Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013

[Regeling vervallen per 01-01-2017.]
Geraadpleegd op 25-12-2024.
Geldend van 06-07-2013 t/m 14-08-2013

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 12 december 2012, nr. WJZ/12367047, houdende de openstelling van subsidieaanvragen en de vaststelling van subsidieplafonds (Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. Minister: Minister van Economische Zaken;

  • b. regeling: Regeling LNV-subsidies;

  • c. verordening (EG) nr. 1234/2007: verordening (EG) Nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (‘Integrale-GMO-verordening’) (PbEG L 299).

  • d. Veenkoloniën: gebied bestaand uit de gemeenten Aa en Hunze, Borger-Odoorn, Emmen, Hoogezand-Sappemeer,Veendam, Pekela, Stadskanaal, Vlagtwedde, Bellingwedde.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Hoofdstuk 2. Concurrerende landbouw

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Titel 1. Kennisverspreiding (praktijknetwerken)

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Aanvragen tot verlening van een subsidie voor de uitvoering van een project als bedoeld in artikel 2:11, eerste lid, van de regeling kunnen worden ingediend door:

    • a. samenwerkingsverbanden van landbouwondernemingen waarbij een meerderheid van de landbouwondernemingen buiten de Veenkoloniën gevestigd is;

    • b. samenwerkingsverbanden van landbouwondernemingen waarbij een meerderheid van de landbouwondernemingen in de Veenkoloniën gevestigd is;

    • c. samenwerkingsverbanden van landbouwondernemingen met agro-MKB-ondernemingen of kennisinstellingen, met dien verstande dat een samenwerkingsverband uit minimaal acht deelnemers bestaat.

  • 3 Samenwerkingsverbanden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, kunnen aanvragen als bedoeld in het eerste lid uitsluitend indienen voor projecten als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid, onderdeel c, van de regeling die betrekking hebben op het verminderen van de uitstoot van ammoniak uit de landbouw door het treffen van stalmaatregelen, voer- en managementmaatregelen en maatregelen voor het uitrijden van dierlijke meststoffen die verder gaan dan hetgeen krachtens wettelijk voorschrift is voorgeschreven en die betrekking hebben op projecten met een duur van ten hoogste drie jaar.

  • 4 Samenwerkingsverbanden als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, kunnen aanvragen als bedoeld in het eerste lid indienen in de periode van 1 maart 2013 tot en met 28 maart 2013.

  • 5 Samenwerkingsverbanden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, kunnen aanvragen als bedoeld in het eerste lid indienen in de periode van 15 augustus 2013 tot en met 16 september 2013.

  • 6 In afwijking van artikel 1:14, eerste lid, van de regeling, kunnen samenwerkingsverbanden als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, aanvragen tot subsidievaststelling indienen tot en met 15 juli 2015.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.
  • 2 De subsidie bedraagt voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, 70% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidie ten minste € 100.000 en ten hoogste € 250.000 bedraagt.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2015, 12501, datum inwerkingtreding 02-05-2015, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2013.

1 De subsidie bedraagt voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, 80% van de subsidiabele kosten en ten hoogste € 40.000.

2 De subsidie bedraagt voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, 80% van de subsidiabele kosten en ten hoogste € 55.000.

3 De subsidie bedraagt voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, 70% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidie ten minste € 100.000 en ten hoogste € 250.000 bedraagt.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De door de Minister ingestelde beoordelingscommissie brengt na de beoordeling van de aanvragen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, advies uit aan de Minister in de vorm van een rangschikking, waarbij aanvragen hoger zijn gerangschikt naarmate:

    • a. het gekozen thema en de gekozen aanpak van het project inhoudelijk meer vernieuwend zijn;

    • b. het project een meer duurzaam karakter heeft;

    • c. de samenstelling van het samenwerkingsverband beter past bij het project;

    • d. de kennis en ervaring effectiever worden verspreid.

  • 2 In aanvulling op het eerste lid, rangschikt de beoordelingscommissie de aanvragen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, hoger naarmate het project beter aansluit bij de agenda’s van de topsectoren Agri & Food onderscheidenlijk Tuinbouw & Uitgangsmaterialen, en bij de thema’s en speerpunten van de initiatieven Duurzame zuivelketen, Verbond van Den Bosch en van de Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij.

  • 3 In aanvulling op het eerste lid rangschikt de beoordelingscommissie de aanvragen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, hoger naarmate het project beter aansluit bij het Innovatieprogramma Landbouw Veenkoloniën 2012–2020.

  • 4 In aanvulling op het eerste lid rangschikt de beoordelingscommissie de aanvragen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, hoger naarmate het project meer bijdraagt aan de vermindering van de uitstoot van ammoniak.

Titel 1a. Beroepsopleiding en voorlichting

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 7a

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 3 Het volgen van een opleiding, training of voorlichtingsbijeenkomst, bedoeld in artikel 2:3, onderdeel b, van de regeling, leidt tot kennis of aan te brengen voorzieningen om de uitstoot van ammoniak bij het uitvoeren van de werkzaamheden te verminderen.

  • 4 De aanvragen, bedoeld in het eerste lid, kunnen worden ingediend in de periode van 30 september 2013 tot en met 11 oktober 2013.

Artikel 7b

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, worden uitsluitend ingediend voor de in artikel 2:3, tweede lid, onderdelen a, b, c en g, van de regeling genoemde typen bedrijfsconsulten of de in het derde lid van dat artikel genoemde opleidingen, trainingen of voorlichtingsbijeenkomsten en uitsluitend voor zover deze activiteiten betrekking hebben op:

  • a. de implementatie van de regelgeving voor het verminderen van de uitstoot van ammoniak;

  • b. de aanpassingen in het bedrijfssysteem voor het verminderen van de uitstoot van ammoniak;

  • c. de financieringsmogelijkheden voor investeringen voor het verminderen van de uitstoot van ammoniak;

  • d. het verwerven van technische kennis en vaardigheden voor het verminderen van de uitstoot van ammoniak.

Artikel 7c

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Per landbouwonderneming of agro-MKB-onderneming kan per activiteit slechts één aanvraag tot subsidieverlening worden ingediend.

Artikel 7d

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Er worden geen voorschotten verleend.

Artikel 7e

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De subsidie bedraagt 50% van de totale kosten van het bedrijfsconsult, de opleiding, de training of de voorlichtingsbijeenkomst, met dien verstande dat de subsidie per dagdeel ten hoogste € 250 bedraagt en de subsidie in totaal ten hoogste € 1.500 bedraagt.

Artikel 7f

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Het subsidieplafond bedraagt € 250.000.

Titel 2. Onderzoek en ontwikkeling (samenwerking bij innovatieprojecten)

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 7g

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 In afwijking van artikel 2:27, eerste lid, van de regeling worden aanvragen tot het verlenen van een subsidie ingediend door een samenwerkingsverband van veehouderijen en agro-MKB-ondernemingen, die voor gezamenlijke rekening en risico een innovatieproject uitvoeren dat gericht is op het vaststellen van de vermindering van de uitstoot van ammoniak van nieuwe stalmaatregelen en nieuwe voer- en managementmaatregelen conform het protocol voor meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij 2013 van nieuwe stalsystemen of nieuwe voer- en managementmaatregelen.

  • 2 De maatregelen voldoen aan de volgende voorwaarden:

Artikel 7h

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

In afwijking van artikel 2:29, eerste lid, aanhef en onder b, van de regeling start het innovatieproject uiterlijk binnen drie maanden na de datum van subsidieverlening op de opgegeven bedrijfslocaties.

Artikel 7i

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 In afwijking van artikel 2:30 van de regeling wordt subsidie verstrekt voor de kosten die de aanvrager verschuldigd is aan de meetinstantie en de betrokken laboratoria.

  • 2 Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die geheel of gedeeltelijk door het Rijk worden gefinancierd op grond van een andere voorziening.

  • 3 Geen subsidie wordt verstrekt aan veehouderijen en agro-MKB-ondernemingen die zijn opgenomen in het Meetprogramma integraal duurzame stallen 2009.

Artikel 7j

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

In afwijking van artikel 2:31, eerste lid, onder a en b, en tweede lid, van de regeling bedraagt de subsidie ten hoogste 35% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidie ten hoogste € 100.000 bedraagt.

Artikel 7k

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Aanvragen tot verlening van een subsidie voor de uitvoering van een innovatieproject als bedoeld in artikel 2:31, eerste lid, van de regeling worden ingediend in de periode van 16 september 2013 tot en met 15 oktober 2013.

Artikel 7l

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Er worden geen voorschotten verleend.

Artikel 7m

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Het subsidieplafond bedraagt:

  • a. € 500.000 voor innovatieprojecten met betrekking tot stalmaatregelen;

  • b. € 500.000 voor innovatieprojecten met betrekking tot voer- en managementmaatregelen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 2:32, eerste lid, van de regeling kunnen worden ingediend door:

    • a. samenwerkingsverbanden van landbouwondernemingen onderling of met agro-MKB-ondernemingen waarbij een meerderheid van de deelnemers buiten de Veenkoloniën gevestigd is;

    • b. samenwerkingsverbanden van landbouwondernemingen onderling of met agro-MKB-ondernemingen waarbij een meerderheid van de deelnemers in de Veenkoloniën gevestigd is.

  • 2 De aanvragen, bedoeld in het eerste lid, kunnen uitsluitend worden ingediend voor innovatieprojecten die passen binnen één of meer van de nieuwe uitdagingen: klimaatverandering, waterbeheer, hernieuwbare energie en biodiversiteit.

  • 3 De aanvragen, bedoeld in het eerste lid, kunnen worden ingediend in de periode van 1 februari 2013 tot en met 28 februari 2013.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Per samenwerkingsverband kan slechts één aanvraag worden ingediend.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De subsidie bedraagt voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, 35% van de subsidiabele kosten en ten hoogste € 500.000 voor het innovatieproject, met dien verstande dat voor kosten als bedoeld in artikel 2:35, eerste lid, onderdelen c en h, van de regeling de subsidie ten hoogste € 400.000 bedraagt.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De door de Minister ingestelde beoordelingscommissie brengt na de beoordeling van de aanvragen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, advies uit aan de Minister in de vorm van een rangschikking.

Titel 3. Bedrijfsmodernisering

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

§ 1. Marktintroductie energie-innovaties

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 2 De aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van 1 mei 2013 tot en met 14 juni 2013.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Per aanvrager kan slechts één aanvraag van subsidie als bedoeld in artikel 13, eerste lid, worden ingediend.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De subsidie bedraagt voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 13, eerste lid, 40% van de subsidiabele kosten en ten hoogste € 1.500.000.

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Het subsidieplafond voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 13, eerste lid, bedraagt € 3.500.000.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Aanvragen tot verlening van een subsidie voor een investering in energie-innovaties, als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 2, punt A, onderdeel b, van de regeling, niet zijnde semi-gesloten teeltsystemen met een koelcapaciteit over het hele bedrijf gemeten van boven de 70 W/m2, kunnen worden ingediend door glastuinbouwondernemingen en samenwerkingsverbanden als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 2, punt B, van de regeling, met uitzondering van glastuinbouwondernemingen die voor dezelfde energie-innovatie op grond op grond van artikel 2.3.2 van de Subsidieregeling Energie en Innovatie worden gesubsidieerd.

  • 2 De aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van 1 mei 2013 tot en met 14 juni 2013.

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Per aanvrager kan slechts één aanvraag van subsidie als bedoeld in artikel 17, eerste lid, worden ingediend.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De subsidie bedraagt voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 17, eerste lid, 40% van de subsidiabele kosten en ten hoogste € 1.500.000, met dien verstande dat de subsidiabele kosten worden gemaximeerd op € 100/m2 oppervlak voor het gesloten en bijbehorende open gedeelte of het totale oppervlak semi-gesloten kas.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Het subsidieplafond voor aanvragen van subsidie als bedoeld in artikel 17, eerste lid, bedraagt € 5.500.000.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

In afwijking van artikel 13, eerste lid, en artikel 17, eerste lid, kunnen geen aanvragen worden ingediend door glastuinbouwondernemingen of samenwerkingsverbanden daarvan, indien deze ondernemingen lid zijn van een erkende producentenorganisatie als bedoeld in artikel 122 van Verordening (EG) nr. 1234/2007, tenzij wordt aangetoond dat geen steun wordt ontvangen als bedoeld in artikel 103 ter of 103 quater van die verordening voor kosten die uit hoofde van bijlage 2, hoofdstuk 2, van de regeling kunnen worden gesubsidieerd.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Indien subsidie wordt verleend aan een samenwerkingsverband van een of meer glastuinbouwondernemingen en een of meer andere landbouwondernemingen en het aandeel van de met de investering opgewekte energie dat door die landbouwonderneming of -ondernemingen aan de glastuinbouwonderneming of glastuinbouwondernemingen wordt geleverd minder is dan 100% van de energiecapaciteit die met gebruik van de investering kan worden opgewekt, wordt de overeenkomstig artikel 19 vastgestelde subsidie naar rato van dat aandeel verlaagd.

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De door de Minister ingestelde beoordelingscommissie brengt na de beoordeling van de aanvragen, bedoeld in artikel 13, eerste lid, en 17, eerste lid, advies uit aan de Minister in de vorm van een rangschikking, waarbij de aanvragen hoger zijn gerangschikt naarmate de energie-innovatie naar het oordeel van de commissie:

  • a. meer bijdraagt aan klimaatneutrale glastuinbouw door een zo laag mogelijk gebruik van primaire energie en een zo laag mogelijke CO2-uitstoot;

  • b. meer teelttechnisch en economisch perspectief heeft en meer perspectief biedt voor toepassing door andere ondernemingen, of

  • c. gericht is op teelttechnische of economische inpasbare systemen die een hoger niveau van doorontwikkeling vertegenwoordigen.

§ 1a. Investeringen in technieken ter vermindering van de uitstoot van fijn stof

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 23a

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Aanvragen tot subsidieverlening voor een investering in een techniek ter vermindering van de uitstoot fijn stof eventueel in combinatie met een techniek ter vermindering van het aantal overschrijdingsdagen als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 5, punt A, van de regeling kunnen worden ingediend door landbouwondernemingen als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 5, punt B, van de regeling.

  • 2 Aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van 1 april 2013 tot en met 15 mei 2013.

Artikel 23b

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Overeenkomstig artikel 1:4 van de regeling wordt een aanvraag tot subsidieverlening, bedoeld in artikel 23a, eerste lid, hoger gerangschikt naarmate:

    • a. de inrichting, bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, gelegen is in een gebied, waarvoor een gebiedsgerichte aanpak wordt opgesteld in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (3 punten);

    • b. de vermindering van de uitstoot van fijn stof hoger is (30% tot 50% emissiereductie: 1 punt; meer dan 50% emissiereductie: 2 punten);

    • c. de aanvrager in het bezit is van de vereiste omgevingsvergunning dan wel deze vergunning heeft aangevraagd (1 punt).

  • 2 In geval van overschrijding van het subsidieplafond, worden aanvragen tot subsidieverlening die op grond van het eerste lid gelijk zijn gewaardeerd, door loting gerangschikt.

  • 3 Wijziging van de subsidieverlening die betrekking hebben op een techniek, bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 5, punt A, van de regeling, wordt uitsluitend toegestaan voor zover de waardering, bedoeld in het eerste lid, gelijk of hoger is.

Artikel 23c

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Er worden geen voorschotten verleend.

Artikel 23d

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

In afwijking van artikel 1:14, eerste lid, van de regeling kunnen aanvragen tot subsidievaststelling worden ingediend tot 1 april 2016.

Artikel 23e

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De subsidie bedraagt 55% van de subsidiabele kosten.

  • 2 Ingeval de activiteit waar de aanvragen, bedoeld in artikel 23a, eerste lid, betrekking op hebben tevens uit andere hoofde of anderszins op grond van de regeling wordt gesubsidieerd, wordt bij de vaststelling het subsidiebedrag zodanig verminderd dat het totaal van alle subsidies voor die activiteit niet hoger is dan 60% van de subsidiabele kosten.

Artikel 23f

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Het subsidieplafond bedraagt € 10.000.000.

§ 1b. Verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen (POP NU)

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 23h

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 2 Per landbouwonderneming, bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt B, van de regeling wordt maximaal één aanvraag per categorie ingediend met betrekking tot één of meerdere apparaten, installatie of machines, bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, van de regeling.

Artikel 23i

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Er worden geen voorschotten verleend.

Artikel 23j

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 23k

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 2 De subsidie per categorie bedraagt ten minste € 5.000 en ten hoogste € 50.000.

  • 3 In afwijking van het tweede lid bedraagt een subsidie voor categorie 7, eerste lid, ten hoogste:

    € 187.500 voor onderdeel d;

    € 125.000 voor onderdeel e;

    € 150.000 voor onderdeel f;

    € 225.000 voor onderdeel h.

Artikel 23l

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

§ 1c. Duurzame stallen en houderijsystemen rond Natura 2000-gebieden

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 23m

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Aanvragen tot verlening van een subsidie voor een investering in een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 4, punt A, van de regeling worden ingediend door landbouwondernemingen die werkzaam zijn in de:

    • a. melkveehouderij;

    • b. vleesveehouderij;

    • c. schapenhouderij;

    • d. geitenhouderij;

    • e. varkenshouderij;

    • f. kalverenhouderij;

    • g. pluimveehouderij, inclusief eenden- en kalkoenenhouderij of

    • h. konijnenhouderij.

  • 3 De landbouwondernemingen, bedoeld in het eerste lid, zijn ten hoogste 3.000 meter verwijderd van een gebied als beschreven in bijlage 2 bij dit besluit.

  • 5 De aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van 15 augustus 2013 tot en met 30 september 2013.

Artikel 23n

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De door de Minister ingestelde beoordelingscommissie brengt na de beoordeling van de aanvragen, bedoeld in artikel 23m, eerste lid, advies uit aan de Minister in de vorm van een rangschikking.

  • 2 Overeenkomstig artikel 1:4 van de regeling wordt een aanvraag hoger gerangschikt:

    • a. indien de integraal duurzame stal of het houderijsysteem waarin wordt geïnvesteerd in de beginfase van marktintroductie verkeert;

    • b. naarmate de investering in de integraal duurzame stal of het houderijsysteem meer economisch of technisch perspectief heeft;

    • c. naarmate er voor de investering in de integraal duurzame stal of het houderijsysteem een betere verhouding tussen de prijs en de kwaliteit bestaat, gezien het aangevraagde subsidiebedrag en de verbetering van het dierenwelzijn;

    • d. naarmate er voor de investering in de integraal duurzame stal of het houderijsysteem een betere verhouding tussen de prijs en de kwaliteit bestaat, gezien het aangevraagde subsidiebedrag en de verbetering van het milieu, de diergezondheid of de arbeidsomstandigheden;

    • e. naarmate de vermindering van de uitstoot van ammoniak hoger is;

    • f. naarmate de landbouwonderneming al dan niet in het bezit is van de in voorkomend geval noodzakelijke vergunningen voor de uitvoering van het investeringsplan dan wel deze vergunningen heeft aangevraagd op het moment van de aanvraag tot subsidieverlening.

  • 3 Aanvragen tot subsidieverlening die op grond van het tweede lid inhoudelijk gelijk zijn gewaardeerd en waarvoor geen subsidie kan worden verleend in verband met overschrijding van het subsidieplafond, worden door loting gerangschikt.

Artikel 23o

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De subsidie bedraagt 40% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidie ten hoogste € 250.000 bedraagt.

Artikel 23p

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Het subsidieplafond bedraagt € 8.000.000.

Artikel 23q

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 23r

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De extra kosten, bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 4, punt C, van de regeling, betreffen de kosten die worden gemaakt naast de norminvesteringen met betrekking tot dierenwelzijn en, voor zover van toepassing, met betrekking tot milieu of diergezondheid, in een gangbare stal als bedoeld in de kwantitatieve informatie veehouderij.

§ 1d. Investeringen in het afdekken van buitenuitlopen voor pluimvee

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 23s

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Aanvragen tot subsidieverlening voor een investering in het afdekken van buitenuitlopen op pluimveebedrijven als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 8, punt A, van de regeling kunnen worden ingediend door landbouwondernemingen als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 8, punt B, van de regeling.

  • 2 De aanvragen kunnen worden ingediend in de periode van 15 juli 2013 tot en met 14 oktober 2013.

  • 3 Per onderneming kan slechts één aanvraag tot subsidieverlening worden ingediend.

Artikel 23t

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Er worden geen voorschotten verleend.

Artikel 23u

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De subsidie bedraagt 35% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidiabele kosten ten minste € 3.000 bedragen en de subsidie ten hoogste € 100.000 bedraagt.

Artikel 23v

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Het subsidieplafond voor subsidies voor investeringen als bedoeld in artikel 23s bedraagt: € 1.000.000.

§ 2. Jonge landbouwers

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 2 Een jonge landbouwer kan slechts één aanvraag indienen.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Aanvragen tot subsidievaststelling kunnen worden ingediend tot en met 1 juli 2015.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Er worden geen voorschotten verleend.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Het subsidieplafond bedraagt € 5.300.000.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 De subsidiabele kosten bedragen niet meer dan € 80.000.

  • 2 De subsidie bedraagt 25% van de subsidiabele kosten en ten minste € 5000 en ten hoogste € 20.000.

Titel 4. Garantstelling landbouw en aquacultuur

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Het subsidieplafond bedraagt:

Hoofdstuk 3. Natuur, landelijk erfgoed en recreatie

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Titel 1. Nationale en grensoverschrijdende parken

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 3:34 van de regeling kunnen worden ingediend in de periode van 2 januari 2013 tot en met 31 december 2013.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Het subsidieplafond bedraagt ten aanzien van aanvragen door:

  • a. de IVN Vereniging voor natuur- en milieueducatie: € 1.487.788,70;

  • b. Stichting Samenwerkingsverband Nationale Parken: € 250.000;

  • c. Stichting Nationale Landschappen: € 50.000.

Titel 2. Behoud zeldzame landbouwhuisdierenrassen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 3:61 van de regeling kunnen worden ingediend in de periode van 2 januari 2013 tot en met 28 februari 2013.

Artikel 34

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Het subsidieplafond bedraagt € 160.000.

Titel 3. Versterking natuur- en bosbeheer bij bos- en landgoedeigenaren

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 34a

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 3:51, eerste lid, van de regeling kunnen worden ingediend voor activiteiten als bedoeld in artikel 3:51, tweede lid, onderdeel a, van de regeling in de periode van 1 april 2013 tot en met 15 mei 2013.

Artikel 34b

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Het subsidieplafond bedraagt € 75.000.

Titel 4. Biodiversiteit en bedrijfsleven

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 34c

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 3:67 van de regeling kunnen worden ingediend in de periode van 1 juli 2013 tot en met 3 september 2013, 12.00 uur.

Artikel 34d

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 1 Het subsidieplafond voor projecten a bedraagt € 2.400.000.

  • 2 Het subsidieplafond voor projecten b bedraagt € 1.600.000.

Hoofdstuk 4. Overige bepalingen en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Artikel 35

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

De volgende subsidieplafonds worden, voor zover van toepassing , naar rato verhoogd:

  • a. de subsidieplafonds, bedoeld in artikel 5, tweede lid, en artikel 11, tweede lid, met het bedrag overgebleven door het niet bereiken van een van deze subsidieplafonds;

  • b. de subsidieplafonds, bedoeld in artikel 11, eerste en tweede lid, met het bedrag overgebleven door het niet bereiken van een van deze subsidieplafonds;

  • c. de subsidieplafonds, bedoeld in artikelen 16 en 20 met het bedrag overgebleven door het niet bereiken van een van deze subsidieplafonds;

  • d. de subsidieplafonds, bedoeld in onderdeel c, en in artikel 23l, derde lid, met het bedrag overgebleven door het niet bereiken van een van deze subsidieplafonds;

  • e. de subsidieplafonds, bedoeld in artikel 23l, met het bedrag overgebleven door het niet bereiken van een van deze subsidieplafonds;

  • f. de subsidieplafonds, bedoeld in artikel 7m, met het bedrag overgebleven door het niet bereiken van een van deze subsidieplafonds.

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Als beoordelingscommissie bedoeld in de artikelen 6, 12 en 23 wordt ingesteld de beoordelingscommissie concurrerende landbouw.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Als rekenmodel bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 2, punt A, onderdeel b, van de regeling (Marktintroductie energie-innovaties) wordt vastgesteld de bij dit besluit horende bijlage.

Artikel 38

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

[Red: Wijzigt de Regeling LNV-subsidies.]

Artikel 39

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • 2 De verlening en vaststelling van een subsidie die is aangevraagd onder het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2012 wordt afgehandeld op grond van het recht zoals dat gold voorafgaand aan de intrekking van dat besluit.

Artikel 40

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 41

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 12 december 2012

De

Minister

van Economische Zaken,

Bijlage 1. Rekenmodel als bedoeld in artikel 37

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Marktintroductie energie-innovaties: beperking van co2-emmissie door toepassing van een semi-gesloten kas

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Bedrijfsnaam:

Eigenaar/indiener:

Bedrijfsadres:

Postcode/plaats:

Bedrijfswebsite:

Correspondentieadres:

Postcode/plaats:

Telefoonnummer:

E-mailadres:

Aanvraagnummer:

De berekeningen zijn gemaakt op grond van de door de aanvrager ingevulde karakteristieken met betrekking tot het verwarmings- en koelingsysteem, de installaties die in kas en ketelhuis worden voorzien en het door de tuinder gewenste kasklimaat.

Als rekenmodel wordt gebruik gemaakt van programmatuur die in het kader van het project Synergie is ontwikkeld ten behoeve van de technische, energetische en economische beoordeling van gesloten kasconcepten. Dit rekenmodel is gebouwd en wordt onderhouden door de Business Unit Glas van Wageningen UR.

Het model rekent op uurbasis de warmte- en koudebehoefte van de door de aanvrager beschreven kasconfiguratie in een gemiddeld Nederlands jaar. Vanuit deze gegevens wordt voor elk uur uitgerekend welke gas-, elektriciteits-, CO2-behoefte en laagwaardig warmtegebruik of -overschot voor deze kas verwacht mag worden.

Deze berekening wordt gemaakt voor de geconditioneerde kas en voor een relevante referentie.

  • De vergelijking van de berekende CO2-emissie voor het hierbij ingediende geconditioneerde kasconcept met de referentie leidt tot de conclusie dat de verwachte CO2-emissiereductie bedraagt.

Deel 1. Kasklimaatwensen en kasuitrusting

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

In de tuinbouw staat de klimatiseringsinstallatie ten dienste van het gewas om een zo gunstig mogelijk kasklimaat te realiseren. Er blijft evenwel, zelfs in geconditioneerde kassen, altijd een spanningsveld tussen het klimaat waarbij het gewas het beste zou groeien en de kosten de gepaard gaan met het realiseren van dat klimaat. Zo wordt in de gangbare tuinbouw weliswaar bij hoge instraling een hoge CO2-concentratie gewenst, maar de dosering wordt toch begrensd om de CO2-gift in overeenstemming te houden met de hoeveelheid warmte die bij de productie van rookgassen vrijkomt. Ook wordt geaccepteerd dat, omwille van een gunstig gascontract, op heel koude dagen de gewenste etmaaltemperatuur niet gerealiseerd wordt. Het model houdt met al deze zaken rekening (middels de begrenzingen van het klimatiseringssysteem (zie deel 2).

De kasklimaatinstellingen die in dit deel moeten worden ingevuld moeten dan ook worden opgevat op dezelfde manier als waarop de instellingen van de kasklimaatcomputer worden gebruikt.

Er staan twee kolommen met invoergegevens en indien de geconditioneerde kas niet de gehele unit beslaat maar slechts een fractie dan komt er nog een derde kolom die aangeeft hoe het klimaat in het niet-geconditioneerde deel gewenst wordt.

In de eerste kolom staan de instellingen die voor de geconditioneerde kas gaan gelden.

De tweede kolom wordt gebruikt om de referentiesituatie te beschrijven. Veel getallen zullen gelijk zijn, maar wellicht wordt in de geconditioneerde kas de temperatuur waarboven gekoeld wordt wat hoger gekozen dan u in de referentie zou hebben gedaan. Ook het gebruik van minimumbuis zal in de geconditioneerde kas vaak minder zijn.

De derde kolom verschijnt in afhankelijkheid van de gesloten kasfractie. De teelt-instellingen in de derde kolom zullen veel gelijkenis vertonen met de instellingen van de tweede kolom.

  • Elk veld heeft een uitleg, die naar voren komt als de muis erop wordt gelegd. Achterin dit document staan alle toelichtingen bij elkaar geplaatst.

 

Omschrijving

Eenheid

Geconditioneerde afdeling

Referentie

Niet geconditioneerd deel

1

Gesloten kas fractie

%

50

n.v.t.

50

2

Gewas (kies: groente, potplant of snijbloem)

 

groente

groente

groente

3

Kasdek (kies: enkelglas, dubbel of triple)

 

enkelglas

enkelglas

enkelglas

4

Stooktemperatuur dag

°C

18

18

18

5

Stooktemperatuur nacht

°C

17

17

17

6

Koel- of ventilatietemperatuur

°C

27

27

27

7

Pband ventilatie/koeling

°C

2

2

2

8

Maximale ventilatie met buitenlucht

m3/(m2 hr)

0

n.v.t.

n.v.t.

9

Toegestane RV in de kas

%

85

85

85

10

Deksproeiers (kies ja of nee)

 

nee

nee

nee

11

Minimumbuistemperatuur

°C

40

40

40

12

VO van het minimumbuisnet

m2 buis/m2

0,2

0,2

0,2

13

Streefwaarde CO2

ppm

900

900

900

14

Maximale doseercapaciteit

kg/(ha hr)

120

180

180

15

Stralingscrit. voor schaduwscherm

W/m2

1000

1000

1000

16

Schaduwfactor schaduwscherm

%

30

30

30

17

Buitentemp sluiten energiescherm

°C

12

12

12

18

Besparingspercentage v.h. scherm

%

45

45

45

19

Belichtingsintensiteit

Wel/m2

0

0

0

20

Belichtingsschema (kies schema 1, 2 of 3)

 

2

2

2

Belichtingsschema’s

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Op deze pagina treft u drie belichtingsschema’s die u kunt gebruiken om de door u gebruikte wijze van belichting vast te leggen. U kunt voor verschillende kasafdelingen verschillende schema’s gebruiken (dus voor de geconditioneerde kasafdeling een ander schema dan voor de referentie of voor de niet-geconditioneerde delen van het nieuw te bouwen of te vernieuwen kascomplex), maar u kunt ook voor alle afdelingen hetzelfde schema gebruiken.

De drie getoonde schema’s zijn voorzien van default instellingen. U kunt ze evenwel naar eigen inzicht aanpassen.

  • [Schema 1] Dit schema wordt gebruikt als u in deel 1 van het formulier belichtingsschema 1 kiest

    1

    DagnrStartBel

    280

     

    (→ dit is 6 oktober)

    2

    DagnrStopBel

    80

     

    (→ dit is 20 maart en betekent 165 dg belichting)

    3

    IglobBelUit

    150

    W/m2 globale straling buiten de kas

    4

    SavondsUit

    20

    uur

    (belichting is 2 uur uit)

    5

    SavondsAan

    22

    uur

     
  • [Schema 2] Dit schema wordt gebruikt als u in deel 1 van het formulier belichtingsschema 2 kiest

    1

    DagnrStartBel

    260

     

    (→ dit is 16 september)

    2

    DagnrStopBel

    91

     

    (→dit is 31 maart en betekent 196 dg belichting)

    3

    IglobBelUit

    150

    W/m2 globale straling buiten de kas

    4

    SavondsUit

    22

    uur

    (belichting is 4 uur uit)

    5

    SavondsAan

    2

    uur

     
  • [Schema 3] Dit schema wordt gebruikt als u in deel 1 van het formulier belichtingsschema 3 kiest

    1

    DagnrStartBel

    330

     

    (→ dit is 25 november)

    2

    DagnrStopBel

    300

     

    (→ dit is 26 oktober en betekent 335 dg belichting)

    3

    IglobBelUit

    150

    W/m2 globale straling buiten de kas

    4

    SavondsUit

    20

    uur

    (belichting is 4 uur uit)

    5

    SavondsAan

    24

    uur

     

Deel 2. Ketelhuis

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Met de installatie van een semi-gesloten kas zal een nieuw ketelhuis worden neergezet of het bestaande ketelhuis worden gerenoveerd. Er zal waarschijnlijk een warmtepomp, een aquifer en een etmaalbuffer voor laagwaardige warmte/kou worden geplaatst en er wordt waarschijnlijk een WK geplaatst. Ook is het denkbaar dat de nieuwe of vernieuwde kas wordt voorzien van additionele CO2-voorziening in de vorm van zuivere- of OCAP-CO2.

In dit deel kunt u de eigenschappen van het nieuwe ketelhuis vastleggen.

Indien het ontwerp om een systeem gaat waarbij de semi-gesloten kas een fractie is van het totale kasoppervlak dat door het nieuw (ingerichte) ketelhuis wordt verwarmd, dan gaat het rekenprogramma er van uit dat de in de zomer verzamelde warmte in de winter zowel op het geconditioneerde deel als op het niet geconditioneerde deel wordt gebruikt (zoals bijvoorbeeld bij Themato).

Als u in het vorige deel hebt aangegeven dat de geconditioneerde kasfractie 100% is, dan betekent dit dat de nieuwe of vernieuwde ketelhuisconfiguratie die hier in deel 2 wordt beschreven uitsluitend wordt ingezet voor (de) geconditioneerde afdeling(en).

  • Teneinde de gerealiseerde CO2-emissiebeperking te kunnen berekenen dient u ook het referentie-ketelhuis te beschrijven.

Nieuw of vernieuwd ketelhuis

     

1

Kasoppervlak

1

ha

   
 

Geconditioneerd oppervlak

0,5

ha

Niet geconditioneerd opp. 0,5 ha

2

Buffercapaciteit

200

m3

200

m3/ha

3

Thermisch warmtepompvermogen

700

kW th

700

kW/ha

4

Efficientie v.d. warmtepomp

45

%

   

5

Capaciteit aquifer

200

m3/uur

400

m3/ha gecond. kas per uur

6

Temp verlies scheidingswisselaar

1

°C

   

7

Bufferinhoud koudebuffer

1500

m3

3000

m3/ha gecond. kas

8

Koude bron laden op

8

°C

   

9

WK-vermogen

60

kW el.

60

kW/ha

10

elektrisch WK-rendement

42

%

   

11

thermisch WK-rendement

55

%

   

12

WK inzetten tijdens piek-uren (ja/nee)

ja

     

13

Zomerse WK-warmte oversch. in aquif.

nee

     

Referentie ketelhuis

       

14

Kasoppervlak

1

ha

   

15

Buffercapaciteit

100

m3

100

m3/ha

16

WK-vermogen

0

kW el.

0

kW/ha

17

elektrisch WK-rendement

42

%

   

18

thermisch WK-rendement

55

%

   

19

WK inzetten tijdens piek-uren (ja/nee)

nee

     

Deel 3. Koel- en verwarmkarakteristieken

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

In de geconditioneerde kasafdeling zijn luchtbehandelingunits geplaatst. Tijdens gebruik van deze units leveren ze een bepaalde koelcapaciteit. Deze is vooral afhankelijk van het temperatuurverschil tussen ingaand water en ingaande lucht en van de hoeveelheid lucht die er doorheen wordt geblazen.

Daarnaast speelt ook de luchtvochtigheid een rol. (Deze kan worden verhoogd door gebruik te maken van een fogging installatie (afhankelijk van de instelling in deel 1)).

Bij het gebruik van de installatie koelsysteem wordt er elektriciteit gebruikt. Vooral voor het circuleren van de lucht, maar ook voor het verpompen van water.

Het elektriciteitsverbruik per eenheid koelvermogen, maar ook het waterdebiet en de opwarming van het water is door dit alles sterk afhankelijk van de gekozen luchtbehandelingunits, het aantal dat daarvan gebruikt wordt en de kasklimaatcondities waaronder gekoeld wordt.

Het is niet waarschijnlijk dat de luchtbehandelingskast-leverancier de prestatie van de koelunit onder al die variabele omstandigheden voorhanden heeft. Laat staan dat die dan ook nog gedocumenteerd zouden zijn.

Omdat de kwaliteit van de koelunits echter een duidelijke invloed heeft op het energiebesparingresultaat van semi-gesloten kassen is het noodzakelijk om toch over zo'n prestatie karakterisering te beschikken.

  • In dit deel wordt vanuit een bench-mark punt (dat bij voorkeur zo dicht mogelijk ligt bij de werkingscondities die representatief zijn voor het gebruik in uw situatie) een karakterisering van het koelsysteem gemaakt die toegesneden is op uw kasklimaatwensen en die het deellastgedrag in beeld brengt. Er worden grafieken gemaakt van het elektriciteitsverbruik als functie van het koelvermogen, het waterdebiet door de koelers en de temperatuur waarmee het water uit de koelers zal komen. Tevens wordt op grond van de koeleigenschappen een karakterisering gemaakt voor het gedrag van deze units bij gebruik voor verwarming.

Koelen

         

Lege Velden

Hiernaast ziet u een invulveld waarin u specificaties van de gebruikte koelunits kunt aangeven. Vanuit deze specificaties maakt het programma relaties voor het elektriciteitsverbruik tijdens het koelen. Hierbij zijn vanuit de benchmark gegevens, rekening houdend met de achterliggende fysische processen (convectie en condensatie), extrapolaties gemaakt.

 

Benchmark punten v.d. Koelunit

     

0

 

1

Koelvermogen[kW]

20

kW

 

0

 

2

Watertemp in [°C]

12

°C

17

0

 

3

Watertemp uit [°C]

22

°C

0

0

 

4

Luchttemperatuur in [°C]

26

°C

21

0

 

5

Luchttemperatuur uit [°C]

16

°C

0

0

 

6

Koelvermogen geldt bij een RV van

85

%

 

0

 

7

Maximaal luchtdebiet [m3/uur]

2000

m3/uur

 

0

 

8

Electr.gebr.vent bij max luchtdeb.

0,3

kW

 

0

 

9

Waterzijdige drukval

1,2

bar

 

0

Vanuit de benchmark punten kan worden berekend dat de ontvochtigingscapaciteit 19,6 liter/uur is.

Dit betekent een latente warmteafvoer van 13,3 kW. De voelbare warmteoverdracht is dus 6,67 kW.

Er worden (vraag 10) 60 van deze units op de gekoelde afdeling van 0,5 ha geplaatst ( 83 m2 per unit).

  • De voelbare warmteoverdrachtscoëfficiënt blijkt 1,67 kW per °C verschil tussen gemiddelde water- en luchttemperatuur.

Verwarmen

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Het programma gaat ervan uit dat de luchtbehandelingkasten ook voor verwarmen worden gebruikt.

Op grond van de warmte-overdrachtgegevens in de koelmodus wordt voor de verwarming verondersteld dat de units 0,045 W ventilatorenergie gebruiken per overgedragen W verwarmingsvermogen.

Dit komt neer op een COP-verwarming van 22,2 (dit is exclusief het verbruik van de warmtepomp).

De combinatie van benchmark-punten en kasklimaat in de geconditioneerde afdeling levert de volgende karakteristieken van de koeler:

Bijlage 251479.png

Hieruit worden de onderstaande tabellen afgeleid waarmee het simulatiemodel zal rekenen.

Elektriciteitsverbruik ventilator

Approach temperatuur als functie van koelvermogen

belasting

Elekverbruik [W/m2]

koelverm

Approachtemperatuur

–1,00

0,00

0,00

0,20

0,10

1,36

32,57

2,42

0,15

1,67

48,86

3,06

0,20

1,92

65,14

3,52

0,25

2,15

81,43

3,87

0,30

2,36

97,71

4,14

0,35

2,55

114,00

4,36

0,40

2,72

130,29

4,53

0,45

2,89

146,57

4,67

0,50

3,04

162,86

4,77

0,55

3,19

179,14

4,85

0,60

3,33

195,43

4,91

0,65

3,47

211,71

4,95

0,70

3,60

228,00

4,97

0,75

3,60

244,29

4,98

0,80

3,60

260,57

4,98

0,85

3,60

276,86

4,96

0,90

3,60

293,14

4,93

0,95

3,60

309,43

4,90

1,00

3,60

325,71

4,85

100,00

3,60

800,00

19,90

  • Gemiddeld is het uittredend 4,46 °C lager dan de intredende lucht. Voor de pompen wordt met een drukval van 0,69667 bar/(m3/uur) gewerkt.

Deel 4. Overzicht van de resultaten

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

  • Hier ziet u de resultaten m.b.t. de teelt en de resultaten qua energieverbruik en CO2-emissie.

Resultaten teelt

Omschrijving

Eenheid

Nieuwe situatie

Referentiesituatie

Gem. teelttemperatuur winterperiode

°C

17,9

17,8

Gem. teelttemperatuur zomerperiode

°C

0,0

0,0

Gem. CO2 concentratie zomerperiode

ppm

677

405

Jaarlijkse CO2-gift

kg/m2

25

37

Jaarlijks aantal energieschermuren

uur

2291

2291

Jaarlijks aantal schaduwschermuren

uur

0

0

Jaarlijks aantal belichtingsuren

uur

0

0

Resultaten warmte, koude en elektra

     

Jaarlijkse warmtevraag

MJ/m2

1486

1542

Jaarlijkse laagwaardige warmte naar Aquifer

MJ/m2

372

n.v.t.

Gemiddelde temperatuur naar warme bron

°C

22,3

 

Jaarlijkse laagwaardige warmte uit Aquifer

MJ/m2

361

n.v.t.

Hoogwaardig warmte-overschot

MJ/m2

0

0

Elektriciteit voor belichting

kWh/m2

0

0

Electriciteit voor koeling en verwarming

kWh/m2

12

n.v.t.

Elektriciteitsgebruik Warmtepomp

kWh/m2

45

n.v.t.

Effectieve COP Warmtepomp

2,9

n.v.t.

Resultaten gas en elektra

     

Gasinkoop

m3/m2

35

49

Elektra inkoop

kWh/m2

27

1

Elektra verkoop

kWh/m2

12

0

Netto elektra inkoop

kWh/m2

15

1

Resultaten CO2-emissie

     

CO2-emissie Ketel

kg/m2

42

87

CO2-emissie WKK voor eigen gebruik

kg/m2

14

0

CO2-emissie WKK voor netlevering

kg/m2

6

0

 

kg/m2

62

87

Conclusie CO2 emissiebeperking

   

29%

Bijlage 2. , bedoeld in artikel 23m, derde lid

[Regeling vervallen per 01-01-2017]

Tabel gebieden Programmatische Aanpak Stikstof

Nr.

N2000-gebieden Programmatische Aanpak Stikstof

55

Aamsveen

47

Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek

13

Alde Feanen

17

Bakkeveense Duinen

33

Bargerveen

63

Bekendelle

156

Bemelerberg & Schiepersberg

46

Bergvennen & Brecklenkampse Veld

112

Biesbosch

65

Binnenveld

41

Boetelerveld

44

Borkeld

144

Boschhuizerbergen

83

Botshol

128

Brabantse Wal

155

Brunssummerheide

69

Bruuk

153

Bunder- en Elsloërbos

53

Buurserzand & Haaksbergerveen

96

Coepelduynen

35

De Wieden

139

Deurnsche Peel & Mariapeel

49

Dinkelland

107

Donkse Laagten

25

Drentsche Aa-gebied

27

Drents-Friese Wold & Leggelderveld

26

Drouwenerzand

5

Duinen Ameland

84

Duinen Den Helder-Callantsoog

2

Duinen en Lage Land Texel

101

Duinen Goeree & Kwade Hoek

6

Duinen Schiermonnikoog

4

Duinen Terschelling

3

Duinen Vlieland

30

Dwingelderveld

89

Eilandspolder

28

Elperstroomgebied

40

Engbertsdijksvenen

23

Fochteloërveen

67

Gelderse Poort

154

Geleenbeekdal

157

Geuldal

152

Grensmaas

115

Grevelingen

140

Groote Peel

109

Haringvliet

29

Havelte-Oost

111

Hollands Diep

72

IJsselmeer

92

Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

133

Kampina & Oisterwijkse Vennen

135

Kempenland-West

88

Kennemerland-Zuid

81

Kolland & Overlangbroek

116

Kop van Schouwen

61

Korenburgerveen

114

Krammer-Volkerak

158

Kunderberg

58

Landgoederen Brummen

50

Landgoederen Oldenzaal

130

Langstraat

136

Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux

48

Lemselermaten

147

Leudal

21

Lieftinghsbroek

70

Lingegebied & Diefdijk-Zuid

71

Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem

51

Lonnekermeer

131

Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen

145

Maasduinen

117

Manteling van Walcheren

31

Mantingerbos

32

Mantingerzand

97

Meijendel & Berkheide

149

Meinweg

94

Naardermeer

103

Nieuwkoopse Plassen & De Haeck

161

Noorbeemden & Hoogbos

87

Noordhollands Duinreservaat

7

Noordzeekustzone

22

Norgerholt

141

Oeffelter Meent

37

Olde Maten & Veerslootslanden

95

Oostelijke Vechtplassen

118

Oosterschelde

108

Oude Maas

10

Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

91

Polder Westzaan

134

Regte Heide & Riels Laag

150

Roerdal

18

Rottige Meenthe & Brandemeer

42

Sallandse Heuvelrug

146

Sarsven en De Banen

160

Savelsbos

86

Schoorlse Duinen

142

Sint Jansberg

159

Sint Pietersberg & Jekerdal

99

Solleveld & Kapittelduinen

45

Springendal & Dal van de Mosbeek

60

Stelkampsveld

137

Strabrechtse Heide & Beuven

148

Swalmdal

38

Uiterwaarden IJssel

82

Uiterwaarden Lek

66

Uiterwaarden Neder-Rijn

68

Uiterwaarden Waal

36

Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

129

Ulvenhoutse Bos

15

Van Oordts Mersken

39

Vecht- en Beneden-Reggegebied

57

Veluwe

132

Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek

113

Voordelta

100

Voornes Duin

1

Waddenzee

34

Weerribben

138

Weerter- en Budelerbergen & Ringselven

98

Westduinpark & Wapendal

122

Westerschelde & Saeftinghe

43

Wierdense Veld

16

Wijnjeterper Schar

62

Willinks Weust

54

Witte Veen

24

Witterveld

64

Wooldse Veen

90

Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

143

Zeldersche Driessen

105

Zouweboezem

85

Zwanenwater & Pettemerduinen

74

Zwarte Meer

123

Zwin & Kievittepolder