Regeling onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013

[Regeling materieel uitgewerkt per 29-01-2016.]
[Regeling treedt (deels) in werking per 29-01-2014 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2013.]
Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2013.
Geldend van 01-01-2013 t/m 28-01-2014

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 16 januari 2014, nr. 4178635, houdende vaststelling van het onderwijscontroleprotocol voor de sectoren PO, VO, BVE en HO (Regeling onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 157, vierde lid, tweede volzin, van de Wet op de expertisecentra, artikel 171, vierde lid, tweede volzin, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 14a, derde lid, tweede volzin, en 18, zesde lid, van het Bekostigingsbesluit WVO, artikel 5, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit Wet SLOA, artikel 5.2.5, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit WEB en artikel 4.4, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;

Besluit:

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2014, 1893, datum inwerkingtreding 29-01-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze aanhef. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2013.

Artikel 1. Vaststelling onderwijscontroleprotocol OCW/EZ

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Het protocol voor de controle door de accountant over het jaar 2013 wordt vastgesteld overeenkomstig de bijlage bij deze regeling.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2014, 1893, datum inwerkingtreding 29-01-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2013.

Artikel 2. Inwerkingtreding

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2014, 1893, datum inwerkingtreding 29-01-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2013.

Artikel 3. Citeertitel

Terugwerkende kracht

Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2014, 1893, datum inwerkingtreding 29-01-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Minister

van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Bussemaker

Bijlage bij de Regeling onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013

Terugwerkende kracht

Voor deze bijlage is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie opmerking onder de tekst voor nadere informatie.

Versie 16 december 2013

Inleiding (1 december 2012)

Dit is het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013, hierna te noemen controleprotocol

In het controleprotocol wordt aangesloten op de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

De verschillen tussen de juliversie en de decemberversie worden grotendeels veroorzaakt door in de tweede helft van het jaar gepubliceerde wijzigingen in wet- en regelgeving.

In paragraaf 2.2.5 en paragraaf 3.5.1 zijn teksten opgenomen ten aanzien van nog te verwachte wijzigingen in de wet- en regelgeving. In het controleprotocol is opgenomen wat de gevolgen van een eventuele wijziging zijn voor de werkzaamheden van de instellingsaccountant.

Gebruiksaanwijzing (1 juli 2012)

Deze gebruiksaanwijzing heeft uitsluitend betrekking op de webapplicatie van het controleprotocol.

Het controleprotocol is beschikbaar gesteld op de website van de Inspectie van het Onderwijs en de website van DUO. Om u bij het gebruik van de webapplicatie op weg te helpen staan hieronder een aantal tips.

Internetbrowser

Voor de goede werking van de website is het noodzakelijk dat u gebruik maakt van één van de volgende internetbrowsers:

  • Internetexplorer 8 of een hogere versie

  • Firefox

  • Google chrome

Navigeren

Bij het navigeren wordt gebruik gemaakt van een indeling in hoofdstukken en dit is handig bij het verwijzen naar bepaalde passages in het controleprotocol.

Het controleprotocol bestaat uit vier hoofdonderdelen:

  • Algemene uitgangspunten

  • Controle op de jaarstukken

  • Onderzoek naar de bekostigingsgegevens

  • Controle Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR)

Door te klikken op het hoofdstuk/onderwerp van uw keuze in de inhoudsopgave aan de linkerzijde van de startpagina krijgt u alle onderliggende hoofdstukken/onderwerpen te zien en kunt vervolgens weer een keuze maken uit een hoofdstuk/onderwerp van uw keuze.

Wijzigingen

Bij elk onderwerp is boven de daarop betrekking hebbende passages de datum vermeld waarop de tekst voor het laatst is gewijzigd. Deze datum wordt niet gewijzigd als het een verhoging betreft van de jaartallen in de tekst met 1 ten opzichte van het definitieve controleprotocol van het voorgaande jaar.

Links

In het controleprotocol staan twee pagina’s met links, die u nog meer informatie geven, t.w.

  • Hoofdstuk 1.6 Informatie/documentatie, hier vindt u informatie die van belang is bij het uitvoeren van de controle en het onderzoek door de instellingsaccountant.

  • Hoofdstuk 5 Onderwijslinks, hier vindt u de internetadressen van onderwijsgerelateerde organisaties.

Verder zijn in de tekst geregeld links opgenomen die verwijzen naar documenten of andere websites. Deze links kunt u herkennen aan de blauwe tekst op de website.

Pdf-versie

Naast de webversie wordt ook een PDF-versie van het controleprotocol beschikbaar gesteld.

De PDF-versie kunt u vinden op de startpagina van de webversie in de rubriek ‘Meer informatie’.

Inhoudsopgave

1

Algemene uitgangspunten

4

 

1.1

Algemeen

4

   

1.1.1

Doelstelling van het controleprotocol

4

   

1.1.2

Indeling van het controleprotocol

4

   

1.1.3

Accountantsproducten/Rapportering

4

 

1.2

Definities

5

   

1.2.1

Onderwijssectoren

5

   

1.2.2

Referentiekader

6

   

1.2.3

Minimale controle werkzaamheden

6

   

1.2.4

Rechtmatigheid

6

 

1.3

Procedures

7

 

1.4

Wijzigingen

7

 

1.5

Dossiervorming

7

 

1.6

Informatie/documentatie

7

2

Controle op de jaarstukken

8

 

2.1

Algemeen

8

   

2.1.1

Doelstelling controle op de jaarstukken

8

   

2.1.2

Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole

9

   

2.1.3

Tolerantietabel

9

   

2.1.4

Omgaan met fouten (foutdefinities)

10

   

2.1.5

Algemeen referentiekader

10

   

2.1.6

Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren

10

   

2.1.7

Steunen op de werkzaamheden van een AK

10

   

2.1.8

Specifieke voorschriften SLOA-instellingen

11

 

2.2

Getrouwheid

11

   

2.2.1

Verslaggevingscriteria

11

   

2.2.2

Rijksgegarandeerde leningen

12

   

2.2.3

Bezoldiging bestuurders

12

   

2.2.4

WNT getrouwheid

12

   

2.2.5

Jaarverslag

13

 

2.3

Financiële rechtmatigheid

14

   

2.3.1

Referentiekader

14

   

2.3.2

Treasurybeleid

15

   

2.3.3

Huisvesting PO

15

   

2.3.4

Samenwerking universiteit en academisch ziekenhuis

15

   

2.3.5

Leerlinggebonden financiering VO en MBO

16

   

2.3.6

Vaststelling bekostiging per leer-werkovereenkomst vmbo schooljaren 2011/2012 en 2012/2013

16

   

2.3.7

Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting

16

   

2.3.8

Overige baten

17

   

2.3.9

Personele lasten

18

   

2.3.10

Overige instellingslasten sector PO en VO

20

   

2.3.11

Declaraties sector HO

20

   

2.3.12

WNT financiële rechtmatigheid

20

 

2.4

Overige rechtmatigheid

20

   

2.4.1

Treasurybeleid

21

   

2.4.2

Visueel gehandicapte leerlingen WVO en deelnemers WEB

21

   

2.4.3

Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en BVE

21

   

2.4.4

Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven bij een opleidingsschool

21

   

2.4.5

Declaratiereglement sector HO

21

 

2.5

Controleverklaringen inzake de jaarrekening

22

3

Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens

31

 

3.1

Inleiding

31

 

3.2

Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector PO

32

   

3.2.1

Algemeen

32

   

3.2.2

Onderzoek bekostigingsgegevens

33

     

3.2.2.1

Object van onderzoek

33

     

3.2.2.2

Minimale werkzaamheden

33

   

3.2.3

Assurance-rapporten

34

 

3.3

Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector VO

36

   

3.3.1

Algemeen

36

   

3.3.2

Onderzoek bekostigingsgegevens

37

     

3.3.2.1

Object van onderzoek

37

     

3.3.2.2

Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant

37

     

3.3.2.3

Minimale werkzaamheden

38

   

3.3.3

Assurance-rapport

39

 

3.4

Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector BVE

40

   

3.4.1

Algemeen

40

   

3.4.2

Onderzoek bekostigingsgegevens

41

     

3.4.2.1

Object van onderzoek

41

     

3.4.2.2

Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant

42

     

3.4.2.3

Minimale werkzaamheden

43

   

3.4.3

Assurance-rapporten

47

 

3.5

Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector HO

49

   

3.5.1

Algemeen

49

   

3.5.2

Onderzoek bekostigingsgegevens

50

     

3.5.2.1

Object van onderzoek

50

     

3.5.2.2

Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant

51

     

3.5.2.3

Minimale werkzaamheden

52

   

3.5.3

Assurance-rapport

54

4

Controle FSR

55

 

4.1

Algemeen

56

 

4.2

Controlewerkzaamheden per regeling

58

 

4.3

Controleverklaring bij FSR

58

5

Onderwijslinks

59

6

Lijst met afkortingen

60

Bijlage 1: Kader financiële rechtmatigheid OCW/EZ wet- en regelgeving 2013

61

1. Algemene Uitgangspunten

1.1. Algemeen

  • Doelstelling van het controleprotocol

  • Indeling van het controleprotocol

  • Accountantsproducten/Rapportering

1.1.1. Doelstelling van het controleprotocol (1 juli 2011)

Voor elke onderwijssector is geregeld dat bepaalde informatie (jaarrekening en opgave van bekostigingsgegevens of over besteding van bekostiging) moet zijn voorzien van een controleverklaring. Ook is geregeld dat de minister via een ministeriële regeling aanwijzingen of voorschriften kan geven voor de controle door de instellingsaccountant. Hier is invulling aan gegeven met het controleprotocol. Het controleprotocol vormt daarmee de schakel tussen enerzijds de wet- en regelgeving en anderzijds de uit te voeren werkzaamheden door instellingsaccountants. Het geeft een toelichting op het te hanteren referentiekader, het accountantsonderzoek en de gewenste accountantsproducten.

Het controleprotocol is opgesteld naar analogie van de door de NBA uitgegeven ‘Handreiking Controleprotocollen’. De daarin opgenomen uitgangspunten zijn specifiek gemaakt voor de OCW-situatie. Waar mogelijk zijn tekstpassages uit de handreiking in dit controleprotocol overgenomen.

1.1.2. Indeling van het controleprotocol (1 juli 2013)

Het controleprotocol heeft betrekking op het volgende controleobject en onderzoeksobject:

  • controle op de jaarstukken:

    • de inrichting van de jaarstukken*) en de inhoudelijke controle daarop;

    • controle op de rechtmatige besteding van de rijksbijdrage;

  • onderzoek naar de bekostigingsgegevens:

    • onderzoek naar de rechtmatige verkrijging van de rijksbijdrage.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de gegevens zoals bedoeld in artikel 3, lid l van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs niet vallen onder de reikwijdte van de accountantscontrole.

*) De jaarstukken bestaan uit de jaarrekening, jaarverslag en overige gegevens, zoals bedoeld in artikel 1, lid c van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

1.1.3. Accountantsproducten/Rapportering (1 juli 2013)

De accountantscontrole op de jaarstukken mondt uit in een controleverklaring. Het onderzoek naar de bekostigingsverantwoording, waaronder de leerlingentelling, leidt tot een assurance-rapport. Deze aanduidingen worden in het controleprotocol gehanteerd, hoewel de term ‘accountantsverklaring’ (nog) in de OCW-wet- en regelgeving staat vermeld. De instellingsaccountant maakt voor beide producten gebruik van de in het controleprotocol opgenomen modelteksten. De instellingsaccountant mag ervoor kiezen om ten behoeve van OCW een zogenaamde ‘WG-verklaring’ af te geven, waarbij uitsluitend de naam van de instellingsaccountant met aanduiding w.g. (was getekend) wordt vermeld. De originele ondertekende verklaring/rapport met de persoonlijke handtekening van de instellingsaccountant moet in het archief van de school/instelling worden opgenomen (zie ook Praktijkhandreiking 1103 van de NBA).

Ten aanzien van de in het controleprotocol opgenomen werkzaamheden geldt een rapportagetolerantie. De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden. Het controleprotocol geeft per onderdeel aan welke rapportagetolerantie van toepassing is zodra deze afwijkt van het standaardpercentage van 0,1%. Omdat het uitgangspunt wordt gehanteerd dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk moeten worden gecorrigeerd, beperkt de instellingsaccountant zich tot een uitzonderingsrapportage. Hiervoor gebruikt hij een rapport van bevindingen, waarin hij de aard en omvang van de geconstateerde fouten vermeldt. Het rapport van bevindingen is vormvrij. Op het aanbiedingsformulier geeft de instellingsaccountant aan dat er sprake is van een rapport van bevindingen. Het bevoegd gezag/bestuur van de school/instelling stuurt in een dergelijk geval het rapport van bevindingen samen met de controleverklaring en verantwoording naar DUO. Het bevoegd gezag/bestuur kan daarbij aangeven hoe het heeft ge(re)ageerd op de geconstateerde bevindingen. Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten wordt verwezen naar de in de hoofdstukken jaarstukken (2) en bekostigingsonderzoek (3) daarover opgenomen toelichting.

Tabel accountantsproducten

Soort controle

Product

Ontvanger

Jaarrekeningcontrole

• Controleverklaring

• Rapport van bevindingen

(uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging Zoetermeer

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

Bekostigingsonderzoek

Sector PO

• Assurance-rapport

• Rapport van bevindingen

(uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging Zoetermeer

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

 

Sectoren VO en BVE (exclusief kbb)

• Assurance-rapport

• Rapport van bevindingen

(uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging Groningen

Afdeling OS/Onderwijsnummer

Postbus 30152

9700 LC Groningen

 

Kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven (kbb)

• Assurance-rapport

• Rapport van bevindingen

(uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging Zoetermeer

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

 

Sector HO

• Assurance-rapport

• Rapport van bevindingen

(uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging Groningen

Afdeling OS/Onderwijsnummer /BRON HO

Postbus 30152

9700 LC Groningen

FSR

Sector HO

• Controleverklaring

• Rapport van bevindingen (uitzonderingsrapportage)

DUO vestiging Zoetermeer

Postbus 606

2700 ML Zoetermeer

1.2. Definities

  • Onderwijssectoren

  • Referentiekader

  • Minimale controle werkzaamheden

  • Rechtmatigheid

1.2.1. Onderwijssectoren (1 december 2012)

Het controleprotocol is van toepassing op de door de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en Economische Zaken (EZ) bekostigde rechtspersonen in de onderwijssectoren Primair Onderwijs (PO), Voortgezet Onderwijs (VO), Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie (BVE) en Hoger Onderwijs (HO).

Het controleprotocol geldt ook voor subsidies die door EZ aan instellingen worden verstrekt vanuit het vakdepartementaal onderwijsbeleid. Deze subsidies worden eventueel ook verantwoord volgens hiervoor binnen EZ geldende en met de betreffende scholen en instellingen gecommuniceerde aanvullende voorwaarden.

Sector PO (1 juli 2010)

Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WPO en WEC is het controleprotocol een leidraad/regeling als bedoeld in artikel 171, lid 4 van de WPO en in artikel 157, lid 4 van de WEC.

Sector VO (1 december 2012)

Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WVO is het controleprotocol een leidraad die ingevolge de artikel 14a, lid 3 en artikel 18, lid 6 van het Bekostigingsbesluit W.V.O. in een ministeriële regeling wordt vastgesteld. De WVO vermeldt in de hoofdstukken I, III en IV de bekostigingsvoorwaarden van een school.

Voor de SLOA-instellingen vloeit dit controleprotocol voort uit artikel 5, lid 5 van het Uitvoeringsbesluit Wet SLOA en is van toepassing op:

  • Stichting voor Leerplanontwikkeling (SLO).

  • Stichting CITO Instituut voor Toetsontwikkeling (CITO).

  • Stichting Algemeen Pedagogisch Studiecentrum (APS).

  • Stichting KPC Onderwijs Innovatie Centrum (KPC Groep).

  • Stichting Christelijk Pedagogisch Studiecentrum (CPS).

  • Stichting Centrum voor Innovatie van Opleidingen (CINOP).

De beleidsdirectie VO is belast met de coördinatie van de subsidies van alle SLOA-instellingen. Met uitzondering van het CINOP is de beleidsdirectie VO tevens beleidsverantwoordelijk. De beleidsdirectie BVE is beleidsverantwoordelijk voor het CINOP.

Verder is de directie Kennis en Innovatie van het ministerie van EZ belast met de coördinatie van SLOA-subsidies voor wat betreft het groene onderwijs. In het controleprotocol zijn de SLOA-instellingen gerangschikt onder de sector VO.

Sector BVE (1 juli 2011)

Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WEB is het controleprotocol een leidraad, die ingevolge artikel 5.2.5, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit WEB in een ministeriële regeling wordt vastgesteld.

Sector HO (1 juli 2013)

Voor rechtspersonen bekostigd op grond van de WHW is het controleprotocol een leidraad, die ingevolge van artikel 4.4, lid 2 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 in een ministeriële regeling wordt vastgesteld. Het controleprotocol voor deze sector (ex artikel 2.10a van de WHW) bevat aanwijzingen voor de controle die ten grondslag liggen aan het afgeven van de controleverklaring, zoals genoemd in artikel 2.9, lid 3 van de WHW.

1.2.2. Referentiekader (1 juli 2009)

Het referentiekader voor de controle ligt vast in de wet- en regelgeving. Het controleprotocol treedt niet in de plaats van de oorspronkelijke wet- en regelgeving.

1.2.3. Minimale controle werkzaamheden (1 december 2011)

Per onderdeel van het controleobject zijn aanwijzingen opgenomen:

  • een omschrijving van het object (of onderdeel daarvan);

  • het referentiekader: controle- en verslaggevingscriteria;

  • reikwijdte en diepgang van de accountantscontrole:

    • betrouwbaarheid en nauwkeurigheid

    • de minimaal uit te voeren controles.

Voor de controle van de jaarstukken en het onderzoek naar de bekostigingsgegevens zijn verplichte teksten voor de controleverklaring(en) en assurance-rapport(en) opgenomen.

Het controleprotocol bevat:

  • minimale controlewerkzaamheden, die vetgedrukt zijn opgenomen en

  • niet vetgedrukte toelichtingen op deze werkzaamheden.

De beschreven (minimale) controlewerkzaamheden zijn bedoeld als aanvulling op de ’Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden’ (NV COS).

Voor de sector PO en VO wordt de instellingsaccountant verzocht in zijn controle en bekostigingsonderzoek over 2013 rekening te houden met de Handreiking controle en onderzoek sector PO en VO 2010.

1.2.4. Rechtmatigheid (1 december 2010)

De instellingsaccountant moet controleren of de rijksbijdrage rechtmatig is verkregen (onderzoek bekostigingsverantwoording) en besteed (controle jaarrekening).

Ten aanzien van de verkrijging van de rijksbijdrage stelt hij vast dat de in de bekostigingsverantwoording van de school of instelling opgenomen aantallen voldoen aan de eisen van rechtmatigheid. Dit houdt in dat deze aantallen in overeenstemming zijn met de in de wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het gaat hier om rechtmatigheid van niet-financiële informatie. De instellingsaccountant geeft een assurance-rapport bij de bekostigingsverantwoording af.

Ten aanzien van de in de jaarstukken van de school of instelling verantwoorde baten, lasten en balansmutaties stelt de instellingsaccountant vast dat deze voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid. De financiële rechtmatigheid heeft betrekking op publieke middelen. Financiële rechtmatigheid in het algemeen houdt in dat een financiële transactie betrekking hebbende op publieke middelen waarvan de uitkomst in de jaarrekening dient te worden verantwoord in overeenstemming is met de in internationale regelgeving, Nederlandse wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen opgenomen bepalingen die de uitkomst van de financiële transactie beïnvloeden.

1.3. Procedures (1 december 2012)

Het controleprotocol wordt jaarlijks opgesteld en in juli en december beschikbaar gesteld.

De juliversie is uitsluitend bedoeld voor planningsdoeleinden. De decemberversie is de definitieve versie van het controleprotocol, die bij ministeriële regeling wordt vastgesteld. Deze publicatie geschiedt niet dan nadat het concept is besproken met vertegenwoordigers van alle betrokken partijen: accountantskantoren, NBA en koepelorganisaties. Bespreking van het concept-controleprotocol met sectororganisaties c.q. hun koepelorganisaties is mede bedoeld ter voorkoming van formuleringen die onbedoeld in het nadeel van de scholen en instellingen kunnen worden uitgelegd. Op de derde woensdag van de maand november vindt het jaarlijkse afstemmingsoverleg plaats met alle betrokkenen over de uiteindelijke tekst, die de op dat moment meest actuele stand van zaken weergeeft.

Nieuwe versies van het definitieve controleprotocol worden bij ministeriële regeling vastgesteld. De regeling wordt met de bijlage, het controleprotocol, in de Staatscourant geplaatst en wordt ook bekendgemaakt op de internetsite van de Inspectie van het Onderwijs en DUO.

De publicatie van het definitieve controleprotocol OCW/EZ 2013 vindt plaats in december 2013.

1.4. Wijzigingen (1 juli 2010)

Als het nodig blijkt en het gaat om taalkundige onvolkomenheden zal OCW gaande het jaar snel aanpassingen aanbrengen in de tekst van het controleprotocol. Voor overige aanpassingen van meer ingrijpende aard wordt rekening gehouden met het feit dat het controleprotocol een stabiel document moet zijn. Deze aanpassingen worden daarom pas verwerkt in de juli- en decemberversie van het controleprotocol van het betreffende jaar.

1.5. Dossiervorming (1 december 2010)

Voor de documentatie van verrichte controlewerkzaamheden, de bevindingen en de conclusie daarbij gelden de eisen zoals genoemd in Standaard 230. Tijdens reviews is gebleken dat er onduidelijkheid bestaat over de implicatie van deze richtlijn op de aard en omvang van de documentatie van verrichte werkzaamheden bij de controle van de bekostigingsgegevens en jaarstukken van scholen en instellingen. In het controledossier van de instellingsaccountant dient per aandachtspunt van het controleprotocol minimaal aanwezig te zijn: de uitgevoerde werkzaamheden, de identificatie van het gecontroleerde stuk (opschrift, totaalsaldo) of een kopie van de laatste pagina, de bevindingen en de conclusie. Indien bijvoorbeeld proceduretests zijn uitgevoerd, dan zijn niet kopieën van de inkoopfacturen in het dossier aanwezig, maar wel een lijst met factuurnummers en van items waarop de facturen zijn gecontroleerd.

1.6. Informatie/documentatie (1 december 2013)

Hier vindt u (aanvullende) informatie die bij de controle en het onderzoek door de instellingsaccountant relevant is.

Wet- en regelgeving onderwijscontroleprotocol OCW/EZ

  • Overzicht wet- en regelgeving 2013

  • Regeling onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013

  • Regeling jaarverslaggeving onderwijs

  • Regeling jaarverslaggeving onderwijs; toelichtende brochure

Notities Helderheid in bekostiging

  • Notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het beroepsonderwijs en volwasseneneducatie 2004’

  • De oorspronkelijk in 2003 uitgebrachte notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het Hoger Onderwijs’

  • De aanvulling in 2004 op de notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs’

  • Handreiking voor de inrichting van onderwijskundige publiek-private arrangementen

Handreikingen t.b.v. de instellingsaccountant

  • Handreiking controle en onderzoek sector PO en VO 2010

  • Handreiking onderzoek onderwijstijd sector BVE 2010

SLOA-bijlagen

  • Handleiding subsidiëringsmodel WSLOA

  • Verrekenformulier met toelichting SLOA-instellingen

Brieven

  • Brief HO/CBV/05/22162 van 20 juli 2005 over de verantwoording inzet publieke middelen

  • Brief BVE/Stelsel/104878 van 24 februari 2009 over scholing werklozen en met werkloosheid bedreigde werkenden in het licht van de economische crisis

  • Brief PO/B&S/ 121802 van 12 mei 2009 over huisvestingsuitgaven en accountantsverklaringen

  • Brief AD/113787 van 15 mei 2009 over jaarverslaggeving zorginstellingen met een onderwijscomponent

  • Brief BVE/I&I/171783 van 6 januari 2010 over in- en doorstroomklassen

  • Brief BVE/I&I/198334 van 23 maart 2010 over specifieke informatie over in- en doorstroomklassen

  • Brief PO/B&S/198180 van 1 april 2010 over onderzoek uitgaven huisvesting door scholen

  • Brief PO/B&S/214997 (ongedateerd) huisvestingsuitgaven door schoolbestuur

  • Brief 255958 van 6 december 2010 over ontslagvergoedingen VO-scholen

  • Brief 257165 van 14 januari 2011 over de topinkomens van onderwijsbestuurders

  • Brief 259228 van 25 januari 2011 over de beloningen van onderwijsbestuurders

  • Brief 269642 van 25 februari 2011 over beloning onderwijsbestuurders

  • Brief 3045679 van 2 maart 2011 over het handhavingsbeleid VOG’s

  • Brief 307660 van 21 juni 2011 over de bekostiging van ontslagvergoedingen

  • Brief 337429 van 25 november 2011 over transparantie declaraties en declaratievoorschriften

  • Brief 357173 van 23 december 2011 over het gebruik van de FSR-tabel als bijlage bij de jaarrekening

  • Brief 373939 van 9 februari 2012 over beloning onderwijsbestuurders

  • Brief 387623 van 12 maart 2012 over het onderwijscontroleprotocol in relatie tot de ontslagvergoedingen

  • Brief 389858 van 25 april 2012 over de onderwijscomponent in de jaarverslaggeving bij instellingen voor Jeugd & Opvoedhulp

  • Brief 424771 van 12 juli 2012 over oneigenlijk gebruik crebolicentie

  • Brief 447122 over afschaffen langstudeerdersmaatregel met terugwerkende kracht

  • Brief 476260 van 14 januari 2013 over voorlichting wet normering topinkomens

  • Brief 492734 van 29 maart 2013 over de hoofdlijnenbrief SLOA 2014–2015

  • Bijlage bij brief 492734 van 29 maart 2013; hoofdlijnenbrief SLOA 2014–2015

Diversen

  • Procedure ontoereikende accountantscontrole

  • Informatie van Gemeenschappelijk procesmanagement over inschrijving en registratie van deelnemers

  • Convenant lastenreductie doelsubsidies instellingen (SISA FSR)

  • Rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging (SISA FSR)

  • Voor alle informatie over de Wet normering Topinkomens: www.topinkomens.nl

2. Controle op de jaarstukken

2.1. Algemeen

  • Doelstelling controle op de jaarstukken

  • Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole

  • Tolerantietabel

  • Omgaan met fouten (foutdefinities)

  • Algemeen referentiekader

  • Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren

  • Steunen op de werkzaamheden van een AK

  • Specifieke voorschriften SLOA-instellingen

2.1.1. Doelstelling controle op de jaarstukken (1 december 2010)

In dit deel van het controleprotocol staan de jaarstukken 2013 centraal. Met ‘jaarstukken’ wordt in dit controleprotocol bedoeld: de jaarrekening, het jaarverslag en de overige gegevens (artikel 1, lid c van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs).

De controleverklaring van de instellingsaccountant bij de jaarrekening betreft de getrouwheid van de grootte en de samenstelling van het vermogen en het resultaat, evenals de naleving van de wet- en regelgeving. Het oordeel omtrent de naleving van wet- en regelgeving vloeit voort uit het voldoen aan de eisen van financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. De instellingsaccountant stelt verder vast dat het jaarverslag verenigbaar is met de jaarrekening.

2.1.2. Betrouwbaarheid en nauwkeurigheid van de jaarrekeningcontrole (1 juli 2010)

Het begrip omvangsbasis geeft aan tegen welke omvang (bedrag) het percentage goedkeuringstolerantie moet worden afgezet, bijvoorbeeld een bepaalde geldstroom of post in de verantwoording. De te hanteren omvangsbases bij de controle van de jaarstukken zijn afhankelijk van de te controleren massa: de totale publieke middelen en bestedingen van de (geoormerkte) aanvullende subsidies/bekostiging.

Bij zijn oordeelsvorming over de naleving van de wet- en regelgeving streeft de instellingsaccountant naar een hoge mate van zekerheid. De instellingsaccountant richt zijn controle daartoe zodanig in, dat hij met een redelijke mate van zekerheid kan verklaren dat in de jaarrekening geen onjuistheden voorkomen met een belang dat groter is dan de voorgeschreven toleranties.

Indien dit begrip voor het gebruik van statistische technieken gekwantificeerd moet worden, moet uitgegaan worden van een betrouwbaarheid van 95 procent.

2.1.3. Tolerantietabel (1 december 2013)

Voor de strekking van de controleverklaring gelden de volgende toleranties:

 

Onjuistheden (in de verantwoording

Onzekerheden (in de controle)

Beperking

Afkeuring

Beperking

Oordeelonthouding

Rechtmatigheid

       

Rechtmatigheid besteding (% van de totale publieke middelen)

>3 en <5

≥5

>5 en <10

≥10

De tolerantie is van toepassing op het oordeel over de financiële rechtmatigheid en de overige rechtmatigheid, tenzij sprake is van een specifieke controletolerantie.

In het controleprotocol worden geen toleranties meer voorgeschreven voor de getrouwheid. Vanuit OCW is een maximale tolerantie van 2% van het totaal van de baten en 5% van het balanstotaal aanvaardbaar. Het is de verantwoordelijkheid van de instellingsaccountant om deze te bepalen met inachtneming van hetgeen hierover in NV COS is opgenomen.

Voor elke post gelden voor de foutevaluatie bij de oordeelvorming de goedkeuringstoleranties op jaarrekeningniveau zoals opgenomen in de tolerantietabel.

Voor alle in het controleprotocol genoemde posten, exclusief de hieronder opgenomen posten, geldt een standaard rapportagetolerantie van 0,1% (van de totale publieke middelen). De rapportagetolerantie geeft aan vanaf welke omvang fouten gemeld moeten worden aan OCW in het Rapport van Bevindingen. Zie verder omgaan met fouten.

Voor de volgende posten/onderwerpen geldt een specifieke controletolerantie (CT) en rapportagetolerantie (RT):

  • Treasurybeleid (0% CT, 0% RT)

  • Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren (0% CT, 0% RT)

  • Geoormerkte aanvullende subsidies/bekostiging met een bestedingsverplichting (3% CT, 0% RT)

  • Verklaring omtrent het gedrag (1% CT, 0% RT)

  • Bezoldiging bestuurders (0% CT, 0% RT)

  • WNT getrouwheid (0% CT t.a.v. personen/functies artikel 4.1 WNT en personeel/functies met aanstelling of dienstverband artikel 4.2 WNT, 1% CT t.a.v. interim functionarissen/inhuur artikel 4.2 lid 2 onder c WNT, 3% CT t.a.v. kosten, 0% RT)

  • WNT financiële rechtmatigheid (0% CT, 0% RT)

  • Wachtgelden PO (0% CT, 0% RT)

  • Visueel gehandicapte leerlingen WVO en deelnemers WEB (1% CT, 0% RT)

  • Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven bij opleidingsscholen (1% CT, 0% RT)

  • Declaraties HO (5% CT, 1% RT)

  • Declaratiereglement HO (0% CT, 0% RT)

De fouten die bij deze controlewerkzaamheden worden geconstateerd worden door de instellingsaccountant ook betrokken in de foutevaluatie bij de oordeelvorming bij de jaarrekening als geheel.

In geval op grond van RJO artikel 3h geconsolideerde jaarverslaggeving van meerdere bevoegde gezagen gezamenlijk plaatsvindt dienen alle controle en rapportage toleranties in dit hoofdstuk toegepast te worden op de enkelvoudige/gesegmenteerde verslaglegging van het instandhoudingniveau (d.w.z. op het niveau van één bevoegd gezag).

2.1.4. Omgaan met fouten (foutdefinities) (1 december 2010)

Van een fout in de verantwoording is sprake indien naar aanleiding van de uitgevoerde controle is gebleken dat een (gedeelte van een) post niet in overeenstemming is met één of meer aspecten van de wet- en regelgeving. Fouten worden in absolute zin opgevat, voor zover het de naleving van de wet- en regelgeving betreft. Saldering van fouten is daarom niet toegestaan.

Van een onzekerheid in het onderzoek is sprake als er onvoldoende (controle-)informatie beschikbaar is om een (gedeelte van een) post als goed of fout aan te merken. Bijvoorbeeld als onzekerheid bestaat over het wel of niet voldoen aan de wet- en regelgeving. Voor een adequate onderbouwing van het oordeel is het noodzakelijk dat de instellingsaccountant fouten en onzekerheden zoveel mogelijk kwantificeert.

Het uitgangspunt is dat geconstateerde fouten zoveel mogelijk door de school/instelling moeten worden gecorrigeerd. Ten aanzien van fouten, die betrekking hebben op rechtmatigheid geldt dat correctie veelal niet mogelijk is omdat de besteding reeds plaats heeft gevonden.

Voor wat betreft het omgaan met geconstateerde fouten geldt voor de accountantscontrole van de jaarstukken:

  • Ten aanzien van het getrouwe beeld van de jaarrekening hoeven scholen en instellingen fouten met een gezamenlijk financieel belang beneden de goedkeuringstolerantie niet te corrigeren en de instellingsaccountant hoeft ze niet te rapporteren. Het effect op de vermogenspositie (de belangrijkste informatievraag voor OCW) is namelijk gering.

  • Met betrekking tot de financiële rechtmatigheid wordt onderscheid gemaakt tussen materiële en niet-materiële fouten. De school/instelling corrigeert voor zover mogelijk geconstateerde fouten. De school/ instelling kan echter dergelijke fouten meestal niet corrigeren. De instellingsaccountant informeert het bestuur en het interne toezichthoudende orgaan hierover conform de geldende beroepsvoorschriften. Materiële fouten (dwz fouten groter dan de goedkeuringstolerantie) hebben invloed op de strekking van de controleverklaring en worden uit dien hoofde in de controleverklaring toegelicht. Ten aanzien van niet-materiële fouten (dwz fouten kleiner dan de goedkeuringstolerantie) stelt de instellingsaccountant een rapport van bevindingen op zoals opgenomen in Accountantsproducten/Rapportering met inachtneming van de geldende rapportagetolerantie.

2.1.5. Algemeen referentiekader (1 juli 2010)

In het controleprotocol is op het hoogste niveau het referentiekader opgenomen. Met betrekking tot een aantal posten en/of stromen is in dit controleprotocol ook een aantal specifieke criteria opgenomen die voortvloeien uit de wet- en regelgeving.

De beroepsvoorschriften voor instellingsaccountants zoals opgenomen in de Nadere Voorschriften Controle- en Overige Standaarden (NV COS) zijn altijd onderdeel van de controlecriteria.

2.1.6. Afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren (1 juli 2010)

De instellingsaccountant stelt vast dat de school of de instelling de aanwijzingen heeft verwerkt en/of de correcties heeft opgevolgd waarover DUO eerder met de school of de instelling heeft gecorrespondeerd in een jaarlijkse brief. Indien de aanwijzingen niet zijn verwerkt en/of de correcties niet zijn opgevolgd dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering.

2.1.7. Steunen op de werkzaamheden van een AK (1 juli 2010)

Schoolbesturen in het PO hebben in veel gevallen hun administratie uitbesteed aan een administratiekantoor (AK). In mindere mate geldt dit ook voor VO-scholen. De AK’s verrichten ten behoeve van deze schoolbesturen en de onder hen ressorterende scholen veelal de financiële, personele en salarisadministratie en vervaardigen de jaarrekening van de besturen. De scholen leveren daartoe hun primaire vastleggingen (inkoopfacturen, mutaties ten aanzien van in- en uitdiensttredingen en andere mutaties in salarissen) aan de AK’s, de AK’s verrichten hierop controle op o.a. deugdelijkheid en autorisatie en verwerken deze. Op onder andere deze controles en op verwerkingscontroles van AK’s steunen instellingsaccountants bij de controle van de bekostigingsgegevens en de jaarstukken.

Bij de toepassing van risicoanalyse bij de accountantscontrole dient de instellingsaccountant voor het bepalen van de aard en omvang van het risico van een afwijking van materieel belang onder andere kennis te verkrijgen van de entiteit en haar omgeving. Onder de entiteit wordt hier, ook in geval van een AK-gerichte aanpak, de organisatie van de school en het schoolbestuur verstaan. De interne beheersingsomgeving wordt in geval van een AK-gerichte aanpak op het niveau van een administratiekantoor (en niet per afzonderlijk schoolbestuur) ingericht. De instellingsaccountant toetst daarom op dit niveau of hij kan steunen op de getroffen maatregelen van interne beheersing. (Een en ander hoeft niet te betekenen dat iedere afzonderlijke school in de systeemcontrole dient te worden betrokken). Bij de toetsing van de maatregelen van IB dient hij rekening te houden met verschillen in de zogenaamde ‘service level agreement’ tussen het AK en de individuele besturen. Ook dient hij na te gaan of de controle van het AK alle rechtmatigheidsaspecten van het controleprotocol raakt. Indien dit niet het geval is zal de instellingsaccountant ook andere controles (dan gericht op het AK) moeten verrichten.

Ongeacht het ingeschat risico van een afwijking van materieel belang en ongeacht de keuze voor hetzij een bestuurgerichte, hetzij een AK-gerichte controleaanpak dient de instellingsaccountant gegevensgerichte werkzaamheden op te zetten en uit te voeren voor elke transactiestroom, post van de jaarrekening en elk onderdeel van de toelichting op de jaarrekening van materieel belang.

2.1.8. Specifieke voorschriften SLOA-instellingen (1 juli 2013)

Bij de SLOA-instellingen wordt met jaarstukken bedoeld: Het financieel verslag als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (SLOA) dat bestaat uit het verrekenformulier voorschotten en een activiteitenverslag. Het financieel verslag is onderdeel van de jaarrekening en gaat vergezeld van een vergelijking tussen de uitgaven en inkomsten die aan de projecten verbonden zijn in de periode waarop het financieel verslag betrekking heeft. Het financieel verslag beoogt de aanvraag tot vaststelling van de subsidie en gaat vergezeld van een afschrift van de jaarrekening van de aanvragende instelling betreffende het kalenderjaar of eventueel kalenderjaren waarop het financieel verslag betrekking heeft.

De ’Regeling jaarverslaggeving onderwijs’ is niet van toepassing op de SLOA-instellingen.

Ook de ‘Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010’ is niet van toepassing op de SLOA-instellingen. Deze instellingen hebben als referentiekader het gestelde in de Wet SLOA, het Uitvoeringsbesluit Wet SLOA en de Handleiding subsidiëringmodel Wet SLOA. Naast de Handleiding subsidiëringmodel WSLOA geldt er een aantal algemene bepalingen voor instellingen die omvangrijke gesubsidieerde activiteiten uitvoeren. De instellingsaccountant stelt vast dat deze bepalingen zijn gevolgd. De hiermee verband houdende minimale controlewerkzaamheden zijn hieronder opgesomd.

Volgens artikel 5 van het Uitvoeringsbesluit Wet SLOA is het controle-object het financieel verslag dat onderdeel uitmaakt van de jaarrekening. Minimale controlewerkzaamheden zijn opgenomen ten aanzien van:

  • Afhandelingscorrespondentie van voorgaande jaren (zie afhandelingscorrespondentie voorgaande jaren).

  • Besteding van de geoormerkte subsidies in 2013 van OCW (zie Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting)

  • Overheidsgelden mogen worden doorbetaald of ter beschikking worden gesteld aan derden, indien daar een schriftelijk vastgelegde economische tegenprestatie tegenover staat, de doorbetaling of de terbeschikkingstelling past binnen de wettelijke taakuitvoering van de instelling en de minister daar vooraf in de beschikking toestemming voor heeft gegeven (zie Overige baten).

  • De Wet Normering bezoldiging topfunctionarissen in de publieke en semi-publieke sector. De Wet is gepubliceerd in het Staatsblad 2012, nummer 583 en 584. Ook is het Uitvoeringsbesluit WNT, gepubliceerd in het Staatsblad 2012, nummer 624 van toepassing. (zie WNT getrouwheid en WNT financiële rechtmatigheid)

De overige in dit controleprotocol opgenomen minimale controlewerkzaamheden zijn voor de instellingsaccountant van de SLOA-instelling niet van toepassing.

2.2. Getrouwheid

  • Verslaggevingscriteria

  • Rijksgegarandeerde leningen

  • Bezoldiging bestuurders

  • WNT getrouwheid

  • Jaarverslag

2.2.1. Verslaggevingscriteria (1 juli 2013)

De verslaggevingscriteria vloeien voornamelijk voort uit de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, maar in een aantal gevallen kan ook andere wet- en regelgeving bepalingen bevatten over de wijze waarop een school/instelling verslag doet. De rechtspersoon richt de jaarstukken in op basis van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Voor de instellingsaccountant vormt de regeling een verslaggevingscriterium. De instellingsaccountant stelt vast dat de jaarstukken aan de Regeling jaarverslaggeving onderwijs voldoen.

Voor de zorginstellingen met onderwijscomponent zijn de afspraken uit de brief van 15 mei 2009 met kenmerk 113787 ten aanzien van de jaarverslaggeving van toepassing. Voor instellingen voor Jeugd en Opvoedhulp waaraan bekostigd onderwijs vanuit het ministerie van OCW is verbonden zijn de afspraken uit de brief van 25 april 2012 met kenmerk 389858 van toepassing.

In het geval de onderwijsinstelling over derivaten beschikt, stelt de instellingsaccountant vast dat RJ290 is gevolgd. Hierbij relevante documenten betreffen indien de instelling kostprijshedge-accounting onder RJ290 heeft toegepast RJ Uiting 2013-4 ‘Kostprijshedge-accounting onder RJ290’ en de NBA-handreiking 1000 Speciale overwegingen bij het controleren van financiële instrumenten.

2.2.2. Rijksgegarandeerde leningen (1 december 2012)

Op de balanspost Vreemd Vermogen op lange termijn kunnen in de onderwijssectoren VO, BVE en HO ook Rijksgegarandeerde leningen voorkomen. De scholen/instellingen die ultimo 2013 rijksgegarandeerde leningen hadden, ontvangen begin 2014 een geactualiseerde specificatie van de rijksgegarandeerde leningen ultimo 2013.

Op nieuwe leningen wordt geen rijksgarantie verleend, in verband met de decentralisatie van de huisvestingsverantwoordelijkheid. De instellingsaccountant controleert de juistheid en volledigheid van de specificatie van rijksgegarandeerde leningen ultimo 2013 (die van DUO is ontvangen) en de mutaties gedurende 2013. Eventuele correcties worden aangebracht op de specificatie van DUO. Correcties voor Wageningen Universiteit dienen op de specificatie van EZ te worden aangebracht. De specificatie wordt gewaarmerkt door de instellingsaccountant en meegezonden met het formulier ‘Aanbieding jaarstukken 2013’. De wijzigingen die de instellingsaccountant heeft aangebracht, brengt DUO tot uitdrukking op het overzicht ultimo 2014. Daarnaast stelt de instellingsaccountant vast of in de jaarrekening 2013 een correcte specificatie is opgenomen van de rijksgegarandeerde geldleningen ultimo 2013.

2.2.3. Bezoldiging bestuurders (1 juli 2013)

Aanvullende verslaggevingscriteria: RJO artikel 3e, RJ 660.305.

Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).

De instellingsaccountant stelt vast dat de opgave van het bedrag van de bezoldiging voor de bestuurders juist en volledig is. Volgens de regeling jaarverslaggeving onderwijs artikel 3e, zijn de verplichtingen, bedoeld in artikel 383 c van Titel 9 Boek 2 BW, van toepassing. Dit betekent voor de betreffende scholen/instellingen in alle sectoren dat zij een opgave op naamsniveau moeten doen van alle bestuurders en gewezen bestuurders.

Indien dit niet het geval is, geeft de instellingsaccountant een ander dan goedkeurend getrouwheidsoordeel af en vermeldt hij de ontbrekende informatie in zijn verklaring.

2.2.4. Wnt getrouwheid (1 december 2013)

Aanvullende verslaggevingscriteria: WNT (in het bijzonder artikel 1.7, lid 2, artikel 4.1, lid 1 en 2, artikel 4.2, lid 1 tot en met 6 en artikel 7,5)

Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).

Voor de toepassing van de specifieke controletolerantie wordt een onderscheid gemaakt tussen de volledigheid en juistheid van het aantal personen/functies waarvoor informatie in de jaarrekening opgenomen moet worden en de volledigheid en juistheid van de kosten voor die betreffende persoon/functie. Daarnaast wordt nog een categorie interim functionarissen/inhuur op grond van artikel 4.2 lid 2 onder c WNT onderscheiden.

Ten aanzien van de volledigheid en juistheid van het aantal personen/functies (op grond van artikel 4.1 WNT en het personeel/functies met een aanstelling of dienstverband op grond van artikel 4.2 WNT) geldt een controletolerantie van 0%. De instellingsaccountant stelt aan de hand van de administratie van de school/instelling integraal vast of de opgave in de toelichting van de jaarrekening van de school/instelling op grond van de WNT volledig en juist is ten aanzien van de opgenomen personen en functies.

Ten aanzien van de volledigheid en juistheid van het aantal interim functionarissen/inhuur op grond van artikel 4.2 lid 2 onder c WNT geldt een controle tolerantie van 1%. Voor de toepassing van deze controletolerantie van 1% dient als omvangsbasis het totaal van de personele lasten met een maximum van € 500.000. De instellingsaccountant stelt aan de hand van de administratie van de school/instelling vast of de opgave in de toelichting van de jaarrekening van de school/instelling op grond van WNT artikel 4.2 voor interim functionarissen/inhuur met inachtneming van de controletolerantie volledig en juist is ten aanzien van de opgenomen personen en functies.

Ten aanzien van de volledigheid en juistheid van de opgenomen kosten per persoon/functie geldt een controletolerantie van 3%. Voor de toepassing van deze controletolerantie van 3% dient als omvangsbasis het relevante (sectorale) WNT bezoldigingsmaximum dat van toepassing is voor de betreffende persoon/functie. De controletolerantie bedraagt minimaal € 3.000 per persoon/functie.

De instellingsaccountant stelt, aan de hand van de administratie van de school/instelling met inachtneming van de specifieke controletolerantie van 3% vast of de opgave van de kosten per persoon/functie in de toelichting van de jaarrekening van de school/instelling op grond van de WNT juist en volledig is.

Indien de opgenomen personen en functies niet volledig en juist zijn dan geeft de instellingsaccountant een ander dan goedkeurend getrouwheidsoordeel af en vermeldt hij de ontbrekende informatie in zijn verklaring.

Indien het verslaggevingsdocument niet voldoet (WNT artikel 5.2, lid 1 onder a en lid 2) dan meldt de instellingsaccountant dit met het formulier dat beschikbaar wordt gesteld op de website van DUO.

2.2.5. Jaarverslag (1 juli 2013)

Aanvullende verslaggevingscriteria:

Notities Helderheid, Handreiking voor de inrichting van onderwijskundige publiek-private arrangementen (d.d. 25 maart 2011, kenmerk 285339 sector bve en kenmerk 282532 sector ho); Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 artikel 2; WPO artikel 17c, lid 1 onder e en artikel 171, lid 1 onder a; WEC artikel 28i, lid 1 onder e en artikel 157, lid 1 onder a; WVO artikel 24 e1, lid 1 onder e en artikel 103, lid 1 onder a; WEB artikel 2.5.4; WHW artikel 9.8, lid 1, 9.51, lid 2, 10.3d en 11.6; Regeling subsidie regionale expertisecentra in verband met de pakketmaatregel AWBZ 2009 artikel 8, lid 2 en Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs artikel 26.

  • Algemeen

  • Specifieke elementen

  • Rapportering

Algemeen 1 december 2013

Met betrekking tot het jaarverslag stelt de instellingsaccountant vast dat:

  • het jaarverslag aan de wettelijke bepalingen voldoet, waaronder de RJO en

  • het jaarverslag verenigbaar is met de jaarrekening.

Ultimo 2013 wordt nog een wijziging in de RJO verwacht, waarin aanwijzingen worden opgenomen voor de zogenaamde continuïteitsparagraaf. Ter invulling hiervan wordt per sector een specifieke set met afspraken gemaakt, die wordt vastgelegd in een brief. Indien deze voorschriften inderdaad nog van toepassing zijn voor het verslagjaar 2013 worden daarbij werkzaamheden van de instellingsaccountant gevraagd.

De instellingsaccountant stelt in dat geval vast dat de set van gegevens op basis van de RJO en de brief van de Minister in het jaarverslag van de instelling zijn opgenomen.

Ten aanzien van rapportering is hetgeen aan het einde van deze paragraaf is opgenomen ook op deze bepaling van toepassing.

Specifieke elementen (1 juli 2013)

  • Helderheid BVE en HO

    De instellingsaccountant stelt vast dat aan de in de helderheidsnotitie opgenomen verslaggevingseisen is voldaan.

  • Handreiking voor de inrichting van onderwijskundige publiek-private arrangementen (sector bve en ho)

    De instellingsaccountant stelt vast dat aan de in de handreiking opgenomen verslaggevingseis is voldaan. Dit betekent dat de accountant vaststelt dat de instelling in het jaarverslag aandacht besteedt aan de ratio achter publiek-private arrangementen, de risico’s en risicobeheer van publiek-private arrangementen en de feitelijke resultaten van de publiek-private arrangementen in relatie tot de beoogde resultaten (innovatie, kwaliteit etc.) en de missie c.q. lange termijn doelstelling van de instelling.

  • Artikel 2 van de regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 (Treasurybeleid)

    De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in de jaarverslaggeving ten aanzien van de publieke middelen ten minste verslag doet van:

    • het beleid en de uitvoering ten aanzien van het beleggen en belenen;

    • de soorten en omvang van de beleggingen en beleningen;

    • de looptijden van de beleggingen en beleningen.

  • Sector PO en VO (WPO artikel 17c, lid 1 onder e en artikel 171, lid 1 onder a; WEC artikel 28i, lid 1 onder e en artikel 157, lid 1 onder a; WVO artikel 24 e1, lid 1 onder e en artikel 103, lid 1 onder a)

    De instellingsaccountant stelt vast dat het bevoegd gezag van de school in het jaarverslag:

    • een verslag van de interne toezichthouder of het interne toezichthoudende orgaan heeft opgenomen, waarin deze verantwoording aflegt over de uitvoering van haar taken en bevoegdheden;

    • de gehanteerde code voor goed bestuur wordt vermeld, alsmede verantwoording over afwijkingen van die code voor goed bestuur.

  • Branche code Goed bestuur in de bve sector (artikel 2.5.4. WEB)

    De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in het jaarverslag:

    • verantwoording aflegt over het omgaan met de branche code;

    • als de instelling afwijkt van het hoofdmodel RvT/CvB dan zijn de redenen daarvoor verantwoord in het jaarverslag.

  • Sector HO (WHW artikel 9.8, lid 1, artikel 9.51, lid 2 en artikel 10.3d en artikel 11.6)

    De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling in het jaarverslag:

    • een verslag van de Raad van Toezicht heeft opgenomen, waarin deze verantwoording aflegt over de uitvoering van haar taken en bevoegdheden;

    • als de instelling afwijkt van het hoofdmodel RvT/CvB dan zijn de redenen daarvoor verantwoord in het jaarverslag.

  • Regeling subsidie regionale expertisecentra in verband met de pakketmaatregel AWBZ 2009 (artikel 8, lid 2 sector PO/VO)

    De instellingsaccountant stelt vast dat het REC de gevraagde informatie in het jaarverslag heeft opgenomen.

  • Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs (artikel 26, sector VO/BVE/HO)

    De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling de gevraagde verantwoording in het jaarverslag heeft opgenomen.

Rapportering (1 december 2010)

De instellingsaccountant neemt, indien niet voldaan is aan de wettelijke bepalingen een tekstpassage hieromtrent op in de controleverklaring onder de ‘Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties’.

2.3. Financiële rechtmatigheid

  • Referentiekader

  • Treasurybeleid

  • Huisvesting PO

  • Samenwerking universiteit en academisch ziekenhuis

  • Leerlinggebonden financiering VO en MBO

  • Vaststelling bekostiging per leer-werkovereenkomst vmbo schooljaren 2010/2011 en 2011/2012

  • Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting

  • Overige baten

  • Personele lasten

  • Overige instellingslasten sector PO en VO

  • Declaraties sector HO

  • WNT financiële rechtmatigheid

2.3.1. Referentiekader (1 december 2013)

De volgende wet- en regelgeving valt onder de reikwijdte van het oordeel van de instellingsaccountant over de financiële rechtmatigheid:

  • de relevante bepalingen in de onderwijswet- en regelgeving, deze zijn in detail opgenomen in bijlage 1;

  • aanbestedingswetgeving (zowel Europees, als nationaal: Besluit aanbestedingsregels voor overheidsopdrachten (tot 1 april 2013) Aanbestedingswet 2012 (na 1 april 2013), Aanbestedingsbesluit (na 1 april 2013) Gids Proportionaliteit (na 1 april 2013)) en

  • individuele subsidiebeschikkingen waaruit blijkt dat deze verantwoord moeten worden in model G onder 2 (zie ook paragraaf 2.3.7).

De overige van toepassing zijnde wet- en regelgeving, zoals de belastingwetgeving valt dus buiten het kader voor de financiële rechtmatigheid. Deze overige wet- en regelgeving neemt de instellingsaccountant wel mee in zijn werkzaamheden ten aanzien van de getrouw beeld verklaring in het kader van Standaard 250. Het belang van wet- en regelgeving bij de controle van financiële overzichten.

Voor aanbestedingen die boven de Europese drempelbedragen vallen gelden de gebruikelijke controle- en rapportage toleranties. Voor de aanbestedingen onder de Europese drempelbedragen geldt een groeimodel. Voor 2013 geldt een kwalitatieve tolerantie voor aanbestedingen onder de Europese drempelbedragen. Hiermee wordt bedoeld dat de instellingsaccountant de AO/IB rondom deze aanbestedingen beoordeelt en daarover rapporteert in de management letter en/of het accountantsrapport (dit is niet de uitzonderingsrapportage, zoals in paragraaf 1.1.3 genoemd) aan de RvT en/of het bestuur.

Toelichting Kader Financiële Rechtmatigheid OCW/EZ wet- en regelgeving

Het kader bevat bepalingen (gehele regelingen of individuele (delen van) artikelen) uit de wet- en regelgeving van OCW en EZ voor onderwijsinstellingen.

Opgenomen zijn bepalingen die de uitkomsten van de financiële transactie beïnvloeden. Deze bepalingen geven aan welke uitgaven (en incidenteel: inkomsten) zijn toegestaan.

Het kader vervangt voor de scholen en instellingen niet de gehele wet- en regelgeving. Beoogd is om volledig te zijn, maar het abusievelijk niet opnemen van een bepaling betekent niet dat een school of instelling zich er niet aan hoeft te houden. Wel betekent het dat de instellingsaccountant bij zijn controle kan uitgaan van het kader. Slechts als de instellingsaccountant kennis krijgt van het niet naleven van relevante en materiële, niet opgenomen, bepalingen dient de instellingsaccountant in overeenstemming met de beroepsvoorschriften (Standaard 240 en Standaard 250) te handelen.

Het kader bevat dus niet:

  • bepalingen voor de inrichting van het onderwijs;

  • bepalingen voor het verkrijgen van bekostiging (bekostigingsparameters, aanvragen, termijnen etc.);

  • bepalingen voor derden zoals gemeenten;

  • bepalingen over hoe OCW om moet gaan met de (rechten van) scholen en instellingen;

  • bepalingen voor het afleggen van verantwoording (voor jaarrekening, jaarverslag, specifieke subsidieverantwoordingen);

  • bepalingen voor het inrichten van administraties.

De bepalingen vallen uiteen in de volgende categorieën:

  • de activiteiten waarvoor kosten mogen worden gemaakt;

  • de toegestane kostensoorten;

  • de maximale hoogte van bepaalde uitgaven;

  • de maximale en minimale hoogte van bepaalde inkomsten;

  • invloed op balansmutaties.

Als er sprake is van algemene bepalingen voor toegestane uitgaven, dan zijn ook de bepalingen opgenomen die de algemene bepalingen beperken, doch niet de bepalingen die een verruiming bieden. Als een instellingsaccountant vast kan stellen (positieve controle) dat de verruimende bepaling van toepassing is, kan hij de uitgaven of inkomsten alsnog goedkeuren.

Soms wordt in een opgenomen bepaling verwezen naar een andere bepaling (artikel). Die is voor de overzichtelijkheid van het kader dan niet opgenomen.

Niet voor alle bepalingen die zijn opgenomen in het kader zijn expliciet minimale werkzaamheden opgenomen. Van de instellingsaccountant wordt verwacht dat hij zijn controle in het kader van de financiële rechtmatigheid zo inricht, dat hij met inachtneming van de gegeven controletolerantie tot een oordeel over de financiële rechtmatigheid kan komen.

2.3.2. Treasurybeleid (1 juli 2010)

Aanvullend controlecriterium: Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010.

De instellingsaccountant stelt vast dat aan artikel 3, lid 2, 3 en 4 van de Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 is voldaan.

2.3.3. Huisvesting PO (1 juli 2011)

De instellingsaccountant stelt vast dat er geen rijksmiddelen zijn gebruikt voor huisvestingsvoorzieningen waar de gemeente verantwoordelijk voor is, tenzij de uitgave aan een huisvestingsvoorziening aanvullend is en bekostigd is uit de reserve die vóór invoering van lumpsum (1 augustus 2006) is opgebouwd.

Zie ook de brieven PO/B&S/121802, PO/B&S/198180 en PO/B&S/214997.

2.3.4. Samenwerking universiteit en academisch ziekenhuis (1 juli 2010)

Aanvullend controlecriterium: academische ziekenhuizen: artikel 2.12 van de WHW.

Dit controlepunt geldt alleen voor universiteiten, waaraan een academisch ziekenhuis is verbonden. De universiteit die ondersteund wordt door het academisch ziekenhuis bij het verzorgen van geneeskundig onderwijs en onderzoek, krijgt hiervoor een rijksbijdrage toegekend. De instellingsaccountant controleert of deze bijdrage onverwijld aan het academisch ziekenhuis is doorbetaald.

2.3.5. Leerlinggebonden financiering VO en MBO (1 december 2010)

Aanvullend controlecriterium: artikel 2.7.1 tot en met artikel 2.7.3 van het Uitvoeringsbesluit WEB.

De instellingsaccountant stelt vast dat er overeenstemming bestaat tussen:

  • de door de Commissie voor de Indicatiestelling(CvI) afgegeven beschikking;

  • het door DUO vestiging Zoetermeer verstrekte terugmeldingsformulier enerzijds;

  • de door DUO vestiging Zoetermeer afgegeven LGF-beschikkingen anderzijds;

  • voor het mbo: de onderwijsovereenkomst bij de inschrijving van de deelnemer voor het volgen van de beroepsopleiding;

De instellingsaccountant stelt vast dat de leerlingen/deelnemers waarvoor LGF-subsidie wordt verkregen, ook daadwerkelijk zijn ingeschreven op de school/ instelling en daar het onderwijs daadwerkelijk volgen.

In de praktijk blijkt dat scholen in het administratieve proces niet consequent de toegevoegde letters van de CvI-beschikking verwijderen, waardoor er geen overeenstemming is met de subsidiebeschikking. Dit kan tot gevolg hebben dat de instellingsaccountant ten onrechte leerlingen/deelnemers als niet-LGF leerling aanmerkt. Instellingsaccountants mogen ervan uitgaan dat wanneer de cijfers van de CvI-nummers op genoemde documenten overeenkomen, er sprake is van dezelfde leerling/deelnemer.

2.3.6. Vaststelling bekostiging per leer-werkovereenkomst vmbo schooljaren 2011/2012 en 2012/2013 (1 juli 2011)

Aanvullend controlecriterium: Verantwoording van de kenniscentra inzake de verkrijging en de besteding van de bekostiging voor leer- werktrajecten in het vmbo voor de schooljaren 2011/2012 en 2012/2013.

Dit controlepunt geldt alleen voor de kenniscentra die subsidie hebben ontvangen in het kader van de regeling houdende de vaststelling van de bekostiging van kenniscentra voor leer-werktrajecten in het vmbo.

De instellingsaccountant stelt vast dat:

  • de in de jaarverslaggeving 2013 van het kenniscentrum opgenomen aantallen van de gesloten leer- werktrajecten in de schooljaren 2011/2012 en 2012/2013 sluiten aan met de aantallen volgens de opgaven van het kenniscentra aan DUO Zoetermeer in 2013;

  • het aantal opgeven leer- werktrajecten per schooljaar sluiten aan met het aantal, volgens de administratie van het kenniscentrum, daadwerkelijk gesloten leerwerktrajecten voor dat schooljaar;

  • het afgesloten leerwerktraject terecht in de opgave is opgenomen, dat wil zeggen dat er een door de juiste partijen getekende leerwerkovereenkomst aanwezig is, die is afgesloten in de juiste periode.

2.3.7. Geoormerkte aanvullende subsidies met een bestedingsverplichting

  • Algemeen

  • Besteding in 2013 van geoormerkte subsidies met een bestedingsverplichting op basis van de Wet SLOA

  • NWO-subsidies

Algemeen (1 december 2013)

De instellingsaccountant stelt op grond van de bekostigings/subsidievoorwaarden/subsidieverplichtingen vast dat de (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidie met bestedingsverplichting rechtmatig is besteed. Voor nog te besteden (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidies uit voorgaande jaren blijven de aanwijzingen uit voorgaande controleprotocollen van kracht (overzicht wet- en regelgeving). In alle gevallen zijn de aanwijzingen in de individuele subsidiebeschikkingen ten aanzien van verantwoorden leidend.

Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).

Het totaalbedrag van de bestedingen van de geoormerkte aanvullende bekostiging/subsidies vormt een afzonderlijke massa waarop de toleranties voor de controle van de bestedingen moeten worden toegepast. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij een redelijke mate van zekerheid kan verkrijgen dat geen onrechtmatige bestedingen voorkomen met een belang dat groter is dan 3% van de totale bestedingen van de (geoormerkte) aanvullende bekostiging/subsidies in het betreffende controlejaar.

Als deze tolerantie wordt overschreden, maar de tolerantiegrens voor de jaarrekeningcontrole niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. Zie voor een nadere toelichting Algemeen. Het kan eventueel voor de school/instelling wel consequenties hebben voor terugbetalingsverplichtingen, zoals uit de desbetreffende regeling blijkt.

Als de instellingsaccountant bestedingen constateert die in strijd zijn met de subsidievoorwaarden dan wel bekostigingsvoorwaarden/subsidieverplichtingen en deze hebben mogelijk invloed op de totale omvang van de (geoormerkte) aanvullende subsidies/bekostiging, dan moet de school/instelling deze corrigeren. Indien de instellingsaccountant constateert dat de bekostiging niet rechtmatig is, dan ziet de instellingsaccountant erop toe dat de school/instelling dit corrigeert.

Indien de correctie niet plaatsvindt dan neemt de instellingsaccountant dat op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Omgaan met fouten.

Ten aanzien van onderstaande geoormerkte subsidies schrijft het controleprotocol specifieke minimale controlewerkzaamheden voor.

Besteding in 2013 van geoormerkte subsidies met een bestedingsverplichting op basis van de Wet SLOA (1 december 2012)

Aanvullend controlecriterium: Uitvoeringsbesluit Wet SLOA.

De instellingsaccountant stelt vast dat de geoormerkte subsidies van OCW en EZ rechtmatig zijn besteed. Onder geoormerkte subsidies worden subsidies verstaan die het ministerie van OCW en EZ hebben verstrekt op basis van de wet SLOA. Er zijn derhalve specifieke rechtmatigheideisen die worden gesteld aan de besteding.

Indien uit de toewijzingsbrief blijkt dat de projecten in het verslagjaar moeten worden afgerekend of dat eventuele overschotten moeten worden gerestitueerd aan OCW en EZ, dan stelt de instellingsaccountant vast of afrekening of restitutie reeds heeft plaatsgevonden en/of de gespecificeerde schulden aan OCW en EZ in de jaarrekening zijn verantwoord.

Gaat het om subsidies of vergoedingen, die voor meerdere jaren zijn verstrekt, dan is het gebruikelijk de eindverantwoording daarvan op te nemen in het jaar waarin de activiteiten zijn afgerond dan wel moeten zijn afgerond.

De instellingsaccountant controleert de voorschotten op het verrekenformulier en ziet erop toe dat de school/instelling de noodzakelijke correcties aanbrengt, ook als bij deze correcties de tolerantiegrens niet wordt overschreden. Vervolgens waarmerkt de instellingsaccountant het verrekenformulier ter identificatie.

NWO-subsidies (1 juli 2010)

Naast OCW verstrekt ook de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) subsidies aan de universiteiten. Onder deze subsidies worden ook begrepen de subsidies van Technologiestichting STW (STW) en ZonMw. De financiële verantwoording over deze subsidies vindt plaats via de jaarrekening van de universiteit. Op grond van een akkoord gesloten tussen VSNU, NWO en de vereniging Sectie Gezondheidsfondsen (SGF) kunnen ook de subsidies van de gezondheidsfondsen aangesloten bij deze vereniging op deze wijze worden verantwoord. Bij de controle van deze subsidies gelden dezelfde bepalingen en controletoleranties, zoals vermeld in deze paragraaf voor de besteding van geoormerkte aanvullende subsidies. De controlecriteria vloeien voort uit de afzonderlijke subsidiebeschikkingen.

De instellingsaccountant controleert de rechtmatigheid van de besteding van deze subsidiegelden. In afwijking van hetgeen is opgenomen in Accountantsproducten/rapportering , stuurt de instelling, indien van toepassing, een rapport van bevindingen naar de NWO.

2.3.8. Overige baten (1 juli 2010)

  • Uitbesteding en contractactiviteiten voor derden

  • Notitie Helderheid BVE

  • Notitie Helderheid HO

Uitbesteding en contractactiviteiten voor derden (1 juli 2010)

Aanvullend controlecriterium: EU verdrag oneerlijke concurrentie.

Uitbesteding

De instellingsaccountant stelt vast dat bij de uitbesteding de kosten en tegenprestatie schriftelijk zijn vastgelegd in een contract/overeenkomst. Tevens stelt de instellingsaccountant vast dat de uitbestede activiteit(en) passen binnen de wettelijke taakuitvoering van de instelling.

Contractactiviteiten voor derden

Overheidsgelden mogen niet zodanig worden aangewend dat er oneerlijke concurrentie ontstaat. Van de instellingsaccountant wordt geen marktonderzoek verlangd. Wel stelt hij vast dat minimaal een kostendekkend tarief is berekend.

Notitie Helderheid BVE (Publieke middelen in private activiteiten) (1 juli 2010)

Voor het aanwenden van publieke middelen voor private activiteiten gelden de voorwaarden, zoals die zijn opgenomen in de notitie Helderheid BVE, gepubliceerd in het gele katern 18/19 2004. Voor verdere uitleg van de toegestane aanwending en verantwoording van publieke middelen voor private activiteiten wordt verwezen naar de brief met kenmerk HO/CBV/05/22162 die staatssecretaris Rutte op 20 juli 2005 aan de Tweede Kamer heeft gezonden en de brief van 24 februari 2009 met kenmerk BVE/stelsel/104878. De instelling heeft een proces ingericht om vast te stellen of niet-gesubsidieerde of niet bekostigde activiteiten een meerwaarde hebben voor de publieke activiteiten in de zin van de door de staatssecretaris van Onderwijs omschreven wijze (Tweede Kamer 28 248, nr. 84). De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling heeft voldaan aan de in Notitie Helderheid en de brief aan de Tweede Kamer van 20 juli 2005 opgenomen voorwaarden ten aanzien van de aanwending van publieke middelen in private activiteiten.

Notitie Helderheid HO (Publieke middelen in private activiteiten) (1 juli 2010)

Voor het aanwenden van publieke middelen voor private activiteiten gelden de voorwaarden, zoals opgenomen in de notitie Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs d.d. 29 augustus 2003 en in de notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs’ d.d. 27 augustus 2004. Voor verdere uitleg van de toegestane aanwending en verantwoording van publieke middelen voor private activiteiten wordt verwezen naar de brief met kenmerk HO/CBV/05/22162 die de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 20 juli 2005 aan de Tweede Kamer heeft gezonden. De instelling heeft een procedure ingericht om vast te stellen of niet bekostigde activiteiten een meerwaarde hebben voor de publieke activiteiten in de zin van in de brief van 20 juli 2005 van de de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de tweede kamer omschreven wijze (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 248, nr. 84).

De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling heeft voldaan aan de in Notitie Helderheid en de brief aan de Tweede Kamer van 20 juli 2005 opgenomen voorwaarden ten aanzien van de aanwending van publieke middelen in private activiteiten.

2.3.9. Personele lasten

  • Omvang werkzaamheden in de sector PO en VO

  • Overig sector PO

  • Wachtgelden PO

Omvang werkzaamheden in de sector PO en VO (1 december 2011)

De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie vast in zijn dossier.

Bij de uitvoering van de risicoanalyse neemt de instellingsaccountant in acht hetgeen is opgenomen in het onderwerp ‘Steunen op de werkzaamheden van een AK.’

De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240. In de hierna beschreven controleaanpak wordt uitgegaan van een voor een school of REC normaal laag inherent risico. Als er sprake is van verhoogd inherent risico past de instellingsaccountant de omvang van de werkzaamheden aan. Daarnaast heeft de risicoanalyse als doel om tot een uitspraak te komen of de instellingsaccountant bij zijn verdere werkzaamheden kan steunen op de aanwezige interne beheersingsmaatregelen (IB).

De werkzaamheden verricht door een administratiekantoor kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van het administratiekantoor maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.

Om tot een uitspraak over de kwaliteit van de IB te komen dient de instellingsaccountant werkzaamheden te verrichten. Deze werkzaamheden bestaan uit:

  • minimaal 25 procedure testen; of

  • werkzaamheden, op grond waarvan de instellingsaccountant een uitspraak kan doen over de kwaliteit van de interne beheersing van het administratiekantoor.

Bovenstaande werkzaamheden sluiten niet uit hetgeen in Standaard 330 (De wijze van inspelen door de accountant op ingeschatte risico’s) is opgenomen ten aanzien van gebruikmaken van controle-informatie die tijdens vorige controles is verkregen.

Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.

Indien de instellingsaccountant tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB verricht hij daarnaast nog de volgende minimale werkzaamheden:

  • De instellingsaccountant analyseert de formatieoverzichten en de verzamelloonstaat van de scholen ressorterend onder het bestuur. In deze analyse wordt betrokken: salarisschalen, de omvang en samenstelling van eventuele niet norm-functies binnen de formatie, de betrekkingsomvang van de dienstbetrekkingen en ongebruikelijke beloningen. Deze analyse wordt door de instellingsaccountant uitgevoerd op bestuursniveau.

  • Daarnaast voert de instellingsaccountant een cijferbeoordeling uit op de personele kosten, in relatie tot de begroting en de jaarrekening van het voorgaande jaar. Bij sterke fluctuaties en ongebruikelijke saldi controleert de instellingsaccountant met detailstukken. De cijferbeoordeling vindt plaats op bestuursniveau.

De instellingsaccountant moet het gestelde in Standaard 520 Cijferanalyses in bovenstaande werkzaamheden betrekken.

Overig sector PO (1 juli 2013)

Kaderbesluit rechtspositie PO

Aanvullende controlecriteria: Kaderbesluit Rechtspositie PO, Regeling formalisering bijlagen, verschillende berekeningswijzen en percentages in het Kaderbesluit Rechtspositie PO.

De instellingsaccountant controleert of de PO-school het kaderbesluit naleeft. Hierbij neemt de instellingsaccountant als actuele norm mee de wijzigingen van het kaderbesluit, zoals die in de ‘Regeling formalisering bijlagen, verschillende berekeningswijzen en percentages in het Kaderbesluit Rechtspositie PO’

Wachtgelden PO (1 december 2010)

Specifieke controlecriteria: artikel 137, 138 en 139 van de WPO en artikel 131, 132 en 133 van de WEC, Regeling achterwege laten vermindering van de bekostiging bij niet-herbenoeming ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemers primair onderwijs regeling, Regeling betreffende aftrekposten WBO, ISOVSO en WVO.

Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).

De instellingsaccountant controleert of het bevoegd gezag de bepalingen over voorrang bij benoemingen (eigenwachtgelderbepalingen) naleeft.

Als deze bepalingen niet worden nageleefd controleert de instellingsaccountant of op de bekostiging in mindering gebracht is: de salarissen, toelagen, uitkeringen of andere bijdragen waarop aanspraak wordt gemaakt door personeel dat is benoemd met voorbijgaan aan de eigenwachtgelderbepalingen of aan personeel dat gebruik maakt van een regeling voor onvrijwillige werkloosheid of taakvermindering.

De instellingsaccountant stelt in geval van vacatures waarvoor een (toekomstige) ontslaguitkeringsgerechtigde ex-werknemer (‘eigen wachtgelder’) beschikbaar is, vast dat:

  • geen nieuw personeel is aangesteld;

  • van geen enkel personeelslid de betrekkingsomvang is uitgebreid;

  • van geen enkel personeelslid de tijdelijke aanstelling is verlengd;

  • van geen enkel personeelslid de tijdelijke aanstelling is omgezet in een vast dienstverband.

De instellingsaccountant controleert of het bevoegd gezag de salarissen, toelagen, uitkeringen of andere bijdragen waarop aanspraak wordt gemaakt door personeel dat langer dan 1 jaar anders dan wegens vervanging onafgebroken, met een onderbreking van een week of minder, dan wel met een of meer onderbrekingen gedurende een schoolvakantie, in een gelijksoortige functie in tijdelijke dienst verbonden is geweest aan een school van het bevoegd gezag op de bekostiging in mindering heeft gebracht.

De instellingsaccountant controleert of het bevoegd gezag rekening houdt met de vermindering op de bekostiging van de kosten van werkloosheidsuitkeringen, suppleties inzake arbeidsongeschiktheid alsmede uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid van gewezen personeel anders dan op grond van de Ziektewet, die DUO Zoetermeer uitvoert in het kader van de instroom van de werkloosheidsuitkeringen. Deze vermindering op de bekostiging is niet van toepassing, indien het Participatiefonds heeft ingestemd met het ten laste van het Participatiefonds brengen van de kosten van uitkeringen of suppleties als bedoeld in de eerste volzin.

De instellingsaccountant moet de toepassing van bovenstaande procedures jaarlijks integraal controleren. Als blijkt dat een bevoegd gezag zich niet aan de wachtgeldregelgeving heeft gehouden, neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering. De instellingsaccountant vermeldt de financiële gevolgen van het niet-naleven van de wachtgeldbepalingen.

Documenten:

De Uitvoeringsorganisatie Participatiefonds (email helpdesk@vfpf.nl of telefoon: 045 579 3953) kan op verzoek een overzicht verstrekken van voormalig personeel dat een ontslaguitkering geniet. Dit overzicht kan als hulpmiddel dienen de uitkeringsgenietenden te traceren die langer dan een jaar direct voorafgaand aan hun uitkering onafgebroken in dienst waren bij het bestuur.

2.3.10. Overige instellingslasten sector PO en VO (1 december 2010)

De instellingsaccountant voert een cijferbeoordeling uit op de materiële kosten, in relatie tot de begroting en de jaarrekening van het voorgaande jaar. Bij sterke fluctuaties en ongebruikelijke saldi controleert de instellingsaccountant met detailstukken. De cijferbeoordeling vindt plaats op bestuursniveau.

Bij bovenstaande werkzaamheden moet de instellingsaccountant hetgeen in Standaard 520 Cijferanalyses is opgenomen betrekken.

2.3.11. Declaraties sector HO (1 juli 2012)

Aanvullend controlecriterium: Brief Transparantie declaraties en declaratievoorschriften van 25 november 2011 met kenmerk 337429.

Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).

Het totaalbedrag van de declaraties (voor de gehele organisatie) vormt een afzonderlijke massa waarop de toleranties voor de controle van de declaraties moeten worden toegepast. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij een redelijke mate van zekerheid kan verkrijgen dat geen vergoedingen voorkomen met een belang dat groter is dan 5% van de totale omvang van de declaraties(vergoedingen), die niet in overeenstemming zijn met de voor de gehele organisatie geldende declaratievoorschriften.

Als deze tolerantie wordt overschreden, maar de tolerantiegrens voor de jaarrekeningcontrole niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. Zie voor een nadere toelichting Algemeen.

2.3.12. Wnt financiële rechtmatigheid (1 december 2013)

Aanvullend controlecriterium: WNT (in het bijzonder artikel 1.6, 2.1, 2.2, 2.3, 2.10, 2.11, 7.3 en 7.9), Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren (artikel 3).

Voor deze post geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).

De instellingsaccountant stelt integraal vast a.d.h.v. de gecontroleerde opgave in de jaarrekening van de instelling dat de opgave de vastgestelde maxima en toegestane bezoldigingen voor topfunctionarissen niet overschrijdt. Indien van toepassing (WNT artikel 5.2 lid 1 onder b) dan maakt de instellingsaccountant de gevraagde melding met het formulier dat beschikbaar wordt gesteld op de website van DUO.

Indien sprake is van overschrijding van de toegestane maxima en toegestane bezoldigingen dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering.

2.4. Overige rechtmatigheid

  • Treasurybeleid

  • Visueel gehandicapte leerlingen WVO en deelnemers WEB

  • Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en BVE

  • Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven bij opleidingsscholen

  • Declaratiereglement sector HO

2.4.1. Treasurybeleid (1 juli 2010)

Aanvullend controlecriterium: Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010.

Voor het onderwerp ao/ib geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting). Het voorschrijven van een controle- en rapportagetolerantie verhoudt zich lastig tot werkzaamheden van de instellingsaccountant die zijn gericht op het vaststellen van elementen van administratieve organisatie en interne beheersing. In dit geval wordt hiermee bedoeld dat de instellingsaccountant ongeacht de materialiteit vaststelt dat de school/instelling de hieronder bedoelde vastlegging toereikend heeft uitgevoerd. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering.

De instellingsaccountant stelt vast dat aan artikel 3, lid 1 van de Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010 is voldaan.

2.4.2. Visueel gehandicapte leerlingen WVO en deelnemers WEB (1 juli 2010)

Aanvullend controlecriterium: Regeling visueel gehandicapte leerlingen WVO en deelnemers WEB 2010–2012.

Voor dit onderwerp geldt een specifieke rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie). De instellingsaccountant controleert of in de administratie van de school/instelling de verklaring van de medisch specialist voor de desbetreffende leerling(en)/deelnemer(s) aanwezig is en dat de leerling/deelnemer op 1 oktober 2012 is ingeschreven en daadwerkelijk onderwijs volgt op de school/instelling.

Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering.

2.4.3. Verklaring omtrent het gedrag PO, VO en BVE (1 december 2013)

Aanvullende controlecriteria:

Voor dit onderwerp geldt een specifieke rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie). De instellingsaccountant stelt vast dat de verklaring omtrent het gedrag – met inachtneming van de controletolerantie – is opgenomen in het personeelsdossier voor alle personeelsleden in loondienst bij het bevoegd gezag of de instelling, waarvoor dit wettelijk vereist is. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering. Hierin vermeldt de instellingsaccountant het aantal ontbrekende verklaringen omtrent het gedrag per categorie personeel (directie in de sector PO,EC en VO), onderwijsgevend personeel (alle sectoren), onderwijsondersteunend personeel (alle sectoren) en overig personeel (sector BVE) per school of onderwijsinstelling(BRIN-nummer) en de reden voor het ontbreken van de verklaringen.

2.4.4. Studenten die opleiding voor een groot gedeelte op de werkplek volgen ingeschreven bij een opleidingsschool (1 juli 2011)

Aanvullend controlecriterium: Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen

Voor dit onderwerp geldt een specifieke rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting en zie Tolerantietabel voor de betreffende specifieke controle- en rapportagetolerantie).

De instellingsaccountant stelt, aan de hand van de op 1 oktober 2013 verstrekte opgave vast dat de hierin opgenomen gegevens ten aanzien van het aantal studenten zoals bedoeld in artikel 2, lid 2 juist zijn. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering.

2.4.5. Declaratiereglement sector HO (1 juli 2012)

Aanvullend controlecriterium: Brief Transparantie declaraties en declaratievoorschriften van 25 november 2011 met kenmerk 337429.

Voor dit onderwerp geldt een specifieke controle- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting). Het voorschrijven van een controle- en rapportagetolerantie verhoudt zich lastig tot werkzaamheden van de instellingsaccountant die zijn gericht op het vaststellen van elementen van administratieve organisatie en interne beheersing. In dit geval wordt hiermee bedoeld dat de instellingsaccountant ongeacht de materialiteit vaststelt dat de school/instelling de hieronder bedoelde vastlegging toereikend heeft uitgevoerd. Indien dit niet het geval is dan neemt de instellingsaccountant dit op in een rapport van bevindingen zoals vermeld in Accountantsproducten/rapportering.

De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling voor de gehele organisatie geldende voorschriften heeft met betrekking tot te declareren vergoedingen.

2.5. Controleverklaringen inzake de jaarrekening

  • Algemeen

  • Sector PO (zelfstandige scholen, REC’s en CDen van samenwerkingsverbanden)

  • Sector PO (gemeentelijke scholen voor PO zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid)

  • Sector VO

  • Sector VO (gemeentelijke scholen voor VO zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid)

  • Sector VO (SLOA-instellingen)

  • Sector BVE

  • Sector HO

Algemeen (1 december 2012)

Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een andere dan een goedkeurende verklaring afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Het feit dat hij een andere dan een goedkeurende verklaring heeft afgegeven moet hij vermelden op het zogenoemde Aanbiedingsformulier, dat bij de indiening van de jaarrekening bij DUO moet worden gebruikt.

Ook geeft de instellingsaccountant op het Aanbiedingsformulier aan of er een afzonderlijk rapport van bevindingen is opgesteld.

Als de instellingsaccountant een andere dan een goedkeurende verklaring afgeeft, dan sluit hij voor wat betreft de oordeelsparagraaf aan bij de teksten van hoofdstuk 1 van de ‘Controle en Overige Standaarden’ deel Voorbeeldteksten), uitgegeven door de NBA.

Indien het bevoegd gezag rijksbekostiging ontvangt voor meerdere sectoren op grond van meerdere wetten, dan wordt in de controleverklaring verwezen naar de wetten, op grond waarvan dan een jaarrekening aan het Ministerie wordt verstrekt.

Sector PO (1 juli 2013)

Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening PO zelfstandige scholen, REC’s en CDen van samenwerkingsverbanden(1a)

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: Opdrachtgever

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2013 van ... (naam entiteit) te ... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

Verantwoordelijkheid van het bestuur

Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur is voorts verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van die relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 171, lid 4 van de Wet op het primair onderwijs respectievelijk artikel 157, lid 4 van de Wet op de expertisecentra*). Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede in het kader van de financiële rechtmatigheid voor de naleving van die relevante wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel betreffende de jaarrekening

Naar ons oordeel**) geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van ... (naam entiteit) per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2013 voldoen in alle van materieel belang zijnde aspecten aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat de bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen

Ingevolge artikel 2:393, lid 5 onder e en f van het BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 van het BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392, lid 1 onder b tot en met h van het BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391, lid 4 van het BW. Tenslotte vermelden wij dat het jaarverslag voldoet aan de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.2.5 Jaarverslag van het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

.... (naam accountant)

*) Opnemen in de verklaring hetgeen van toepassing is op het betreffende bestuur.

**) Indien niet wordt voldaan aan de WNT/RJ660.305 vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel.

Sector PO (scholen zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid) (1 juli 2013)

Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening PO gemeentelijke scholen (1b)

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: Opdrachtgever

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2013 van de gemeentelijke scho(o)l(en) voor primair onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van gemeente ... (naam gemeente) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

Verantwoordelijkheid van het College van Burgemeester en Wethouders

Het College van Burgemeester en Wethouders van gemeente ...(naam gemeente) is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Het College van Burgemeester en Wethouders is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het College van Burgemeester en Wethouders is voorts verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van die relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 171, lid 4 van de Wet op het primair onderwijs respectievelijk artikel 157, lid 4 van de Wet op de expertisecentra*). Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede in het kader van de financiële rechtmatigheid voor de naleving van die relevante wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel betreffende de jaarrekening

Naar ons oordeel**) geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de gemeentelijke scho(o)l(en) voor primair onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van gemeente ... (naam gemeente) per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2013 voldoen in alle van materieel belang zijnde aspecten aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat de bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen

Ingevolge artikel 2:393, lid 5 onder e en f van het BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 van het BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392, lid 1 onder b tot en met h van het BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391, lid 4 van het BW. Tenslotte vermelden wij dat het jaarverslag voldoet aan de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.2.5 Jaarverslag van het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

.... (naam accountant)

*) Opnemen in de verklaring hetgeen van toepassing is op het betreffende College.

**) Indien niet wordt voldaan aan de WNT/RJ660.305 vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel.

Sector VO (1 juli 2013)

Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening VO zelfstandige scholen (2a)

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: Opdrachtgever

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2013 van ... (naam bevoegd gezag) te ... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

Verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag

Het bevoegd gezag van de scho(o)l (en) is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Het bevoegd gezag is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bevoegd gezag is voorts verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van die relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 18, lid 3 van het Bekostigingsbesluit W.V.O. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede in het kader van de financiële rechtmatigheid voor de naleving van die relevante wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bevoegd gezag van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel betreffende de jaarrekening

Naar ons oordeel*) geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van ... (naam bevoegd gezag) per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2013 voldoen in alle van materieel belang zijnde aspecten aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat de bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen

Ingevolge artikel 2:393, lid 5 onder e en f van het BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 van het BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392, lid 1 onder b tot en met h van het BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391, lid 4 van het BW. Tenslotte vermelden wij dat het jaarverslag voldoet aan de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.2.5 Jaarverslag van het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk.

.... (naam accountant)

*) Indien niet wordt voldaan aan de WNT/RJ660.305 vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel.

Sector VO (gemeentelijke scholen) (1 juli 2013)

Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening VO gemeentelijke scholen (2b)

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: Opdrachtgever

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2013 van de gemeentelijke scho(o)l(en) voor voortgezet onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van gemeente ... (naam gemeente) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

Verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag

Het bevoegd gezag van de scho(o)l (en) is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Het bevoegd gezag is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bevoegd gezag is voorts verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van die relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 18, lid 3 van het Bekostigingsbesluit W.V.O. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede in het kader van de financiële rechtmatigheid voor de naleving van die relevante wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bevoegd gezag van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel betreffende de jaarrekening

Naar ons oordeel*) geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van de gemeentelijke scho(o)l(en) voor voortgezet onderwijs zonder zelfstandige rechtspersoonlijkheid van gemeente ... (naam gemeente) per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2013 voldoen in alle van materieel belang zijnde aspecten aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat de bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen

Ingevolge artikel 2:393,lid 5 onder e en f van het BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 van het BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392, lid 1 onder b tot en met h van het BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391, lid 4 van het BW. Tenslotte vermelden wij dat het jaarverslag voldoet aan de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.2.5 Jaarverslag van het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

.... (naam accountant)

*) Indien niet wordt voldaan aan de WNT/RJ660.305 vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel.

Sector VO (SLOA-instellingen) (1 juli 2013)

Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening SLOA-instellingen (2c)

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: opdrachtgever

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2013 van ........(naam bevoegd gezag) te ....(statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de geconsolideerde en enkelvoudige balans per 31 december 2013 en de geconsolideerde en enkelvoudige winst-en-verliesrekening over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen, waaronder het financiële verslag.

Verantwoordelijkheid van het bestuur

Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het BW. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur is voorts verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van die relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle en op grond van artikel 5, lid 2 en 3 van het uitvoeringsbesluit wet SLOA (STB 1999, 37). Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede in het kader van de financiële rechtmatigheid voor de naleving van die relevante wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel betreffende de jaarrekening

Naar ons oordeel*) geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van .... (naam bevoegd gezag) per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2013 voldoen in alle van materieel belang zijnde aspecten aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat de bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen

Ingevolge artikel 2:393, lid 5 onder e en f van het BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 van het BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392, lid 1 onder b tot en met h van het BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391, lid 4 van het BW.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

.... (naam accountant)

*) Indien niet wordt voldaan aan de WNT/RJ660.305 vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel.

Sector BVE (1 juli 2013)

Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening BVE (3a)

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: Opdrachtgever

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2013 van ... (naam entiteit) te ... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

Verantwoordelijkheid van het bestuur

Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur is voorts verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van die relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 2.5.3, lid 4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede in het kader van de financiële rechtmatigheid voor de naleving van die relevante wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel betreffende de jaarrekening

Naar ons oordeel*) geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van ... (naam entiteit) per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2013 voldoen in alle van materieel belang zijnde aspecten aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat de bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen

Ingevolge artikel 2:393. lid 5 onder e en f van het BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 van het BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392, lid 1 onder b tot en met h van het BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391, lid 4 van het BW. Tenslotte vermelden wij dat het jaarverslag voldoet aan de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.2.5 Jaarverslag van het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

.... (naam accountant)

*) Indien niet wordt voldaan aan de WNT/RJ660.305 vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel.

Sector HO (1 juli 2013)

Goedkeurende controleverklaring: jaarrekening HO (4a)

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: Opdrachtgever

Verklaring betreffende de jaarrekening

Wij hebben de (in dit verslag/rapport opgenomen) jaarrekening 2013 van ... (naam entiteit) te ... (statutaire vestigingsplaats) gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2013 en de staat van baten en lasten over 2013 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

Verantwoordelijkheid van het bestuur

Het bestuur van de entiteit is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de financiële rechtmatigheid van de in de jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties. Dit houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur is voorts verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening en de naleving van de relevante wet- en regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 2.9, lid 3 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan alsmede in het kader van de financiële rechtmatigheid voor de naleving van die relevante wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidcriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de entiteit gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel betreffende de jaarrekening

Naar ons oordeel*) geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van ... (naam entiteit) per 31 december 2013 en van het resultaat over 2013 in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze jaarrekening verantwoorde baten, lasten en balansmutaties over 2013 voldoen in alle van materieel belang zijnde aspecten aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat de bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.3.1. Referentiekader van het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen

Ingevolge artikel 2:393, lid 5 onder e en f van het BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 van het BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392, lid 1 onder b tot en met h van het BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391, lid 4 van het BW. Tenslotte vermelden wij dat het jaarverslag voldoet aan de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen, zoals vermeld in paragraaf 2.2.5 Jaarverslag van het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

.... (naam accountant)

*) Indien niet wordt voldaan aan de WNT/RJ660.305 vervalt de optie van een goedkeurend getrouwheidsoordeel.

3. Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens

3.1. Inleiding (1 december 2012)

De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de bekostiging/rijksbijdrage en zijn in de sectoren BVE en HO ook van belang bij het verstrekken van studiefinanciering. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van deze bekostigingsgegevens vaststelt. Hij geeft daarover een afzonderlijk assurance-rapport af.

Krachtens de onderwijswetgeving wordt een accountantsverklaring bij de bekostigingsgegevens gevraagd. Door de wijziging van het verklaringenstelsel geeft de instellingsaccountant vanaf 2007 echter niet langer een accountantsverklaring af bij de bekostigingsgegevens maar een assurance-rapport. Deze rapportagevorm wordt gebruikt als andere aspecten dan alleen de getrouwheid van de financiële informatie moeten worden getoetst en als het andere informatie dan historische financiële informatie betreft, zoals bij de bekostigingsgegevens het geval is. Voor een assurance-rapport is COS 3000 leidend, waarbij OCW bepaalt dat het assurance-rapport hetzelfde zekerheidsniveau dient te verschaffen als voorheen de accountantsverklaring. Assurance-opdrachten die leiden tot een assurance-rapport moeten aan vergelijkbare kwaliteitseisen voldoen als assurance-opdrachten die leiden tot een controleverklaring.

In dit controleprotocol wordt voor elke sector in een afzonderlijk gedeelte in gegaan op de meest relevante wet- en regelgeving en het onderzoek van de bekostigingsgegevens. Aan het einde van elk onderdeel is de tekst van het af te geven goedkeurende assurance-rapport opgenomen.

Voor het omgaan met geconstateerde fouten met betrekking tot de rechtmatigheid geldt voor het accountantsonderzoek van de bekostigingsgegevens dat fouten die invloed kunnen hebben op de hoogte van de rijksbijdrage OCW/EZ moeten worden gecorrigeerd door de school/instelling. Als deze fouten niet door de school/instelling (kunnen) worden gecorrigeerd dan informeert de instellingsaccountant het bevoegd gezag/bestuur en het interne toezichthoudende orgaan hierover conform de geldende beroepsvoorschriften en handelt als volgt:

  • bij materiële fouten (≥ 2% van de rijksbijdrage): materiële fouten hebben invloed op de strekking van het assurance-rapport en worden uit dien hoofde in het assurance-rapport toegelicht;

  • bij niet-materiële fouten (< 2% van de rijksbijdrage): niet-materiële fouten worden opgenomen in een rapport van bevindingen zoals uiteengezet in Accountantsproducten/rapportering. Omdat OCW het uitgangspunt hanteert dat fouten door de school/instelling worden gecorrigeerd is dit rapport een uitzonderingsrapportage. Voor de sectoren VO, BVE(exclusief de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven) en HO wordt het rapport van bevindingen door de DUO vestiging Groningen doorgezonden aan de DUO vestiging Zoetermeer. Laatstgenoemde vestiging van DUO ontvangt van de besturen van de PO-scholen en de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven de rapporten rechtstreeks. DUO zal indien nodig op basis van het rapport overgaan tot bijstelling van de rijksbijdrage van de school/instelling.

Het is de verantwoordelijkheid van de school/instelling in de sectoren VO, BVE (exclusief de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven) en HO om de bekostigingsgegevens voorzien van een goedkeurend assurance-rapport bij DUO vestiging Groningen in te dienen. DUO vestiging Groningen accepteert alleen goedkeurende assurance-rapporten. DUO vestiging Groningen kan en zal geen interpretatie doen van de gestuurde gegevens. Niet-goedkeurende assurance-rapporten en/of die niet voldoen aan de eisen van dit controleprotocol, worden door DUO vestiging Groningen teruggestuurd naar de school/instelling. De school/instelling is ervoor verantwoordelijk dat er alsnog binnen de gestelde termijn een assurance-rapport wordt ingestuurd dat voldoet aan de eisen van dit controleprotocol.

De scholen in de sector PO en de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven sturen het assurance-rapport naar DUO vestiging Zoetermeer.

Als de instellingsaccountant een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft of een eventueel separaat rapport van bevindingen moet hij dat duidelijk aangeven op de aanbiedingsbrief bij het assurance-rapport en het aanbiedingsformulier dat bij de indiening van de bekostigingsgegevens bij DUO moet worden gebruikt. Daarbij worden alle fouten, onjuistheden en onzekerheden opgenomen die van invloed (kunnen) zijn op de totale omvang van de door OCW dan wel EZ verstrekte en/of te verstrekken bijdragen. Indien van toepassing, dan dient per bevinding het burgerservicenummer (of onderwijsnummer), correspondentienummer, de opleidingscode (element-, CREBO- of CROHO code) en een toelichting te worden opgenomen.

Tot slot wordt opgemerkt dat bij het ontbreken van een tijdig ingediend goedkeurend assurance-rapport voor de betreffende scholen/instellingen het sanctiebeleid van toepassing is.

3.2. Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector PO

3.2.1. Algemeen (1 juli 2013)

Het controleprotocol PO is een leidraad/regeling als bedoeld in artikel 171, lid 4 van de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en in artikel 157, lid 4 van de Wet op de Expertisecentra (WEC).

Het controleprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring), zoals genoemd in artikel 172, lid 1 van de WPO en artikel 158, lid 1 van de Wet op de Expertisecentra. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Hiermee wordt tevens het sluitstuk van het toezicht verankerd. Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform de WPO en de WEC; deze gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.

Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens PO is van toepassing op (artikel 1 van de WPO):

  • basisscholen;

  • speciale scholen voor basisonderwijs;

  • scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs;

  • Regionaal Expertise Centra (REC).

Hierna worden de eerste drie categorieën ‘de scholen’ genoemd en de laatste categorie ‘de REC’s’.

De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat uit:

De wet- en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl

In februari 2014 ontvangt het bevoegd gezag van een school of een REC een brief van DUO over de informatie-uitwisseling met DUO. Het is noodzakelijk dat de instellingsaccountant op de hoogte is van de inhoud van deze brief.

3.2.2. Onderzoek bekostigingsgegevens

3.2.2.1. Object van onderzoek (1 juli 2013)

De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover een assurance-rapport af.

De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.

De voor de bekostiging relevante soorten gegevens van de scholen betreffen:

  • gewogen gemiddelde leeftijd (GGL) van de leraren per 1 oktober 2013.

De voor de bekostiging relevante gegevens van de REC’s betreffen:

  • aantal leerlingen dat in de periode 1 oktober 2012 tot 1 oktober 2013 een bevestigende beoordeling heeft ontvangen.

Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:

Bij de scholen

  • het formulier ‘Gewogen Gemiddelde Leeftijd per 1 oktober 2013’.

Bij de Regionale Expertise Centra

  • Overzichten Geregistreerde Telgegevens(OGT) op peildatum 1 oktober 2012 tot 1 oktober 2013 en de onderliggende administratie.

3.2.2.2. Minimale werkzaamheden (1 december 2013)

Gewogen Gemiddelde Leeftijd leraren 1-10-2013

Bij het onderzoek op de juistheid van de geregistreerde leeftijden en betrekkingsomvang van de leraren die voor de GGL van belang zijn, stelt de instellingsaccountant op niveau van het bevoegd gezag vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

GGL

– de personeelsleden die zijn uitgezonderd op het begrip leraar buiten de gegevens voor de berekening zijn gelaten;

– alle personeelsleden die bij de berekening betrokken moeten worden ook daadwerkelijk in de berekeningen zijn opgenomen;

– de leraar op de teldatum ook daadwerkelijk les geeft op de school (BRIN) waar hij voor de berekening van de GGL is opgenomen. Dit is bijvoorbeeld vast te stellen aan de hand van de schoolgids, waarin de geplande inzet van de leraren aan de ouders wordt meegedeeld;

– direct voor de teldatum leraren zijn ontslagen c.q. direct na de teldatum leraren zijn aangesteld. Als de instellingsaccountant hierbij acties constateert die uitsluitend de bedoeling hebben om de GGL positief te beïnvloeden of bij twijfel hierover, dan neemt de instellingsaccountant dat op in een rapport van bevindingen;

– de leeftijd (rekening houdend met minimum en maximum leeftijd) juist is opgenomen;

– de berekeningen rekenkundig juist zijn;

– eventuele correcties uit voorgaande jaren door DUO juist zijn verwerkt.

Overzicht GGL

– het overzicht is ondertekend door het bevoegd gezag van de school.

Naast bovengenoemde werkzaamheden zal de instellingsaccountant ook werkzaamheden moeten verrichten om de juistheid van de betrekkingsomvang en de juistheid van de opgenomen leeftijd vast te stellen. Hiervoor kan de instellingsaccountant steunen op werkzaamheden, die hij al verricht heeft in het kader van de jaarrekeningcontrole, waarbij wel rekening gehouden moet worden met de specifieke onderzoekseisen voor de bekostiging en de afwijkende controletolerantie.

Het bevoegd gezag van de school kan ervoor kiezen om het onderzoek op de juistheid van de berekening van de GGL door de instellingsaccountant te laten ondersteunen door een third party mededeling (TPM) over de juistheid van de berekening door het salarispakket.

Op basis van de bevindingen van de instellingsaccountant brengt het bevoegd bezag op het formulier ‘gewogen gemiddelde leeftijd’ voor de peildatum 1 oktober 2013 correcties aan. De gegevens over de gewogen gemiddelde leeftijd worden begin 2014 op de site van DUO vestiging Zoetermeer onder instellingsinformatie bij bekostigingsinformatie beschikbaar gesteld. Alleen het gecorrigeerde overzicht wordt door de instellingsaccountant gewaarmerkt. Het bevoegd gezag zendt voor elke school het overzicht GGL, de gewaarmerkte en de niet-gewaarmerkte overzichten uiterlijk 1 juli 2014 in.

Overzicht Geregistreerde Telgegevens REC’s

De instellingsaccountant stelt op niveau van het bevoegd gezag vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

aantal leerlingen dat in de periode 1 oktober 2012 tot 1 oktober 2013 een bevestigende beoordeling heeft ontvangen

– het aantal geïndiceerde leerlingen per 1 oktober 2013 zoals opgenomen in het Overzicht financiële beschikkingen overeenkomt met de administratie van de indicaties en het OGT formulier op de peildatum 1 oktober 2013;

– eventuele correcties uit voorgaande jaren door DUO juist zijn verwerkt.

3.2.3. Assurance-rapporten

  • Algemeen

  • Assurance-rapport PO

  • Assurance-rapport REC

Algemeen (1 december 2011)

De assurance-rapporten voor PO en REC’s worden opgesteld op bestuursniveau (niveau bevoegd gezag). De aan het oordeel ten grondslag liggende bevindingen moeten echter herleidbaar zijn tot op schoolniveau.

Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard 3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS)’ van de NBA.

Goedkeurend assurance-rapport PO (1 juli 2013)

Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens voor scholen voor Primair Onderwijs (1c)

Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage 2014, afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering Onderwijs en de Minister van onderwijs, cultuur en wetenschap.

Aan: Opdrachtgever

Opdracht en verantwoordelijkheden

Wij hebben onderzocht of de opgave(n) (waarvan bijgevoegd en gewaarmerkt voor het(de) volgende BRIN nummer(s) ....*) van de bekostigingsgegevens van ... (naam bevoegd gezag) te ... (zetel bevoegd gezag) de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2014, als bedoeld in artikel 69, lid 1 van de wet op het primair onderwijs respectievelijk artikel 70, lid 1 van de Wet op de expertisecentra**) juist weergeeft (weergeven). Deze bekostigingsgegevens betreffen de gegevens van leraren vermeld op het formulier ‘Gewogen Gemiddelde Leeftijd’ per 1 oktober 2013. De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van de scho(o)l(en). Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van de opgave(n) te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie. Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van assurance-informatie over de bekostigingsgegevens.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de opgave(n) van de bekostigingsgegevens, de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2014 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weer in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring

Ons assurance-rapport is uitsluitend bestemd voor de school, DUO en het Ministerie van OCW en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam accountant

Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:

*) = passage tussen haakjes opnemen als de instellingsaccount correcties heeft aangebracht op een gedeelte van de opgave(n), die derhalve meegezonden dienen te worden.

**) Opnemen in de verklaring hetgeen van toepassing is op het betreffende bestuur.

Goedkeurend assurance-rapport REC (1 juli 2013)

Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens van Regionale expertisecentra (REC) (1d)

Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage 2014, afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering Onderwijs en de Minister van onderwijs, cultuur en wetenschap.

Aan: Opdrachtgever

Opdracht en verantwoordelijkheden

Wij hebben onderzocht of de (bijgevoegde, door ons gewaarmerkte*) opgave(n) van de bekostigingsgegevens van ... (naam) ... met brinnummer .... te ... (zetel) de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2014, als bedoeld in artikel 71a van de wet op de expertisecentra, juist weergeeft (weergeven). Deze bekostigingsgegevens betreffen voor de bekostiging van het schooljaar 2014–2015 het aantal bevestigende beoordelingen vermeld op het Overzicht Geregistreerde Telgegevens op peildatum 1 oktober 2013. De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van het expertisecentrum. Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van de opgave(n) te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot onderzoek of beoordeling van historische financiële informatie. Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van assurance-informatie over de bekostigingsgegevens.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de opgave(n) van de bekostigingsgegevens, de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2014 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weer in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring

Ons assurance-rapport is uitsluitend bestemd voor het expertisecentrum, DUO en het Ministerie van OCW en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam accountant

Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:

*) = passage tussen haakjes opnemen als de instellingsaccount correcties heeft aangebracht en de opgave(n) derhalve dienen te worden meegezonden.

3.3. Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector VO

3.3.1. Algemeen (1 december 2013)

Het controleprotocol VO wordt conform artikel 14a, lid 3 en artikel 18, lid 6 van het Bekostigingsbesluit WVO vastgesteld bij ministeriële regeling. Het controleprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring), zoals genoemd in artikel 14a, lid 2 van het Bekostigingsbesluit WVO. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Hiermee wordt tevens het sluitstuk van het toezicht verankerd. Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform de WVO; deze gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.

Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens VO is van toepassing op de in artikel 5 van de WVO vermelde schoolsoorten:

  • een school voor praktijkonderwijs;

  • een school voor vbo;

  • een school voor mavo;

  • een school voor havo;

  • een school voor vwo;

  • andere vormen van voortgezet onderwijs, zoals een afdeling lwoo;

  • een scholengemeenschap waarin twee of meer van deze scholen zijn samengevoegd;

  • een cursus ingevolge artikel 73 van de WVO.

De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat uit:

De wet en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl

De procedure ten aanzien van de bekostigingsgegevens en de uitwisseling van informatie met DUO is beschreven in de ‘Handleiding BRON Voortgezet Onderwijs’ en in het ‘stappenplan assurance-rapport’, deze zijn te vinden op de website van DUO.

In 2014 zal het mogelijk zijn voor de instelling om een goedkeurend assurance-rapport digitaal aan DUO aan te leveren via de beveiligde site van DUO. Zie hiervoor de ‘Werkwijze digitaal aanleveren assurance-rapporten’ op de website van DUO. Deze informatie zal in december 2013 beschikbaar worden gesteld.

In februari 2014 ontvangt het bevoegd gezag van een school een brief van DUO over de informatie-uitwisseling met DUO. Het is noodzakelijk dat de instellingsaccountant op de hoogte is van de inhoud van deze brief.

Bij onderzoeken bekostigingsgegevens van AOC’s

Het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) in een AOC wordt geheel bekostigd op grond van de WEB, overeenkomstig artikel 2.3.2 van het Uitvoeringsbesluit WEB. In tegenstelling tot het BVE- onderwijs wordt voor het vbo in een AOC uitgegaan van de teldatum t-1.

Voor het onderzoek van de gegevens van een vbo en mavo binnen een AOC gelden de onderzoeksitems van de sector VO.

3.3.2. Onderzoek bekostigingsgegevens

3.3.2.1. Object van onderzoek (1 juli 2010)

De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover een assurance-rapport af.

De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.

Het voor de bekostiging relevante soort gegeven van de scholen betreft:

  • ingeschreven aantal leerlingen per 1 oktober 2013.

Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:

Bij de scholen

  • (leerlingen)administratie van de te onderzoeken school;

  • de actuele BRON-foto van DUO vestiging Groningen: dit is een afslag van BRON voor de

  • betreffende school inclusief de mutaties die de school heeft aangebracht tot de mutatiestop.

  • Voor de betekenis van de door DUO vestiging Groningen uitgevoerde controles en eventuele signalen wordt verwezen naar de handleiding BRON die op de school aanwezig is (of beschikbaar via de site van DUO);

  • het overzicht geregistreerde leerlingen per 1 oktober 2013 afkomstig van DUO vestiging

  • Zoetermeer;

  • een lijst van accountantsmutaties;

  • de goedkeuringsbrief van OCW voor het gebruik van een nevenvestiging en het onderwijsaanbod

  • op die vestiging.

3.3.2.2. Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant (1 december 2010)

De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie vast in zijn dossier.

De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240. In de hierna beschreven onderzoeksaanpak wordt uitgegaan van een voor een school normaal laag inherent risico. Als er sprake is van verhoogd inherent risico past de instellingsaccountant de omvang van de werkzaamheden aan. Daarnaast heeft de risicoanalyse als doel om tot een uitspraak te komen of de instellingsaccountant bij zijn verdere werkzaamheden kan steunen op de aanwezige interne beheersingsmaatregelen (IB).

De werkzaamheden verricht door een administratiekantoor of een interne controle-afdeling van de school kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van het administratiekantoor of de interne controle- afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.

Om tot een uitspraak over de kwaliteit van de IB te komen dient de instellingsaccountant werkzaamheden te verrichten. Deze werkzaamheden bestaan uit:

  • minimaal 20 procedure testen; of

  • werkzaamheden, op grond waarvan de instellingsaccountant een uitspraak kan doen over de kwaliteit van de interne beheersing van het administratiekantoor of een interne controle-afdeling.

Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.

Steunen op IB

Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de aanwezige IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:

Aantal records

Omvang gegevensgerichte werkzaamheden

< 101

5 deelwaarnemingen

> 100 en < 501

10 deelwaarnemingen

> 500 en < 1.001

15 deelwaarnemingen

> 1.000 en < 5.001

20 deelwaarnemingen

> 5.000

25 deelwaarnemingen

Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.

Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch bepaalde steekproef omvang).

Niet steunen op IB

Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoeksaanpak, wordt gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.

In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:

  • bepaling van de massa;

  • bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;

  • wijze van selectie van de posten;

  • een foutenevaluatie.

3.3.2.3. Minimale werkzaamheden (1 juli 2013)

Algemene werkzaamheden scholen

De instellingsaccountant stelt vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Aansluiting actuele foto op leerlingenadministratie

– het controlegetal en het aantal leerlingen per 1 oktober 2013 volgens de actuele BRON-foto aansluit op de gegevens zoals opgenomen in de te onderzoeken leerlingenadministratie.

Voldoen leerlingen- administratie (artikel 3 t/m 6 van het bekostigingsbesluit WVO)

– de leerlingenadministratie voldoet aan de minimaal daaraan te stellen eisen en aan de bewaartermijn (de gegevens die in de leerlingenadministratie zijn opgenomen, blijven daarvan in ieder geval deel uitmaken gedurende 5 jaar nadat de desbetreffende leerling van de school is uitgeschreven).

Vaststellen ongeoorloofd verzuim. (artikel 7, lid 1, lid 2 en lid 3 van het bekostigingsbesluit WVO)

– alle leerlingen die vanaf het begin van het schooljaar (de eerste werkelijke schooldag) tot de teldatum meer dan de helft van het aantal schooldagen zonder geldige reden hebben verzuimd niet mee tellen voor de bekostiging.

De instelling gebruikt voor deze meldingen het registratieformulier verzuim of ontbrekende (tijdige)indicatiestelling.

Verplichte melding ongeoorloofd verzuim aan DUO vestiging Groningen (artikel 27a, lid 5 van de WVO)

– het bevoegd gezag een procedure omtrent de verplichte melding aan DUO vestiging Groningen volgt en indien noodzakelijk meldingen doet over alle leerlingen (van 18 jaar en ouder) die zonder opgave van geldige reden gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 5 weken niet aan het onderwijs hebben deelgenomen.

De instelling gebruikt voor deze meldingen het formulier melding afwezigheid scholier/student.

Licenties (artikel 65 t/m 68 en art 72 van de WVO)

– het bevoegd gezag op de vestigingen van de school alleen onderwijs aanbiedt zoals per vestiging is geregistreerd in de basisregistratie instellingen. Dit doet de instellingsaccountant aan de hand van informatie waaruit de daadwerkelijk aangeboden onderwijssoort per vestiging blijkt; zoals de schoolgids en de internetsite van de school.

Leerplusarrangement VO en Nieuwkomers VO

– de Nieuwkomersgegevens waarvan de opgave van de school afwijkt van de GBA en de school daarvoor een signaal heeft gekregen van DUO vestiging Groningen juist zijn opgegeven. Daar waar de opgave van de school afwijkt van de GBA moet een document in de administratie aanwezig zijn waaruit de juistheid blijkt. Het gaat om de gegevens ‘nationaliteit’ en ‘datum van vestiging in Nederland’;

Artikel 4, lid 5

– de postcode juist is indien sprake is van opgave door de school, omdat de betreffende leerling nog niet in de GBA geregistreerd staat. Dit doet de instellingsaccountant aan de hand van documenten in de administratie van de school.

Leerlingen per 1-10-2013

Van de ingeschreven leerlingen per 1 oktober 2013, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Daadwerkelijk schoolgaand (artikel 7, lid 1 van het Bekostigingsbesluit W.V.O en de regeling bekostiging leerlingen die tijdelijk buiten de school worden geplaatst)

– leerlingen alleen meetellen als ze daadwerkelijk schoolgaand zijn op de school (brinnummer/vestiging) of met toepassing van de regelgeving tijdelijk buiten de school waar ze zijn ingeschreven, zijn geplaatst.

Licenties (artikel 65 t/m 68 en artikel 72 van de WVO)

– de voor de leerling gebruikte elementcode overeenstemt met het door de leerling daadwerkelijk gevolgde onderwijs (indien van toepassing de leerweg, sector, afdeling of profiel) op de vestiging.

Daadwerkelijk schoolgaand leerlingen samenwerkingsverbanden VO/BVE (artikel 25a van de W.V.O)

– VO-leerlingen die onderwijs volgen aan een andere school of instelling op basis van een samenwerkingsovereenkomst daadwerkelijk schoolgaand zijn.

Datum geboorte (artikel 7 van het Inrichtingsbesluit WVO en artikel 27, lid 3 van de W.V.O).

– de leerling niet te jong of te oud is voor het praktijkonderwijs

Datum in- en uitschrijving (artikel 14a, lid 2 van het Bekostigingsbesluit W.V.O)

– de in- en uitschrijfdatum juist in de leerlingenadministratie is opgenomen.

Leerjaar (artikel 14a, lid 2 van het Bekostigingsbesluit W.V.O).

– de leerling in het juiste leerjaar (bij praktijkonderwijs inschrijvingsjaar genoemd) is ingeschreven.

Praktijkonderwijs/LWOO (artikel 7a van het Bekostigingsbesluit W.V.O).

– de regionale verwijzingscommissie voor leerlingen praktijkonderwijs (pro) en leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) die per 1 oktober 2013 voor het eerst als leerling pro of lwoo staan ingeschreven, voor 15 november 2013 een beschikking heeft afgegeven waaruit blijkt dat betrokkene toelaatbaar is;

– de leerling rechtmatig is ingeschreven op het praktijkonderwijs.

Afronding van het onderzoek en bepaling van het controlegetal

Indien de school elektronische accountantsmutaties heeft aangeleverd moet het assurance-rapport zijn voorzien van het ‘aanbiedingsformulier accountantsmutaties VO’, zie de website van DUO. Indien van toepassing waarmerkt de instellingsaccountant ook het ‘registratieformulier ‘verzuim en/of ontbrekende (tijdige) indicatiestelling’.

Het wordt aan de instellingsaccountant overgelaten in welke mate de accountantsmutaties worden onderzocht. Hij zal hierbij de normen die voor dit werk bestaan, dienen te volgen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat hij, als het aantal mutaties in de honderden loopt, deze niet allemaal onderzoekt, maar alleen een steekproef. Hij dient zelf te bepalen hoe groot die moet zijn, hierbij rekening houdend met de tolerantie van 2% per soort bekostigingsgegeven. De instellingsaccountant stelt de juiste en volledige verwerking vast van de mutaties die hij zelf heeft opgedragen. Daarnaast stelt de instellingsaccountant de juistheid van het controlegetal vast.

Het controlegetal is op te vatten als een soort waarmerk van het bestand met inschrijvingsgegevens. Het wordt berekend door het totaliseren van de inhoud van de bekostigingsrelevante gegevens van alle inschrijvingen voortgezet onderwijs in het schooljaar 2013/2014 (van 1 augustus 2013 tot en met 31 juli 2014) die in de BRON-foto aanwezig zijn.

De berekening van het controlegetal is beschreven in het programma van eisen (PVE), dat u kunt vinden op de website van DUO.

3.3.3. Assurance-rapport

Algemeen (1 december 2010)

Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard 3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS)’ van de NBA.

Goedkeurend assurance-rapport VO (1 juli 2013)

Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens (2d)

Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage 2014 afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering Onderwijs en de Minister van onderwijs, cultuur en wetenschap.

Aan: Opdrachtgever

Opdracht en verantwoordelijkheden

Wij hebben onderzocht of de opgave van de controletotalen van ... (naam vo-school met brinnummer) ... te ... (zetel) de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2014, als bedoeld in artikel 96d van de WVO juist weergeeft. Deze bekostigingsgegevens zijn op de datum van het assurance-rapport opgenomen in BRON en betreffen de stand op 1 oktober 2013. De opgave is opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van de school. De opgave sluit met een controlegetal van .......... Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van de opgave te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie. Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van assurance-informatie over de controletotalen in de opgave.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de opgave van de controletotalen de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2014 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weer in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring

Ons assurance-rapport is uitsluitend bestemd voor de school, DUO en het Ministerie van OCW en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam accountant

3.4. Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector BVE

3.4.1. Algemeen (1 december 2013)

Het controleprotocol bve wordt conform artikel 2.5.7a van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) en krachtens artikel 5.2.5 van het Uitvoeringsbesluit WEB vastgesteld bij ministeriële regeling. Het controleprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring), zoals genoemd in artikel 2.2.4, lid v van de WEB. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Hiermee wordt tevens het sluitstuk van het toezicht verankerd. Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform het Uitvoeringsbesluit WEB; deze gegevens kunnen ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.

Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens bve is van toepassing op (artikel 1.1.1 van de WEB):

  • de regionale opleidingscentra (ROC’s);

  • de vakinstellingen;

  • de agrarische opleidingscentra (AOC’s);

  • de instituten voor doven en de hogescholen, die deeltijd BOL in het mbo verzorgen (overige BVE-instellingen);

  • de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (KBB’s).

Hierna worden de eerste vier categorieën ‘de onderwijsinstellingen’ genoemd en de laatste categorie ‘de KBB’s’.

De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat uit:

De wet- en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl

De procedure ten aanzien van de bekostigingsgegevens en de uitwisseling van informatie is beschreven in de ‘Handleiding BRON Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie’, deze is te vinden op de website van DUO.

In 2014 zal het mogelijk zijn voor de instelling om een goedkeurend assurance-rapport digitaal aan DUO aan te leveren via de beveiligde site van DUO. Zie hiervoor de ‘Werkwijze digitaal aanleveren assurance-rapporten’ op de website van DUO. Deze informatie zal in december 2013 beschikbaar worden gesteld.

Bij onderzoeken bekostigingsgegevens van AOC’s

De hier beschreven werkwijze en onderzoeksitems gelden onverkort voor het BVE deel van de AOC’s.

Het voorbereidend beroepsonderwijs in een AOC wordt geheel bekostigd op grond van de WEB, overeenkomstig artikel 2.3.2 van het Uitvoeringsbesluit WEB. In tegenstelling tot het BVE- onderwijs wordt hier uitgegaan van de teldatum t-1.

Voor het onderzoek van de gegevens van een VMBO en MAVO binnen een scholengemeenschap AOC – VO, zoals bedoeld in artikel 2.6 van de WEB, gelden de onderzoeksitems van de sector VO.

3.4.2. Onderzoek bekostigingsgegevens

3.4.2.1. Object van onderzoek (1 juli 2013)

De bekostigingsgegevens bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van de definitieve bekostigingsgegevens vaststelt. De instellingsaccountant geeft daarover een assurance-rapport af.

De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.

De voor de bekostiging relevante soorten gegevens van de onderwijsinstellingen betreffen:

  • aantal deelnemers per 1 oktober 2013 voor het beroepsonderwijs;

  • aantal deelnemers per 1 februari 2014 voor het beroepsonderwijs;

  • aantal afgegeven diploma’s in kalenderjaar 2013 voor het beroepsonderwijs;

  • aantal deelnemers per 1 oktober 2013 voor het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs(vavo);

  • aantal afgegeven diploma’s in het kalenderjaar 2013 voor het vavo;

  • aantal vakken als gevolg van afgegeven certificaten en cijferlijsten in het kalenderjaar 2013 voor het vavo.

De voor de bekostiging relevante gegevens van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (KBB’s) betreffen:

  • telling register leerbedrijven per 1 oktober 2013.

Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:

Bij de onderwijsinstellingen

  • (deelnemers)administratie van de te onderzoeken instelling;

  • de actuele BRON-foto van DUO: dit is een afslag van BRON voor de betreffende instelling inclusief de mutaties die de instelling heeft aangebracht tot de mutatiestop. Dit heeft ook betrekking op de mutaties van de beroepspraktijkvorming (BPV). Voor de betekenis van de door DUO uitgevoerde controles en eventuele signalen wordt verwezen naar de handleiding BRON die op de instelling aanwezig is (of beschikbaar via de site van DUO);

  • het voorlopige overzicht aantallen te bekostigen inschrijvingen en diploma’s, afkomstig van

  • DUO;

  • een lijst van accountantsmutaties;

  • de afgegeven signalen inzake niet bekostigde inschrijvingen en diploma’s op geaggregeerd en

  • individueel niveau (als onderdeel van het voorlopige overzicht van DUO).

Bij de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven

  • telling register leerbedrijven per 1 oktober 2013 en onderliggende administratie.

De telling leerbedrijven en de controle hierop door de instellingsaccountant is niet van toepassing op het kenniscentrum voor beroepsonderwijs en bedrijfsleven van EZ, omdat EZ maar één kenniscentrum heeft, t.w. Aequor. Aequor ontvangt van EZ een budget dat niet is gebaseerd op het aantal erkende leerbedrijven.

3.4.2.2. Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant (1 december 2012)

De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie vast in zijn dossier.

De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240 en de notitie ‘Helderheid in de bekostiging Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie 2004’. In de hierna beschreven onderzoeksaanpak wordt uitgegaan van een voor een onderwijsinstelling of een kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven normaal laag inherent risico. Als er sprake is van verhoogd inherent risico past de instellingsaccountant de omvang van de werkzaamheden aan. Daarnaast heeft de risicoanalyse als doel om tot een uitspraak te komen of de instellingsaccountant bij zijn verdere werkzaamheden kan steunen op de aanwezige interne beheersingsmaatregelen (IB).

De werkzaamheden verricht door een interne controle afdeling van de instelling kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van de interne controle afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.

Bekostigde deelnemers aan maatwerktrajecten worden niet gezien als een homogene massa. De instellingsaccountant dient daarom bij instellingen die maatwerktrajecten verzorgen en materieel van omvang zijn hier specifiek aandacht aan te besteden.

Om tot een uitspraak over de kwaliteit van de IB te komen dient de instellingsaccountant werkzaamheden te verrichten. Deze werkzaamheden bestaan uit:

  • minimaal 20 procedure testen; of

  • werkzaamheden, op grond waarvan de instellingsaccountant een uitspraak kan doen over de kwaliteit van de werkzaamheden van een interne controle afdeling.

Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.

Steunen op IB

Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de aanwezige IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:

Aantal records

Omvang gegevensgerichte werkzaamheden

< 101

5 deelwaarnemingen

> 100 en < 501

10 deelwaarnemingen

> 500 en < 1.001

15 deelwaarnemingen

> 1.000 en < 5001

20 deelwaarnemingen

> 5.000

25 deelwaarnemingen

Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.

Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch bepaalde steekproef omvang).

Niet steunen op IB

Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET kan steunen op de aanwezige IB of bij een gegevensgerichte onderzoeksaanpak, wordt gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.

In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:

  • bepaling van de massa;

  • bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;

  • wijze van selectie van de posten;

  • een foutenevaluatie.

3.4.2.3. Minimale werkzaamheden (1 december 2013)

Algemene werkzaamheden onderwijsinstellingen

De instellingsaccountant stelt vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie

– het aantal deelnemers beroepsonderwijs per 1 oktober 2013 volgens de actuele BRON-foto aansluit op de gegevens volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.

Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie

– Het aantal deelnemers beroepsonderwijs per 1 februari 2014 volgens de actuele BRON-foto aansluit op de gegevens volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie

Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie

– Het aantal diploma’s 2013 beroepsonderwijs volgens de actuele BRON-foto aansluit op de gegevens volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.

Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie

– het aantal vavo deelnemers per 1 oktober 2013 volgens de actuele BRON-foto aansluit op de gegevens volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.

Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie

– Het aantal diploma’s 2013 vavo volgens de actuele BRON-foto aansluit op de gegevens volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.

Aansluiting actuele foto op deelnemersadministratie

– Het aantal vakken 2013 vavo volgens de actuele BRON-foto aansluit op de gegevens volgens de te onderzoeken deelnemersadministratie.

Naleving van Koppelingswet.

– de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert voor de inschrijving van de deelnemers(beroepsonderwijs en vavo) die vallen onder de Koppelingswet (bij de inschrijving 18 jaar of ouder en niet over een Nederlandse Nationaliteit beschikken).

Systeem presentieregistratie voor o.a. de melding van langdurige afwezigheid in het kader van (artikel 8.1.7 van de WEB)

– de instelling een sluitend en controleerbaar systeem heeft voor de registratie van de presentie van elke BOL -, BBL- en vavo deelnemer;

– de instelling voor deelnemers beroepsonderwijs die vallen onder de Wet studiefinanciering 2000 of de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, een procedure ten behoeve van de naleving van artikel 8.1.7 van de WEB heeft beschreven en hanteert.

Notitie Helderheid BVE 2004

– de instelling verantwoording heeft afgelegd in het jaarverslag over de naleving van de thema’s van de Notitie Helderheid die de bekostigingsgegevens betreffen;

– de door instelling verantwoorde informatie juist en volledig is.

Procedure onderwijsovereenkomsten

Dit item is alleen van toepassing als de onderwijsinstelling – door gebruik te maken van het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ aangegeven procedure voor wijziging van het opleidingstraject – niet meer alle wijzigingen in de onderwijsovereenkomst door de deelnemer laat ondertekenen:

– de door de instelling ingerichte procedure voor wijzigingen tijdens de opleiding aan de minimale eisen voldoet zoals die in paragraaf 1.4. van het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/215626/2012 zijn opgenomen.

Deelnemers beroepsonderwijs per 1-10-2013

Van de ingeschreven deelnemers per 1 oktober 2013, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Onderwijsovereenkomst (artikel 8.1.3 van de WEB en artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000)

– voor elke geselecteerde BOL- en BBL-deelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig is;

– de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3 van de WEB en artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000;

– de gegevens op de onderwijsovereenkomst overeenkomen met de gegevens in BRON.

Voor het onderzoek van de instellingsaccountant zijn de volgende gegevens van belang:

– de NAW- gegevens van de deelnemer;

– de naam van het opleidingsdomein of kwalificatiedossier (bij een inschrijving voor een opleidingsdomein of kwalificatiedossier);

– de crebocode (van het opleidingsdomein, kwalificatiedossier of de kwalificatie, waarvoor een deelnemer staat ingeschreven);

– het niveau (bij een inschrijving voor een opleidingsdomein of kwalificatiedossier);

– de leerweg;

– bij BOL opleidingen de intensiteit (deeltijd/voltijd);

– de startdatum van de opleiding;

– geplande datum uitschrijving, of werkelijke datum uitschrijving;

– de ondertekening door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer of de wettelijke vertegenwoordiger (bij een minderjarige deelnemer).

– Bij een wijziging van het opleidingstraject en in het geval dat de instelling geen nieuwe onderwijsovereenkomst heeft opgesteld, maar gebruik heeft gemaakt van een nieuw opleidingsblad conform de procedure voor wijzigingen van het opleidingstraject zoals aangegeven in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/215626/2012:

– In de onderwijsovereenkomst is een procedure overeenkomen voor wijzigingen van het opleidingstraject, die voldoet aan de gestelde eisen in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ en

– De gegevens op het laatste opleidingsblad komen overeen met de inschrijving in BRON.

Naleving van Koppelingswet (artikel 8.1.1, lid 1 onder c van de WEB).

– Indien de deelnemer als vreemdeling moet worden beschouwd ex artikel 8.1.1, lid 1 van de WEB:

• de deelnemer jonger is dan 18 jaar, of

• rechtmatig verblijf houdt in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000 (naleving koppelingswet).

op basis van bij de instelling aanwezige kopieën van documenten of uit een verificatie door DUO;

– bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen ouder dan 18 jaar een van de volgende gegevens beschikbaar is (voor zover geen verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden):

• een definitieve verblijfsvergunning, of

• een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig verblijf, of-;

• een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of

• een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges voor een verblijfsvergunning;

– indien geen verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden op de verblijfstatus van de deelnemer, dat aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig zijn duidelijk is dat de deelnemer behoort tot een van de groepen studerenden, bedoeld in artikel 2.2, lid 1 van de Wet studiefinanciering 2000

Presentie van deelnemers (artikel 2.2.3 van het UWEB)

– de geselecteerde deelnemer op 1 oktober 2013 daadwerkelijk de opleiding volgt waarvoor hij is ingeschreven.

Melding van langdurige afwezigheid in het kader van (artikel 8.1.7 van de WEB)

– voor de geselecteerde deelnemers, indien noodzakelijk, meldingen zijn verricht aan DUO vestiging Groningen.

Betaling van het Cursusgeld (artikel 11, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000 en artikel 6, lid 3 en lid 6 van de Les- en cursusgeldwet)

– van elke geselecteerde deelnemer van 18 jaar of ouder aan deeltijd BOL of BBL het wettelijke cursusgeld is geïnd dan wel een betalingregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden een machtiging aanwezig is.

BPV bij BBL deelnemers (artikel 7.2.8 en 7.2.9 van de WEB en artikel 2.2.3, lid 1 van het UWEB)

– voor elke geselecteerde BBL deelnemer uiterlijk op 31 december 2013 een praktijkovereenkomst voor de opleiding waarvoor de deelnemer in dat schooljaar is bekostigd, die uiterlijk op 31 december 2013 is ingegaan, is afgesloten.

Uitzondering geldt voor de opleidingen verpleging en verzorging, waarbij de praktijkovereenkomst moet zijn afgesloten uiterlijk op 31 december 2013 en moet zijn ingegaan uiterlijk op 1 juni 2014.

BBL deelnemers zonder BPV (artikel 2.2.2, lid 6 van de WEB en artikel 2.2.3, lid 5 van het UWEB)

– voor de geselecteerde BBL deelnemers zonder BPV voldaan is aan de bekostigingsvoorwaarden en minimaal 300 uur in IIVO (door de instelling zelf) is geprogrammeerd;

– een bekostiging van een deelnemer als BBL zonder BPV kan slechts 1 keer bij een instelling binnen een termijn van 3 bekostigingsjaren (artikel 2.2.3, lid 5 van het UWEB). Voor de controle kan de instellingaccountant onder andere gebruik maken van het terugmeldingsoverzicht (signaal 5) van DUO dat de instelling heeft ontvangen bij de terugkoppeling van de bekostigingsgegevens deelnemers per 1 oktober 2011 (bekostigingsjaar 2013) en 1 oktober 2012 (bekostigingsjaar 2014) en 1 oktober 2013 (bekostigingsjaar 2015).

Onderwijstijd (min. 300 en 850 urennorm onderwijstijd) (artikel 2.2.2, lid 6, artikel 7.2.7, lid 3 tot en met lid 5 en artikel 12.4a.2 van de WEB)

– voor elke geselecteerde deelnemer (BOL en BBL ingeschreven voor 1-8-2013) voldoende onderwijstijd is geprogrammeerd.

– Deelnemers voltijd BOL; minimaal 850 uur in IIVO;

– Voor deeltijd BOL en BBL; minimaal 300 uur in IIVO;

– Bij de programmering heeft de instelling rekening gehouden met de voorzienbare uitval van de lessen wegens feestdagen, cursussen, vergadertijden en inschatbare ziekte van docenten.

De instellingsaccountant wordt verzocht voor het onderzoek naar de bekostigingsvoorwaarde ‘urennorm onderwijstijd’ rekening te houden met de handreiking d.d. 25 maart 2011 met kenmerk H3057741. Hierin is ook een andere variant van de aanpak van het onderzoek opgenomen.

Deelnemers beroepsonderwijs per 1-2-2014

Van de ingeschreven deelnemers per 1 februari 2014, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Onderwijsovereenkomst (artikel 8.1.3 van de WEB en artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000)

– voor elke geselecteerde BOL- en BBL-deelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig is;

– de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3 van de WEB en artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000;

– de gegevens op de onderwijsovereenkomst overeenkomen met de gegevens in BRON.

Voor het onderzoek van de instellingsaccountant zijn de volgende gegevens van belang:

– de NAW-gegevens van de deelnemer;

– de naam van het opleidingsdomein of kwalificatiedossier (bij een inschrijving voor een opleidingsdomein of kwalificatiedossier);

– de crebocode (van het opleidingsdomein, kwalificatiedossier of de kwalificatie, waarvoor een deelnemer staat ingeschreven)

– het niveau (bij een inschrijving voor een opleidingsdomein of kwalificatiedossier);

– de leerweg;

– bij BOL opleidingen de intensiteit (deeltijd/voltijd);

– de startdatum van de opleiding;

– geplande datum uitschrijving, of werkelijke datum uitschrijving;

– de ondertekening door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer of de wettelijke vertegenwoordiger (bij een minderjarige deelnemer).

– Bij een wijziging van het opleidingstraject en in het geval dat de instelling geen nieuwe onderwijsovereenkomst heeft opgesteld, maar gebruik heeft gemaakt van een nieuw opleidingsblad conform de procedure voor wijzigingen van het opleidingstraject zoals aangegeven in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/215626/2012:

– In de onderwijsovereenkomst is een procedure overeenkomen voor wijzigingen van het opleidingstraject, die voldoet aan de gestelde eisen in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ en

– De gegevens op het laatste opleidingsblad komen overeen met de inschrijving in BRON.

Presentie van deelnemers (artikel 2.2.3 van het UWEB)

– de geselecteerde deelnemer op 1 februari 2014 daadwerkelijk de opleiding volgt waarvoor hij is ingeschreven.

Indien de geselecteerde deelnemer pas ná 1 oktober 2013 is ingeschreven of bij de telling 1 oktober 2013 niet mocht worden bekostigd, stelt de instellingsaccountant alsnog vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Naleving van Koppelingswet (artikel 8.1.1, lid 1 onder c van de WEB).

– Indien de deelnemer als vreemdeling moet worden beschouwd ex artikel 8.1.1, lid 1 van de WEB:

• de deelnemer jonger is dan 18 jaar, of

• rechtmatig verblijf houdt in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000 (naleving koppelingswet).

op basis van bij de instelling aanwezige kopieën van documenten of uit een verificatie door DUO;

– bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen ouder dan 18 jaar een van de volgende gegevens beschikbaar is (voor zover geen verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden):

• een definitieve verblijfsvergunning, of

• een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig verblijf, of-;

• een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of

• een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges voor een verblijfsvergunning;

– indien geen verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden op de verblijfstatus van de deelnemer, dat aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig zijn duidelijk is dat de deelnemer behoort tot een van de groepen studerenden, bedoeld in artikel 2.2, lid 1 van de Wet studiefinanciering 2000

Melding van langdurige afwezigheid in het kader van (artikel 8.1.7 van de WEB)

– voor de geselecteerde deelnemers, indien noodzakelijk, meldingen zijn verricht aan DUO vestiging Groningen.

Betaling van het Cursusgeld (artikel 11, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000 en artikel 6, lid 3 en lid 6 van de Les- en cursusgeldwet)

– van elke geselecteerde deelnemer van 18 jaar of ouder aan deeltijd BOL of BBL het wettelijke cursusgeld is geïnd dan wel een betalingregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden, een machtiging aanwezig is.

Afgegeven diploma’s beroepsonderwijs in 2013

Van de afgegeven diploma’s in 2013, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Inschrijvingseis (artikel 8.1.1, lid 1 van de WEB)

– de geselecteerde gediplomeerde deelnemer tijdens het examen is ingeschreven bij de instelling op basis van een onderwijs- of examenovereenkomst.

Tijdvak en examencommissie (artikel 7.4.6 van de WEB)

– het diploma in 2013 is afgegeven;

– het diploma door een examencommissie is afgegeven.

Deelnemers vavo per 1-10-2013

Van de ingeschreven vavo deelnemers per 1 oktober 2013, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Onderwijsovereenkomst (artikel 8.1.3 van de WEB en artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000)

– voor elke geselecteerde vavo deelnemer een onderwijsovereenkomst aanwezig is;

– de onderwijsovereenkomst voldoet aan alle eisen van artikel 8.1.3 van de WEB en artikel 2, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000;

– de gegevens op de onderwijsovereenkomst overeenkomen met de gegevens in BRON.

Voor het onderzoek van de instellingsaccountant zijn de volgende gegevens van belang:

– de NAW- gegevens van de deelnemer;

– de naam van de opleiding uit de opleidingentabel volwasseneneducatie;

– de code van de opleiding;

– de startdatum van de opleiding;

– geplande datum uitschrijving, of werkelijke datum uitschrijving;

– de ondertekening door of namens het bevoegd gezag en de deelnemer of de wettelijke vertegenwoordiger (bij een minderjarige deelnemer).

– Bij een wijziging van het opleidingstraject en in het geval dat de instelling geen nieuwe onderwijsovereenkomst heeft opgesteld, maar gebruik heeft gemaakt van een nieuw opleidingsblad conform de procedure voor wijzigingen van het opleidingstraject zoals aangegeven in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ met kenmerk HBE/215626/2012:

– In de onderwijsovereenkomst is een procedure overeenkomen voor wijzigingen van het opleidingstraject, die voldoet aan de gestelde eisen in het ‘Servicedocument onderwijsovereenkomst’ en

– De gegevens op het laatste opleidingsblad komen overeen met de inschrijving in BRON.

Naleving van Koppelingswet (artikel 8.1.1, lid 1 onder c van de WEB).

– bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen ouder dan 18 jaar een van de volgende gegevens beschikbaar is (voor zover geen verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden):

• een definitieve verblijfsvergunning, of

• een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig verblijf, of-;

• een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of

• een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges voor een verblijfsvergunning;

– indien geen verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden op de verblijfstatus van de vavo deelnemer dat aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig zijn duidelijk is dat de vavo deelnemer behoort tot een van de groepen studerenden, bedoeld in artikel 2.2, lid 1 van de Wet studiefinanciering 2000.

Betaling van het Cursusgeld (artikel 11, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit LCW 2000 en artikel 6, lid 3 en lid 6 van de Les- en cursusgeldwet)

– van elke geselecteerde vavo deelnemer van 18 jaar of ouder het wettelijke cursusgeld is geïnd dan wel een betalingsregeling is vastgelegd. Bij betaling door derden een machtiging aanwezig is.

Afgegeven diploma’s vavo in 2013

Van de afgegeven diploma’s in 2013, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Inschrijvingseis (artikel 8.1.1, lid 1 van de WEB en artikel 2.2a.2. lid 6 van de WEB)

– de geselecteerde gediplomeerde vavo deelnemer tijdens het examen is ingeschreven bij de instelling op basis van een onderwijsovereenkomst.

Tijdvak en examencommissie (artikel 7.4.6 van de WEB en artikel 1 van het Eindexamenbesluit VO)

– het diploma in 2013 is afgegeven;

– het diploma door een examencommissie is afgegeven.

Afgegeven certificaten en cijferlijsten vavo in 2013

Van de vakken, waarin de deelnemer met goed gevolg examen heeft afgelegd in 2013, stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Inschrijvingseis (artikel 8.1.1, lid 1 van de WEB en artikel 2.2a.2. lid 6 van de WEB)

– de geselecteerde vavo deelnemer tijdens het examen is ingeschreven bij de instelling op basis van een onderwijsovereenkomst.

Tijdvak en examencommissie (artikel 7.4.6 van de WEB en artikel 1 van het Eindexamenbesluit VO)

– het certificaat en de cijferlijst in 2013 zijn afgegeven;

– het certificaat en de cijferlijst door een examencommissie zijn afgegeven.

Afronding van het onderzoek en bepaling van het controlegetal beroepsonderwijs

Indien de instelling elektronische accountantsmutaties heeft aangeleverd moet het assurance-rapport zijn voorzien van het ‘aanbiedingsformulier accountantsmutaties BVE’, zie de website van DUO.

Het wordt aan de instellingsaccountant overgelaten in welke mate de accountantsmutaties worden onderzocht. Hij zal hierbij de normen die voor dit werk bestaan, dienen te volgen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat hij, als het aantal mutaties in de honderden loopt, deze niet allemaal onderzoekt, maar steekproefsgewijs. Hij dient zelf te bepalen hoe groot die moet zijn, hierbij rekening houdend met de tolerantie van 2% per soort bekostigingsgegeven. De instellingsaccountant stelt de juiste en volledige verwerking vast van de mutaties die hij zelf heeft opgedragen. Daarnaast stelt de instellingsaccountant de juistheid van het controlegetal vast.

Het controlegetal beroepsonderwijs is op te vatten als een soort waarmerk van het bestand met inschrijvingsgegevens. Het wordt berekend door het totaliseren van de inhoud van de bekostigingsrelevante gegevens van alle inschrijvingen beroepsonderwijs in het studiejaar 2013/2014 (van 1 augustus 2013 tot en met 31 juli 2014) die in de BRON-foto aanwezig zijn.

De berekening van het controlegetal is beschreven in het programma van eisen (PVE), deze is te vinden op de website van DUO.

Afronding van het onderzoek vavo

Het vavo beschikt niet over elektronische accountantsmutaties en een controlegetal. De instellingsaccountant verricht voor het vavo de werkzaamheden zoals opgenomen in dit hoofdstuk van het controleprotocol.

In plaats van het controlegetal neemt de instellingsaccountant het nummer van de actuele BRON-foto, waarop het bekostigingsonderzoek is uitgevoerd op in het assurance-rapport, op de wijze zoals in de voorbeeld tekst is opgenomen.

Algemene werkzaamheden kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven De instellingsaccountant stelt vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Aansluiting opgave leerbedrijven op deelnemersadministratie (artikel 4.2.5 van het UWEB)

– het aantal erkende leerbedrijven volgens de opgave aan DUO aansluit op de te onderzoeken administratie (het register leerbedrijven) van het kenniscentrum;

– de leerbedrijven zijn aangeduid met de code leerbedrijf.

Erkenningsreglement (het reglement bevat ondermeer criteria waaraan een leerbedrijf moet voldoen; artikel 7.2.10 van de WEB)

– het kenniscentrum beschikt over een erkenningsreglement dat in overeenstemming is met artikel 7.2.10, lid 1 van de WEB;

– het reglement is goedgekeurd door het bestuur;

– het goedgekeurde reglement in de staatscourant is gepubliceerd.

Telling register leerbedrijven per 1 oktober 2013

Ten behoeve van de vaststelling van de juistheid van de opgaven van het aantal erkende leerbedrijven per 1 oktober 2013 stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Erkenning van leerbedrijven (artikel 7.2.10 van de WEB)

– bij erkenning, herbeoordeling en intrekking van de erkenning van de leerbedrijven het door het bestuur goedgekeurde reglement is nageleefd.

Herbeoordeling van leerbedrijven (artikel 7.2.10 van de WEB)

– indien het bedrijf al langer dan 4 jaar is erkend, een herbeoordeling binnen 4 jaar heeft plaatsgevonden.

3.4.3. Assurance-rapporten

Algemeen (1 december 2010)

Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard 3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS)’ van de NBA.

Goedkeurend assurance-rapport BVE (1 december 2013)

Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens van ROC’s, AOC’s, Vakinstellingen, de instituten voor doven en de Hogescholen, die deeltijd BOL in het mbo verzorgen (3b).

Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage beroepsonderwijs 2015(bij AOC’s toevoegen: voor het BVE en de rijksbijdrage 2014 voor het VO) (indien van toepassing toevoegen: en de rijksbijdrage vavo 2015) afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering Onderwijs en de Minister van onderwijs, cultuur en wetenschap (bij AOC’s: het ministerie van Economische Zaken).

Aan: Opdrachtgever

Opdracht en verantwoordelijkheden

Wij hebben onderzocht of de opgave(n) van de controletotalen van ... (naam bve-onderwijsinstelling) met brinnummer ... te ... (zetel) de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2015 als bedoeld in artikel 2.2.1, lid 1 en artikel 2.2a.1 lid 1*) van de wet educatie en beroepsonderwijs, (bij AOC’s: en de rijksbijdrage 2014 voor het VO) juist weergeeft (weergeven). De bekostigingsgegevens beroepsonderwijs betreffende de deelnemersgegevens op de peildata 1 oktober 2013 en 1 februari 2014 evenals de diplomagegevens over het kalenderjaar 2013 zijn op de datum van het assurance-rapport opgenomen in BRON. De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van de instelling. De opgave(n) beroepsonderwijs sluiten met een controlegetal van ......... betreffende de actuele BRON-foto (nummer........) van DUO (bij AOC’s: voor het BVE en ........ voor het VO). De bekostigingsgegevens vavo*) betreffende de deelnemersgegevens op de peildata 1 oktober 2013 evenals de diploma- en certificaatgegevens over het kalenderjaar 2013 zijn op de datum van het assurance-rapport opgenomen in BRON. De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van de instelling. De opgave(n) vavo*) sluit(en) aan bij de actuele BRON-foto (nummer ........) van DUO. Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van de opgave(n) te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie. Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave(n) geen afwijkingen van materieel belang bevat(ten). Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van assurance-informatie over de controletotalen in de opgave(n).

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel geeft(geven) de opgave(n) van de controletotalen de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van (bij AOC: respectievelijk de rijksbijdrage 2014 en) de rijksbijdrage beroepsonderwijs 2015 en de opgave(n) vavo in de actuele BRON-foto (nummer ... van DUO) de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage vavo 2015*) in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weer in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring

Ons assurance-rapport is uitsluitend bestemd voor de instelling, DUO en het Ministerie van OCW (bij AOC: en het Ministerie van EZ) en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door derden.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam accountant

*) Alleen van toepassing in geval van vavo bekostiging.

Goedkeurend assurance-rapport kenniscentrum beroepsonderwijs bedrijfsleven (1 juli 2013)

Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (3c).

Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens ten behoeve van de rijksbijdrage 2015 afgegeven ten behoeve van Dienst Uitvoering Onderwijs en de Minister van onderwijs, cultuur en wetenschap.

Aan: Opdrachtgever

Opdracht en verantwoordelijkheden

Wij hebben onderzocht of de gewaarmerkte opgave(n) van het aantal leerbedrijven, zoals vermeld op het formulier ‘Telling leerbedrijven peildatum 1 oktober 2013’ van ... (naam kenniscentrum) ... te ... (zetel) de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2015, als bedoeld in artikel 2.4.1 van de wet educatie en beroepsonderwijs, juist weergeeft (weergeven). De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van het kenniscentrum. Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van de opgave(n) te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie. Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave(n) geen afwijkingen van materieel belang bevat(ten). Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van assurance-informatie over de controletotalen in de opgave(n).

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de opgave(n) van het aantal leerbedrijven per 1 oktober 2013 de bekostigingsgegevens ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage 2015 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weer in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring

Ons assurance-rapport is uitsluitend bestemd voor de instelling, DUO en het Ministerie van OCW en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam accountant

Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:

3.5. Onderzoeksprocedure bekostigingsgegevens sector HO

3.5.1. Algemeen (1 december 2013)

Het controleprotocol HO wordt conform artikel 2.10a van de WHW en krachtens artikel 4.4 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 vastgesteld bij ministeriële regeling. Het controleprotocol bevat de vertaalslag van de bekostigingsvoorwaarden uit de wet- en regelgeving naar de minimale onderzoekswerkzaamheden die ten grondslag liggen aan het afgeven van het assurance-rapport (voorheen accountantsverklaring conform artikel 4.4, lid 1 van het UWHW 2008) bij de bekostigingsgegevens die nodig zijn voor uitvoering van de WHW, de WSF 2000, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Voor de tekst van het assurance-rapport is een format opgenomen dat door de instellingsaccountant moet worden gebruikt. Hiermee wordt tevens het sluitstuk van het toezicht verankerd. Het onderzoek betreft de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de rijksbijdrage conform het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, daarnaast worden gegevens in het onderzoek betrokken, die ook voor andere beleidsdoeleinden worden gebruikt.

Het onderdeel onderzoek bekostigingsgegevens sector HO is van toepassing op de in artikel 1.8 van de WHW genoemde bekostigde instellingen, waaronder begrepen de conform het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 bekostigde Transnationale Universiteit Limburg.

De voor het onderzoek van de bekostigingsgegevens relevante wet- en regelgeving bestaat uit:

De wet- en regelgeving is terug te vinden op www.overheid.nl

Een belangrijk deel van deze gegevens worden ontleend aan het BasisRegister onderwijs (BRON) dat wordt beheerd door DUO. De procedures ten aanzien van de levering en registratie van de gegevens in, en de uitwisseling van informatie hierover met DUO zijn beschreven in het ‘Programma van Eisen HO-instellingen’; deze is te vinden op de website van DUO.

De gegevens uit BRON van DUO die benodigd zijn voor het bekostigingsonderzoek worden door DUO geleverd in de vorm van een Overzicht BekostigingsOnderzoek (OBO). Deze wordt gemaakt op aanvraag (via het Zakelijk Portaal van DUO) van de instelling. Daags na de aanvraag wordt de OBO klaargezet op het zakelijk portaal. De instelling krijgt hiervan een bericht.

Indien de instellingsaccountant constateert dat er mutaties moeten worden uitgevoerd op de gegevens in BRON, dan moet de instelling deze via de reguliere weg aanleveren aan DUO.

Na het doorvoeren van alle gevraagde mutaties moet de instelling opnieuw een OBO opvragen. Deze wordt dan geleverd met een lijst met verschillen tussen de nieuwe en vorige OBO. De instellingsaccountant stelt vast dat de mutaties juist en volledig zijn doorgevoerd en keurt de nieuwe OBO goed. De goedkeuring wordt geleverd in de vorm van een assurance-rapport. Het assurance-rapport vermeldt welke OBO (van welke datum) is gebruikt.

Peilperiode

Het onderzoek naar de bekostigingsgegevens voor HO wordt uitgevoerd over de volgende peilperiode: 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013. Dit is de peilperiode die op het moment van definitief maken van dit controleprotocol in het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 staat. In januari 2014 wordt dit besluit nog met terugwerkende kracht gewijzigd waarbij de peilperiode wordt aangepast naar 2 oktober 2012 tot en met 1 oktober 2013. Na aanpassing van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008, moet in dit controleprotocol uitgegaan worden van de nieuwe wettelijke peilperiode. Deze moet dan ook in de tekst van het assurance-rapport worden aangepast. Waar gesproken wordt over peilperiode wordt deze periode bedoeld. Indien wordt afgeweken van deze periode, dan is dit specifiek aangegeven.

3.5.2. Onderzoek bekostigingsgegevens

3.5.2.1. Object van onderzoek (1 juli 2013)

De gegevens inzake inschrijvingen en graadverleningen bepalen in belangrijke mate de hoogte van de rijksbijdrage en zijn daarnaast van belang voor de uitvoering van de WHW, de WSF 2000 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het is daarom van groot belang dat de instellingsaccountant primair de juistheid van deze gegevens vaststelt. Deze gegevens worden voor een belangrijk deel ontleend aan BRON; daarnaast wordt een aantal gegevens afzonderlijk door instellingen voor hoger onderwijs opgegeven. De instellingsaccountant geeft een assurance-rapport af over de registraties in BRON en de afzonderlijke opgaven door de instellingen.

De instellingsaccountant richt het onderzoek zodanig in dat onjuistheden groter dan 2% (per soort gegevens) worden ontdekt. Uiteraard moeten alle geconstateerde fouten, ongeacht het materiële belang, worden gecorrigeerd.

De relevante soorten gegevens voor instellingen voor hoger onderwijs betreffen:

  • het aantal inschrijvingen als student in de peilperiode;

  • het aantal studenten dat een graad (Bachelor of Master) heeft gehaald in de peilperiode;

  • het aantal studenten dat het examen behorend bij een ongedeelde opleiding of een voortgezette opleiding met succes heeft afgerond in de peilperiode;

  • het aantal proefschriften leidend tot een promotie in het kalenderjaar 2013 en/of het aantal ontwerpcertificaten dat is uitgereikt in het kalenderjaar 2013.

Gelet op deze gegevens, vormt het object van onderzoek van de instellingsaccountant:

  • de gegevens over de deelname aan het hoger onderwijs zoals die zijn verstrekt door instellingen voor registratie in BRON dat wordt beheerd door DUO;

  • de afzonderlijke opgaven van inschrijvingen en behaalde graden in de peilperiode aan de Transnationale Universiteit Limburg (gelieerd aan de Universiteit Maastricht);

  • de afzonderlijke opgave van het aantal proefschriften leidend tot een promotie en ontwerperscertificaten door instellingen voor wetenschappelijk onderwijs (deze gegevens zijn niet opgenomen in BRON):

    • het aantal proefschriften leidend tot een promotie in het kalenderjaar 2013;

    • het aantal ontwerperscertificaten dat is uitgereikt in het kalenderjaar 2013;

Voor zijn onderzoek maakt de instellingsaccountant gebruik van de volgende informatie:

  • de studentenadministratie van de te onderzoeken instelling;

  • de in BRON geregistreerde studentgegevens;

  • het promotieregister dat volgens de WHW bij een instelling voor hoger onderwijs aanwezig moet zijn;

  • de afzonderlijke opgaven van het aantal proefschriften en/of ontwerperscertificaten van instellingen voor wetenschappelijk onderwijs;

  • voor de Transnationale Universiteit Limburg: de afzonderlijke opgaven van de hiervoor van deze instellingen genoemde gegevens;

  • het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs (CROHO).

Voor de betekenis van de door DUO uitgevoerde controles en eventuele signalen bij de verwerking van de studentgegevens in BRON wordt verwezen naar het Programma van Eisen Instellingen HO (beschikbaar via de site van DUO).

Indien Studielink een verklaring kan overleggen waaruit blijkt dat de maatregelen en procedures ter waarborging van de betrouwbaarheid en de continuïteit van de geautomatiseerde gegevensverwerking door of namens de Stichting Studielink voldoen aan de gestelde normen kan de instellingsaccountant, indien en voor zover aanmeld-, inschrijf- en betalingsgegevens via Studielink worden verstrekt aan de instelling, bij de beoordeling van de juistheid van de gegevens uitgaan van een correcte werking en aflevering van de gegevens door Studielink. Indien de bedoelde verklaring niet aanwezig is kan de instellingsaccountant volstaan met een disclaimer in het assurance-rapport.

3.5.2.2. Omvang werkzaamheden van de instellingsaccountant (1 december 2010)

De instellingsaccountant voert een risicoanalyse uit en legt zijn bevindingen en conclusie hierover vast in zijn dossier.

De instellingsaccountant betrekt in deze risicoanalyse onder andere de Standaard 240 en de notitie ‘Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs’. In de hierna beschreven onderzoeksaanpak wordt uitgegaan van een voor een onderwijsinstelling normaal laag inherent risico. Als er sprake is van verhoogd inherent risico past de instellingsaccountant de omvang van de werkzaamheden aan. Daarnaast heeft de risicoanalyse als doel om tot een uitspraak te komen over de vraag of de instellingsaccountant bij zijn verdere werkzaamheden kan steunen op de aanwezige interne beheersingsmaatregelen (IB).

De werkzaamheden verricht door een interne controle afdeling van de instelling kunnen niet de door de instellingsaccountant te verrichten werkzaamheden vervangen. De werkzaamheden van de interne controle afdeling maken onderdeel uit van de interne beheersingsstructuur van het onderzoeksobject.

Om tot een uitspraak over de kwaliteit van de IB te komen dient de instellingsaccountant werkzaamheden te verrichten. Deze werkzaamheden bestaan uit:

  • minimaal 20 procedure testen; of

  • werkzaamheden, op grond waarvan de instellingsaccountant een uitspraak kan doen over de kwaliteit van de werkzaamheden van een interne controle afdeling.

Indien de instellingsaccountant naar aanleiding van de risicoanalyse en de uitgevoerde werkzaamheden met betrekking tot de werking van de IB tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de goede werking van de IB, dient in het onderzoeksdossier vast te liggen op grond waarvan de instellingsaccountant tot deze conclusie komt.

Steunen op IB

Indien de instellingsaccountant op grond van zijn verrichte werkzaamheden tot de conclusie komt dat hij kan steunen op de aanwezige IB, kan de instellingsaccountant zijn gegevensgerichte werkzaamheden (per soort gegevens) beperken tot:

Aantal records

Omvang gegevensgerichte werkzaamheden

< 101

5 deelwaarnemingen

> 100 en < 501

10 deelwaarnemingen

> 500 en < 1.001

15 deelwaarnemingen

> 1.000 en < 5.001

20 deelwaarnemingen

> 5.000

25 deelwaarnemingen

Tot de gegevensgerichte werkzaamheden worden NIET de bij de toetsing van de werking van de IB uitgevoerde werkzaamheden gerekend.

Als bij de beperkte gegevensgerichte werkzaamheden fouten door de instellingsaccountant worden geconstateerd, wordt het onderzoek uitgebreid naar een onderzoek met een omvang op grond waarvan een uitspraak over de gehele massa kan worden gedaan (statistisch bepaalde steekproef omvang).

Niet steunen op IB

Indien de uitkomst van de risicoanalyse aangeeft dat de instellingsaccountant NIET kan steunen op de aanwezige IB of in het geval de instellingsaccountant kiest voor een gegevensgerichte onderzoeksaanpak, wordt gebruik gemaakt van een statistisch bepaalde steekproef omvang.

In geval van een statistische steekproef dient minimaal in het onderzoeksdossier van de instellingsaccountant aanwezig te zijn:

  • bepaling van de massa;

  • bepaling van de steekproefomvang, waaronder een inschatting van de verwachte fout en een onderbouwing van deze inschatting;

  • wijze van selectie van de posten;

  • een foutenevaluatie.

3.5.2.3. Minimale werkzaamheden (1 december 2013)

Algemene werkzaamheden

De instellingsaccountant stelt vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Aansluiting van de actuele OBO (of de afzonderlijke opgave van bekostigings-gegevens) op de administratie van de instelling

– de gegevens in BRON over de peilperiode aansluiten op de gegevens volgens de te onderzoeken studentenadministratie;

– de opgaven van het aantal proefschriften leidend tot een promotie en het aantal ontwerperscertificaten aansluiten op het register dat hiervan wordt aangehouden door de instelling;

– de overige afzonderlijke opgegeven bekostigingsgegevens aansluiten op de gegevens uit de administratie van de betreffende instelling.

Verificatie adres- en woonplaats- en nationaliteitsgegevens

– de instelling een procedure heeft ingericht voor de verificatie van adres-, woonplaats-en nationaliteitsgegevens voorzover deze gegevens niet zijn opgenomen in een basisadministratie (GBA) volgens de Wet Gemeentelijk Basisadministratie.

Naleving van Koppelingswet

– de instelling een procedure heeft beschreven en hanteert voor de inschrijving van studenten die vallen onder de Koppelingswet (bij de inschrijving 18 jaar of ouder en niet over een Nederlandse Nationaliteit beschikken).

Notitie Helderheid HO

– de instelling verantwoording heeft afgelegd in het jaarverslag over de naleving van de thema’s van de Notitie Helderheid die de bekostigingsgegevens betreffen;

– de door instelling verantwoorde informatie juist en volledig is.

Afzonderlijke opgave van promoties WO (WHW artikel 7.18 en UWHW 2008 artikel 4.21)

– het aantal proefschriften dat in 2013 heeft geleid tot een promotie, onder verantwoordelijkheid van de instelling, overeenkomt met het aantal proefschriften dat is opgenomen in het promotieregister van de betreffende instelling wegens een in 2013 met goed gevolg verdedigd proefschrift.

– het aantal proefschriften dat in 2013 heeft geleid tot een promotie, gezamenlijk verleend met Nederlandse instellingen, overeenkomt met het aantal proefschriften dat is opgenomen in het promotieregister van de betreffende instelling wegens een in 2013 met goed gevolg verdedigd proefschrift.

– het aantal proefschriften dat in 2013 heeft geleid tot een promotie, gezamenlijk verleend met buitenlandse instellingen, ten overstaan van het college voor promoties of de commissie bedoeld in artikel 7.18, vierde lid, van de wet, overeenkomt met het aantal proefschriften dat is opgenomen in het promotieregister van de betreffende instelling wegens een in 2013 met goed gevolg verdedigd proefschrift.

Afzonderlijke opgave ontwerperscertificaten WO

– het aantal in 2013 uitgereikte ontwerperscertificaten overeenkomt met het aantal getuigschriften wegens het met goed gevolg afronden van onderwijs als bedoeld in bijlage 7 bij het UWHW 2008.

Beoordeling van inschrijvingen in de peilperiode (HO)

Voor wat betreft inschrijvingen gedurende de peilperiode (HO) stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Toetsing gegevens vooropleiding (hoofdstuk 7, titel 2 van de WHW)

– bij een nieuwe inschrijving bacheloropleiding: de student voldoet aan de vooropleidingseisen ex hoofdstuk 7, titel 2, paragraaf 1 van de WHW op basis van digitale verificatie door DUO of afschriften van getuigschriften;

– bij een nieuwe inschrijving bacheloropleiding: de student aan een opleiding met een landelijke beperkte instroom is toegelaten op grond van een bewijs van DUO d.m.v. digitale registratie in studielink of de student heeft een schriftelijk bewijs namens DUO overhandigd van de toelating tot deze opleiding;

– bij een nieuwe inschrijving masteropleiding: de student voldoet aan de vooropleidingseisen ex hoofdstuk 7, titel 2, paragraaf 2 van de WHW op basis van digitale verificatie door DUO of afschriften van getuigschriften of een bewijs van toelating voor die opleiding ex artikel 7.30a, lid 3.

Het voldoen aan de verplichting tot het betalen van collegegeld (artikelen 7.37 en 7.43 van de WHW)

– de student op het moment van inschrijving heeft voldaan aan de verplichting tot het voldoen van collegegeld ex artikel 7.37 en ex artikel 7.43 van de WHW, dat wil zeggen een betaling van het collegegeld ineens of op basis van een machtiging tot het innen van het collegegeld via een regeling tot gespreide betaling, zijnde het instellingscollegegeld of het wettelijk collegegeld;

– bij het voldoen van het collegegeld voor de student door een derde, de student schriftelijk of via digitale mogelijkheid in Studielink heeft verklaard hiermee akkoord te zijn gegaan;

– de student niet is vrijgesteld van het voldoen van collegegeld ex artikel 7.48, lid 1 of lid 2 van de WHW.

Toetsing inschrijving aan een opleiding (artikel 2.6, artikel 7.17 en artikel 7.32 van de WHW)

– de student is ingeschreven aan een initiële in het CROHO geregistreerde opleiding die de instelling verzorgt in de vestigingsplaats(en) van de opleiding;

– indien de student als vreemdeling moet worden beschouwd ex artikel 7.32, lid 5 van de WHW:

• de student jonger is dan 18 jaar, of

• rechtmatig verblijf houdt in Nederland op basis van de Vreemdelingenwet 2000 (naleving koppelingswet).

op basis van bij de instelling aanwezige kopieën van documenten of uit een verificatie door DUO;

– bij nieuwe inschrijvingen van vreemdelingen ouder dan 18 jaar een van de volgende gegevens beschikbaar is (voor zover geen verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden):

• een definitieve verblijfsvergunning, of

• een bewijs van een aanvraag tot verblijfsvergunning cq machtiging tot voorlopig verblijf, of-;

• een bewijs van een verzoek tot verlenging van een verblijfsvergunning, of

• een ontvangstbevestiging van de IND en tevens verzoek tot en betaling van de leges voor een verblijfsvergunning;

– indien de student niet over een door DUO geverifieerd GBA-adres beschikt, aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig zijn duidelijk is waar de student woonachtig is, en dat de instelling dit adres heeft geverifieerd;

– de registratie van de nationaliteit van de student in BRON juist is;

– indien geen verificatie door DUO heeft kunnen plaatsvinden op de verblijfstatus van de student, dat aan de hand van bewijsstukken die bij de instelling aanwezig zijn duidelijk is dat de student behoort tot een van de groepen studerenden, bedoeld in artikel 2.2, lid 1 van de Wet studiefinanciering 2000.

Toetsing delen van opleidingen en/of maatwerktrajecten (notities helderheid in het hoger onderwijs 2004)

– de student niet is ingeschreven voor het slechts volgen van delen van een opleiding;

– in het geval een student deelneemt aan een maatwerktraject:

• er ook sprake is een aanbod van een regulier traject van de CROHO opleiding, en

• dat contractueel is vastgelegd wat de meerkosten van het maatwerktraject zijn ten opzichte van de kosten van een reguliere opleiding en de rijksbijdrage die voor deze opleiding wordt ontvangen.

Toetsing over gegevens van het betreffende record van de student in BRON

– de bekostigingsrelevante velden in BRON van de betreffende student juist zijn gevuld; het betreft de volgende velden:

• Datum inschrijving

• Datum uitschrijving

• Brin (Adm.nr. van de instelling)

• Opleidingscode

• Opleidingsfase

• Opleidingsvorm

• Inschrijvingsvorm

• Eerste inschrijving

• Verblijfsdocumentgegevens

• Nationaliteitgegevens (bij ontbreken GBA-relatie)

Voor wat betreft de Transnationale Universiteit Limburg voert de instellingsaccountant deze onderzoeken uit op de opgave van inschrijvingen met een Nederlandse nationaliteit en op de inschrijvingen met de niet-Belgische nationaliteit. Conform het Verdrag tussen Nederland en Vlaanderen over de Transnationale Universiteit Limburg, wordt het aantal studenten dat niet de Nederlandse of Belgische nationaliteit beschikt naar rato van de verhouding Nederlandse en Belgische studenten toegerekend aan Nederland. Voor dit aandeel stelt de instellingsaccountant vast dat de studenten overigens voldoen aan de bekostigingsvoorwaarden zoals die gelden onder de bepalingen van de WHW.

Verlening van graden in de peilperiode

Voor wat betreft de graden (bachelor, master, associate degree, ongedeeld) die aan een student zijn verleend in de peilperiode stelt de instellingsaccountant vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Toetsing velden datum diploma, eerste graad en opleidingsfase en ter validering van artikel 7.10a, artikel 18.15 en artikel 18.20 van de WHW en artikel 4.1, artikel 4.9 en artikel 4.20 van het UWHW 2008)

– de waarneming bij de beoordeling van graden Bachelor, Master of AD (Associate Degree) of het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen is gericht op de velden ‘datum diploma’ (moet bij een graadverlening zijn ingevuld) en ‘opleidingsfase’;

– het verlenen van de graad Bachelor en/of graad Master en/of de graad AD geschiedt na of op het moment dat sprake is van het met goed gevolg afleggen van het afsluitend examen, zoals vastgesteld door de examencommissie;

– de datum diploma(datum behalen graad) overeenkomt met de datum waarop de examencommissie heeft vastgesteld dat het afsluitend examen met goed gevolg is afgelegd

Toetsing over gegevens van het betreffende record van de student in BRON bij DUO.

– de bekostigingsrelevante velden in BRON van de betreffende student juist zijn gevuld; het betreft de volgende velden:

• Datum diploma (datum behalen graad)

• Brin (Adm.nr. van de instelling)

• Opleidingscode

• Opleidingsfase

• Opleidingsvorm

• Eerste graad

• Verblijfsdocumentgegevens

• Nationaliteitgegevens (bij ontbreken GBA-relatie)

Voor wat betreft de Transnationale Universiteit Limburg voert de instellingsaccountant deze onderzoeken uit op de opgave van het aantal in deze periode verleende graden aan studenten met een Nederlandse nationaliteit en studenten met de niet-Belgische nationaliteit. Conform het Verdrag tussen Nederland en Vlaanderen over de Transnationale Universiteit Limburg, wordt het aantal studenten dat niet de Nederlandse of Belgische nationaliteit beschikt naar rato van de verhouding Nederlandse en Belgische studenten toegerekend aan Nederland. Voor dit aandeel stelt de instellingsaccountant vast dat de studenten overigens voldoen aan de bekostigingsvoorwaarden zoals die gelden onder de bepalingen van de WHW.

Proefschriften leiden tot promoties en het verlenen van ontwerperscertificaten in 2013

De universiteiten doen afzonderlijk opgaven van het aantal proefschriften dat in 2013 heeft geleid tot een promotie en van het aantal ontwerperscertificaten dat in 2013 is uitgereikt wegens het met goed gevolg afronden van onderwijs als bedoeld in bijlage 7 bij het UWHW 2008.

De instellingsaccountant stelt vast dat:

Item

Te verrichten werkzaamheden

Vaststellen van de aanwezigheid van de getuigschriften en het succesvol verdedigde proefschrift

– in de administratie van de instelling de met succes verdedigde proefschriften en ontwerperscertificaten aanwezig zijn;

– de promotiecommissie het promotieverslag heeft getekend en dat op het promotieverslag is aangegeven dat de kandidaat is gepromoveerd;

– de getuigschriften zijn afgegeven door de instelling mede namens een promotiecommissie die aan de betreffende instelling is verbonden.

Werkzaamheden in verband met de te bepalen controlegetallen

Bij het accountantsonderzoek wordt vastgesteld dat de inhoud van de actuele OBO voldoet aan de eisen. Hierin moeten eventuele mutaties naar aanleiding van het accountantsonderzoek door de HO-instelling via de reguliere weg aan DUO worden geleverd. Na verwerking en terugmelding door DUO moet de instelling een actuele OBO opvragen. Deze wordt dan geleverd met een lijst met verschillen tussen de nieuwe en vorige OBO. De instellingsaccountant stelt vast dat de mutaties juist en volledig zijn doorgevoerd.

De instellingsaccountant stelt een assurance-rapport op bij deze actuele OBO.

In het Programma van Eisen Instellingen HO (PvE) van BRON is beschreven hoe de controlegetallen worden bepaald.

3.5.3. Assurance-rapport

  • Algemeen

  • Goedkeurend assurance-rapport HO

Algemeen (1 december 2010)

Als de instellingsaccountant op grond van zijn bevindingen een ander dan een goedkeurend assurance-rapport afgeeft, moet hij een afwijkende tekst hanteren. Zie hiervoor Standaard 3000 vanaf paragraaf 51 van de ‘Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden (NV COS)’ van de NBA.

Goedkeurend assurance-rapport HO (1 december 2013)

Voorgeschreven tekst voor het goedkeurende assurance-rapport over de juistheid van de bekostigingsgegevens van HO-instellingen (4b).

Assurance-rapport bij de bekostigingsgegevens, afgegeven voor Dienst Uitvoering Onderwijs en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of indien van toepassing, de Minister van Economische Zaken.

Aan: Opdrachtgever

Opdracht en verantwoordelijkheden

Wij hebben onderzocht of de bijgevoegde, door ons gewaarmerkte*) opgave(n) van de gegevens van ... (naam ho-instelling) met brinnummer ... te ... (zetel) de gegevens inzake inschrijvingen, graadverleningen en afsluitend examen, proefschriften*) en ontwerperscertificaten*), juist weergeeft (weergeven). Deze gegevens bestaan uit gegevens inzake inschrijvingen, graadverleningen en afsluitende examens die zijn opgenomen in BRON en worden weergegeven via een opgave van controlegetallen en betreffen de stand over de onderzoeksperiode 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013. Deze gegevens kunnen tevens betreffen de afzonderlijke opgave van proefschriften leidend tot een promotie onder verantwoordelijkheid van de instelling of samen met andere (bekostigde) instellingen en ontwerperscertificaten in het kalenderjaar 2013**). De opgave(n) is (zijn) opgesteld onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de instelling.

De opgave(n) sluit(en) met de volgende controlegetallen:

 

Controlegetal

Totaal opleidingscode

 

Totaal inschrijvingen

 

Totaal graden

 

Totaal generaal

 

aan bij de actuele OBO (datum uit de bestandsnaam OBO) van DUO.

Het is onze verantwoordelijkheid een assurance-rapport inzake de juistheid van de opgave(n) te verstrekken.

Werkzaamheden

Wij hebben ons onderzoek verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013 en Standaard 3000 Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie. Dienovereenkomstig dienen wij ons onderzoek zodanig te plannen en uit te voeren, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een assurance-opdracht omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van assurance-informatie over de controletotalen in de opgave(n).

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

Oordeel

Naar ons oordeel geeft de opgave(n) van de gegevens, de gegevens in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weer in overeenstemming met het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013.

Overige aspecten – beperking in gebruik en verspreidingskring

Ons assurance-rapport is uitsluitend bestemd voor de instelling, DUO en het Ministerie van OCW of indien van toepassing, het ministerie van EZ en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen.

Plaats, datum

Naam accountantsorganisatie

Naam accountant

Paraaf voor waarmerkingsdoeleinden:

*) Alleen waarmerking indien geen identificatie via de controlegetallen.

**) Alleen van toepassing voor universiteiten.

4. Controle FSR

Referentiekader:

Controlecriteria

* Controlecriteria zijn opgenomen in de van de FSR deel uitmakende afzonderlijke subsidieregeling

* Rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging’

* Brief Gebruik FSR-tabel als bijlage bij de jaarrekening, 23 december 2011 met kenmerk 357173.

Verslaggevingscriteria

* Regeling jaarverslaggeving onderwijs

* Bijlage bij de Regeling jaarverslaggeving onderwijs van 17 december 2007, kenmerk WJZ-2007/50507 (FSR)

* ‘Convenant lastenreductie doelsubsidies universiteiten’

* Rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging’

* Brief Gebruik FSR-tabel als bijlage bij de jaarrekening, 23 december 2011 met kenmerk 357173.

Toleranties

 

Rechtmatigheid

Getrouwe weergave

Goedkeuringstolerantie

1% van het totaal van de specifieke doelsubsidies(bestedingen)

1% van de totale baten

Rapportagetolerantie

0,1%

0,1%

4.1. Algemeen

  • Uitgangspunten

  • FSR

  • Format FSR

  • Onderzoeksaanpak

  • Toleranties

  • Aansluiting tussen FSR en jaarrekening

  • Accountantsproducten

Uitgangspunten (1 december 2013

De verantwoording door de instellingen voor Hoger Onderwijs over de specifieke doelsubsidies die afkomstig zijn van de Rijksoverheid waar zulks in de regelgeving of de subsidietoewijzing is aangegeven, worden opgenomen in één verantwoordingsdocument(single information): de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR), waarbij de instellingsaccountant een controleverklaring (single audit) afgeeft.

Op grond van artikel 3. lid i van de Richtlijn Jaarverslaggeving Onderwijs is FSR verplicht.

In het rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging’ is in hoofdstuk 3 en in de bijlagen bij het rapport het normenkader voor de FSR opgenomen. De werking hiervan is geformaliseerd via de RJO artikel 3, lid i en het model overeenkomstig de tabel in de bijlage van de RJO. Dit normenkader vormt het uitgangspunt voor de controle door de instellingsaccountant.

FSR (1 december 2012)

De FSR bestaat uit het verantwoordingsdocument en een toelichting.

De FSR bevat:

  • de financiële verantwoording over alle geoormerkte subsidiegeldstromen vanuit het Rijk (derde geldstroom) waar zulks in de regelgeving en/of de subsidietoewijzing is aangegeven exclusief de lumpsumbijdrage van OCW/EZ (eerste geldstroom) en exclusief de subsidies van NWO/KNAW (tweede geldstroom);

  • de in dat jaar afgeronde en lopende projecten. Zo wordt jaarlijks zekerheid gegeven over de meerjarige projecten;

  • alléén de informatie die van invloed is op de (financiële) vaststelling van de subsidie. De inhoudelijke (niet-financiële) verantwoordingen worden rechtstreeks aan de subsidieverstrekker overgelegd en niet gecontroleerd door een accountant;

  • een toelichting. In de toelichting op de FSR:

    • rapporteert de instelling de niet-gecorrigeerde fouten (rapportagetolerantie van 0,1%). Voor zover fouten in de controle worden gevonden is het uitgangspunt dat gevonden fouten worden gecorrigeerd. Voor zover dat (om bepaalde redenen) niet gebeurt, worden de fouten die voortkomen uit de interne en externe controle gemeld. Hiervoor geldt een zogenaamde rapportagetolerantie(voor fouten 0,1% van de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording) die aangeeft wanneer de gevonden fouten moeten worden gerapporteerd; en

    • beschrijft de instelling de gehanteerde grondslagen. De instelling hanteert daarbij de Rijksbrede voorwaarden en begrippen conform de onderliggende subsidieregelingen. Het gaat daarbij om gestandaardiseerde kostengrondslagen (gelimiteerd tot drie vormen), gestandaardiseerde begrippen en gestandaardiseerde voorwaarden. Ook de voorwaarden voor het gebruik van een systeem van integrale kosten worden vastgelegd in de afzonderlijke subsidieregelingen. Deze begrippen en voorwaarden zijn ontleend aan het rapport ‘Univers(ele) vereenvoudiging’.

Format FSR (1 december 2010)

De instelling verstuurt de FSR (subsidieoverzicht) jaarlijks gelijktijdig met de jaarrekening naar DUO vestiging Zoetermeer. In de bijlage bij de Regeling jaarverslaggeving onderwijs is het format voor het overzicht opgenomen. De FSR wordt zowel in papieren vorm als digitaal (EFJ) ingediend.

Het DUO stelt de FSR en controleverklaring van de instellingen elektronisch beschikbaar aan de subsidieverstrekker en overige belanghebbenden. Om deze ‘shared service’ effectief uit te kunnen voeren moet de instelling aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • de financiële rijkssubsidieverantwoording wordt gelijktijdig met het jaarverslag/jaarrekening meegestuurd (dus vóór 1 juli);

  • voor elke projectsubsidie moeten de volgende kenmerken vermeld worden: projectnummer, opdrachtgever (subsidieverstrekker), uitvoeringsinstantie, looptijd, hoogte van de projectsubsidie, het totale projectbudget, de maximale projectsubsidie en eventuele specifieke verantwoordingseisen (zie ook het format voor het subsidieoverzicht).

Onderzoeksaanpak (1 juli 2009)

De instellingsaccountant voert de volgende werkzaamheden uit.

De instellingsaccountant:

  • stelt vast dat de FSR de grootte en de samenstelling van de specifieke doelsubsidies juist weergeeft.

Uit de (subsidie)voorwaarden van de afzonderlijke specifieke doelsubsidies blijkt of deze via de FSR verantwoord dienen te worden. Het is de instelling en niet de instellingsaccountant die verantwoordelijk is voor de volledigheid van de FSR. Het niet opnemen van een specifieke doelsubsidie door de instelling kan consequenties hebben voor het verantwoordingstraject van die subsidie.

  • stelt op grond van de subsidievoorwaarden/subsidieverplichtingen van de desbetreffende in de FSR opgenomen afzonderlijke specifieke doelsubsidies vast dat de specifieke doelsubsidies rechtmatig zijn besteed. De instellingsaccountant controleert, met inachtneming van de goedkeuringstolerantie, het totaal van alle specifieke doelsubsidies. Ten aanzien van de in paragraaf ‘Controlewerkzaamheden per regeling’ opgenomen specifieke doelsubsidies schrijft het controleprotocol minimale controlewerkzaamheden voor.

Voor nog te besteden subsidies uit voorgaande jaren blijven de aanwijzingen uit voorgaande controleprotocollen van kracht.

  • stelt vast dat de in de toelichting op de FSR beschreven gehanteerde grondslagen:

    • voldoen aan Rijksbrede voorwaarden en begrippen. Dit betekent dat de beschreven grondslagen in overeenstemming zijn met de in de onderliggende subsidieregelingen opgenomen gestandaardiseerde kostengrondslagen, gestandaardiseerde begrippen en gestandaardiseerde voorwaarden;

    • juist door de instelling zijn toegepast. Ten aanzien van de kostengrondslag ‘integrale kosten’ zijn extra voorwaarden gesteld. De instellingsaccountant stelt vast dat de instelling voldaan heeft aan deze voorwaarden.

De toetsing van de gehanteerde grondslagen maakt onderdeel uit van de rechtmatigheidscontrole van de FSR.

  • stelt vast dat de instelling heeft voldaan aan de voorwaarden zoals beschreven in ‘Format FSR’.

  • stelt de aansluiting van de FSR vast met de jaarrekening van de instelling.

Toleranties (1 december 2010)

Voor deze controle geldt een specifieke goedkeurings- en rapportagetolerantie (zie Algemeen voor een toelichting). Het totaalbedrag van de bestedingen van de specifieke doelsubsidies vormt een afzonderlijke massa waarop de toleranties voor de controle van de bestedingen moeten worden toegepast. De instellingsaccountant richt zijn controle zodanig in dat hij kan verklaren dat geen onrechtmatige bestedingen voorkomen met een belang dat groter is dan 1% van de totale bestedingen van de specifieke doelsubsidies.

Als deze tolerantie wordt overschreden, maar de tolerantiegrens voor de jaarrekeningcontrole niet, dan heeft dit geen invloed op de controleverklaring bij de jaarrekening. Zie voor een nadere toelichting Algemeen. Het kan eventueel voor de instelling wel consequenties hebben voor terugbetalingsverplichtingen, zoals uit de desbetreffende regeling blijkt.

Als de instellingsaccountant bestedingen constateert die in strijd zijn met de subsidievoorwaarden/subsidieverplichtingen en deze hebben mogelijk invloed op de totale omvang van de specifieke doelsubsidies, dan moet de instelling deze corrigeren. Indien de instellingsaccountant constateert dat de besteding niet rechtmatig is, dan ziet de instellingsaccountant erop toe dat de instelling dit corrigeert.

Indien de correctie niet plaatsvindt dan neemt de instelling deze op in de toelichting op de FSR.

De rapportagetolerantie is 0,1% van de totale bestedingen van de specifieke doelsubsidies.

Aansluiting tussen FSR en jaarrekening (1 juli 2009)

De instellingsaccountant stelt de aansluiting vast tussen de FSR en de jaarrekening.

Accountantsproducten (1 december 2010)

De instellingsaccountant geeft een controleverklaring af over zowel de juistheid als de financiële rechtmatigheid van de specifieke doelsubsidies in de FSR.

Naast de juistheid van de FSR vallen de financiële informatie in de rapportage van de instelling over de niet-gecorrigeerde fouten en de toelichting op de gehanteerde grondslagen onder de reikwijdte van de controleverklaring.

Voor overige bevindingen maakt de instellingsaccountant gebruik van een rapport van bevindingen, waarin hij de aard en de omvang van de bevindingen opneemt. Hij hanteert daarbij de bij ‘toleranties’ opgenomen rapportagetolerantie. Hij maakt hier in ieder geval gebruik van indien:

  • de instelling niet-gecorrigeerde fouten niet opneemt in de toelichting bij de FSR;

  • de grondslagen niet in overeenstemming zijn met de Rijksbrede voorwaarden en begrippen zoals opgenomen in de onderliggende subsidieregelingen of niet juist worden toegepast;

  • de instelling de voorwaarden zoals opgenomen in ‘Format FSR’ niet naleeft.

4.2. Controlewerkzaamheden per regeling (1 juli 2013)

Algemeen

De instellingsaccountant controleert alle specifieke doelsubsidies. Het controleprotocol kan minimale controlewerkzaamheden voorschrijven ten aanzien van één of meerdere met name genoemde doelsubsidies.

4.3. Controleverklaring bij FSR (1 juli 2013)

Goedkeurende controleverklaring bij de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR) 2013 (5a)

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant*)

Aan: Opdrachtgever

Verklaring betreffende de Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR)

Wij hebben de bijgevoegde Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording (FSR) 2013 van ... (naam instelling) te ... (statutaire vestigingsplaats) bestaande uit het verantwoordingsdocument FSR en de toelichting daarop gecontroleerd. De FSR is opgesteld door het bestuur van de instelling op basis van de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs en de relevante wet- en regelgeving.

Verantwoordelijkheid van het bestuur

Het bestuur van de instelling is verantwoordelijk voor het opstellen van de FSR in overeenstemming met de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van de opgenomen bedragen in de FSR. Dat houdt in dat deze bedragen in overeenstemming dienen te zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen. Het bestuur is voorts verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opstellen van de FSR en de naleving van die relevante wet- regelgeving mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.

Verantwoordelijkheid van de accountant

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de FSR op basis van onze controle, als bedoeld in artikel 3, lid i van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden en het onderwijscontroleprotocol OCW/EZ 2013. Dit vereist dat wij voldoen aan voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de FSR geen afwijkingen van materieel belang bevat.

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de FSR. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de FSR een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de FSR van de specifieke doelsubsidies alsmede in het kader van de financiële rechtmatigheid voor de naleving van die relevante wet- en regelgeving, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de entiteit. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en de gebruikte financiële rechtmatigheidscriteria en van de redelijkheid van de door het bestuur van de instelling gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de FSR.

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.

Oordeel betreffende de FSR

Naar ons oordeel geeft de FSR de grootte en de samenstelling van de specifieke doelsubsidies van ... (naam entiteit) over 2013 in alle van materieel belang zijnde aspecten juist weer in overeenstemming met de Regeling jaarverslaggeving onderwijs.

Voorts zijn wij van oordeel dat de in deze FSR verantwoorde specifieke doelsubsidies over 2013 voldoen in alle van materieel belang zijnde aspecten aan de eisen van financiële rechtmatigheid. Dit houdt in dat de bedragen in overeenstemming zijn met de in de relevante wet- en regelgeving opgenomen bepalingen.

Beperking in gebruik en verspreidingskring

Wij vestigen de aandacht op punt .. in de toelichting van de FSR, waarin is uiteengezet voor welk doel de FSR is opgesteld en met welke basis voor financiële verslaggeving. Hieruit volgt dat de FSR is opgesteld voor het Ministerie van OCW**) met als doel het vaststellen van de specifieke doelsubsidies die in de FSR zijn opgenomen. De FSR hoeft derhalve niet geschikt te zijn voor andere doeleinden. Onze controleverklaring is uitsluitend bedoeld voor ... (naam instelling) en dient niet te worden verspreid aan of te worden gebruikt door anderen dan het Ministerie van OCW**)

Plaats, datum

Naam accountantspraktijk

.... (naam onafhankelijke (of bevoegde interne) accountant)

*) Hieronder valt ook de bevoegde intern accountant.

**) en de overige bij de FSR betrokken departementen. De FSR en controleverklaring worden (single information) door de instelling verzonden aan DUO en door OCW beschikbaar gesteld aan de overige betrokken departementen.

5. Onderwijslinks

• Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap:

www.rijksoverheid.nl

• Ministerie van Economische Zaken:

www.rijksoverheid.nl

• DUO-CFI:

www.ocwduo.nl

• NBA:

www.nba.nl

• Raad voor de Jaarverslaggeving:

www.rjnet.nl

• Lumpsum PO:

www.lumpsumportaal.nl

• PO-raad:

www.poraad.nl

• WEC-raad:

www.wec-raad.nl

• VO-raad:

www.vo-raad.nl

• MBO-Raad:

www.mboraad.nl

• AOC-raad:

www.aocraad.nl

• HBO-Raad:

www.hbo-raad.nl

• VSNU:

www.vsnu.nl

• Immigratie- en Naturalisatiedienst:

www.ind.nl

• Inspectie van het Onderwijs:

www.onderwijsinspectie.nl

• Voortijdig Schoolverlaten:

www.voortijdigschoolverlaten.nl

• Vervangingsfonds/Participatiefonds:

www.vfpf.nl

• Instroomtoets PF:

www.instroomtoets.nl

• Kennisnet:

www.kennisnet.nl

• Groen Kennisnet:

www.groenkennisnet.nl

• Overheid (inclusief wet- en regelgeving):

www.overheid.nl

Voor actuele informatie over het onderwijsnummer kunt u terecht op de volgende internetsites:

• Wet- en regelgeving over het persoonsgebonden nummer:

www.minocw.nl/onderwijsnummer

• Informatie over bekostiging en relevante regelingen:

www.ocwduo.nl

• Gegevensuitwisseling met het Basisregister Onderwijs (BRON):

www.ocwduo.nl

• Invoering persoonsgebonden nummer in het primair onderwijs:

www.pgno.nl/po

• Informatie over het burgerservicenummer:

www.programmabsn.nl

6. Lijst met afkortingen

ADR

Auditdienst Rijk

ao/ib

Administratieve organisatie en interne beheersing

AOC

Agrarisch opleidingscentrum

APS

Algemeen Pedagogisch Studiecentrum

BAPO

Bevordering Arbeidsparticipatie Ouderen

BBL

Beroepsbegeleidende leerweg

BOL

Beroepsopleidende leerweg

BPV

Beroepspraktijkvorming

BRON

Basisregister Onderwijs

BVE

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

BWOO

Besluit Werkloosheid Onderwijs- en Onderzoekspersoneel

CD

Centrale Dienst van het samenwerkingsverband

CINOP

Centrum voor Innovatie van Opleidingen

CITO

Instituut voor Toetsontwikkeling

COS

Controle- en Overige Standaarden

CP

Controleprotocol

CPS

Christelijk Pedagogisch Studiecentrum

CREBO

Centraal Register Beroepsopleidingen

CROHO

Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs

DT

Deeltijd

CT

Controletolerantie

CVI

Commissie van Indicatiestelling

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

DT

Deeltijd

EFJ

Elektronisch Financieel Jaarverslag

FES

Fonds Economische Structuurversterking

FSR

Financiële Specifieke Rijkssubsidieverantwoording

GGL

Gewogen gemiddelde leeftijd

HARo

Handboek Auditing Rijksoverheid

HBO

Hoger Beroepsonderwijs

HO

Hoger onderwijs

IB

Interne beheersingsmaatregelen

IIVO

In Instellingstijd Verzorgd Onderwijsprogramma

ILT

Integrale leerlingentelling

IMBU

In mindering brengen van uitkeringen

IODAD

Interdepartementaal Overleg Departementale Auditdiensten

IPC

Innovatie- en praktijkcentrum

ISP

Intrasectoraal programma

LGF

Leerling gebonden financiering

EZ

(Ministerie van) Economische Zaken

LWOO

Leerwegondersteunend onderwijs

NBA

Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants

NV COS

Nadere voorschriften Controle- en overige standaarden

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

OBO

Overzicht BekostigingsOnderzoek

OCW

(ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OER

Onderwijs- en examenregeling

OGT

Overzicht Geregistreerde Telgegevens

OFB

Overzicht Financiële Beschikkingen

OU

Open Universiteit

OWB

Onderzoek- en wetenschapsbeleid

PF

Participatiefonds

PO

Primair onderwijs

PvL

Programma van Levering

REC

Regionaal Expertise Centrum

RJ

Raad voor de Jaarverslaggeving

ROC

Regionaal opleidingscentrum

RT

Rapportagetolerantie

RVC

Regionale Verwijzingscommissie

RWT

Rechtspersonen met een wettelijke taak

SBAO

Speciale School voor Basisonderwijs

SF

Studiefinanciering

SGF

Sectie Gezondheidsfondsen

SISA

Single information Single audit

SLO

Stichting voor Leerplanontwikkeling

SLOA

Subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten

so

Speciaal onderwijs

SOP

Seniorenregeling Onderwijs Personeel

TPM

Third Party Mededeling

UWEB

Uitvoeringsbesluit Wet educatie en beroepsonderwijs

UWHW

Uitvoeringsbesluit Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

VAVO

Voortgezet Algemeen Volwassenenonderwijs

VO

Voortgezet onderwijs

VSNU

Vereniging van Universiteiten

vso

voortgezet speciaal onderwijs

VT

Voltijd

WEB

Wet educatie en beroepsonderwijs

WEC

Wet op de expertisecentra

WHW

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

WJZ

Afdeling wetgeving en juridische zaken

WNT

Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi-publieke sector

WO

Wetenschappelijk onderwijs

WPO

Wet op het primair onderwijs

WSLOA

Wet Subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten

WSNS

Weer Samen Naar School

WTOS

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

WVO

Wet op het voortgezet onderwijs

   

Bijlage 1:. Kader financiële rechtmatigheid OCW/EZ wet- en regelgeving 2013

Van toepassing

       

voor sector

 

Identificatie wet- en regelgeving

 

PO

VO

BVE

HO

 

art

Inhoud

Toelichting

       

Wet op het primair onderwijs (WPO)

 

1

       

4

Kosten van leerlingenvervoer

In dit artikel wordt aangegeven dat leerlingenvervoer een taak is van de gemeente en de gemeente hiervoor ook de kosten draagt. Hieruit blijkt dat de bekostiging van OCW hieraan niet mag worden besteed.

1

       

29 lid 1

Directie, leraren en onderwijsondersteunend personeel

De school heeft 1 of 2 directeuren, kosten van meer directeuren worden dus niet bekostigd.

1

       

45 lid 1 en 2

Tussenschoolse opvang en organisatie van de buitenschoolse opvang

Lid 1 De kosten voor tussenschoolse opvang komen voor rekening van de ouders, voogden of verzorgers, dus niet voor rekening van de school. Het gaat hier om de exploitatiekosten. De school kan wel geld uitgeven aan deskundigheidsbevordering overblijfkrachten en organisatie TSO (zie voorlichtingsbrochure Bekostiging basisonderwijs Programma van eisen voor het jaar 2010) lid 2. De kosten voor buitenschoolse opvang komen voor rekening van de ouders, dus niet voor rekening van de school.

1

       

91

Voorziening in huisvesting door de gemeente

Voorziening in huisvesting is taak van de gemeente, hieruit blijkt dat de bekostiging van OCW hier niet aan besteed mag worden. Hierop is 1 uitzondering: deze is in het CP 2013 opgenomen.

1

       

120 lid 7

Grondslag bekostiging personeel basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs

Hierin staat beschreven waar de bekostiging voor gebruikt kan worden. Ontslagvergoedingen zijn alleen rechtmatig als zij voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven in de brief van 21 juni 2011 van Min OCW met kenmerk 307660.

1

       

133

Bekostiging voor belastingen ter zake van onroerende zaken

De gemeente bekostigt het bedrag dat is uitgegeven voor de belastingen met betrekking tot de in de gemeente gelegen gebouwen en terreinen, hieruit blijkt dat de bekostiging van OCW hier niet aan besteed mag worden.

1

       

148

Besteding bekostiging

Beschrijft waar bepaalde bekostigingen voor aangewend mogen worden. Ontslagvergoedingen zijn alleen rechtmatig als zij voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven in de brief van 21 juni 2011 van Min OCW met kenmerk 307660.

1

       

166 lid 1

Voorschoolse educatie

Voorschoolse educatie is een taak van de gemeente. Hier mag geen bekostiging aan besteed worden.

1

       

182

Gebruik ontvangen gelden overeenkomstig bestemming

Het bevoegd gezag van een bijzondere school is verplicht de uit de overheidskassen ontvangen gelden overeenkomstig de bestemming te gebruiken. Rest van het artikel valt buiten het kader.

1

     

Wet op de expertisecentra (WEC)

 

1

       

4

Kosten van leerlingenvervoer

In dit artikel wordt aangegeven dat leerlingenvervoer taak en kosten van de gemeente, hieruit blijkt dus dat de bekostiging van OCW hieraan niet besteed mag worden

1

       

89

Voorziening in huisvesting door gemeente

Voorziening in huisvesting is taak van de gemeente, hieruit blijkt dat de bekostiging van OCW hier niet aan besteed mag worden. Hierop is 1 uitzondering: deze is in het CP 2013 opgenomen.

1

       

117 lid 15

Grondslag bekostiging personeel

Hierin staat beschreven waar de bekostiging voor gebruikt kan worden. Ontslagvergoedingen zijn alleen rechtmatig als zij voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven in de brief van 21 juni 2011 van Min OCW met kenmerk 307660.

1

       

127

Bekostiging voor belastingen ter zake van onroerende zaken

De gemeente bekostigt de belastingen: het bedrag dat is uitgegeven voor belastingen met betrekking tot de in de gemeente gelegen gebouwen en terreinen. Hieruit blijkt dat de bekostiging vanuit OCW hier niet aan besteed mag worden.

1

       

143

Besteding bekostiging

Beschrijft waar bepaalde bekostigingen voor aangewend mogen worden. Ontslagvergoedingen zijn alleen rechtmatig als zij voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven in de brief van 21 juni 2011 van Min OCW met kenmerk 307660.

1

       

168

Gebruik ontvangen gelden overeenkomstig bestemming; boekhoudvoorschriften

Het bevoegd gezag van een bijzondere school is verplicht de uit de overheidskassen ontvangen gelden overeenkomstig de bestemming te gebruiken. Rest van het artikel valt buiten het kader.

1

1

   

Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten

1

1

     

2

Te subsidiëren activiteiten

Lid 1 geeft kader voor uitgaven en lid 2 geeft aan niet voor nascholing leraren.

1

     

Besluit bekostiging WPO

 

1

       

16

Omschrijving uitgaven materiële voorzieningen tbv instandhouding

De uitgaven voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding voor schoolgebouwen hebben betrekking op de programma's van eisen.

1

     

Besluit bekostiging WEC

 

1

       

17

Omschrijving uitgaven materiële voorzieningen tbv instandhouding

De uitgaven voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding voor schoolgebouwen hebben betrekking op de programma's van eisen.

1

       

19 lid 3

Vergoeding schoolbaden

De uitgaven voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding van een schoolbad hebben betrekking op de programma's van eisen.

1

       

26 lid 1, 2 en 3

Vervreemding en buitengebruikstelling

In deze bepalingen wordt aangegeven dat het bevoegd gezag van een bijzondere school bij vervreemding of buitengebruikstelling van gebouwen en terreinen verplicht bekostiging moet terugbetalen aan de gemeente.

1

       

28 lid 1

Vervreemding en buitengebruikstelling

In dit artikel wordt aangegeven dat een bevoegd gezag dat eigenaar is van een gebouw bij vervreemding of buitengebruikstelling verplicht een deel van de gemeente verkregen vergoeding moet terugbetalen.

1

1

   

Besluit RVC's en regionaal zorgbudget.

 

1

1

     

7 lid 3

Betaling van het regionaal zorgbudget

De aangewezen school moet het zorgbudget verdelen en doorbetalen over de scholen in het samenwerkingsverband.

1

     

Besluit trekkende bevolking WPO

 

1

       

A2

Afwijking van bepalingen en overeenkomstig van toepassing zijnde bepalingen van de WPO

Lid 1 Art 4 (leerlingenvervoer) is op deze scholen niet van toepassing, dit betekent dat deze school daar wel geld aan uit mag geven. In lid 2 is aangegeven dat art 29, art 45 lid 1 en 2, art 138 en 182 van overeenkomstig van toepassing zijn. Evenals het kaderbesluit rechtspositie PO.

1

       

B16

Onderscheiding kosten materiële instandhouding

Geeft aan welke kosten van materiële instandhouding voor vergoeding in aanmerking komen.

1

       

B23 lid 1

Overdracht van gebouwen, terreinen en roerende zaken

Indien gebouwen, terreinen of roerende zaken waarvoor een vergoeding is genoten geheel of gedeeltelijk aan hun bestemming worden onttrokken is het bevoegd gezag van een bijzondere school een bedrag aan het Rijk verschuldigd.

1

     

Besluit ziekte en arbeidsongeschiktheid voor onderwijs personeel primair onderwijs

1

       

4

Verlof wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid

Dit artikel geeft aan op welk gedeelte van bezoldiging recht bestaat bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Een hogere bezoldiging dan volgens het artikel is niet toegestaan.

1

       

9 lid 3

Zwangerschaps- en bevallingsverlof

Geeft aan dat de bezoldiging verminderd moet worden indien de betrokkene een uitkering ogv wet Arbeid en Zorg is toegekend, in dat geval is een volledige bezoldiging dus niet toegestaan.

1

       

13 lid 1

Inkomsten uit wenselijk geachte arbeid

Indien in kader van reintegratie wenselijk geachte arbeid wordt verricht voor derden dan worden de inkomsten van deze arbeid in mindering gebracht op de bezoldiging.

1

       

14

Geen aanspraak op bezoldiging

Dit artikel geeft aan dat als op basis van een geneeskundige verklaring sprake is van een bepaalde situatie geen recht op bezoldiging bestaat. In zo'n situatie is de bezoldiging onrechtmatig.

1

       

39

Aanspraken wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid na ontslag of beïndiging van de dienstbetrekking

In dit artikel wordt aangegeven welke bezoldiging en welke termijn bezoldiging moet plaatsvinden indien de persoon al ziek is voor ontslag. Ook wordt aangegeven dat aanspraken uit de ZW in mindering gebracht moeten worden.

1

       

43

Kosten ziekte en arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door de werkzaamheden

Dit artikel geeft aan in welke gevallen het bevoegd gezag kan besluiten geneeskundige kosten te dragen. Dit betekent voor de accountant dat als in zijn steekproef van de kosten geneeskundige kosten aanwezig zijn, deze rechtmatig zijn als het bevoegd gezag heeft aangegeven dat de ziekte en arbeidsongeschiktheid in overwegende mate is veroorzaakt door het werk. Indien dit niet het geval is is de uitgave van geneeskundige kosten voor een zieke of arbeidsongeschikte medewerker niet rechtmatig.

1

     

Kaderbesluit rechtspositie PO

 

1

       

gehele besluit

 

Regelt de beloningsstructuur en geeft tevens aan dat op onderdelen verder wordt geregeld door ministeriële regelingen.

1

     

Regeling formalisering bijlagen, verschillende berekeningswijzen en percentages in het Kaderbesluit rechtspositie PO

1

       

gehele

regeling

 

Geeft nieuwe bedragen ten aanzien van de beloningsstructuur

1

1

   

Experimentenwet onderwijs

 

1

1

     

4 lid 1 en 3

 

In lid 1 en 3 wordt aangegeven dat regelen en onderwijswetten van toepassing zijn.

1

1

     

7d

 

Dit artikel geeft aan dat voor een leerling van een speciale school voor speciaal onderwijs etc art 4 WEC overeenkomstig van toepassing is. Dus ook hier leerlingvervoer taak van de Gemeente.

1

1

1

1

Regeling beleggen en belenen door instellingen voor onderwijs en onderzoek 2010

1

1

1

1

 

3 lid 2,3 en 4

Verplichtingen beleggen en belenen

In lid 2, 3 en 4 is aangegeven aan welke eisen beleggingen moeten voldoen.

1

     

Subsidieregeling scholing overblijfmedewerkers 2007–2012

1

       

14 lid 2 en 4

Verantwoording

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt en aanwijzigingen voor de termijn van besteding.

1

1

   

Regeling voor het verstrekken van stimuleringssubsidie Passend onderwijs 2008–2011

1

1

     

8 lid 10

Verlening, betaalbaarstelling en overige verplichtingen van de subsidieontvanger

Niet bestede middelen worden teruggevorderd.

1

1

1

 

Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom 2009–2011

1

1

1

   

18a

Verantwoording en controle van de subsidie studieverlof

Uit de verwijzing naar ROS artikel 13 lid 2b en model G2 blijkt dat het om een geoormerkte subsidie gaat.

Op moment van vaststellen van het OCP OCW/EZ 2013 is artikel 18a nog van toepassing. Er wordt echter nog een wijziging op de Regeling lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom 2009–2011 verwacht, waarin met terugwerkende kracht artikel 18 a vervalt. Indien dit inderdaad van kracht wordt dan maakt artikel 18a geen onderdeel meer uit van het FR kader voor 2013.

1

1

1

   

30

Besteding subsidie (zij instroom)

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt.

1

     

Subsidieregeling onderwijstijdverlenging basisonderwijs

1

       

13 lid 1 en 3

Financiële verantwoording

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Eventuele rentebaten als gevolg van vooruitbetaling dienen aan het project ten goede te komen.

 

1

   

Wet op het voortgezet onderwijs (WVO)

 
 

1

     

4

Kosten van leerlingenvervoer

In dit artikel wordt aangegeven dat vervoer van leerlingen die wegens hun lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke handicap op ander vervoer dan openbaar vervoer zijn aangewezen, een taak (en kosten) van de gemeente is, hieruit blijkt dus dat de bekostiging van OCW hieraan niet besteed mag worden. Dit geldt ook voor leerlingenvervoer voor andere dan in het artikel genoemde leerlingen.

 

1

     

6e lid 1

Beschikbaarstelling lesmateriaal aan leerlingen

Het bevoegd gezag stelt elk leerjaar om niet aan een leerling lesmateriaal ter beschikking. Bijdragen hiervoor zijn dus niet rechtmatig.

 

1

     

84 lid 1

Grondslagen berekening omvang formatie

Hierin staat beschreven waar de bekostiging voor gebruikt kan worden in relatie tot de formatie. Ontslagvergoedingen zijn alleen rechtmatig als zij voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven in de brief van 21 juni 2011 van Min OCW met kenmerk 307660.

 

1

     

86 lid 1

Bekostiging exploitatiekosten

Geeft aan waarvoor de bekostiging van de exploitatie wordt ontvangen.

 

1

     

96c.1

Bekostiging middelen door gemeente

De gemeente bekostigt aan BG van een andere dan een gemeentelijke school het bedrag dat is uitgegeven voor de belastingen mbt de in de gemeente gelegen gebouwen en terreinen. Hier mag dus geen Rijksbijdrage aan worden besteed.

 

1

     

99

Besteding bekostiging

Het artikel geeft aan waaraan de bekostiging besteed moet worden. Ontslagvergoedingen zijn alleen rechtmatig als zij voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven in de brief van 21 juni 2011 van Min OCW met kenmerk 307660.

 

1

     

100

Contractactiviteiten

De bedragen en bekostiging, bedoeld in art. 99, worden niet aangewend voor contractactiviteiten

 

1

   

Bekostigingsbesluit W.V.O.

 
 

1

     

24

Voorschriften betreffende verrekening overschotten bij opheffing of beëindiging van de bekostiging van scholen.

Alleen van toepassing bij opheffing of beeindiging, dan dient verrekening van exploitatie overschotten plaats te vinden.

 

1

1

 

Regeling tijdelijke subsidiëring experimenten leergang VMBO-MBO2 2008–2013

 

1

1

   

16 lid 2

Algemene waarborgen leerling aan leergang vmbo-mbo2

De subsidieontvanger stelt elk leerjaar om niet aan een leerling lesmateriaal ter beschikking. Bijdragen hiervoor zijn dus niet rechtmatig.

 

1

1

 

Regeling doorontwikkeling praktijkonderwijs

 

1

1

   

art 5 lid 1 en 2

Verantwoording

De aanvullende bekostiging wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. De in 2012 toegekende aanvullende bekostiging kan uiterlijk in het jaar 2013 worden besteed en verantwoord in de jaarrekening die op dat jaar betrekking heeft.

   

1

 

Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB)

   

1

   

1.2.1 lid 1 en lid 2

Doelstellingen onderwijs

lid 1: Alleen ten aanzien van het volgende aspect: educatie omvat alleen activiteiten op het niveau van basis onderwijs en voortgezet onderwijs. Educatie uitgaven voor andere onderwijssoorten dan genoemd zijn dus niet rechtmatig. lid 2: Beroepsonderwijs omvatten niet activiteiten op het niveau hoger onderwijs. Uitgaven voor hoger onderwijs zijn dus niet rechtmatig.

   

1

   

1.5.1

Aanspraak bekostiging KBB

Recht op bekostiging voor bij de wet opgedragen werkzaamheden voor zover niet verricht in het kader van dienstverlening.

   

1

   

2.2.1 lid 3 en 4

Rijksbijdrage beroepsonderwijs

Geeft aan waarvoor de bijdrage in de exploitatiekosten en in de huisvestingskosten ontvangen wordt.

   

1

   

2.5.3 lid 2

Jaarrekening

Alleen ten aanzien van het volgende aspect: Van niet doelmatige aanwending van de rijksbijdrage is in ieder geval sprake voorzover bedragen daaruit worden aangewend voor het op enigerlei wijze compenseren van de deelnemers of examendeelnemers voor les- en cursusgeld respectievelijk examengeld. Uitgaven hiervoor zijn dus niet rechtmatig.

   

1

   

2.5.9a

Verslaglegging, onderzoek, minister, controleprotocol en correctie rijksbijdrage

Alleen ten aanzien van artikel 2.5.3. lid 2 is overeenkomstig van toepassing op de rijksbijdrage voor het voortgezet algemeen volwassenonderwijs.

   

1

 

Notitie helderheid in de bekostiging 2004

   

1

   

Thema 2

Investeren van publieke middelen in private activiteiten

Investeren van publieke middelen in private activiteiten mag onder voorwaarden.

   

1

   

Thema 4

Les en cursusgeld niet betaald door de deelnemer zelf.

Zie ook WEB art 2.5.3 lid 2.

   

1

 

Regeling innovatiebox beroepsonderwijs 2006 tot en met 2009

   

1

   

3 lid 3, 4 en 5

Aanwending van de aanvullende vergoeding

Lid 3: Een instelling besteedt de aanvullende vergoeding aan innovatie in overeenstemming met de afspraken, bedoeld in het eerste en tweede lid. Lid 4: Geeft aan in welke periode de middelen uiterlijk besteed moet worden. Later is dus niet rechtmatig. Lid 5: Een AOC besteedt het innovatiebudget dat voortvloeit uit de FES middelen alleen voor het beroepsonderwijs.

   

1

   

4a

Cofinanciering

De in 2007 en 2008 ontvangen FES-middelen kunnen door de instelling slechts besteed worden, indien minimaal 35% van de kosten, die zijn verbonden aan een doel, bedoeld in art 2 lid 4 aan cofinanciering wordt gerealiseerd.

   

1

   

9 lid 1

Financiële verantwoording

Lid 1: De aanvullende vergoeding en de FES middelen worden uitsluitend aangewend voor de doelen waarvoor zij zijn verstrekt.

   

1

 

Subsidieregeling schoolmaatschappelijk werk in het mbo

   

1

   

7

Besteding subsidie

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. De subsidie wordt uiterlijk in het jaar volgende op het jaar van verstrekking besteed.

     

1

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW)

     

1

 

2.9 lid 1 en 4 (m.i.v. 1 sept 2011)

 

Lid 1 Rijksbijdrage mag niet besteed worden voor het op enigerlei wijze compenseren van studenten of extranei voor collegeld, examengeld, cursusgeld of wat de hogescholen betreft het instellingscollegegeld, bedoeld in artikel 7.46 tweede lid, anders dan op grond van de tweede volzin van dat lid, artikel 7.51 of artikel 7.51a. en ook niet aan het uitvoeren van de procedure voor erkenning van verworven competenties.

     

1

 

2.12

Rijksbijdrage AZ

Doorbetaling, zie ook CP.

     

1

 

7.43 lid 1

Collegegeld verplichting

Lid 1 Elke student is wettelijk collegegeld of instellingscollegegeld verschuldigd.

     

1

 

7.44 lid 1

Examengeld verplichting

Lid 1 Een extraneus is voor elk studiejaar dat hij door het instellingsbestuur voor een opleiding is ingeschreven, aan de desbetreffende instelling examengeld verschuldigd.

     

1

 

7.45 lid 1, 3, 4 en 5

Wettelijk collegegeld

Geeft de hoogte van het wettelijk collegegeld aan.

     

1

 

7.45a

Aanspraak op wettelijk collegegeld

Geeft aan voor welke studenten in welke omstandigheden het wettelijk collegegeld verschuldigd is.

     

1

 

7.45b

Collegegeld OU

Geeft aan voor welke studenten onder welke omstandigheden welk collegegeld verschuldigd is.

     

1

 

7.46 lid 1 t/m 5

Instellingscollegegeld

Geeft aan voor welke studenten en op welke wijze het instellingscollegegeld verschuldigd is.

     

1

 

7.48

Vermindering en vrijstelling collegegeld

Geeft aan in welke gevallen vermindering of vrijstelling van het wettelijke collegegeld is toegestaan. Alleen in de in dit artikel genoemde gevallen is vermindering toegestaan.

     

1

 

7.49

Collegegeld voor bepaalde voltijdse opleidingen vanaf het studiejaar 2005–2006

Lid 1 geeft aan dat voor de hier genoemde opleidingen het collegegeld ten hoogste 5 maal het volledige wettelijke collegegeld in art 7.45 lid 1 mag bedragen (meer is dus niet rechtmatig), lid 3 geeft aan dat collegegeld in lid 1 in de plaats komt van collegegeld in art 7.45 lid 1.

     

1

 

7.51 lid 1, 2, 3 en 3a art 4 en 4a (miv 1-9-2012), 6 en 7

Profilieringsfonds

Lid 1, 2, 3 en 3a geven aan voor welke studenten en omstandigheden het instellingsbestuur financiele voorzieningen tbv financiele ondersteuning aan studenten kan geven. In artikel 4 en 4a zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van de maximale duur. Lid 6 geeft aan in welke gevallen Onze Minister een voorziening treft (uitgaven van de instelling aan deze categorie zijn dus onrechtmatig). Lid 7 geeft aan in welke gevallen een ruimere ondersteuning is toegestaan.

         

7.51 lid 4 laatste zin (m.i.v. 1-9-2012)

Profileringsfonds

De financiele ondersteuning bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, bedraagt maximaal de hoogte van de opslag bedoeld in artikel 7.45 eerste lid.

     

1

 

9.3 lid 1

Samenstelling CvB en rechtspositie leden

Het CvB bestaat uit ten hoogste 3 leden, waaronder de rector magnificus van de universiteit. Meer leden zijn dus niet rechtmatig.

     

1

 

10.2 lid 1

College van bestuur

Het CvB bestaat uit ten hoogste 3 leden, waaronder de voorzitter. Meer leden zijn dus niet rechtmatig.

     

1

 

11.2 lid 1

Samenstelling CvB en rechtspositie leden

Het CvB bestaat uit ten hoogste 3 leden, waaronder de voorzitter. Meer leden zijn dus niet rechtmatig.

     

1

 

17.10

Aanvullende afstudeersteun voor tempobeurs studenten

Aanvulling op art 7.51.

     

1

 

18.76

Toepassing vervallen bepalingen waarborgfonds hogescholen

Stelt dat artikel 2.15 nog van toepassing blijft tot een nader te bepalen tijdstip.

     

1

 

18.81

Vaststelling bedragen volledig wettelijk collegegeld volgens basistarief en verhoogd tarief 2012–2013

Geeft de hoogte van het wettelijk collegegeld aan.

     

1

 

18.82

Vaststelling bedragen gedeeltelijk wettelijk collegegeld volgens basistarief en verhoogd tarief 2012–2013

Geeft de hoogte van het wettelijk collegegeld aan.

     

1

 

18.83

Vaststelling bedrag van het wettelijk collegegeld

Geeft de hoogte van het wettelijk collegegeld voor 2012–2013 aan.

     

1

Uitvoeringsbesluit WHW 2008

 
     

1

 

2.2 lid 1 en 2

Omvang collegegeld

Geeft bedragen artikel 7.45 lid 4 en lid 7.

     

1

 

2.3

Uitbreiding categorie studenten wettelijk collegegeld

Ook voor studenten aan deze opleidingen is wettelijk collegegeld verschuldigd.

     

1

 

2.4

Administratiekosten gespreide inning collegegeld

Geeft bedrag bedoeld in artikel 7.47 van de wet, bedraagt € 24.

     

1

 

6.4 lid 3

Tegemoetkomingen aan de raad van Toezicht

Tegemoetkoming wordt verminderd bij aanvang of beëindiging in de loop van een kalenderjaar.

     

1

Regeling Financiën HO

 
     

1

 

9

Vaststelling collegegeld

Bepaalt het wettelijke collegegeld.

     

1

 

14a

Toelage Raad van Toezicht

In dit artikel worden de hoogte van de tegemoetkomingen aan de leden en vz van de RvT bepaald. Hoger is dus niet rechtmatig.

     

1

Tractaat Nederland- Vlaanderen

 
     

1

 

5

 

Bepaalt dat Nederland via de Universiteit Maastricht de middelen aan de TUL beschikbaar stelt. Er bestaat dus een doorbetalingsverplichting van de UM aan de TUL van deze rijksbijdrage.

     

1

 

8 lid 2

 

De TUL stelt de hoogte van het collegegeld vast overeenkomstig de WHW.

     

1

Notities helderheid (2003, de aanvulling in 2004 en de nadere toelichting in 2005 aan de TK)

     

1

 

Thema 2

Investeren van publieke middelen in private activiteiten

Investeren van publieke middelen in private activiteiten mag onder voorwaarden.

     

1

 

Thema 5

Collegegeld niet betaald door de student zelf

Zie ook WHW art 2.9 lid 1.

     

1

Regeling LNV-subsidies

 
     

1

 

1:15

Subsidiabele en niet subsidiabele kosten

Geeft aan welke kosten niet of onder voorwaarden wel subsidiabel zijn.

     

1

 

4a:9

Subsidiabel kosten

Geeft aan welke kosten voor subsidie in aanmerking komen.

1

1

1

1

Stimuleringsregeling Krachtig Meesterschap

1

1

1

1

 

25

Besteding subsidie

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. De subsidie dient uitgegeven te zijn aan het einde van het tijdsvak waarin de subsidie wordt verstrekt zoals vastgesteld in artikel 15.1 en 15.2.

 

1

1

 

Tijdelijke subsidieregeling plusvoorzieningen overbelaste jongeren

 

1

1

   

7

Bestedingswijze

Lid 1: De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Lid 2: De subsidie wordt voor 1 januari 2012 besteed. Lid 3: Geeft aan welk bedrag aan beheerskosten maximaal subsidiabel is.

 

1

   

Regeling aanvullende bekostiging energie zuinigheid en binnenmilieu 2009–2010

 

1

     

12 lid 1 en 3

Verantwoording

Lid 1: De aanvullende bekostiging wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Lid 3: De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk op 4 september 2011 besteed.

   

1

 

Tijdelijke regeling stageoffensief

 
   

1

   

8 lid 1 en 2

Verantwoording kbb

Lid 1: De bijdragen voor de kbb worden uitsluitend aangewend voor de in deze regeling omschreven doelen. Lid 2: Middelen die op 1 januari 2011 niet zijn besteed aan de activiteiten, bedoeld in art 3, worden teruggevorderd.

   

1

 

Regeling intensivering Nederlandse taal en rekenen mbo

   

1

   

9

Besteding aanvullende bekostiging

De aanvullende bekostiging wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Eventueel niet-bestede middelen na afloop van de looptijd van de aanvullende bekostiging zullen worden teruggevorderd. De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk in het jaar 2013 besteed.

1

1

   

Regeling subsidie regionale expertisecentra in verband met pakketmaatregel AWBZ 2009

1

1

     

6

Uitvoeringskosten

Maximaal 15% van de toegekende aanvullende middelen wordt door het rec aangewend voor de uitvoeringskosten van deze regeling.

1

1

     

8 lid 1 en 3

Vaststelling en financiele verantwoording

Lid 1: De aanvullende bekostiging wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. Niet bestede middelen worden na afloop van de looptijd van de aanvullende bekostiging teruggevorderd. Lid 3: De aanvullende bekostiging wordt uiterlijk in het kalenderjaar 2014 besteed.

 

1

1

 

Les en cursusgeldwet

 
 

1

1

   

6 lid 1

Algemene bepaling en nadere regeling cursusgeld

Lid 1 Bij of krachtens amvb wordt bepaald voor welke uit de openbare kas bekostigde cursussen cursusgeld is verschuldigd.

1

1

   

Regeling InnovatieImpuls Onderwijs

1

1

     

10

Subsidiabele projectkosten

In dit artikel is aangegeven welke kosten wel en niet subsidiabel zijn.

1

1

     

29 lid 2

Besteding subsidie

Lid 2: ... uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt .... De subsidie wordt uiterlijk in het jaar 2014 besteed.

     

1

Regeling Siriusprogramma 2010

 
     

1

 

19

Besteding subsidie

De subsidie wordt uitsluitend aangewend voor het doel waarvoor zij is verstrekt. ... De subsidie wordt uiterlijk in 2014 besteed.

 

1

1

1

Regeling praktijkleren en Groene plus

 

1

1

1

 

15 lid 1 en 2

Besteding subsidie

Lid 1 ... besteedt die bijdragen uitsluitend ten behoeve van het doel, ..., lid 2 ...middelen ontvangen op grond van artikel 3 of 3a mogen pas besteed worden nadat het MIP is goedgekeurd door de Minister

 

1

1

1

 

16 lid 2

Besteding subsidie

Indien een deel van de ontvangen aanvullende bijdrage in enig jaar niet is besteed aan het doel, bedoeld in art 2, 3, 3a dan wel art 11, mag dit deel binnen dat doel worden besteed in navolgende jaren.

 

1

1

1

 

23

Subsidiabele kosten

Dit artikel geeft aan welke kosten voor subsidie in aanmerking worden genomen.

 

1

1

1

 

24

Omvang subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 80% van de subsidiabele kosten.

 

1

1

1

 

25 lid 1

Besteding subsidie

Het verleende subsidiebedrag mag door de subsidieontvanger worden besteed gedurende een periode van één of meerdere jaren. Deze periode wordt in de beschikking bepaald.

 

1

1

1

 

28 lid 3

Subsidiabele kosten

Dit lid geeft aan welke kosten subsidiabel zijn.

 

1

1

1

 

32 lid 2 en 5

Besteding subsidie

Lid 2 Het verleende subsidiebedrag mag door de subsidieontvanger worden besteed gedurende een periode van één of meerdere jaren. Deze periode wordt in de beschikking bepaald.Lid 5 In afwijking van het tweede to en met vierde lid, wordt een subsidiebedrag dat in het jaar 2015 is verleend uitsluitend in dat jaar besteed, worden alle voorschotten in dat jaar verstrekt en is het totaal aan voorschotten 100% van het te verstrekken subsidiebedrag.

 

1

1

1

Regeling kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs (t/m moment van intrekking (zie Staatsblad 2013 nr 11897)

 

1

1

1

 

5

Subsidiabele kosten

Dit artikel geeft aan welke kosten voor subsidie in aanmerking worden genomen.

 

1

1

1

Openstellingsbesluit groen onderwijs 2011

 

1

1

1

 

14 lid 1 en 2

Subsidiabele kosten

Dit artikel geeft aan welke kosten subsidiabel zijn. In de toelichting op het artikel is aangegeven dat de volgende kosten niet subsidiabel zijn: de overheadkosten van de organisatie en personele en materiële kosten van bedrijven die in samenwerking met een of meer instellingen een aangevraagde activiteit uitvoeren (deze gelden als cofinanicering).

   

1

 

Regeling stagebox beroepsonderwijs 2006 tot en met 2010

   

1

   

12 lid 2

Financiele verantwoording

Middelen die op 1 januari 2014 niet zijn besteed worden teruggevorderd.

 

1

1

 

Regeling regionale aanpak voortijdig schoolverlaten en prestatiesubsidie voor het voortgezet onderwijs

 

1

1

   

art 12

Besteding van de subsidie

Dit artikel geeft aan waaraan en wanneer de subsidie besteed moet worden.

1

1

1

1

Wet normering Topinkomens

1

1

1

1

 

1.6

 

Bepaalt hoe overschrijdingen aangemerkt worden

1

1

1

1

 

2.1

 

Geeft aan hoe de maxima gehanteerd worden en worden toegepast. Via lid 6 wordt deze handelswijze ook van toepassing voor de specifieke verlaagde maxima voor OCW.

1

1

1

1

 

2.2

 

Betreft de maxima voor toezichthoudende organen.

1

1

1

1

 

2.3

 

Betreft de maxima voor de sector wo

1

1

1

1

 

2.10

 

M.b.t. ontslaguitkeringen

1

1

1

1

 

2.11

 

M.b.t. uitsluiten van andere beloningsvormen

1

1

1

1

 

7.3

 

Overgangsrecht

1

1

1

1

 

7.9

 

Bepaalt de ingangsdatum (24 november 2012 voor artikel 2.3 en verder 1-1-2013)

1

1

1

1

Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren

1

1

1

1

 

3

Verlaagde bezoldigingsmaxima topfunctionarissen in het onderwijs

Geeft per sector de maximale hoogte aan

 

1

1

1

Regeling openstellingen groen onderwijs 2013

 

1

1

1

 

2

Subsidiabele kosten

Dit artikel geeft de hoogte van subsidiabele personeelskosten aan (verwijzing artikel 28 derde lid Regeling Praktijkleren en Groene Plus)

Terugwerkende kracht

Stcrt. 2014, 1893, datum inwerkingtreding 29-01-2014, bevat een wijziging met terugwerkende kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2013.