Verordening op de Raad voor Toezicht

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2014.
Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2015

Verordening op de Raad voor Toezicht

De ledenvergadering van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants,

Gelet op de artikelen 5, eerste lid en 19, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep;

Stelt de volgende verordening vast:

Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. De Raad voor Toezicht

Artikel 2

  • 1 Er is een Raad voor Toezicht, hierna te noemen: de Raad.

  • 2 De Raad heeft tot taak:

    • a. het bij wege van mandaat of uit hoofde van volmacht namens het bestuur houden van toezicht op de beroepsuitoefening door accountants;

    • b. het gevraagd en ongevraagd adviseren van het bestuur ten aanzien van de indiening van een klacht als bedoeld in artikel 22 van de Wet tuchtrechtspraak accountants.

  • 3 In de uitoefening van zijn taken wordt de Raad bijgestaan door een secretaris welke wordt aangewezen door het bestuur.

  • 4 De Raad kan in het kader van zijn taken externe deskundigen, waaronder accountants, inschakelen.

Artikel 3

  • 1 De Raad bestaat uit de volgende leden:

    • a. een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter; en

    • b. vijf accountants.

  • 2 De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter zijn werkzaam of zijn werkzaam geweest als rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast en zijn geen accountant.

  • 3 De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter mogen niet in relatie staan tot een accountantspraktijk of een accountantsafdeling, anders dan in een cliëntrelatie.

  • 4 De leden van de Raad worden door het bestuur benoemd voor een periode van vier jaar. Een lid kan eenmaal worden herbenoemd.

  • 5 De leden treden af volgens een door het bestuur vast te stellen rooster. Het rooster wordt zodanig ingericht, dat voor zover mogelijk telkenmale hetzelfde aantal leden aftreedt.

  • 6 Hij die benoemd is ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, treedt af op het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden.

  • 7 Hij die benoemd is ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats, kan eenmaal worden herbenoemd.

Artikel 4

  • 1 Een lid van de Raad is onpartijdig en onafhankelijk.

  • 2 Het lidmaatschap van de Raad is onverenigbaar met:

    • a. het lidmaatschap van het bestuur;

    • b. het lidmaatschap van het College van Beroep voor het bedrijfsleven;

    • c. het lidmaatschap van de accountantskamer;

    • d. een dienstverband met de beroepsorganisatie;

    • e. het lidmaatschap van een ledengroepbestuur; en

    • f. het lidmaatschap van het door het bestuur ingesteld Adviescollege voor Beroepsreglementering.

Artikel 5

  • 1 Het lidmaatschap van de Raad eindigt:

    • a. op verzoek van het lid;

    • b. bij het bereiken van de zeventigjarige leeftijd;

    • c. bij het verstrijken van de zittingsduur;

    • d. na het onherroepelijk worden van een door de accountantskamer opgelegde tuchtrechtelijke maatregel;

    • e. bij een daartoe strekkende beslissing van het bestuur na een voordracht van de Raad wegens ongeschiktheid; en

    • f. bij overlijden.

  • 2 Het lid van de Raad, dat ingevolge sub b of c van het eerste lid aftreedt, kan op verzoek van de voorzitter zijn functie behouden met betrekking tot die zaken aan welke behandeling hij heeft deelgenomen, doch die op het tijdstip van zijn aftreden nog niet zijn afgedaan.

Artikel 6

  • 1 Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van de Raad en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens geheimhouding geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel 7

  • 1 De Raad vergadert zo dikwijls hij zulks nodig oordeelt.

  • 2 Een lid neemt geen deel aan de beraadslaging en onthoudt zich van medestemmen over aangelegenheden waarbij sprake kan zijn van een bedreiging van zijn objectiviteit.

  • 3 Voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming, is de meerderheid van de uitgebrachte stemmen vereist.

  • 4 Ieder lid brengt slechts één stem uit.

  • 5 De Raad neemt geen beslissingen indien niet ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden, die zich niet van stemming moeten onthouden, aan de stemming over het besluit heeft deelgenomen.

Hoofdstuk 3. Toezicht

Artikel 8

  • 1 De Raad bepaalt met inachtneming van het tweede lid van dit artikel en de grenzen van het mandaat en de volmacht welke aan hem door het bestuur zijn verleend, de invulling van de in artikel 2, tweede lid, bedoelde taak en de daarbij te hanteren werkwijze.

  • 3 De Raad kan een onderzoek instellen indien sprake is van een redelijk vermoeden van niet-naleving van voor accountants geldende beroepsnormen.

Hoofdstuk 4. Overige bepalingen

Artikel 9

Jaarlijks voor 1 april brengt de Raad een geanonimiseerd verslag uit omtrent zijn werkzaamheden in het afgelopen kalenderjaar en maakt dit openbaar.

Hoofdstuk 5. Overgangsbepalingen

Artikel 10

Bij de inwerkingtreding van deze verordening, wordt de Raad gevormd door de leden zoals die door het bestuur per 1 januari 2013, dan wel nadien zijn benoemd tot lid van de gezamenlijke Raad voor Toezicht van NIVRA en NOvAA, met inachtneming van het rooster van aftreden dat bij die benoemingen is vastgesteld.

Artikel 11

Beslissingen genomen door de gezamenlijke Raad voor Toezicht van NIVRA en NOvAA op grond van de Verordening op de Raad voor Toezicht (Stcrt. 2013, 451) of de Verordening op de Raad voor Toezicht (Stcrt. 2013, 730) worden geacht te zijn genomen door de Raad op grond van deze verordening.