3.1.0.
Alvorens een verzoek om informatie te doen bij de bank, tracht de Belastingdienst
de benodigde gegevens te verkrijgen van de betrokken derde zelf. Indien verkrijging
van de benodigde gegevens bij deze derde niet mogelijk is, wordt deze door de Belastingdienst
in de gelegenheid gesteld die gegevens bij de bank te verzamelen. Indien dat niet
tot het gewenste resultaat leidt, wendt de Belastingdienst zich met een verzoek om
informatie rechtstreeks tot de bank. Naar aanleiding van dit verzoek verstrekt de
bank overeenkomstig de wettelijke bepalingen informatie over de derde.
3.1.1.
In afwijking van het bepaalde in paragraaf 3.1.0 wendt de Belastingdienst zich eveneens
rechtstreeks tot de bank indien naar het oordeel van de desbetreffende directeur het
belang van het onderzoek niet toestaat dat de procedure als bedoeld in die paragraaf
wordt gevolgd. Indien de directeur daarom verzoekt zal de bank de betrokken derde
niet omtrent het informatieverzoek inlichten. De bank kan aan de informatieverstrekking
niet de voorwaarde verbinden dat de betrokken derde daarmee instemt.
3.1.2.
Het verzoek om informatie wordt schriftelijk – onder vermelding dat aan paragraaf 3.1.0 is voldaan dan wel dat paragraaf 3.1.1
toepassing vindt – gedaan, door middel van een door de desbetreffende directeur ondertekend
verzoek, ingediend bij het lokale kantoor of het hoofdkantoor van de bank.
3.1.3.
De banken, nader de kantoren genoemd in paragraaf 3.1.2, voldoen aan het verzoek om
informatie binnen een door de directeur gestelde redelijke termijn. Indien het belang
van het onderzoek daartoe noopt, voldoen de banken onverwijld aan het verzoek. Of
er sprake is van een zodanig belang is ter beoordeling van de directeur. Indien de
bank gemotiveerd aangeeft niet binnen de gestelde termijn aan het verzoek om informatie
te kunnen voldoen, kan de directeur in overleg met de bank de gestelde termijn verlengen.
3.1.4.
Individualisering van een derde geschiedt door vermelding van de gebruikelijke persoonsgegevens.
Indien de Belastingdienst slechts beschikt over een rekeningnummer zonder de daarbij
behorende persoonsgegevens, zal, in de gevallen waarin in redelijkheid kan worden
aangenomen dat de rekening bij een bepaalde bank wordt gehouden, deze bank in haar
administratie nazien of dit het geval is, en in het bevestigende geval de bij de rekening
behorende persoonsgegevens verschaffen.
In gevallen waarin niet in redelijkheid kan worden aangenomen dat de rekening bij
de desbetreffende bank wordt gehouden en in gevallen waarin is komen vast te staan
dat een rekening feitelijk bij een andere bank wordt gehouden, zal de Belastingdienst
zich tot Equens wenden met het verzoek de bij de desbetreffende rekening behorende
bankgegevens te verstrekken. De door Equens aangegeven bank zal vervolgens zo nodig
de bij de rekening behorende persoonsgegevens verstrekken.
3.1.5.
De Belastingdienst beperkt zich zo veel als mogelijk tot het opvragen van gegevens
die op het actuele onderzoeksjaar betrekking hebben. Onverminderd de wettelijke bewaarverplichtingen,
verstrekt de bank desgevraagd een zogeheten historisch overzicht van het actuele onderzoeksjaar
en maximaal van de laatste vijf kalenderjaren van de desbetreffende rekening(en).
3.1.6.
De bank voldoet binnen een redelijke termijn aan een verzoek om informatie over stukken
betreffende mutaties die voorkomen in het in paragraaf 3.1.5. vermelde historische
overzicht.
3.1.7.
De kosten van de bank gemaakt in het kader van het voldoen aan een verzoek om informatie,
de kosten verbonden aan het in paragraaf 3.1.5. vermelde historisch overzicht alsmede
de kosten voor het maken van afschriften door de Belastingdienst, worden door de Belastingdienst
niet aan de bank vergoed. Het voorgaande geldt ook indien de bank ongevraagd, teneinde
de snelheid van het onderzoek te bevorderen, eigen personeel en apparatuur ter beschikking
stelt.
3.1.8.
Een verzoek tot het beschikbaar stellen ter raadpleging van boeken, bescheiden en
andere gegevensdragers wordt gedaan indien naar het oordeel van de desbetreffende
directeur deze raadpleging voor de heffing of invordering van belang kan zijn.
Toegestaan wordt dat van bepaalde stukken kopieën, afschriften, e.d. worden gemaakt.
De bank hoeft adviezen van (belasting)adviseurs voor zover ze ten doel hebben de fiscale
positie van de bank of cliënt te belichten of hem daaromtrent te adviseren niet ter
inzage te verstrekken (het fair play beginsel).
3.1.9.
Op verzoek van de directeur worden de gegevens in digitale vorm verstrekt. Zo nodig
levert de Belastingdienst de benodigde gegevensdragers aan. De directeur kan aangeven
dat de informatie op een andere wijze moet worden verstrekt.
Indien de bank de desbetreffende gegevens niet in digitale vorm bewaart of indien
de bank van mening is dat digitale verstrekking technisch niet mogelijk dan wel onevenredig
belastend is, wijst de bank dit verzoek gemotiveerd af. Bij blijvend geschil van mening
wordt dit geschil voorgelegd aan het Directoraat-generaal Belastingdienst, cluster
fiscaliteit.
3.1.10
De medewerker van de Belastingdienst wordt op diens verzoek in de gelegenheid gesteld
de originele stukken in te zien.
3.1.11
De Belastingdienst kan, na toestemming van het Directoraat-generaal Belastingdienst,
cluster fiscaliteit, serievragen stellen.
Deze serievragen worden gesteld door de directeur van de Belastingen/GO, kantoor Amsterdam.