Als gezegd levert een late zwangerschapsafbreking in een categorie 1-geval geen strafbaar
feit op in de zin van artikel 82a van het Wetboek van Strafrecht. Om dit te kunnen vaststellen moeten deze gevallen van late zwangerschapsafbrekingen
worden gemeld, alsmede omdat het openbaar ministerie moet beoordelen of aan de vereisten
van de Wet afbreking zwangerschap is voldaan (zie de zorgvuldigheidsvoorschriften genoemd in artikel 5). Als aan de Wet afbreking zwangerschap is voldaan, komt de arts die de late zwangerschapsafbreking
heeft uitgevoerd immers een beroep op de bijzondere strafuitsluitingsgrond van artikel 296, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht toe. Indien deze beide vragen positief kunnen worden beantwoord, ligt vervolging
niet in de rede.
Enkele voorbeelden van categorie 1-gevallen die naar heersend medisch inzicht als
zodanig worden aangemerkt, zijn de volgende (niet met het leven verenigbare) aandoeningen:
dubbelzijdige longhypoplasie, zeer complexe en daarom inoperabele hartafwijkingen,
ernstige skeletdysplasieën, nier-agenesie, trisomie 13, trisomie 18, anencefalie,
triploïdie, osteogenesis imperfecta type 2. Wanneer sprake is van een van deze aandoeningen
en er is voldaan aan de eisen van de Wet afbreking zwangerschap, dan is vervolging derhalve niet aan de orde.
In die gevallen waarin niet evident is dat sprake is van een niet met het leven verenigbare
aandoening (een categorie 1-geval) en mogelijk sprake zou kunnen zijn van een categorie
2-geval, kan het openbaar ministerie de centrale deskundigencommissie om advies vragen.
Dat advies ziet op de aard van de aandoening van het kind, de overlevingskans buiten
het moederlichaam, en, indien de centrale deskundigencommissie van mening is dat sprake
is van een categorie 2-geval, ook op de vraag of naar heersend medisch inzicht postnatale
inzet van levensverlengend handelen zinvol is (zie 4.5.3).