46. Er kan sprake zijn van een ‘besluit van een ondernemersvereniging’ in de zin van
het kartelverbod, ook indien dit slechts wordt gepresenteerd als een vrijblijvende
aanbeveling.Voor het toepassen van het kartelverbod op een aanbeveling van een ondernemersvereniging
maakt het niet uit of de vereniging zegt dat het aan de leden is om te bepalen wat
zij met de aanbeveling doen. Om onder het begrip ‘besluit van een ondernemersvereniging’ te vallen is een formeel
besluit dus niet noodzakelijk. Het gaat er slechts om of de ondernemersverenigingen
of de aangesloten ondernemingen handelingen verrichten die ertoe strekken om de in
het kartelverbod bedoelde gevolgen teweeg te brengen, te weten een beperking en/of
vervalsing van de mededinging.Artikel 6 Mededingingswet is dus ook van toepassing op een ondernemersvereniging, voor zover haar eigen activiteiten
ertoe strekken de in die bepaling bedoelde gevolgen teweeg te brengen.
47. Een besluit van een ondernemersvereniging dient de getrouwe uitdrukking te vormen
van de wil van de vereniging om het gedrag van haar leden op de betrokken markt te
coördineren. Voor de factoren die hierbij een rol kunnen spelen, wordt verwezen naar
randnummer 17 van deze Richtsnoeren.
48. Een ondernemersvereniging mag haar leden op vele manieren bijstaan, bijvoorbeeld
door middel van belangenbehartiging, het geven van voorlichting, het fungeren als
aanspreekpunt voor de branche. Ook het doen van onderzoek en het bevorderen van de
kwaliteit van het aanbod van goederen en diensten is toegestaan, zolang hiermee de
mededinging niet direct of indirect negatief wordt beïnvloed.
49. Adviezen en aanbevelingen van ondernemersverenigingen die betrekking hebben op
(onderdelen van) prijzen en tarieven, met inbegrip van kortingen en toeslagen, zijn
naar hun aard mededingingsbeperkend en vallen daardoor onder het verbod van artikel
81, eerste lid, EG en/of artikel 6, eerste lid, Mededingingswet. Dergelijke prijsadviezen moeten worden gekwalificeerd als prijsafspraken.
50. Iedere ondernemer dient zelf zijn commerciële beleid en prijzen vast te stellen,
zonder het voorgenomen marktgedrag af te stemmen met zijn concurrenten. Een ondernemer
zal eerder geneigd zijn zijn prijzen te verhogen indien hij met een bepaalde mate
van zekerheid weet dat zijn concurrenten dit ook zullen doen. Het afgeven van adviezen
over prijzen door een ondernemersvereniging beperkt om die reden de onderlinge concurrentie
tussen de aangesloten ondernemingen. Hierdoor valt voor de ondernemingen deels de
prikkel weg om zo efficiënt mogelijk te werken, waardoor afnemers worden benadeeld
en in hun keuzevrijheid worden beperkt. Als gevolg daarvan vermindert de prijsconcurrentie.
51. Indien de ondernemersvereniging bijvoorbeeld adviezen verspreidt over de prijsstelling
van haar leden, brengt dit op zichzelf al mee dat de ondernemersvereniging in staat
is het gedrag van de leden te coördineren en dat dit derhalve invloed heeft op de
prijsstelling in de gehele markt. Het prijsadvies heeft tot doel een ijkpunt te vormen
en daarmee een zekere coördinatie te brengen in de prijsvorming.
52. Het vaststellen van adviesprijzen door een ondernemersvereniging beïnvloedt de
mededinging ongunstig. Dit kan ook het geval zijn bij uitspraken over de te verwachten
ontwikkelingen. Ook al zouden de adviezen nauwelijks in acht worden genomen of niet
door alle leden van een ondernemersvereniging worden gevolgd en vormen ze slechts
een berekeningsgrondslag, dan nog is het geven van dergelijke horizontale adviestarieven strijdig met het
kartelverbod. Zelfs indien er geen sprake is van een afdwingbare plicht tot het volgen van een
adviestarief, dan nog is het geven van de adviestarieven strijdig met het kartelverbod. Evenmin is van belang of de vrijheid voor de leden om hun eigen tarieven te bepalen
nauwelijks wordt aangetast, noch of de mededinging zich voornamelijk afspeelt ten
aanzien van andere concurrentieparameters. Aangenomen mag worden dat prijsadviezen
een merkbare invloed hebben op de mededinging in de markt, omdat deze tot doel hebben een ijkpunt te vormen en daarmee een zekere coördinatie
te brengen in de prijsvorming.
53. Aanbevelingen door een ondernemersvereniging over onderdelen van prijzen, zoals
het al dan niet verlenen van kortingen en minimaal benodigde marges en aanbevelingen met betrekking tot verhogingen van prijzen, vormen eveneens verboden
(horizontale) prijsadviezen. Het maakt hierbij geen verschil of een dergelijke aanbeveling
betrekking heeft op een hogere of een lagere prijs dan die welke tot stand zou zijn
gekomen bij vrije mededinging of zelfs een daaraan gelijke prijs. Ook het adviseren van een minimumprijs door een ondernemersvereniging strekt ertoe
de mededinging te beperken, omdat concurrentie met lagere prijzen uitgesloten wordt.
Calculatieschema’s en kostenramingen
54. Calculatieschema’s, opgesteld door een aantal ondernemingen of door een brancheorganisatie,
waaruit slechts duidelijk wordt welke posten van belang zijn bij het berekenen van
prijzen, beperken de mededinging niet en vallen niet onder het kartelverbod. Dergelijke schema’s laten immers voldoende vrijheid voor de ondernemer om zelf zijn
commerciële beleid en prijzen vast te stellen en leiden niet tot een uitschakeling
van de normale onzekerheid in de markt over het (voorgenomen) marktgedrag van marktdeelnemers.
55. Indien een brancheorganisatie kostenramingen geeft of in een calculatieschema
bedragen of verhogingspercentages bij posten opneemt, valt dit op zichzelf niet onder
het kartelverbod. Voorwaarde is dat de brancheorganisatie zich uitdrukkelijk beperkt
tot het geven van objectieve inlichtingen die het voor ondernemingen eenvoudiger maken
de eígen kostprijsstructuur te berekenen en aldus zelfstandig de verkoopprijzen vast
te stellen.
56. Indien de brancheorganisatie een kostenraming of een invulling van een calculatieschema
gepaard laat gaan met bijvoorbeeld de suggestie dat de vereniging het wenselijk acht
dat de leden kostenstijgingen (in een bepaalde mate) doorberekenen in hun prijzen
of de leden aanbeveelt hun marge of winstopslag op peil houden, valt dit onder het
kartelverbod. Hetzelfde geldt indien als gevolg van andere omstandigheden bij de leden
de indruk ontstaat dat de gesignaleerde kostenposten of kostenstijgingen richtinggevend
dienen te zijn voor het prijsbeleid van de onderneming.
57. Wat de aard van de informatie betreft, geldt dat de mededingingsbeperking minder
waarschijnlijk is naarmate de informatie objectiever is, meer geaggregeerd is, algemeen
toegankelijk is en op feiten uit het verleden betrekking heeft, zoals gegevens van
het Centraal Bureau voor de Statistiek, of het Centraal Planbureau en informatie op
basis van CAO’s. Naarmate de informatie sterker subjectief gekleurd is – zoals bij
een winstopslag of een norminkomen per definitie het geval is – de informatie eigen interpretaties en ‘vertalingen’ van algemene informatie naar
de branche bevat – zoals hieronder in voorbeeld 4 is aangegeven - gedetailleerder
is en tot individuele situaties of individuele ondernemingen herleidbaar is, of extrapolaties
naar de toekomst bevat ten aanzien van onvoorspelbare ontwikkelingen, zal eerder van
een verboden mededingingsbeperking sprake zijn. In die gevallen krijgt het advies
van de brancheorganisatie weer een normatief karakter, hetgeen de leden kan aanzetten
tot (uniforme) aanpassingen van hun prijzen, ongeacht hun eigen kostprijsontwikkeling.
58. In sommige gevallen zijn extrapolaties wel toegestaan, bijvoorbeeld bij het verwijzen
naar korte termijn prognoses van het CPB. Eveneens toegestaan zijn verwijzingen naar
kosten, bijvoorbeeld naar reeds aangekondigde kostenverzwarende of -verlichtende maatregelen
van de overheid mits zonder suggestie van doorberekening. Deze prognoses en maatregelen
zijn immers objectieve gegevens. Informatie binnen de branche omtrent aan werknemers
te betalen, gemiddelde lonen, alsmede een bandbreedte, zijn mededingingsrechtelijk
toegestaan mits deze gebaseerd zijn op objectieve informatie zoals neergelegd in CAO’s. Informatie over de gemiddelde prijs van producten binnen de branche is een onderwerp
dat direct invloed heeft op een bijzonder belangrijke concurrentiefactor prijs en
dat derhalve snel de concurrentie merkbaar beperkt. De leden hebben hiermee immers
een ijkpunt waaraan zij hun prijzen (uniform) kunnen aanpassen zonder hun eigen kostprijsontwikkeling
en kostenstructuur als uitgangspunt te nemen. Hetzelfde geldt bij het communiceren
van een bandbreedte waarbinnen de prijzen en tarieven van de leden zich bewegen, bijvoorbeeld
dat de stijging van de tarieven ligt tussen de 4% en 8%, waarbij het laagste percentage
gaat gelden als een door de brancheorganisatie minimum aanbevolen tariefstijging.
Voorbeeld 1
Een ondernemersvereniging meldt (CAO-)loonkostencijfers en inflatiecijfers aan haar
leden. De melding hiervan is in beginsel toegestaan, omdat deze cijfers op objectief
beschikbare gegevens zijn gebaseerd.
Voorbeeld 2
Een ondernemersvereniging is actief in de markt voor dienstverlening. De ondernemersvereniging
heeft een rekenvoorbeeld vastgesteld. Het rekenvoorbeeld bevat een aantal concrete
normbedragen voor het inkomen en het jaarlijkse aantal diensten voor een ‘ideale’
dienstverlening in die markt, resulterend in een ‘normtarief’. Dit is een mededingingsbeperkend
prijsadvies en dus niet toegestaan.
Voorbeeld 3
Een ondernemersvereniging verstrekt de volgende gegevens aan haar leden: het algemene
prijsindexcijfer bedraagt 2% en de stijging van de CAO-lonen bedraagt 3%. Het eerste
cijfer is afkomstig van het CPB en is bepalend voor de kosten van de overhead, het
tweede cijfer is informatie op basis van de CAO-afspraken en is bepalend voor de loonkosten.
Deze gegevens zijn objectief van aard en algemeen toegankelijk en om die reden beperkt
dit de mededinging niet als de ondernemersvereniging deze informatie verstrekt aan
haar leden. Dit is dus toegestaan. Stel dat de ondernemersvereniging hieraan toevoegt
dat de leden het eerste bedrag voor een kwart in de gemiddelde kosten dienen mee te
tellen en het tweede bedrag voor driekwart en dat de exacte kostenstijging voor die
specifieke branche derhalve 2,75% bedraagt. Op deze wijze ‘vertaalt’ de ondernemersvereniging
algemene informatie naar informatie specifiek voor die branche en geeft hieraan een
eigen interpretatie. Zij kent hieraan een subjectief karakter toe. Het bewerken van
objectieve cijfers tot een gemiddelde is derhalve mededingingsbeperkend en dus niet
toegestaan. De leden zullen immers dit gemiddelde als ijkpunt nemen waaraan zij hun
eigen kostenstijgingen (uniform) kunnen aanpassen zonder hun eigen kostprijsontwikkeling
en kostenstructuur als uitgangspunt te nemen.
Voorbeeld 4
Een ondernemersvereniging maakt gebruik van een zogeheten exploitatiebegroting. Deze
begroting bevat een aantal kostenposten, met achter iedere post een percentage. Deze
percentages worden aangeduid als de richtlijn van de ondernemersvereniging en maken
deel uit van de totale kosten van de onderneming. Samen met de exploitatiebegroting
wordt een ‘tarievenberekening in 10 stappen’ toegestuurd aan de hand waarvan een ondernemer
zijn kostprijs per activiteit kan berekenen. Het is toegestaan om de kostenposten
waarvoor objectieve gegevens beschikbaar zijn met een percentage weer te geven. Overige
kostenposten die niet objectief zijn, mogen niet op deze wijze met een percentage
worden weergegeven. Echter, een exploitatiebegroting die leidt tot een tarievenberekening
is niet toegestaan. Een ondernemer wordt niet langer, althans minder, geprikkeld zijn
kosten (inclusief winstaandeel) omlaag te brengen en daarmee zijn tarieven te verlagen
als het aandeel van een bepaald onderdeel in zijn totale kosten gelijk (of lager)
is aan het door zijn vereniging voorgehouden aandeel.
Vergelijkingsmodellen
59. Het opstellen van vergelijkingsmodellen op grond waarvan een onderneming haar
eigen kostenstructuur of prestaties kan vergelijken met het gemiddelde van de branche
of met een best practice die als benchmark kan dienen, is toegestaan indien er geen
sprake is van verdergaande samenwerking. 60. Indien echter op grond van dergelijke vergelijkingsmodellen concrete aanbevelingen
worden gedaan of conclusies worden getrokken waardoor een deel van de betrokken ondernemingen
zich op de markt op uniforme wijze kan gaan gedragen, dan houden deze aanbevelingen
en conclusies een verboden mededingingsbeperking in. Wat betreft aanbevelingen of
adviezen gedaan op grond van vergelijkingsmodellen geldt hetzelfde als hetgeen hiervoor
in randnummers 46 e.v. staat over adviezen en de factoren als genoemd onder calculatieschema’s
en kostenramingen, in het bijzonder randnummers 55 en 56.
Voorbeeld 5
Een ondernemersvereniging stelt een vergelijkingsmodel op. Het model bevat per kostenpost
de ontwikkelingen van het afgelopen jaar op basis van de CAO-afspraken en gegevens
van het Centraal Planbureau. De genoemde posten zijn die van energie, loonkosten,
huisvesting, reclame en klantenservice. Een ondernemersvereniging mag kosten van objectieve
gegevens aan haar leden presenteren. Het is dan aan de ondernemer zelf om te bepalen
of, en zo ja, in hoeverre hij aan deze ontwikkelingen gevolg geeft.