De maten worden bepaald bij het in-, door- en uitrijden van de cirkels volgens nevenstaande
figuur.
Bij het inrijden dient met het breedste voertuig (deel) langs de tangent te worden
gereden en vervolgens met het voorste hoekpunt van het trekkende motorvoertuig de
cirkelbaan en de uitrijtangent te worden gevolgd.
Bij uitschuifbare voertuigen moeten de proeven worden uitgevoerd met een combinatielengtemaat
zo dicht mogelijk bij de bovenste grenswaarde van de betreffende proef, afhankelijk
van de lengte en de instelmogelijkheid van het getrokken voertuig.
|