Beleidsregels inzake depot en openbaarmaking OPTA

[Regeling vervallen per 02-12-2012.]
Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 05-06-2000.
Geldend van 05-06-2000 t/m 01-12-2012

Beleidsregels inzake depot en openbaarmaking OPTA

§ 1. Gelet op artikel 6.2. lid 1 van de Telecommunicatiewet1 (verder: Tw) en overwegende dat

[Regeling vervallen per 02-12-2012]

– het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) (verder: het college) belast is met de uitvoering en handhaving van regels op het gebied van telecommunicatie en post;

– marktpartijen op grond van artikel 6.2 lid 1 van de Tw verplicht zijn om afschriften van interconnectie-overeenkomsten en overeenkomsten inzake bijzondere toegang2 alsmede wijzigingen hierin, zoals bedoeld in artikel 6.1 lid 6 van de Tw, te deponeren bij het college;

– de wetgever met deze verplichting onder meer heeft beoogd om het college in staat te stellen te bezien of partijen daadwerkelijk tot (interconnectie)overeenkomsten komen;

– het college op grond van artikel 6.2 lid 2 van de Tw kan oordelen dat een overeenkomst strijdig is met het bepaalde bij of krachtens de Tw en partijen daarvan in kennis kan stellen onder mededeling van de onderdelen die naar zijn oordeel wijziging behoeven;

– zolang de door het college aangegeven wijzigingen niet zijn aangebracht, door betrokken aanbieders niet is voldaan aan artikel 6.1 van de Tw;

– het college op grond van artikel 6.2 lid 3 van de Tw de bij hem gedeponeerde overeenkomsten op verzoek aan belanghebbenden ter beschikking kan stellen, met uitzondering van naar het oordeel van het college als vertrouwelijk aan te merken bedrijfsgegevens;

– de wetgever met de openbaarmaking aan belanghebbenden heeft beoogd dat deze de overeenkomsten in kunnen zien en zich hierdoor goed kunnen oriënteren op de bestaande en onderhandelbare interconnectie-voorwaarden, de interconnectie-voorwaarden inzake huurlijnen en de voorwaarden inzake bijzondere toegang;

– de openbaarmakingsregeling van artikel 6.2 lid 3 van de Tw een aan de Wet openbaarheid van bestuur derogerende en, voor zover het de openbaarmaking betreft, uitputtende regeling vormt;

– beleidsregels dienen te worden vastgesteld die enerzijds voorzien in een nadere invulling van de deponeringsplicht zoals geformuleerd in artikel 6.2 lid 1 van de Tw en anderzijds de wijze van openbaarmaking van gedeponeerde overeenkomsten aan belanghebbenden nader invult, heeft het college de volgende regels met betrekking tot depot en openbaarmaking van interconnectie-overeenkomsten en overeenkomsten inzake bijzondere toegang vastgesteld.

§ 2. Het wettelijk kader

[Regeling vervallen per 02-12-2012]

Art. 6.2 van de Tw:

  • '1. Van overeenkomsten als bedoeld in art. 6.1, zesde lid, en wijzigingen daarin, wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen een week nadat bedoelde overeenkomsten zijn gesloten, onderscheidenlijk bedoelde wijzigingen zijn overeengekomen, een afschrift gedeponeerd bij het college.

  • 2. Indien het college van oordeel is dat een overeenkomst strijdig is met het bepaalde bij of krachtens deze wet, stelt het de partijen daarvan in kennis onder mededeling van de onderdelen die naar zijn oordeel wijziging behoeven. Zolang die wijzigingen niet zijn aangebracht, is door betrokken aanbieders niet voldaan aan art. 6.1.

  • 3. Het college kan een afschrift van bij hem gedeponeerde overeenkomsten op verzoek aan belanghebbenden ter beschikking stellen, met uitzondering van naar het oordeel van het college als vertrouwelijk aan te merken bedrijfsgegevens.’

§ 3. Definities

[Regeling vervallen per 02-12-2012]

Belanghebbenden: (potentiële) aanbieders die aannemelijk maken diensten met betrekking tot interconnectie, huurlijnen of bijzondere toegang aan te bieden en/of af te nemen of af te gaan nemen. Het zijn van een belanghebbende kan bijvoorbeeld blijken uit een (notariële) akte tot oprichting van een onderneming of uit een ondernemingsplan.

College: college, genoemd in artikel 2 van de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit3.

Depotplichtige partijen: aanbieders als bedoeld in artikel 6.1 lid 1, 2 en 5 van de Tw alsmede aanbieders, aangewezen door college krachtens artikel 6.4 lid 1 van de Tw.

Hieronder vallen:

  • a) bij interconnectie-overeenkomsten: alle aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten in Nederland, die daarbij de toegang tot netwerkaansluitpunten van eindgebruikers controleren.

  • b) bij interconnectie-overeenkomsten inzake huurlijnen: alle aanbieders van huurlijnen in Nederland.

  • c) bij bijzondere toegangsovereenkomsten: aanbieders met aanmerkelijke marktmacht.

Interconnectie-overeenkomst: overeenkomst als bedoeld in artikel 6.1 lid 6 van de Tw.

Hieronder valt in ieder geval:

  • a) een overeenkomst op basis waarvan interconnectie tot stand komt;

  • b) een overeenkomst op basis waarvan interconnectie met buitenlandse telecommunicatienetwerken tot stand komt;

  • c) een overeenkomst op basis waarvan interconnectie tot stand komt met gebruikmaking van huurlijnen.

Openbaarmaking: het verstrekken van een afschrift en/of het verlenen van inzage.

Openbare versie: de versie van een interconnectie-overeenkomst of overeenkomst inzake bijzondere toegang die beschikbaar wordt gesteld aan belanghebbenden.

Overeenkomst inzake bijzondere toegang: overeenkomst als bedoeld in artikel 6.9 lid 1 en 2 juncto 6.1 lid 6 van de Tw op basis waarvan bijzondere toegang als gedefinieerd in artikel 1.1 sub j van de Tw tot stand komt.

Hieronder valt in ieder geval:

  • a) overeenkomst op basis waarvan bijzondere toegang tot stand komt.

  • b) overeenkomst op basis waarvan interconnectie tot stand komt in verband met bijzondere toegang.

Voorgestelde openbare versie: door de depotplichtige partij zelf aangepaste en bij het college ingediende versie van een interconnectie-overeenkomst of overeenkomst inzake bijzondere toegang ten behoeve van de vaststelling van een openbare versie door het college.

§ 4. Reikwijdte van de beleidsregels

[Regeling vervallen per 02-12-2012]

Deze beleidsregels richten zich wat betreft het depot van de interconnectie-overeenkomsten en overeenkomsten inzake bijzondere toegang tot de ‘depotplichtige partijen’ en voor wat betreft de openbaarmaking van de interconnectie-overeenkomsten en overeenkomsten inzake bijzondere toegang tot de ‘belanghebbenden’. Het college verstaat onder overeenkomsten alle vormen waarin afspraken voorkomen met betrekking tot interconnectie en/of bijzondere toegang, ongeacht de kwalificatie die partijen hieraan zelf geven. Hierbij kan gedacht worden aan mondelinge overeenkomsten, ‘side-letters’ en elektronische berichten.

Met de in paragraaf 3 genoemde definitie van het begrip ‘depotplichtige partijen’ is de Tw gevolgd. In afwijking op de Interconnectierichtlijn, waar alleen voor partijen met aanmerkelijke marktmacht een deponeringsplicht bestaat, is in de Tw gekozen om de verplichting tot het deponeren van de interconnectie-overeenkomsten op te leggen aan alle interconnectieplichtige partijen4. Immers het recht op als de verplichting tot interconnectie rust op alle partijen die binnen Nederland de toegang tot netwerkaansluitpunten van eindgebruikers controleren. Ten behoeve van de interoperabiliteit van hun dienstverlening is maximale transparantie in de markt wenselijk. De verplichting tot deponering van overeenkomsten inzake bijzondere toegang beperkt zich tot partijen met aanmerkelijke marktmacht. Alleen deze partijen zijn immers verplicht om te voldoen aan alle redelijke verzoeken tot bijzondere toegang. Door het deponeren van de desbetreffende overeenkomsten is het voor marktpartijen mogelijk inzicht te verkrijgen in hetgeen een redelijk verzoek kan zijn.

§ 5. Doel van de deponering en openbaarmaking

[Regeling vervallen per 02-12-2012]

Op grond van de Tw dient de deponering van volledige exemplaren van interconnectie-overeenkomsten en overeenkomsten inzake bijzondere toegang drie doelen, te weten:

  • 1. Het college de mogelijkheid te bieden toezicht te houden op de naleving van de bepaling dat partijen daadwerkelijk tot een interconnectie-overeenkomst en/of overeenkomst inzake bijzondere toegang zijn gekomen5. Dit toezicht is van belang met het oog op de daadwerkelijke interoperabiliteit van dienstverlening aan eindgebruikers.

  • 2. De deponering van interconnectie-overeenkomsten en overeenkomsten inzake bijzondere toegang vormt een voorwaarde om deze overeenkomsten, zoals artikel 6.2 lid 3 van de Tw bepaald, te kunnen openbaren aan ‘belanghebbenden’ en daarmee de transparantie van de markt te bevorderen.

  • 3. Het college de mogelijkheid te bieden toezicht te houden op de naleving van de bepalingen bij of krachtens de Tw.

§ 6. Uitwerking van de deponeringsplicht

[Regeling vervallen per 02-12-2012]

  • 1. Depotplichtige partijen verstrekken aan het college een afschrift van alle op en na 15 december 1998 van kracht zijnde interconnectie-overeenkomsten en overeenkomsten inzake bijzondere toegang alsmede de wijzigingen daarin.

  • 2. Depotplichtige partijen dienen in geval van wijziging(en) in de tekst van de interconnectie-overeenkomst en/of overeenkomst inzake bijzondere toegang opnieuw de gehele gewijzigde overeenkomst te deponeren, waarbij, eventueel in een begeleidend schrijven, duidelijk is aangegeven op welke punten wijzigingen in de overeenkomst zijn doorgevoerd.

  • 3. Het college dient uiterlijk een week na het afsluiten van de onder punt 1 en punt 2 bedoelde te deponeren overeenkomsten, door middel van depot in het bezit te komen van een afschrift van onderhavige overeenkomst.

  • 4. De afschriften en voorgestelde openbare versies dienen zowel schriftelijk als in elektronische vorm6 te worden aangeleverd.

  • 5. Bij de deponering van de afschriften en voorgestelde openbare versies dient de depotplichtige partij schriftelijk te verklaren dat met deponering van de overeenkomst(en) het desbetreffende depot volledig is alsmede aan te geven dat er geen andere mondelinge of schriftelijke afspraken bestaan met betrekking tot interconnectie, bijzondere toegang en/of huurlijnen.

  • 6. De afschriften en openbare versies van op en na 15 december 1998 van kracht zijnde overeenkomsten en wijzigingen daarin worden door het college gearchiveerd.

§ 7. Openbaarheid en vertrouwelijkheid

[Regeling vervallen per 02-12-2012]

  • 1. Een depotplichtige partij kan verzoeken om bepaalde bedrijfsgegevens uit interconnectie-overeenkomsten en overeenkomsten inzake bijzondere toegang als vertrouwelijk aan te merken. Een gemotiveerd verzoek daartoe dient zij, tezamen met de door haar voorgestelde openbare versie, voor te leggen aan het college.

  • 2. Het college is voornemens, indien er bij een interconnectie-overeenkomst en/of overeenkomst inzake bijzondere toegang één of meer partij(en) met aanmerkelijke marktmacht contractpartij is/zijn, de (interconnectie)diensten, (interconnectie)tarieven en de (interconnectie)voorwaarden van deze partij( en) niet als vertrouwelijk aan te merken.

    Het college is voornemens positief te beslissen op verzoeken van partijen om (interconnectie)tarieven, die worden aangeboden door partijen die niet zijn aangewezen als aanmerkelijke marktmacht, als vertrouwelijk aan te merken en derhalve niet op te nemen in de openbare versie. Andere bedrijfsgegevens van laatstgenoemde partijen welke deel uitmaken van de interconnectie-overeenkomst en/of overeenkomst inzake bijzondere toegang worden slechts dan als vertrouwelijk aangemerkt indien aangetoond wordt dat deze onderdeel uitmaken van de commerciële strategie van de betreffende partijen.

  • 3. Indien het college constateert dat de voorgestelde openbare versies van de bij een overeenkomst betrokken partijen ten opzichte van elkaar afwijken, stelt hij betrokken partijen hiervan in kennis en worden beide partijen in de gelegenheid gesteld hun zienswijze kenbaar te maken. Het college bepaalt hierna welke onderdelen uit de overeenkomst als vertrouwelijk aan te merken zijn en niet in de openbare versie opgenomen worden.

  • 4. Indien het college bij de bepaling van onderdelen van een overeenkomst die als vertrouwelijk zijn aan te merken afwijkt van door (één van de) betrokken partijen gedeponeerde voorgestelde openbare versie, stelt hij betrokken partijen hiervan in kennis en worden beide partijen in de gelegenheid gesteld hun zienswijze kenbaar te maken. Het college bepaalt hierna welke onderdelen uit de overeenkomst als vertrouwelijk aan te merken zijn en niet in de openbare versie opgenomen worden.

  • 5. Het college zal na zijn beslissing betreffende de bepaling van welke onderdelen uit de overeenkomst als vertrouwelijk zijn aan te merken, de openbare versie van de overeenkomst niet eerder openbaar maken dan een week na de bekendmaking van de daartoe strekkende beslissing van het college aan belanghebbenden.

    Tegen de in deze paragraaf onder punt 4 genoemde beslissing kan (kunnen) de belanghebbende(n) op grond van artikel 6:4 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) een bezwaarschrift indienen bij het college. Het indienen van een bezwaarschrift heeft echter geen opschortende werking.

    Het college hanteert wel een termijn van een week om aldus de belanghebbende(n) in de gelegenheid te stellen om een verzoek om een voorlopige voorziening, als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb, inhoudende de opschorting van de beslissing van het college, in te dienen bij de president van de rechtbank Rotterdam.

    Indien met betrekking tot de bedoelde beslissing van het college een verzoek om een voorlopige voorziening is gedaan worden de gegevens waarin in het verzoek om informatie is gevraagd niet eerder openbaar gemaakt dan het moment waarop de schriftelijke uitspraak van de president van de rechtbank is bekendgemaakt.

  • 6. Het college geeft het in de openbare versie aan, indien bepaalde gegevens verwijderd zijn.

§ 8. Uitwerking beoordeling

[Regeling vervallen per 02-12-2012]

Door een depot als bedoeld in artikel 6.2 lid 2 van de Tw neemt het college kennis van de door beide partijen als tussen hen gesloten en geldende voorwaarden voor interconnectie. Indien het college van oordeel is dat (onderdelen van) deze overeenkomst in strijd is (zijn) met het bepaalde bij of krachtens de Tw, zal hij conform artikel 6.2 lid 2 van de Tw partijen hiervan gemotiveerd mededeling doen en hen opgave doen van de onderdelen die binnen een daarbij aan te geven termijn moeten worden gewijzigd.

§ 9. Uitwerking van het recht tot inzage en verstrekking van afschriften

[Regeling vervallen per 02-12-2012]

  • 1. Het college stelt met inachtneming van paragraaf 10 de openbare versies van de bij haar gedeponeerde overeenkomsten beschikbaar voor inzage door belanghebbenden.

  • 2. Op grond van artikel 6.2 lid 3 van de Tw kan het college, met inachtneming van paragraaf 11, – op verzoek van een belanghebbende – een afschrift van een interconnectie-overeenkomst en/of een overeenkomst inzake bijzondere toegang verstrekken.

§ 10. Procedure terinzagelegging

[Regeling vervallen per 02-12-2012]

  • 1. Om feitelijke inzage te verkrijgen moet minimaal twee weken voor de gewenste inzagedatum schriftelijk om inzage worden verzocht bij OPTA.

  • 2. In het onder 1 van deze paragraaf genoemde verzoek moet aangetoond worden dat de verzoeker voldoet aan de definitie van belanghebbende zoals vermeld in paragraaf 3 van deze beleidsregels.

  • 3. Het college bericht een verzoeker schriftelijk of inzage is toegestaan en zo ja, op welke datum en tijdstip; het is mogelijk om in overleg een andere datum vast te stellen.

  • 4. Een weigering op het verzoek om inzage wordt de verzoeker schriftelijk en met redenen omkleed meegedeeld.

  • 5. Indien een overeenkomst, waarvoor het college een inzage-verzoek ontvangt niet in depot is gegeven, doet het college hiervan mededeling aan de verzoeker.

  • 6. Inzage vindt plaats ten kantore van de OPTA.

§ 11. Procedure verstrekking afschriften

[Regeling vervallen per 02-12-2012]

  • 1. Om verstrekking van afschriften dient schriftelijk te worden verzocht bij het college.

  • 2. In het onder 1 van deze paragraaf genoemde verzoek moet aangetoond worden dat de verzoeker voldoet aan de definitie van belanghebbende zoals vermeld in paragraaf 3 van deze beleidsregels.

  • 3. Het college bericht een verzoeker per brief of hij voor verstrekking van de gewenste afschriften in aanmerking komt en stelt deze afschriften, indien toegestaan, daarbij ter beschikking.

  • 4. Komt de verzoeker voor de gewenste verstrekking van afschriften niet in aanmerking dan verstrekt het college aan de verzoeker schriftelijk de redenen van de afwijzing.

  • 5. Indien een overeenkomst, waarvoor het college een verzoek tot afschrift ontvangt niet in depot is gegeven, doet het college hiervan mededeling aan de verzoeker.

  • 6. De verstrekking van afschriften van de betreffende overeenkomst(en) geschiedt per aangetekende post met bevestiging van ontvangst en zal plaatsvinden tegen vergoeding van de kosten.

§ 12. Register

[Regeling vervallen per 02-12-2012]

Het college houdt uitsluitend voor haar eigen administratie een register bij van belanghebbenden die om inzage in dan wel afschriften van interconnectie-overeenkomsten en overeenkomsten inzake bijzondere toegang hebben verzocht en/of verkregen. Het college verstrekt geen informatie aan derden over de vraag, door wie inzage of afschrift is verzocht dan wel is of zal worden verkregen. Het register wordt niet beschikbaar gesteld aan derden noch worden over de inhoud mededelingen verstrekt.

§ 13. Looptijd beleidsregels

[Regeling vervallen per 02-12-2012]

  • 1. Deze beleidsregels gelden in beginsel voor onbepaalde tijd.

  • 2. Wijzigingen en/of aanvullingen ten aanzien van deze beleidsregels worden gepubliceerd in de Staatscourant.

§ 14. Adres OPTA

[Regeling vervallen per 02-12-2012]

De interconnectie-overeenkomsten en overeenkomsten inzake bijzondere toegang dienen gedeponeerd te worden bij:

Het College van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit

Ter attentie van de afdeling Interconnectie en Bijzondere Toegang

Postbus 90420

2509 LK Den Haag

Tevens dienen verzoeken om bepaalde bedrijfsgegevens als vertrouwelijk aan te merken en/of verzoeken om inzage of afschriften gericht te worden aan dit adres.

‘s-Gravenhage, 31 mei 2000.

Het College van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit
namens het college,

de voorzitter,

J.C. Arnbak.

  1. Wet van 19 oktober 1998, Stb. 1998, 610. ^ [1]
  2. Artikel 6.9 lid 2 juncto 6.2 lid 1 Telecommunicatiewet. ^ [2]
  3. Wet van 5 juli 1997 Stb. 1997, 320. ^ [3]
  4. Kamerstukken II 1996/97, 25 533, nr. 3, p. 97. ^ [4]
  5. Kamerstukken II 1996/97, 25 533, nr. 3, p. 97. ^ [5]
  6. PDF-formaat/Word. ^ [6]