Beleidsregels VOG-NP-RP 2013

Geraadpleegd op 20-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-03-2013.
Geldend van 01-03-2013 t/m heden

Beleidsregels VOG-NP-RP 2013

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de artikelen 28 tot en met 39 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, dat de Beleidsregels 2012 voor het beoordelen van aanvragen ter verkrijging van een verklaring omtrent het gedrag van natuurlijke personen en rechtspersonen, vastgesteld bij besluit van 25 juli 2012 worden ingetrokken en vervangen door onderstaande beleidsregels. De nieuwe beleidsregels treden in werking met ingang van 1 maart 2013. Deze beleidsregels worden ook toegepast op vóór de inwerkingtredingsdatum ingediende, maar nog niet beoordeelde aanvragen.

Besluit:

Paragraaf 1. Inleiding

Het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag (COVOG) geeft op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) namens de Minister van Veiligheid en Justitie verklaringen omtrent het gedrag (VOG) af aan natuurlijke personen (VOG-NP) en rechtspersonen (VOG-RP).

Bij een VOG-aanvraag wordt onderzoek gedaan naar het justitiële verleden van een natuurlijke persoon of een rechtspersoon en zijn bestuurders, vennoten, maten of beheerders. Daarbij wordt het belang van de aanvrager afgewogen tegen het risico voor de samenleving in het licht van het doel van de aanvraag. Naar aanleiding hiervan wordt verklaard of al dan niet is gebleken van bezwaren tegen die natuurlijke persoon of rechtspersoon en wordt de VOG geweigerd respectievelijk verstrekt.

Paragraaf 2. In behandeling nemen van de aanvraag

Artikel 30 Wjsg biedt de basis voor het aanvragen van een VOG. Het COVOG toetst of een aanvraag voor een VOG in behandeling wordt genomen. Daarnaast neemt het COVOG signalen van de Justitiële informatiedienst (JustID) in behandeling ten behoeve van de continue screening van specifieke beroepsgroepen.

Paragraaf 2.1. Aanvraag VOG

Het COVOG neemt een aanvraag om afgifte van de VOG in behandeling onder de voorwaarden dat:

  • a. voldaan is aan de vereisten die de Algemene wet bestuursrecht stelt aan het in behandeling nemen van een aanvraag en

  • b. een onderzoek naar het gedrag van de aanvrager noodzakelijk is om, gelet op het doel van de aanvraag, een risico voor de samenleving te beperken.

Met betrekking tot de onder b genoemde voorwaarde geldt ten aanzien van de VOG-NP dat een onderzoek naar het gedrag van de aanvrager in ieder geval noodzakelijk is indien:

  • 1. de VOG wettelijk is voorgeschreven. Indien de aanvrager zich erop beroept dat een VOG verplicht is voorgeschreven op grond van buitenlandse wet- of regelgeving, dient de aanvrager het wettelijke vereiste altijd aan te tonen.

  • 2. het doel van de aanvraag voor een VOG ziet op het bestendigen dan wel aangaan van een al dan niet betaalde werkrelatie, het aanvragen van een visum of op emigratie.

  • 3. een eenmanszaak door een rechtspersoon wordt gevraagd een VOG te overleggen voor het aangaan van een zakelijke overeenkomst met deze rechtspersoon.

Ten aanzien van de aanvraag voor een VOG-RP geldt dat een onderzoek naar het gedrag van de aanvrager in ieder geval noodzakelijk is indien deze wordt aangevraagd in verband met het aangaan van een zakelijke overeenkomst, contract of aanbesteding dan wel voor het aansluiten bij of lid worden van een brancheorganisatie, vereniging of stichting. Een onderzoek naar het gedrag van de rechtspersoon en haar (on)middellijke bestuurders, vennoten, maten of beheerders is in dat geval altijd noodzakelijk. Rechtspersonen die zijn opgericht naar buitenlands recht met een vestiging in Nederland, kunnen geen VOG aanvragen.

Paragraaf 2.2. Continue screening

Ten aanzien van taxikaarthouders en van personen werkzaam in de kinderopvang of in peuterspeelzalen kan het COVOG een continue screening uitvoeren (zie artikel 22a en artikel 22b van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens). Het COVOG beoordeelt bij continue screening, naar aanleiding van signalen van JustID, de betrouwbaarheid van de personen binnen de desbetreffende beroepsgroep. De signalen bestaan uit mutaties in het Justitieel Documentatie Systeem (JDS), waarop JustID doorlopend controleert. Het COVOG beoordeelt de signalen van JustID aan de hand van het objectieve en het subjectieve criterium. Indien het COVOG op basis van deze beoordeling tot het voorlopig oordeel komt dat een belemmering bestaat voor een behoorlijke uitoefening van de functie informeert het COVOG de desbetreffende toezichthouder daarover. De toezichthouder besluit vervolgens of hij de betrokkene verzoekt om een nieuwe VOG aan te vragen. Voor wat betreft het beoordelingskader (paragraaf 3) wordt de continue screening gelijkgesteld met reguliere VOG-aanvragen.

Paragraaf 3. Beoordeling van de aanvraag

Ten behoeve van de beoordeling van een VOG-aanvraag ontvangt het COVOG alle justitiële gegevens betreffende de aanvrager die zijn geregistreerd in het JDS. De justitiële gegevens kunnen zowel uit Nederland als uit het buitenland afkomstig zijn. Aan de aanvrager die niet voorkomt in het JDS, wordt zonder meer een VOG afgegeven.

Wanneer de aanvrager voorkomt in het JDS wordt de vraag of een VOG kan worden afgegeven beoordeeld aan de hand van een objectief criterium en een subjectief criterium (zie hieronder paragraaf 3.2 en 3.3).

Paragraaf 3.1. Terugkijktermijn

Bij de beoordeling van de justitiële gegevens van de aanvrager wordt een terugkijktermijn in acht genomen. Voor de terugkijktermijn zijn van belang:

  • 1. de periode waarover wordt teruggekeken en

  • 2. de uitgangspunten om te bepalen of een justitieel gegeven binnen de van toepassing zijnde terugkijktermijn valt.

Paragraaf 3.1.1. Periode terugkijktermijn

Ten aanzien van de periodes waarover wordt teruggekeken wordt een onderscheid gemaakt tussen gevallen waarin de terugkijktermijn niet in duur wordt beperkt en gevallen waarin de terugkijktermijn wel in duur wordt beperkt.

Terugkijktermijn niet in duur beperkt

In de navolgende gevallen wordt de terugkijktermijn niet in duur beperkt:

Indien het justitiële gegevens betreft over misdrijven tegen de zeden zoals opgenomen in de artikelen 240b tot en met 250 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 250a tot en met 250ter (oud) en/of artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht en/of s 140 van het Wetboek van Militair Strafrecht. In het navolgende zal in dit verband worden gesproken over zedendelicten zoals bedoeld in deze beleidsregels.

Terugkijktermijn in duur beperkt

In alle andere gevallen dan hiervoor genoemd, is sprake van een terugkijktermijn die in duur wordt beperkt. Dit houdt in dat de beoordeling van de aanvraag in beginsel plaatsvindt aan de hand van de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager gedurende de vier jaren voorafgaand aan het moment van beoordeling voorkomen in het JDS. Van deze terugkijktermijn van vier jaren wordt slechts afgeweken wanneer sprake is van één van de hieronder genoemde uitzonderingen. In dat geval geldt de daar genoemde terugkijktermijn.

Van de terugkijktermijn van vier jaren wordt afgeweken indien:

  • a. de aanvraag voor een VOG naar het oordeel van het COVOG ziet op een functie met hoge integriteiteisen. In dat geval geldt een terugkijktermijn van tien jaren. Bij hoge uitzondering kan van deze termijn worden afgeweken indien het COVOG een langere termijn heeft vastgesteld;

  • b. de aanvraag voor een VOG samenhangt met een bijzondere wet of regeling waarin een andere termijn is opgenomen of samenhangt met de duur van een vergunning. In dat geval wordt aangesloten bij de duur van de vergunning of de in de desbetreffende wet- of regeling opgenomen termijn;

  • c. gebruik wordt gemaakt van één van de in paragraaf 3.4 beschreven bijzondere weigeringsgronden;

  • d. de VOG wordt aangevraagd door een persoon die ten tijde van de aanvraag de leeftijd van 23 jaren nog niet heeft bereikt. Behoudens het hiervoor gestelde, geldt in dat geval een terugkijktermijn van twee jaren, mits er ten aanzien van de aanvrager geen justitiële gegevens worden aangetroffen die worden gekwalificeerd als misdrijven tegen de zeden, zoals hierboven genoemd, of geweldsmisdrijven waarvoor een vrijheidsstraf van zes jaar of meer kan worden opgelegd;

  • e. de aanvrager gedurende de voor zijn aanvraag relevante terugkijktermijn enige tijd een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel heeft ondergaan. In dat geval wordt de van toepassing zijnde terugkijktermijn (telkens) vermeerderd met de feitelijke duur van de vrijheidsbeneming. Dit totdat de terugkijktermijn bestaat uit in totaal vier jaren, dan wel de termijn als bedoeld onder a, b, c of d, waarin geen sprake is geweest van vrijheidsbeneming.

Indien in de voor de aanvraag van toepassing zijnde terugkijktermijn relevante justitiële gegevens zijn aangetroffen, betrekt het COVOG bij de beoordeling van de aanvraag ook alle overige voor de aanvraag relevante justitiële gegevens die buiten de terugkijktermijn liggen in de beoordeling van de aanvraag. Aan deze strafbare feiten komt, nu deze buiten de terugkijktermijn hebben plaatsgevonden, onvoldoende gewicht toe om zelfstandig te worden betrokken bij de beoordeling van de VOG-aanvraag. Deze strafbare feiten worden echter wel betrokken bij de subjectieve criteria en zullen derhalve een rol spelen bij de belangenafweging. Op grond van de zowel binnen als buiten de termijn aangetroffen strafbare feiten wordt een inschatting gemaakt van het risico dat de aanvrager opnieuw met justitie in aanraking komt.

Paragraaf 3.1.2. Uitgangspunten terugkijktermijn

Om te bepalen of een relevant justitieel gegeven binnen de terugkijktermijn valt wordt als uitgangspunt genomen:

  • a. de datum van rechterlijke uitspraak in eerste aanleg, of bij gebreke daarvan

  • b. de datum dat het Openbaar Ministerie een strafbeschikking heeft uitgevaardigd, of bij gebreke daarvan

  • c. de datum van de transactie zoals vermeld in het JDS, of bij gebreke daarvan

  • d. de datum dat het Openbaar Ministerie de beslissing heeft genomen de zaak te seponeren, of bij gebreke daarvan

  • e. de pleegdatum.

Alleen in onderstaande gevallen wordt van het bovenstaande afgeweken:

  • 1. Wanneer tussen de pleegdatum en de datum zoals onder a, b, c of d genoemd een langere periode is verstreken dan twee jaren geldt de pleegdatum als uitgangspunt, tenzij sprake is van zedendelicten als bedoeld in deze beleidsregels en/of fraudedelicten, en/of

  • 2. Wanneer sprake is van zedendelicten als bedoeld in deze beleidsregels en/of fraudedelicten wordt in geval van een openstaande zaak als uitgangspunt genomen de datum waarop het justitiële gegeven bij het Openbaar Ministerie is aangebracht en is ingeschreven in het JDS.

Paragraaf 3.2. Het objectieve criterium

De afgifte van de VOG wordt in beginsel geweigerd indien wordt voldaan aan het objectieve criterium. Het objectieve criterium betreft de beoordeling of de justitiële gegevens die ten aanzien van de aanvrager zijn aangetroffen, indien herhaald, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG is aangevraagd.

Het objectieve criterium bestaat uit de volgende elementen die hieronder nader worden uitgewerkt:

  • 1. justitiële gegevens (strafbaar feit);

  • 2. indien herhaald;

  • 3. risico voor de samenleving en

  • 4. een belemmering vormen voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid.

Paragraaf 3.2.1. Justitiële gegevens

De relevante justitiële gegevens die voorkomen in het JDS op naam van de aanvrager, of die betrekking hebben op de betreffende rechtspersonen of daarmee gelijk gestelde organisaties worden meegewogen bij de beoordeling. Indien een aanvraag wordt gedaan ten behoeve van een rechtspersoon, worden ook de relevante justitiële gegevens op naam van ieder van de (on)middellijke bestuurders, vennoten, maten of beheerders van die rechtspersoon meegewogen.

Ook de inhoud van een dagvaarding, een kennisgeving van (niet) verdere vervolging en beleidssepots kunnen een rol spelen bij de beoordeling van een aanvraag. Ten aanzien van sepots geldt dat alleen sepotbeslissingen die op beleidsmatige gronden zijn genomen (de zogenoemde beleidssepots) in de beoordeling van een VOG-aanvraag worden betrokken. Sepotbeslissingen die zijn genomen omdat processuele omstandigheden een succesvolle vervolging in de weg staan (de zogenoemde technische sepots) worden niet in de beoordeling van een VOG-aanvraag betrokken.

Paragraaf 3.2.2. Indien herhaald

Het COVOG toetst of het justitiële gegeven, op zichzelf en afgezien van de persoon van de aanvrager, indien herhaald, een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid zou verhinderen, omdat daarbij een risico voor de samenleving ontstaat.

Toepassing van het objectieve criterium ziet slechts op de vraag of er sprake zou zijn van een risico voor de samenleving wanneer dit of een soortgelijk strafbaar feit zou worden gepleegd door een persoon in de uitoefening van de functie/taak/bezigheid waarvoor de VOG wordt aangevraagd. Bij de beoordeling van het objectieve criterium is niet relevant of het feit plaatsvond in de privésfeer. Evenmin is het relevant of er sprake is van een reëel recidivegevaar.

Paragraaf 3.2.3. Risico voor de samenleving

Bij de vaststelling van het risico voor de samenleving wordt een onderverdeling gemaakt in risico’s voor informatie, geld, goederen, diensten, zakelijke transacties, proces, aansturen organisatie en personen. Met behulp van een algemeen screeningsprofiel en een aantal specifieke screeningsprofielen worden de risico’s nader uitgewerkt. Op basis hiervan kan worden beoordeeld of een justitieel gegeven als relevant moet worden beschouwd voor het doel van de aanvraag.

Paragraaf 3.2.4. Belemmering voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid

De relatie tussen het justitiële gegeven en de functie/taak/bezigheid die de aanvrager gaat vervullen bepaalt of een justitieel gegeven, gelet op het risico voor de samenleving, een belemmering vormt voor een behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid.

Een belemmering voor de behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid kan voorts bestaan op grond van:

  • de aard van het delict en/of

  • de locatie waar de werkzaamheden worden verricht.

Bij zedendelicten als bedoeld in deze beleidsregels wordt – naast het bovenstaande – óók beoordeeld of bij de uitoefening van de betreffende functie/taak/bezigheid sprake is van een gezags- of afhankelijkheidsrelatie. Indien daarvan sprake is, wordt altijd uitgegaan van het bestaan van een belemmering voor de behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid. Indien er sprake is van een zedendelict en de betreffende functie/taak/bezigheid wordt uitgevoerd op een locatie waar zich kwetsbare personen bevinden, wordt eveneens altijd uitgegaan van het bestaan van een belemmering voor de behoorlijke uitoefening van de functie/taak/bezigheid.

Paragraaf 3.2.5. Rodedraadcriterium

Aan het objectieve criterium kan ook voldaan zijn als er binnen de relevante terugkijktermijn geen relevante strafbare feiten zijn aangetroffen. Indien sprake is van strafbare feiten die niet (direct) relevant zijn, maar die wel een negatieve indruk geven van de integriteit van de aanvrager kan er worden geoordeeld dat er een risico bestaat voor de samenleving. Voorwaarde voor toepassing van dit criterium is dat sprake is van een reeks van veroordelingen, transacties, strafbeschikkingen, openstaande zaken of (voorwaardelijke) sepots en er buiten de terugkijktermijn sprake is van minimaal één relevant justitieel gegeven in de justitiële documentatie van de aanvrager.

Paragraaf 3.3. Het subjectieve criterium

Op grond van het subjectieve criterium kan worden geoordeeld dat het belang dat een aanvrager heeft bij het verstrekken van de VOG zwaarder weegt dan het belang van de samenleving bij bescherming tegen het door middel van het objectieve criterium vastgestelde risico voor de samenleving. In dat geval wordt de VOG afgegeven ondanks dat wordt voldaan aan het objectieve criterium.

Voor de toepassing van het subjectieve criterium wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds aanvragen waarop het reguliere beoordelingskader van toepassing is (zie paragraaf 3.3.1) en anderzijds aanvragen waarop het verscherpte toetsingskader van paragraaf 3.3.2 van toepassing is (zie paragraaf 3.3.2).

Paragraaf 3.3.1. Omstandigheden van het geval

Het subjectieve criterium ziet op omstandigheden van het geval die ertoe kunnen leiden dat de objectieve vaststelling van een risico voor de samenleving ten aanzien van deze aanvrager niet zou moeten leiden tot een weigering van de afgifte van de VOG.

Omstandigheden van het geval die altijd in de beoordeling worden betrokken zijn:

  • de afdoening van de strafzaak;

  • het tijdsverloop;

  • de hoeveelheid antecedenten.

Indien de aanvrager ten tijde van het plegen van een strafbaar feit minderjarig was, betrekt het COVOG dit in de beoordeling van de aanvraag.

Ten behoeve van een goede oordeelsvorming is het COVOG bevoegd inlichtingen in te winnen bij het Openbaar Ministerie en de reclassering.

Naast justitiële gegevens kunnen ook politiegegevens de beoordeling worden betrokken. In de politiesystemen kunnen bijvoorbeeld mutaties omtrent strafbare feiten aanwezig zijn, opgemaakte processen-verbaal en (dag)rapporten. Ondanks het feit dat deze informatie niet in alle gevallen tot vervolging heeft geleid, kan deze bij de beoordeling van de aanvraag worden meegewogen. Hierdoor wordt een betrouwbaar beeld verkregen van de integriteit van de aanvrager.

Omstandigheden waaronder het feit is gepleegd

In het geval dat het COVOG na weging van de omstandigheden van het geval niet tot een goede oordeelsvorming kan komen en twijfel heeft over de vraag of een VOG kan worden afgegeven, worden de omstandigheden waaronder het strafbare feit heeft plaatsgevonden in de beoordeling betrokken.

Paragraaf 3.3.2. Subjectief criterium – misdrijven tegen de zeden in combinatie met een gezags- of afhankelijkheidsrelatie of specifieke locatie

Bij misdrijven tegen de zeden als bedoeld in deze beleidsregels bestaat slechts zeer beperkte ruimte om op basis van het subjectieve criterium alsnog over te gaan tot de afgifte van een VOG wanneer sprake is van een functie met een gezags- of afhankelijkheidsrelatie of wanneer op grond van de locatie een belemmering voor een behoorlijke uitoefening van de functie wordt aangenomen. In de hieronder genoemde gevallen geldt een verscherpt toetsingskader waarin als uitgangspunt wordt genomen dat de VOG wordt geweigerd.

  • 1. De aanvrager is voorafgaand aan het moment van beoordeling ter zake van een misdrijf tegen de zeden als bedoeld in deze beleidsregels twee of meer malen veroordeeld tot:

    • een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf,

    • (on)voorwaardelijke terbeschikkingstelling aan de staat (TBS),

    • (on)voorwaardelijke jeugddetentie,

    • een (on)voorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ), tuchtschool of

    • algemeen psychiatrisch ziekenhuis (APZ) en/of

    • een (on)voorwaardelijke taakstraf

    • een beroepsverbod.

  • 2. De aanvrager is in de twintig jaren voorafgaand aan het moment van beoordeling ter zake van een misdrijf tegen de zeden als bedoeld in deze beleidsregels éénmaal veroordeeld tot:

    • een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf,

    • (on)voorwaardelijke TBS,

    • (on)voorwaardelijke jeugddetentie,

    • een (on)voorwaardelijke PIJ, plaatsing in een tuchtschool of APZ en/of

    • een (on)voorwaardelijke taakstraf.

  • 3. Met betrekking tot de aanvrager is in de tien jaren voorafgaand aan het moment van beoordeling ter zake van een misdrijf tegen de zeden als bedoeld in deze beleidsregels:

    • een veroordeling uitgesproken inhoudende de oplegging van een andere straf dan een gevangenisstraf of taakstraf, schuldigverklaring zonder strafoplegging, of is

    • een door het Openbaar Ministerie aangeboden transactie geaccepteerd, of

    • een strafzaak voorwaardelijk geseponeerd.

De VOG kan enkel worden afgegeven indien de weigering van de VOG evident disproportioneel is. Of de weigering evident disproportioneel is, wordt beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval.

Paragraaf 3.4. Bijzondere weigeringsmogelijkheid VOG

De VOG wordt in beginsel afgegeven wanneer de aanvrager binnen de van toepassing zijnde terugkijktermijn niet voorkomt in de justitiële documentatie, dan wel binnen de terugkijktermijn in de justitiële documentatie een justitieel gegeven wordt vermeld dat, geoordeeld naar de omstandigheden van het geval, onvoldoende zwaarwegend is om op grond daarvan de VOG niet te verstrekken. Indien echter onder deze omstandigheden buiten de van toepassing zijnde terugkijktermijn in het JDS een strafbaar feit wordt vermeld waarvan de aard en de ernst zodanig zijn dat, gelet op het doel van de aanvraag en het risico voor de samenleving, de belemmering voor de behoorlijke uitoefening van de beoogde taak of bezigheden te groot wordt geacht, kan de VOG worden geweigerd.

Voorwaarde voor toepassing van deze weigeringsgrond is dat in de justitiële documentatie van de twintig jaren voorafgaand aan de aanvraag de volgende gegevens zijn aangetroffen:

  • justitiële gegevens over misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaren of meer is gesteld en waarvoor de aanvrager is veroordeeld tot:

    • een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of jeugddetentie en/of

    • de maatregel van terbeschikkingstelling aan de staat en/of

    • plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

    of

  • justitiële gegevens over misdrijven die zijn gepleegd tegen kinderen, waarvoor de aanvrager is veroordeeld en de VOG wordt aangevraagd voor een functie die ziet op het werken met kinderen.

Van deze laatste weigeringsgrond wordt terughoudend gebruik gemaakt.

Paragraaf 4. Administratieve afhandeling VOG

Paragraaf 4.1. Indienen van een aanvraag voor een VOG

VOG-NP via de gemeente

Voor het aanvragen van een VOG-NP moet gebruik worden gemaakt van het daartoe bestemde aanvraagformulier VOG-NP. De aanvraag voor de VOG-NP wordt persoonlijk, of door een schriftelijk gemachtigde, ingediend bij de gemeente waar de aanvrager in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) is ingeschreven. Indien de aanvraag door een gemachtigde wordt ingediend, dient bij de aanvraag een duidelijk leesbare kopie van een geldig legitimatiebewijs van de aanvrager te zijn gevoegd. Het aanvraagformulier dient volledig en correct te zijn ingevuld en dient te zijn ondertekend door de aanvrager én de organisatie of instelling die de VOG verlangt. De gemeente controleert de identiteit van de aanvrager en beoordeelt of het aanvraagformulier volledig is ingevuld. Na ontvangst van de leges draagt de gemeente zorg voor een onmiddellijke (elektronische) doorzending aan het COVOG.

Indien geen sprake is van een inschrijving in de GBA wordt de aanvraag rechtstreeks bij het COVOG ingediend. In al deze gevallen dient de aanvrager en/of diens gemachtigde zich te legitimeren door middel van een geldig legitimatiebewijs.

VOG-NP elektronisch

De aanvraag voor een VOG-NP kan ook rechtstreeks elektronisch worden ingediend bij het COVOG. De elektronische aanvraag dient geïnitieerd te worden door de organisatie of de instelling die de VOG verlangt. Daarvoor is het noodzakelijk dat de betreffende organisatie of instelling zich kan authentiseren door middel van eHerkenning. Nadat de organisatie of de instelling die de VOG verlangt, het voor haar bestemde gedeelte van het aanvraagformulier volledig heeft ingevuld, ontvangt de aanvrager per e-mail een bericht dat hij het voor hem bestemde gedeelte dient in te vullen. Om dit mogelijk te maken dient hij te beschikken over een account bij DigiD en over toegang tot iDeal. Nadat de leges langs elektronische weg zijn betaald, stuurt hij het aanvraagformulier naar het COVOG.

VOG-RP

Een aanvraag voor een VOG-RP wordt rechtstreeks bij het COVOG ingediend.

Voor het aanvragen van een VOG-RP moet gebruik worden gemaakt van de drie daarvoor bestemde formulieren VOG-RP. Het betreft de formulieren voor:

  • de te onderzoeken rechtsperso(o)nen;

  • de te onderzoeken natuurlijke perso(o)n(en) en

  • de indiener van de aanvraag.

Het aanvraagformulier dient te zijn ondertekend door de vertegenwoordiger van de rechtspersoon en dient vergezeld te zijn van alle voor de aanvraag vereiste bijlagen. Betaling van de leges geschiedt door middel van rechtstreekse betaling aan het COVOG.

Indien een aanvraag voor een VOG onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn (2006/123/EG) valt, kan de VOG ook aangevraagd worden via het Dienstenloket, dat in Nederland is ondergebracht bij Antwoord voor Bedrijven (www.antwoordvoorbedrijven.nl). De indiening van de aanvraag geschiedt door elektronische toezending van het ingevulde aanvraagformulier aan de gemeente waar de aanvrager in de GBA staat ingeschreven. Een dergelijke aanvraag dient te zijn ondertekend met een gekwalificeerde elektronische handtekening. De gemeente controleert of het aanvraagformulier volledig is ingevuld en verifieert aan de hand van de gekwalificeerde elektronische handtekening de identiteit van de aanvrager. De gemeente bevestigt de ontvangst via het Dienstenloket en vraagt om betaling van de leges. Nadat de aanvrager de leges heeft voldaan, draagt de gemeente zorg voor een elektronische doorzending aan het COVOG.

Paragraaf 4.2. Afhandeling van aanvragen voor een VOG

De screening van een aanvraag van een VOG vindt plaats op basis van het door de organisatie of instelling die de VOG verlangt op het aanvraagformulier aangegeven specifieke screeningsprofiel of de aangegeven functieaspecten binnen het algemeen screeningsprofiel. Bij evidente onjuistheden in de relatie tussen het aangekruiste specifieke screeningsprofiel of de functieaspecten enerzijds en het doel van de aanvraag anderzijds kan het COVOG gedurende de procedure ambtshalve een ander screeningsprofiel of andere functieaspecten van toepassing achten en de screening daarop baseren.

Indien de screening tot de conclusie leidt dat de VOG-NP kan worden afgegeven, draagt het COVOG zorg voor toezending (per post) van de VOG aan de aanvrager. In het geval van een VOG-RP zendt het COVOG de VOG naar de vertegenwoordiger van de rechtspersoon. Indien de aanvraag voor een VOG via het Dienstenloket is ingediend, draagt het COVOG bij afgifte van de VOG zorg voor elektronische toezending van de VOG aan de aanvrager. De VOG wordt door het COVOG afgegeven met gekwalificeerde elektronische handtekening.

Paragraaf 4.3. Afhandeling van spoedaanvragen voor een VOG

In bijzondere gevallen kan gebruik worden gemaakt van een spoedprocedure voor het aanvragen van een VOG. Een aanvraag kan alleen met spoed worden afgehandeld indien:

  • a) ten aanzien van de aanvrager geen justitiële gegevens (strafbare feiten) worden aangetroffen,

  • b) de aanvraag volledig is en

  • c) sprake is van een spoedeisend belang.

Het COVOG beoordeelt aan de hand van alle betrokken belangen of sprake is van een spoedeisend belang. Een spoedeisend belang wordt bij een aanvraag voor een VOG-NP in ieder geval aanwezig geacht indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • een werkgever/werkzaamheden/stage in het buitenland, of

  • een adoptieprocedure in het buitenland, of

  • benoeming tot gedeputeerde of wethouder en kandidaatstelling voor een functie als volksvertegenwoordiger.

Ten aanzien van de VOG-RP wordt een spoedeisend belang in ieder geval aanwezig geacht indien:

  • de aanvraag betrekking heeft op een aanbestedingsprocedure of

  • de aanvraag betrekking heeft op activiteiten van de rechtspersoon in het buitenland.

Indien een aanvraag als spoedaanvraag wordt afgehandeld bedraagt de termijn waarbinnen de VOG zal worden afgegeven maximaal vijf werkdagen. Wanneer de aanvraag niet voldoet aan bovenstaande voorwaarden of het COVOG oordeelt dat de aanvraag niet met spoed kan worden afgehandeld, wordt de spoedaanvraag omgezet in een reguliere aanvraag en wordt de aanvrager hiervan in kennis gesteld.

Afspraken met brancheverenigingen of belangenorganisaties

In afwijking van de hierboven genoemde spoedprocedure kunnen in bijzondere gevallen op verzoek van een branchevereniging of belangenorganisatie met het COVOG nadere afspraken worden gemaakt over de termijn waarbinnen een VOG kan worden verstrekt.

Paragraaf 4.4. Wijzigingen van gegevens in de aanvraagformulieren VOG

Wijzigingen in de aanvraaggegevens zijn niet mogelijk wanneer deze betrekking hebben op het doel van de aanvraag dan wel de te screenen rechtspersoon en/of natuurlijke persoon. Indien zich hierin wel wijzigingen voordoen dient een nieuwe aanvraag te worden ingediend waarvoor opnieuw leges dienen te worden betaald. Restitutie van betaalde leges vindt dan niet plaats. Ook is wijziging van de aanvraaggegevens niet mogelijk indien de VOG reeds is verstrekt.

Paragraaf 5. Publicatie, inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels worden gepubliceerd in de Staatscourant en kunnen worden aangehaald als Beleidsregels VOG-NP-RP 2013. De beleidsregels treden in werking op 1 maart 2013.

Den Haag, 28 februari 2013

De

Staatssecretaris

van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven