De ISD-maatregel is blijkens de parlementaire geschiedenis in het leven geroepen als
alternatief voor een gevangenisstraf. De ISD-maatregel kan daarom niet samen met een gevangenisstraf worden opgelegd.
Dit brengt mee dat ook een voorwaardelijke ISD-maatregel niet gecombineerd kan worden
met een gevangenisstraf als sanctie voor hetzelfde feitencomplex. Evenmin is een combinatie
van een voorwaardelijke gevangenisstraf met een (onvoorwaardelijke) ISD-maatregel
mogelijk met betrekking tot hetzelfde feitencomplex.
Aangezien de ISD-maatregel een alternatieve sanctie is voor de gevangenisstraf, wordt
de maatregel niet gevorderd bij ontoerekeningsvatbaarheid in de zin van artikel 39 Sr.
Als de verdachte een stelselmatige dader is zoals bedoeld in deze richtlijn, dan overweegt
de officier van justitie de vordering van de ISD-maatregel.
De ISD-maatregel kan ook gevorderd worden wanneer de verdachte geen vaste woon- of
verblijfplaats in gemeente of regio heeft.
Het karakter van de ISD-maatregel is primair de langdurige insluiting en is daarnaast
gericht op gedragsbeïnvloeding. Dat betekent dat een ISD-maatregel ook aangewezen
kan zijn wanneer voor de betrokkene niet een programma met erkende gedragsinterventies
en vaardigheidstrainingen beschikbaar zal zijn.
Bij een bijzondere zorgbehoefte (verstandelijk handicap, psychische stoornis, verslavingsproblematiek)
is de onafhankelijke indicatiestelling door een gedragskundige (onder regie van het
NIFP) de basis voor overplaatsing naar een bijzondere zorgvoorziening binnen het gevangeniswezen,
de tijdelijke plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex. art. 15, vijfde lid van de Penitentiaire beginselenwet of de doorplaatsing naar een andere ggz-instelling (waaronder verslavingszorg-instellingen
of instellingen voor verstandelijk gehandicapten).
Ook het ontbreken van het vooruitzicht op nazorg (na beëindiging van de maatregel)
is op zichzelf geen reden om af te zien van het vorderen van een ISD-maatregel. De
nazorg is pas aan de orde tijdens de tenuitvoerlegging van de maatregel en valt onder
de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het
gevangeniswezen, de reclasseringsorganisaties en de gemeenten van terugkeer.