Regeling integriteitsbeleid EZ

Geraadpleegd op 18-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 10-12-2014.
Geldend van 10-12-2014 t/m 30-06-2016

Regeling van de Minister van Economische Zaken van 4 maart 2013, nr. WJZ/13025564, tot vaststelling van de regeling uitvoering integriteitsbeleid EZ (Regeling integriteitsbeleid EZ)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op artikelen 51, 61, 61a, 62 en 64, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en artikel 8 van het Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie;

Gehoord het Departementaal Georganiseerd Overleg;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a. ministerie: het Ministerie van Economische Zaken en de daaronder ressorterende diensten;

    • b. medewerker: degene die werkzaam is bij het ministerie of onder gezag van de Autoriteit Consument en Markt, van de centrale commissie dierproeven of van het nationaal comité;

    • c. hoofd van dienst:

      • 1°. secretaris-generaal,

      • 2°. een hoofd van dienst als bedoeld in het door de Minister van Economische Zaken vastgesteld besluit houdende regels inzake mandaat, volmacht en machtiging voor het ministerie,

      • 3°. de Autoriteit Consument en Markt;

    • d. hoofd van een organisatie-onderdeel: een hoofd van een onderdeel van de organisatie van het Ministerie van Economische zaken zoals vastgesteld in de bijlage behorende bij het door de Minister van Economische Zaken vastgesteld besluit houdende regels inzake mandaat, volmacht en machtiging voor het ministerie;

    • e. nevenwerkzaamheden: hetgeen daaronder wordt verstaan in de artikelen 61 en 62 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

    • f. geschenk: een vergoeding, beloning, gift of belofte, in welke vorm dan ook, die aan een medewerker in zijn hoedanigheid van ambtenaar wordt aangeboden of gedaan door een derde en die strekt tot zijn privé-voordeel;

    • g. standaard relatiegeschenk: een geschenk van geringe waarde dat door een derde routinematig aan zijn relaties pleegt te worden aangeboden;

    • h. personeelsinformatiesysteem: een geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens over medewerkers ten behoeve van hun aanstelling, beloning en arbeidsvoorwaarden;

    • i. compliance officer: een medewerker die is belast met de taken, genoemd in artikel 9, tweede lid, van deze regeling;

    • j. meldingsplichtige: een medewerker die verplicht is tot het melden van zijn financiële belangen;

    • k. restricted list: een lijst met één of meer benoemde financiële belangen of categorieën van financiële belangen die gelet op de functievervulling van een medewerker een risico kunnen vormen voor de integriteit van het ministerie of van een medewerker;

    • l. koersgevoelige informatie: niet-openbare vertrouwelijke informatie die concreet is en die rechtstreeks of middellijk ziet op de rechtspersoon, vennootschap of instelling waarop de effecten betrekking hebben of op de handel in effecten, en waarvan openbaarmaking significante invloed zou kunnen hebben op de koers van de effecten of op de koers van daarvan afgeleide effecten;

    • m. effect:

      • 1°. effect in de zin van artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, tenzij dit is uitgegeven door een beleggingsmaatschappij met veranderlijk kapitaal als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Tweede Richtlijn Vennootschapsrecht van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 13 december 1976 (77/91/EEG), en tevens wordt verhandeld op een beurs waarop van overheidswege toezicht wordt uitgeoefend binnen de Europese Economische Ruimte;

      • 2°. andere rechten, voortvloeiende uit contractsrelaties, voor zover deze rechten worden verhandeld op een beurs waarop van overheidswege toezicht wordt uitgeoefend binnen de Europese Economische Ruimte;

    • n. gelieerde derden:

      • 1°. de echtgenoot of partner van de meldingsplichtige, alsmede de personen met wie de meldingsplichtige een gemeenschappelijke huishouding voert;

      • 2°. natuurlijke personen of rechtspersonen namens wie de meldingsplichtige financiële belangen beheert;

      • 3°. rechtspersonen waarin de meldingsplichtige zeggenschap ten aanzien van concrete beleggingsbeslissingen toekomt;

    • o. vrijehandbeheerovereenkomst: een schriftelijke overeenkomst, gesloten met een derde, niet zijnde een gelieerde derde, waarin de beslissingsbevoegdheid over afzonderlijke financiële belangen is overgedragen aan die derde, die derde slechts algemene instructies over spreiding van het risico en verdeling over verschillende soorten financiële belangen zal opvolgen, en die instructies niet vaker dan eenmaal per zes maanden kunnen worden gewijzigd;

    • p. vertrouwenspersoon integriteit: een medewerker die is belast met de taken, genoemd in artikel 24, eerste lid, van deze regeling;

    • q. vermoeden van een misstand: een vermoeden van een misstand als bedoeld in artikel 1 van het Besluit melden vermoeden van misstand bij Rijk en Politie;

    • r. registratiepunt integriteit: het registratiepunt integriteit bedoeld in artikel 27.

  • 2 Onder het bezitten van financiële belangen wordt mede verstaan:

    • a. het voor eigen rekening en risico doen houden van financiële belangen door een derde;

    • b. het verrichten van effectentransacties.

§ 1a. Toepassingsbereik

Artikel 1a

Deze regeling is niet van toepassing op een medewerker die lid is van de Topmanagementgroep voor zover op hem andere integriteitsregels van toepassing zijn gesteld, met ingang van de dag waarop die andere integriteitsregels op hem van toepassing zijn gesteld.

§ 2. Eed en belofte

Artikel 2

  • 2 Hij legt de eed of belofte af ten overstaan van zijn hoofd van dienst, in aanwezigheid van een getuige.

§ 3. Nevenwerkzaamheden

Artikel 3

  • 1 De medewerker doet aan het hoofd van zijn dienst schriftelijk opgave van de nevenwerkzaamheden die hij verricht of voornemens is te gaan verrichten, die de belangen van de dienst voor zover deze in verband staan met zijn functievervulling, kunnen raken.

Artikel 4

De in artikel 3, eerste lid, bedoelde opgave bevat de volgende gegevens:

  • a. de naam van de medewerker;

  • b. zijn ambtelijke functie;

  • c. de aard van de nevenwerkzaamheden;

  • d. het verband tussen die werkzaamheden en zijn functievervulling;

  • e. de naam van de natuurlijke of rechtspersoon ten behoeve van wie de nevenwerkzaamheden worden of zullen worden verricht.

Artikel 5

Het hoofd van dienst toetst of door het verrichten van de nevenwerkzaamheden de goede vervulling van zijn functie door de medewerker of de goede functionering van de openbare dienst, voor zover deze in verband staan met die functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd.

Artikel 6

  • 1 Indien de toetsing tot een positieve uitkomst leidt, verleent het hoofd van dienst schriftelijk toestemming voor het verrichten van de gemelde nevenwerkzaamheden.

  • 2 Indien en voor zover de toetsing tot een negatieve uitkomst leidt, onderzoekt het hoofd van dienst de mogelijkheid tot het maken van zodanige schriftelijke afspraken met de medewerker, dat de geconstateerde negatieve effecten die zijn verbonden aan het verrichten van die nevenwerkzaamheden worden teniet gedaan. Indien dergelijke afspraken niet mogelijk zijn, verleent het hoofd van dienst geen toestemming voor het verrichten van de gemelde nevenwerkzaamheden. Het besluit wordt schriftelijk aan de medewerker bekendgemaakt, onder vermelding van de motivering.

  • 3 De medewerker legt de in artikel 3, eerste lid, bedoelde opgaven en de in het tweede lid bedoelde afspraken vast in het personeelsinformatiesysteem.

Artikel 7

De medewerker, aan wie toestemming voor het verrichten van de gemelde nevenwerkzaamheden is verleend, meldt elke wijziging van omstandigheden die van invloed kan zijn op de verleende toestemming, terstond aan zijn hoofd van dienst. Het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 6 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8

De hoofden van dienst doen jaarlijks vóór 1 februari aan het registratiepunt integriteit opgave van de in het voorgaande kalenderjaar gemelde nevenwerkzaamheden van de onder hen ressorterende medewerkers en de ter zake genomen besluiten, met gebruikmaking van het formulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

§ 4. Financiële belangen en effectenbezit

Artikel 9

  • 1 De secretaris-generaal van het Ministerie van Economische Zaken wijst ten minste één compliance officer aan voor de bij de organisatie-onderdelen van het ministerie werkzame medewerkers. Voorts wijst de secretaris-generaal ten minste één compliance officer aan per organisatie voor:

    • a. de leden van de Autoriteit Consument en Markt en de onder haar gezag werkzame medewerkers,

    • b. de leden van de centrale commissie dierproeven en de onder haar gezag werkzame medewerkers,

    • c. de leden van het nationaal comité en de onder zijn gezag werkzame medewerkers.

  • 2 De compliance officers zijn ieder voor het eigen taakgebied belast met:

    • a. het ontvangen en registreren van meldingen als bedoeld in artikel 61a, eerste lid, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

    • b. het gevraagd en ongevraagd adviseren over en bijstand verlenen bij de uitvoering en handhaving van deze paragraaf door een hoofd van dienst;

    • c. het gevraagd adviseren van medewerkers over de uitvoering van deze paragraaf.

  • 3 De compliance officers leggen verantwoording af aan de secretaris-generaal en brengen daartoe ten minste eenmaal per jaar aan hem een rapport uit, waaruit blijkt:

    • a. het aantal aanwijzingen van meldingsplichtigen en vaststellingen van restricted lists,

    • b. het aantal ontvangen meldingen,

    • c. het aantal in verband met meldingen gemaakte afspraken,

    • d. welke problemen zijn gerezen bij de uitvoering van deze paragraaf.

  • 4 De compliance officers dragen er zorg voor dat de persoonlijke levenssfeer van de meldingsplichtigen zoveel mogelijk wordt gewaarborgd.

  • 5 De compliance officers ontvangen ieder voor het eigen taakgebied een afschrift van alle beschikkingen, correspondentie en afspraken met meldingsplichtigen en eventuele onderzoeken en zij archiveren deze in het register waarin zij ook de meldingen registreren.

Artikel 10

  • 1 Het hoofd van dienst wijst de medewerkers die binnen zijn dienstonderdeel werkzaamheden verrichten waaraan in het bijzonder het risico van financiële belangenverstrengeling of het risico van oneigenlijk gebruik van koersgevoelige informatie is verbonden schriftelijk aan als meldingsplichtige.

  • 2 Het hoofd van dienst kan voor een of meer meldingsplichtigen een restricted list vaststellen.

Artikel 11

  • 1 Van rechtswege zijn voor de duur van hun functievervulling aangewezen als meldingsplichtige:

    • a. de secretaris-generaal, en de loco secretaris-generaal,

    • b. de directeuren-generaal en de directeuren van de beleidsonderdelen bedoeld in de bijlage behorende bij het door de Minister van Economische Zaken vastgesteld besluit houdende regels inzake mandaat, volmacht en machtiging voor het ministerie,

    • c. het hoofd van dienst en de hoofden van een organisatie-onderdeel van:

      • 1°. de Dienst ICT Uitvoering,

      • 2°. de Dienst Landelijk Gebied, en

      • 3°. de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland,

    • d. de inspecteur-generaal van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit,

    • e. de leden van de Autoriteit Consument en Markt en de onder haar gezag werkzame medewerkers,

    • f. de directeur van het Centraal Planbureau,

    • g. de directeur Bureau Bestuursraad,

    • h. de directeur Communicatie,

    • i. de directeur Financieel-Economische Zaken,

    • j. de directeur Wetgeving en Juridische Zaken,

    • k. de compliance officers,

    • l. de leden van de centrale commissie dierproeven en de onder haar gezag werkzame medewerkers,

    • m. de leden van het nationaal comité en de onder zijn gezag werkzame medewerkers.

  • 2 Voor degenen, bedoeld in het eerste lid, geldt een restricted list die bestaat uit:

    • a. alle effecten: voor degenen, bedoeld in de onderdelen a tot en met k;

    • b. alle effecten betreffende bedrijven en instellingen die een belang hebben bij het verrichten van dierproeven: voor degenen, bedoeld in de onderdelen l en m.

Artikel 12

  • 1 Een meldingsplichtige meldt het bezit van zijn financiële belangen, indien deze de belangen van de dienst, zover deze in verband staan met zijn functievervulling, kunnen raken.

  • 2 In voorkomende gevallen meldt een meldingsplichtige voorts namens welke gelieerde derden hij financiële belangen beheert.

Artikel 13

  • 1 Het is de meldingsplichtige voor wie een restricted list is vastgesteld verboden de op die restricted list vermelde financiële belangen te bezitten of te verwerven.

  • 2 De meldingsplichtige verricht geen effectentransactie indien daardoor de schijn kan worden gewekt dat hij beschikte of kon beschikken over koersgevoelige informatie.

  • 3 De meldingsplichtige bevordert dat de met hem gelieerde derden geen financiële belangen bezitten of verwerven, die hij zelf ingevolge deze regeling niet zou mogen bezitten of verwerven.

Artikel 14

  • 1 De meldingsplichtige verricht meldingen door deze schriftelijk te richten tot zijn hoofd van dienst en toe te zenden aan de betrokken compliance officer.

  • 2 De meldingsplichtige maakt voor meldingen gebruik van het in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen formulier.

  • 3 In afwijking van het eerste lid zenden de compliance officers hun meldingen aan de secretaris-generaal en richten de leden van de Autoriteit Consument en Markt, de leden van de centrale commissie dierproeven en de leden van het nationaal comité hun meldingen aan de secretaris-generaal.

  • 4 Iedere melding geschiedt onverwijld nadat het feit dat of de gebeurtenis die gemeld moet worden aan de meldingsplichtige bekend is geworden.

Artikel 15

  • 1 Het hoofd van dienst kan geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de verplichtingen bedoeld in de artikelen 12 tot en met 14, indien de goede vervulling van de functie van de betrokken medewerker en het goed functioneren van de dienst in redelijkheid verzekerd blijft.

  • 2 Het hoofd van dienst verleent een ontheffing van artikel 13, eerste lid, voor zover de betrokken medewerker aantoont dat de betrokken financiële belangen krachtens een schriftelijke vrijehandbeheerovereenkomst worden beheerd door een derde en hij geen functies bekleedt binnen de organisatie van die derde.

  • 3 Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

  • 4 Het hoofd van dienst kan een ontheffing intrekken of wijzigen indien:

    • a. de feiten of omstandigheden op grond waarvan de ontheffing werd verleend zijn gewijzigd;

    • b. de medewerker de bij of krachtens artikel 61a van het Algemeen Rijksambtenarenreglement gestelde regels dan wel een aan de ontheffing verbonden voorschrift niet nakomt.

§ 5. Het aannemen van geschenken

Artikel 16

  • 1 Het is de medewerker toegestaan een standaard relatiegeschenk aan te nemen.

  • 2 Het is de medewerker niet toegestaan een ander geschenk aan te nemen:

    • a. met een waarde van meer dan € 50;

    • b. met een waarde van € 50 of minder, tenzij het hoofd van zijn organisatie-onderdeel hem daarvoor toestemming heeft verleend.

  • 3 Het is de medewerker in geen geval toegestaan geschenken te laten bezorgen op zijn huis- of postadres.

Artikel 17

  • 1 Indien een medewerker een geschenk wordt aangeboden met een waarde van meer dan € 50 of een ander geschenk dan een standaard relatiegeschenk, met een lagere waarde, doet hij hiervan terstond mededeling aan het hoofd van het organisatie-onderdeel waartoe hij behoort, onder vermelding van de vorm waarin het geschenk is aangeboden, de waarde van het geschenk, voor zover mogelijk, en de naam van de betrokken derde.

  • 2 Het hoofd van het organisatie-onderdeel registreert voor de geschenken met een waarde van meer dan € 50,- de in het eerste lid bedoelde vermelde gegevens, met gebruikmaking van het registratieformulier dat is opgenomen in de bij deze regeling behorende bijlage 3.

Artikel 18

  • 1 Het hoofd van het organisatie-onderdeel beslist over het al dan niet mogen aannemen van een ander geschenk dan een standaard relatiegeschenk, met een waarde van € 50 of minder.

  • 2 Als het hoofd van het organisatie-onderdeel niet binnen twee werkdagen na de mededeling, bedoeld in artikel 17, eerste lid, schriftelijk aan de medewerker heeft laten weten geen toestemming te verlenen tot het aannemen van het geschenk, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

Artikel 19

Indien een geschenk niet wordt aangenomen maakt het hoofd van het organisatie-onderdeel dat bekend aan de aanbieder van het geschenk, onder verwijzing naar het integriteitsbeleid van het ministerie.

Artikel 20

Indien de medewerker het geschenk dat niet mag worden aangenomen toch heeft aangenomen, draagt het hoofd van het organisatie-onderdeel, voor zover mogelijk, zorg voor teruggave daarvan, respectievelijk, als het een dienst betreft, voor vergoeding van de kosten van die dienst. Een geschenk dat niet kan worden teruggegeven wordt door het betrokken hoofd voor algemeen gebruik beschikbaar gesteld aan de medewerkers van zijn organisatie-onderdeel.

Artikel 21

  • 1 De hoofden van de organisatie-onderdelen verstrekken afschriften van de registratieformulieren aan hun hoofd van dienst.

  • 2 De hoofden van dienst doen jaarlijks vóór 1 februari aan het registratiepunt integriteit opgave van de in het voorgaande kalenderjaar binnen hun dienst gemelde geschenken met een waarde van meer dan € 50,– die zijn aangeboden aan de onder hen ressorterende medewerkers, door middel van het verstrekken van de in het eerste lid bedoelde afschriften.

§ 6. De vertrouwenspersoon integriteit

Artikel 22

  • 1 Er is ten minste één vertrouwenspersoon integriteit voor het ministerie.

  • 2 De vertrouwenspersoon integriteit ressorteert onder de secretaris-generaal.

Artikel 23

  • 1 De secretaris-generaal wijst een of meer medewerkers aan als vertrouwenspersoon integriteit.

  • 2 De aanwijzing geldt voor een periode van ten hoogste twee jaren.

Artikel 24

Artikel 25

De als vertrouwenspersoon integriteit aangewezen medewerkers overleggen onderling periodiek over de uitvoering van hun taak.

Artikel 26

De als vertrouwenspersoon integriteit aangewezen medewerkers brengen jaarlijks voor 1 maart aan de secretaris-generaal gezamenlijk een vertrouwelijk en geanonimiseerd verslag uit over het aantal malen dat zij zijn geraadpleegd en de onderwerpen waarover zij hebben geadviseerd in het voorgaande kalenderjaar, met daarbij aangegeven van welke vermoedens van een misstand zij eventueel hebben kennisgenomen.

§ 7. Het registratiepunt integriteit

Artikel 27

  • 1 Er is een registratiepunt integriteit.

  • 2 Het registratiepunt integriteit ressorteert onder de directeur Bedrijfsvoering.

Artikel 28

Het registratiepunt integriteit heeft tot taak:

  • a. het verwerken en bewerken van de opgaven van de hoofden van dienst van de in het voorgaande kalenderjaar gemelde nevenwerkzaamheden en aangeboden geschenken met een waarde van meer dan € 50,– van de onder hen ressorterende medewerkers;

  • b. het verwerken en bewerken van de opgaven van de hoofden van dienst van de in het voorgaande kalenderjaar geconstateerde inbreuken op de integriteit door de onder hen ressorterende medewerkers en de in dat kader getroffen maatregelen;

  • c. het inrichten en houden van een register van gemelde nevenwerkzaamheden.

Artikel 29

  • 1 Het registratiepunt integriteit brengt jaarlijks voor 15 maart aan de secretaris-generaal een vertrouwelijk en geanonimiseerd verslag uit over de gemelde nevenwerkzaamheden en geschenken en inbreuken op de integriteit en de in dat kader getroffen maatregelen.

  • 2 In het verslag zijn per dienstonderdeel opgenomen:

    • a. het aantal gemelde nevenwerkzaamheden en meldingen van wijziging;

    • b. het aantal malen dat voor nevenwerkzaamheden toestemming is verleend na het maken van nadere afspraken;

    • c. het aantal gemelde geschenken met een waarde van meer dan € 50;

    • d. indien meer dan 10% van de geschenken met een waarde van meer dan € 50,– is aangeboden door dezelfde derde: de naam van deze derde;

    • e. het aantal malen dat inbreuk is gemaakt op de integriteit;

    • f. de wijze waarop het betrokken hoofd van dienst de inbreuken heeft behandeld;

    • g. conclusies en aanbevelingen.

§ 8. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 30

  • 1 Voor de toepassing van de artikelen 2 tot en met 21 fungeert voor de hoofden van dienst de secretaris-generaal als hoofd van dienst of als hoofd van een dienst-onderdeel en voor de secretaris-generaal de minister.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, fungeert voor de leden van de centrale commissie dierproeven en de leden van het nationaal comité voor de toepassing van de artikelen 2 tot en met 21 de secretaris-generaal als hoofd van dienst en als hoofd van een dienstonderdeel.

Artikel 32

  • 2 De circulaires van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij betreffende:

    • a. geschenken, d.d. 12 oktober 1999, met kenmerk P&O 99-3600,

    • b. nevenwerkzaamheden, d.d. 26 april 1999, met kenmerk P&O 99-1753,

    • c. eed of belofte, d.d. 28 oktober 1998, met kenmerk TRCP&O 98-190,

    worden ingetrokken.

Artikel 33

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 4 maart 2013

De

Minister

van Economische Zaken,

H.G.J. Kamp

Bijlage 1. , behorende bij artikel 8

Registratieformulier Nevenwerkzaamheden voor het Hoofd van Dienst

Naam

 

Dienstonderdeel

 

Betreft kalenderjaar

 

Afdeling/cluster/team

 

Naam hoofd organisatieonderdeel

 

U wordt verzocht jaarlijks – uiterlijk 1 februari – opgave te doen van de onder u ressorterende medewerkers in het voorafgaande kalenderjaar aangemelde nevenwerkzaamheden en de ter zake genomen besluiten (zoals bedoeld in artikel 8 van de Regeling integriteitsbeleid EZ).

Let op!:

  • De nevenwerkzaamheden die u reeds in andere jaren hebt gemeld, hoeven niet meer gemeld te worden op dit formulier.

  • U wordt verzocht om dit formulier jaarlijks vóór 1 februari te zenden aan het Registratiepunt Integriteit

 

Omschrijving nevenwerkzaamheden

Naam van de organisatie

Toestemming verleend?

Welke afspraken zijn er gemaakt?

1.

       

2.

       

3.

       

4.

       

Datum en handtekening:

Toelichting op het Registratieformulier Nevenwerkzaamheden:

De regeling uitvoering integriteitbeleid EZ bevat de onderstaande bepalingen ten aanzien van nevenwerkzaamheden:

De medewerker doet aan het hoofd van zijn dienst schriftelijk opgave van de nevenwerkzaamheden, die hij verricht of van plan is te gaan verrichten, die de belangen van de dienst voor zover deze in verband staan met zijn functievervulling kunnen raken.

Dit hoeft niet indien er sprake is van activiteiten als bedoeld in artikel 33b van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en werkzaamheden ten behoeve van politieke partijen in de vrije tijd.

Opgave van de medewerkers aan het hoofd van dienst bevat de volgende gegevens:

  • A. Naam van de medewerker;

  • B. Zijn ambtelijke functie;

  • C. De aard van de nevenwerkzaamheden;

  • D. Het verband tussen die werkzaamheden en zijn functievervulling;

  • E. De naam van de natuurlijke of rechtspersoon ten behoeve van wie de nevenwerkzaamheden worden of zullen worden verricht.

Het hoofd van dienst beoordeelt of de nevenwerkzaamheden de goede vervulling van zijn functie door de medewerker of de goede functionering van de openbare dienst kunnen belemmeren. Indien de uitkomst positief is, verleent het hoofd van dienst schriftelijk toestemming voor het verrichten van de gemelde nevenwerkzaamheden.

Indien toestemming in beginsel tot een negatieve uitkomst leidt, onderzoekt het hoofd van dienst de mogelijkheid tot het maken van zodanige schriftelijke afspraken met de medewerker, dat de negatieve effecten die zijn verbonden aan het verrichten van die nevenwerkzaamheden teniet worden gedaan.

Indien dergelijke afspraken niet mogelijk zijn, verleent het hoofd van dienst geen toestemming voor het verrichten van de gemelde nevenwerkzaamheden.

Wet bescherming persoonsgegevens

Aan de medewerker wordt medegedeeld dat de gegevens worden verwerkt voor de beoordeling door het hoofd van dienst van de vraag of door het verrichten van de nevenwerkzaamheden de goede vervulling van de functie of het goed functioneren van de openbare dienst, voor zover deze in verband staan met de functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. De gegevens worden vervolgens verstrekt aan het registratiepunt integriteit, dat ze opneemt in het register van gemelde nevenwerkzaamheden als bedoeld in art. 61, tweede lid, van het ARAR, en daaruit een vertrouwelijk en geanonimiseerd verslag verstrekt aan de secretaris-generaal. Van topmanagers worden de gegevens openbaar gemaakt. De verantwoordelijke voor deze verwerkingen is de Minister van Economische Zaken, voor deze respectievelijk het hoofd van dienst en de directeur Bedrijfsvoering, Postbus 20401, 2500 EK DEN HAAG. Meer bijzonderheden over het gebruik van de persoonsgegevens treft u aan in het WBP-meldingenregister van EZ: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/persoonsgegevens/verwerking-en-toezicht-persoonsgegevens/meldingenregister-ministerie-van-economische-zaken-landbouw-en-innovatie.

Bijlage 2. , behorende bij artikel 14, tweede lid

Meldingsformulier financiële belangen

Naam medewerker

 

Betreft kalenderjaar

 

Dienstonderdeel

 

Afdeling/cluster/team

 

Naam hoofd van dienst

 

Financiële belangen:

   

Belang 1

Belang 2

Belang 3

1

Aard van het financiële belang:

     

2

Bedrijf/fonds waarop de financiële belangen betrekking hebben:

     

3

Waarde:

     

4

Kan dit financiële belang het dienstbelang raken? Waarom?

     

5

Wordt het belang beheerd namens een gelieerde derde? Zo ja, wie?

     

6

Datum waarop het financiële belang bekend is geworden:

     

7

Restricted list? (Ja/Nee)

     

8

Eerder verleende (gedeeltelijke) ontheffing o.g.v. art. 15? (Ja/Nee)

     

9

Overeenstemming met voorschriften verbonden aan de eerder verleende ontheffing? ¹(Ja/Nee)

     

10

Bijzonderheden/Afspraken:

     

¹ Bij melding van gewijzigde belangen, feiten of omstandigheden.

Datum en handtekening:

Toelichting bij het formulier financiële belangen

Meldingsplicht m.b.t. financiële belangen

Dit formulier wordt ingevuld door de medewerker. Via dit formulier meldt een meldingsplichtige het bezit van zijn financiële belangen. De medewerker is daartoe verplicht wanneer zijn belangen de belangen van de dienst, zover deze in verband staan met zijn functievervulling, kunnen raken. In bepaalde gevallen kan het bezit van financiële belangen wettelijk verboden zijn. Het hoofd van dienst wijst de medewerkers aan die meldingsplichtig zijn. Dat zijn de medewerkers die werkzaamheden verrichten waaraan in het bijzonder het risico van financiële belangenverstrengeling of het risico van oneigenlijk gebruik van koersgevoelige informatie is verbonden.

Onder het bezitten van financiële belangen wordt in ieder geval verstaan1:

  • a. het voor eigen rekening en risico doen houden van financiële belangen door een derde;

  • b. het verrichten van effectentransacties.

Gelieerde derden

In voorkomende gevallen meldt een meldingsplichtige namens welke gelieerde derden hij financiële belangen beheert. Gelieerde derden zijn:

  • de echtgenoot of partner, of een ander met wie een gemeenschappelijke huishouding wordt gevoerd;

  • (rechts)personen namens wie financiële belangen worden beheerd;

  • rechtspersonen waarin men zeggenschap heeft ten aanzien van concrete beleggingsbeslissingen.

Restricted list

Een restricted list is een voor de meldingsplichtige vastgestelde lijst met financiële belangen die hij/zij in ieder geval niet mag bezitten of verwerven. Het hoofd van dienst kan voor een of meer meldingsplichtigen een restricted list vaststellen.

Ontheffing

Indien er een ontheffing is gegeven van de meldplicht of het verbod op het bezit of de verwerving van financiële belangen of het verrichten van effectentransacties, wordt dit op het formulier vermeld. Aangegeven wordt wat die ontheffing inhoudt (zoals geheel of gedeeltelijk, en voor welke financiële belangen). Bij de vraag ’voorschriften aan de ontheffing’ wordt ingevuld welke voorschriften er zijn gesteld en in hoeverre het betrokken financiële belang in overeenstemming is (of niet) met die voorschriften. Als er sprake is van afspraken worden ook deze afspraken vermeld.

Opsturen formulier

Het formulier wordt gericht aan het hoofd van dienst, en gezonden aan de compliance officer. De compliance officer registreert de meldingen en adviseert het hoofd van dienst gevraagd en ongevraagd over de uitvoering en handhaving van de regeling over financiële belangen. Aan u kan worden gevraagd om nadere informatie te verstrekken, als daarvoor aanleiding bestaat op grond van de melding, of na de melding gebleken feiten en omstandigheden. U kunt de compliance officer raadplegen over uw financiële belangen in relatie tot integriteitsvragen.

Wet bescherming persoonsgegevens

Uw gegevens worden opgenomen in de registratie van meldingen als bedoeld in artikel 61a, tweede lid, van het ARAR door de betrokken compliance officer van het Ministerie van EZ. De gegevens worden verwerkt voor de beoordeling van de vraag of u financiële belangen heeft, effecten bezit of effectentransacties verricht waardoor de goede vervulling van uw functie of het goed functioneren van de openbare dienst, voor zover dit in verband staat met uw functievervulling, niet in redelijkheid zou zijn verzekerd. De gegevens zijn alleen toegankelijk voor diegenen die rechtstreeks betrokken zijn bij de naleving van de integriteitsregels. De verantwoordelijke voor deze verwerking is de Minister van Economische Zaken, Postbus 20401, 2500 EK DEN HAAG. Meer bijzonderheden over het gebruik van de persoonsgegevens treft u aan in het WBP-meldingenregister van EZ: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/persoonsgegevens/verwerking-en-toezicht-persoonsgegevens/meldingenregister-ministerie-van-economische-zaken-landbouw-en-innovatie.

Bijlage 3. , behorende bij artikel 17, tweede lid

Registratieformulier Geschenken

Naam hoofd van Dienst

 

Dienstonderdeel

 

Betreft kalenderjaar

 

U wordt verzocht jaarlijks – uiterlijk 1 februari van het kalenderjaar – opgave te doen van de geschenken met een waarde van meer dan € 50,– die u of de onder u ressorterende medewerkers zijn aangeboden in het daaraan voorafgaande kalenderjaar

(Zoals bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de Regeling integriteitsbeleid EZ)

 

(Bedrijfs) Naam schenker

Soort geschenk of dienst

Waarde van het geschenk

Aantal

Totale waarde

Aangenomen?

1.

           

2.

           

3.

           

4.

           

5.

           

6.

           

Totaal

           

Datum en handtekening:

Toelichting op het Registratieformulier Geschenken

Dit formulier wordt ingediend door het hoofd van Dienst.

De regeling integriteitsbeleid EZ bevat de onderstaande bepalingen ten aanzien van het aannemen van geschenken:

Onder geschenk wordt verstaan ‘een vergoeding, beloning, gift of belofte, in welke vorm dan ook, die aan een medewerker in zijn hoedanigheid van ambtenaar wordt aangeboden of gedaan door een derde en die strekt tot zijn privévoordeel’.

De medewerker mag een standaard relatiegeschenk aannemen. Denk daarbij aan balpennen, agenda’s en kalenders.

Als een medewerker een geschenk wordt aangeboden dat niet valt onder de definitie van een standaard relatiegeschenk, meldt hij/zij dat bij zijn/haar leidinggevende. Geschenken met een waarde van € 50,– of minder mogen alleen worden aangenomen als het hoofd van het organisatieonderdeel daarvoor toestemming heeft verleend. Geschenken met een waarde van meer dan € 50,– mogen nimmer worden aangenomen.

  1. Zie hiervoor nader de toelichting op de Regeling integriteitsbeleid EZ: Ook belangen die formeel bij anderen zijn ondergebracht kunnen voor de meldingsplichtige een financieel belang vormen. ^ [1]