorgverplichting arbeidsomstandigheden

€ 200,–

Algemene verplichtingen

 

– beleidsvoering, inventarisatie en evaluatie

€ 2.000,–

– arbeids- en rusttijdenregistratie

€ 10.000,–

– bewaren registratie

€ 10.000,–

werkneemsters

 

– verbod van het werken rondom de bevalling

€ 4.500,–

Jeugdige werknemers

 

– rusttijd

€ 200,–

– arbeidstijd

€ 200,–

– nachtarbeid

€ 200,–

– pauze

€ 200,–

– bijzondere diensten

€ 200,–

Werknemers van 18 jaar of ouder met uitzondering van werknemers waarop § 5.14 Arbeidstijdenbesluit van toepassing is

 

– rusttijd

€ 200,–

– arbeidstijd

€ 200,–

– nachtarbeid

€ 200,–

– bijzondere diensten

€ 200,–

Werknemers voor zover het een overtreding betreft van artikel 5:15, lid 7, Arbeidstijdenwet, en voor zover een deel van de werkzaamheden activiteiten betreft als bedoeld in artikel 5:12, lid 2, onder a, Arbeidstijdenwet.

 
   

Indien bekorting niet is toegestaan: Dagelijkse rusttijd enkel bemand < 11 uur

€ 100,–

Indien bekorting niet is toegestaan: Dagelijkse rusttijd enkel bemand <10 uur

€ 200,–

Indien bekorting niet is toegestaan: Dagelijkse rusttijd enkel bemand < 8 uur/30 uur

€ 550,– + € 100,– per uur te kort

Indien bekorting is toegestaan: Dagelijkse rusttijd enkel bemand < 9 uur

€ 100,–

Indien bekorting is toegestaan: Dagelijkse rusttijd enkel bemand < 8 uur

€ 200,–

Indien bekorting is toegestaan: Dagelijkse rusttijd enkel bemand < 7 uur

€ 550,– + € 100,– per uur te kort

Dagelijkse rusttijd dubbel bemand < 9 uur

€ 100,–

Dagelijkse rusttijd dubbel bemand < 8 uur

€ 200,–

Dagelijkse rusttijd dubbel bemand < 7 uur

€ 550,– + € 100,– per uur te kort

   

Werknemers van 18 jaar of ouder waarop § 5.14 Arbeidstijdenbesluit van toepassing is

 

– rusttijd

€ 1000,–

– arbeidstijd

€ 1000,–

– nachtarbeid

€ 1000,–

– pauze

€ 1000,–

– bijzondere diensten

€ 1000,–

– aantal aaneengesloten dagen arbeid

€ 1000,–

Toelichting bij Bijlage 1

Kinderarbeid

Onder bepaalde voorwaarden kan een ontheffing van het verbod van kinderarbeid worden verleend (artikel 3:3, eerste lid van de Arbeidstijdenwet). Wanneer een ontheffing ontbreekt en deze had kunnen worden verkregen indien de ontheffing was aangevraagd wordt een bestuurlijke boete opgelegd van € 1000,–. Deze bestuurlijke boete is lager dan de bestuurlijke boete voor overtreding van het verbod op kinderarbeid, de bestuurlijke boete die wordt gegeven wanneer de ontheffing ook niet zou zijn verleend, wanneer die wel was aangevraagd.

Sector mijnbouw

In de tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete wordt een onderscheid gemaakt tussen werknemers van 18 jaar of ouder waarop paragraaf 5.14 Arbeidstijdenbesluit, die betrekking heeft op de sector mijnbouw, van toepassing is. Voor deze mijnbouwsector geldt als gevolg van de eigen en zeer specifieke aard van deze sector een eigen, ruimere regeling wat betreft de arbeids- en rusttijden in vergelijking met de in de Arbeidstijdenwet zelf neergelegde normering op dit terrein. Voor de overtredingen in de mijnbouwsector zijn hogere boetebedragen vastgesteld. Overtreding van deze eigen en zeer specifieke arbeids- en rusttijdennormering is een overtreding waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt opgelegd als dit op grond van het interventiebeleid van het Staatstoezicht op de Mijnen, waarvan in bijlage 2 sprake is, als zodanig is gekwalificeerd.

Samenloop en vervoerswerkzaamheden

Wanneer er sprake is van samenloop, op grond van artikel 5:15, zevende lid van de Arbeidstijdenwet waarbij vervoerswerkzaamheden worden verricht, wordt aangesloten bij het beleid uit de Beleidsregel boeteoplegging Arbeidstijdenwet en Arbeidstijdenbesluit vervoer (wegvervoer). De reden hiervoor is dat een overtreding van de rusttijden gevaar voor de verkeersveiligheid oplevert. Onder transportinspectie wordt verstaan een inspectie langs de kant van de weg naar de naleving van de Arbeidstijdenwetgeving bij vervoerswerkzaamheden. Onder een bedrijfsinspectie wordt verstaan een inspectie op het bedrijf naar de naleving van de Arbeidstijdenwetgeving bij vervoerswerkzaamheden.

Bijlage 2

Lijst overtredingen waarvoor direct een boete wordt opgelegd

  • a. Het niet hebben van een deugdelijke arbeids- en rusttijdenregistratie indien hierdoor een volledige inspectie over de gehele te onderzoeken periode niet mogelijk is.

  • b. Het niet naleven van het verbod van kinderarbeid:

    • indien ('gewone') arbeid wordt verricht door kinderen jonger dan 13 jaar, of

    • indien 'artistieke' arbeid door kinderen wordt verricht waarvoor geen ontheffing is verleend.

    • indien ‘artistieke’ arbeid wordt verricht door kinderen van 12 jaar of jonger, gedurende het tijdvak 23.00 uur en 8.00 uur, of indien van de voorwaarden van de ontheffing wordt afgeweken.

  • c. Indien er bij het niet naleven van art. 3:2 van de Arbeidstijdenwet sprake is van een voor een kind gevaarlijke situatie.

  • d. Indien sprake is van het verrichten van arbeid door kinderen van 13 tot en met 15 jaar:

    • een kind in een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren een onafgebroken rusttijd heeft van minder dan 24 uur, of

    • tussen 21.00 uur en 06.00 uur, of

    • waarbij de onafgebroken rusttijd in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren minder dan 12 uur is, of

    • meer dan 10 uur per dienst, of

    • meer dan 45 uur per week.

  • e. Indien sprake is van het verrichten van arbeid door jeugdige werknemers (16 en 17 jarigen):

    • een jeugdige werknemer in een aaneengesloten tijdruimte van 7 maal 24 uren een onafgebroken rusttijd heeft van minder dan 24 uur, of

    • tussen 00.00 uur en 06.00 uur, of

    • met een onafgebroken rusttijd van minder dan 10 uur in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren, of

    • meer dan 12 uur per dienst, of

    • meer dan 60 uur per week.

  • f. 1Indien sprake is van het verrichten van arbeid door werknemers van 18 jaar of ouder:

    • een werknemer in een tijdruimte van 14 maal 24 uren een onafgebroken rusttijd heeft van minder dan 32 uur, of

    • met een onafgebroken rusttijd van minder dan 6 uur in een aaneengesloten tijdruimte van 24 uren, of

    • meer dan 14 uur per dienst, of

    • gedurende meer dan 72 uur in een periode van een week, of

    • meer dan 48 uur gemiddeld berekend over een periode van 16 weken.

  • g. Het gestelde onder e en f geldt niet voor zover in het Arbeidstijdenbesluit in langere arbeidstijden of kortere rusttijden is voorzien dan onder e of f zijn genoemd. Zolang in dat geval conform het Arbeidstijdenbesluit arbeid wordt verricht, is er pas sprake van een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd indien de ruimere norm van het Arbeidstijdenbesluit wordt overtreden.

  • h. Het bepaalde onder g is niet van toepassing wat betreft de norm van het gemiddeld aantal uren per week en de norm van de onafgebroken rusttijd na de aanwezigheidsdienst indien er sprake is van het verrichten van arbeid door werknemers van 18 jaar of ouder en de werknemer conform het Arbeidstijdenbesluit in een aanwezigheidsdienst arbeid verricht. Er is in dat geval sprake van een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd:

    • indien er meer dan 60 uur gemiddeld arbeid wordt verricht berekend over een periode van 26 weken; of,

    • indien er sprake is van een onafgebroken rusttijd van minder dan 6 uur na afloop van een aanwezigheidsdienst.

  • i. Het niet naleven van de voorschriften die zijn geregeld in § 5.14 Arbeidstijdenbesluit en als zodanig in het interventiebeleid van het Staatstoezicht op de Mijnen zijn gekwalificeerd.

Samenloop en vervoerswerkzaamheden

  • j. Indien er sprake is van een transportinspectie:

    • een te korte dagelijkse rusttijd;

  • k. Indien er sprake is van een bedrijfsinspectie:

    • een dagelijkse rusttijd van minder dan 4,5 uur, of

    • structurele overtredingen op 10% of meer van de door de bestuurder gebruikte registratiemiddelen ter zake in ten minste 11 gecontroleerde zogenoemde chauffeurswerkdagen.

Toelichting bij bijlage 2

Week

De wet bevat geen definitie van de term ‘week’. In deze beleidsregel wordt aangesloten bij het spraakgebruik (zie ook Rb. Rotterdam 21 juni 1921, W 10 844.). Een week is het tijdvak gelegen tussen zondag 00.00 uur en de eerstvolgende zaterdag 24.00 uur. In het verlengde hiervan moet als 'dag' worden beschouwd de tijdruimte van 00.00 tot 24.00 uur.

Ruimere normering in het Arbeidstijdenbesluit

In het Arbeidstijdenbesluit wordt voor een aantal sectoren of typen werkzaamheden voorzien in een ruimere normering dan is voorgeschreven in de Arbeidstijdenwet. In sommige gevallen is de norm in het Arbeidstijdenbesluit ruimer dan de norm voor overtredingen waarvoor direct een bestuurlijke boete wordt opgelegd. Overtreding van deze ruime normering is in dat geval een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd.

Aanwezigheidsdiensten

Artikel 4.8:1 van het Arbeidstijdenbesluit regelt de normering als de werknemer ook rechtmatig in aanwezigheidsdiensten werkt. Hierbij geldt de tijd tijdens de aanwezigheidsdienst als arbeidstijd. Een werknemer mag dan maximaal gemiddeld 48 uur per week over een periode van 26 weken arbeid verrichten. Dit kan worden uitgebreid naar gemiddeld 60 uur per week als de werknemer hiermee uitdrukkelijk instemt (de zogenoemde ‘opt-out’ van artikel 4.8:2 van het Arbeidstijdenbesluit).

Indien er geen ‘opt-out’ is getekend is er sprake van een overtreding van artikel 4.8:1, derde lid, onderdeel b, van het Arbeidstijdenbesluit als er meer dan gemiddeld 48 uur per week arbeid wordt verricht. De Inspectie SZW treedt direct op als er meer dan gemiddeld 60 uur per week arbeid wordt verricht. Wanneer er wel meer dan 48 uur, maar niet meer dan 60 uur per week arbeid wordt verricht wordt een waarschuwing gegeven waarbij de werkgever een termijn krijgt om de arbeidstijden aan te passen aan artikel 4.8:1 van het Arbeidstijdenbesluit. Als bij hercontrole blijkt dat nog steeds meer dan gemiddeld 48 uur per week arbeid wordt verricht wordt een boete opgelegd.

Indien er wel een opt-out is getekend is er geen sprake van een overtreding als meer dan gemiddeld 48 uur per week, maar niet meer dan gemiddeld 60 uur per week arbeid wordt verricht (ongeacht voor hoeveel meer uren de ‘opt-out’ is getekend). Als bij een inspectie blijkt dat meer dan gemiddeld 60 uur per week arbeid wordt verricht, wordt dat aangemerkt als een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd.

De lijst met overtredingen waarvoor direct een boete wordt gegeven

Arbeids- en rusttijdenregistratie

De arbeids- en rusttijdenregistratie ligt ten grondslag aan een inspectie van de naleving van de Arbeidstijdenregelgeving. Als deze registratie er niet is, kan niet worden geïnspecteerd. Het kan dan lonend zijn voor een werkgever die veel overtredingen begaat om geen arbeids- en rusttijdenregistratie te hebben. Om dit misbruik tegen te gaan is het niet hebben van een deugdelijke arbeids- en rusttijdenregistratie gedefinieerd als overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd, indien daardoor een volledige inspectie over de gehele te onderzoeken periode niet mogelijk is.

Indien de arbeids- en rusttijdenregistratie niet deugdelijk is, maar een inspectie hierdoor niet gehinderd wordt, is er geen sprake van een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd. Er wordt dan eerst een waarschuwing gegeven en niet direct een boete opgelegd. In ieder geval moet zijn aangegeven welke werknemer op een bepaald tijdstip met de arbeid begint en wanneer hij die arbeid heeft beëindigd, alsmede de daartussen gelegen pauzes. Het gaat bij deze verplichting om de feitelijk gewerkte uren en de feitelijk genoten rust, alsmede om de fictieve arbeidsuren op grond van artikel 5:2 van de Arbeidstijdenwet. Ook de identiteit van de werknemer, bijvoorbeeld het zijn van een jeugdige of kind moet zijn aangegeven, vanwege het feit, dat voor dergelijke categorieën van personen bijzondere voorschriften ten aanzien van het verrichten van arbeid worden voorgeschreven. De manier waarop de werkgever de gegevens registreert is vormvrij, maar de “verschillende soorten arbeidstijd” moeten er wel uit blijken of herleidbaar zijn.

Kinderarbeid

Indien de inspecteur constateert dat een kind niet-toegestane arbeid verricht, is dit een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd, wanneer ook aan één van de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. er is sprake van een voor een kind gevaarlijke situatie; of,

  • b. het kind heeft onvoldoende gerust, werkt laat of werk te lang zoals omschreven in bijlage 2.

  • c. er is geen ontheffing verleend voor artistieke arbeid, of er wordt niet voldaan aan de voorwaarden daaraan in de ontheffing.

Ad a.

Het is afhankelijk van de situatie of er sprake is van een voor een kind gevaarlijke situatie. Als het kind wordt blootgesteld aan overtreding van de Arbeidsomstandighedenwetgeving zal er in de meeste gevallen sprake zijn van een voor een kind gevaarlijke situatie. Maar ook als geen sprake is van een overtreding van de Arbeidsomstandighedenwetgeving kan er sprake zijn van een voor een kind gevaarlijke situatie. Zo zal er bij het werken met of in de nabijheid van een cirkelzaag sprake zijn van een voor een kind gevaarlijke situatie ook al is er geen sprake van overtreding van de Arbeidsomstandighedenwetgeving. Hetzelfde geldt bijvoorbeeld voor het werken met of in de nabijheid van gevaarlijke stoffen of het werken op hoogte.

Ad b.

In het geval onder b is er sprake van overtreding van artikel 3:2, eerste lid, van de Arbeidstijdenwet.

Ad c. Indien voor artistieke arbeid voor een kind geen ontheffing is verleend, of indien in afwijking van de in de ontheffing vermelde voorwaarden artistieke arbeid wordt verricht, zoals het afwijken van de maximale norm van het aantal arbeidsmomenten per week of optredens per kalenderjaar, het afwijken van de minimale rusttijd en de daarbinnen gelegen rustperiode van 23.00-08.00 uur, wordt direct een boete opgelegd.

Het verrichten van toegestane arbeid door een kind van 13 tot en met 15 jaar is slechts een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd als het kind onvoldoende heeft gerust, laat werkt of te lang werkt zoals omschreven in bijlage 2, onder d.

Telling bij doorlopende diensten

Op grond van artikel 1:7, eerste lid, onderdeel c, van de Arbeidstijdenwet is een dienst een aaneengesloten periode waarin arbeid wordt verricht en die gelegen is tussen twee opeenvolgende onafgebroken rusttijden van ten minste 8 uren. Dit betekent dat een dienst niet eindigt als een werknemer na het verrichten van werkzaamheden een rusttijd heeft van minder dan acht uur. Hierdoor is er niet alleen een overtreding van de rusttijdbepaling, maar ook van de arbeidstijdbepaling.

Een voorbeeld kan dit verduidelijken. Stel dat een werknemer, na een rust van 12 uur, 10 uur werkt, 7 uur rust en vervolgens weer 10 uur werkt, waarna hij 12 uur rust. Er is sprake van een dienst van 27 uur, waarin 20 uur arbeid wordt verricht. De werkgever heeft hier art. 5:3, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet overtreden, omdat de werknemer binnen de periode van 24 uur slechts 7 uur heeft gerust. Maar hij heeft ook art. 5:7, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet overtreden doordat de werknemer in de dienst (van 27 uur) 20 uur arbeid heeft verricht, terwijl hij maximaal 12 uur per dienst arbeid mag verrichten.

De arbeidstijdovertreding zal alleen in een boeterapport worden opgenomen als de rusttijd korter is dan 6 uur en de rusttijdovertreding een overtreding is, waarvoor direct een boete wordt opgelegd. Indien de rusttijd korter is dan 6 uur is er geen relevante werkonderbreking geweest. Er is dan sprake van één dienst.

  1. Een overtreding met betrekking tot de arbeidstijd die het gevolg is van het feit dat twee perioden waarin arbeid wordt verricht wordt onderbroken door een te korte dagelijkse rusttijd is slechts een overtreding waarvoor direct een boete wordt opgelegd indien genoemde rusttijd korter is dan 6 uur. ^ [1]