Regeling vervoer van justitiabelen

Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2014.
Geldend van 01-07-2014 t/m heden

Regeling van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 15 juli 2014 houdende regels aangaande het vervoer van justitiabelen (Regeling vervoer van justitiabelen)

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen en begripsbepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Artikel 2. Bijzondere aanwijzingen

Onze Minister kan in de gevallen waarin deze regeling niet voorziet, bijzondere aanwijzingen geven.

Hoofdstuk 2. De transportuitvoering

Artikel 3. Het gescheiden vervoeren van justitiabelen

  • 1 Tijdens eenzelfde transport kunnen gedetineerden, ter beschikking gestelden en anderszins verpleegden en jeugdigen van achttien jaar of ouder worden vervoerd.

  • 2 Mannen, vrouwen en jeugdigen van achttien jaar of ouder worden in een apart compartiment vervoerd.

  • 3 Jeugdigen jonger dan achttien jaar worden gescheiden van volwassenen in een apart voertuig vervoerd. Jongens en meisjes worden in aparte compartimenten vervoerd.

  • 4 Indien tegen een te vervoeren justitiabele een maatregel in het belang van het onderzoek als bedoeld in artikel 62, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de medewerker logistiek of transportgeleider er zorg voor te dragen dat deze justitiabele in afzondering wordt vervoerd. De aard van de beperking bepaalt de mate van afzondering.

  • 5 Justitiabelen kunnen op verzoek van de transportaanvrager in een apart compartiment of voertuig worden vervoerd.

Artikel 4. Het in- en uitstappen van de justitiabelen

  • 1 Het in- en uitstappen van justitiabelen geschiedt in de remise, of in een daarvoor bestemde afgesloten ruimte van een inrichting. Bij het ontbreken van een dergelijke ruimte wordt in- en uitgestapt binnen de omheining van de inrichting.

  • 2 Bij een onbeveiligde locatie wordt in ieder geval zo dicht mogelijk bij de ingang van die locatie in- en uitgestapt.

Artikel 5. Het betreden van het inrichtingsterrein

Bij aankomst in een inrichting of een andere locatie wordt gehandeld overeenkomstig de binnen die inrichting of op die locatie gestelde regels en aanwijzingen.

Artikel 6. Afwijkingen in de transportplanning

  • 1 Indien de transportuitvoerder eerder of later dan het afgesproken tijdstip of na de reguliere openingstijden van een inrichting bij de inrichting zal arriveren om een of meer justitiabelen op te halen dan wel te laten insluiten, neemt de transportuitvoerder tijdig contact op met de directeur of het hoofd van de ontvangende inrichting.

  • 2 In een situatie als bedoeld in het eerste lid, neemt de directeur of het hoofd van de inrichting de benodigde maatregelen om de justitiabelen gereed te maken voor het transport dan wel te laten insluiten.

Hoofdstuk 3. Algemene beveiliging

Artikel 7. Het onderzoek aan lichaam of kleding

  • 1 Alvorens het transport aanvangt kan de justitiabele door de transportgeleider aan zijn lichaam of aan zijn kleding worden onderzocht.

  • 2 De voorwerpen die door de transportgeleider bij het onderzoek aan lichaam of kleding zijn ingenomen, worden genoteerd.

  • 3 De wagencommandant kan bepalen dat de ingeslotene sieraden en handbagage tijdens het transport onder zich houdt.

  • 4 Goederen die bij het onderzoek aan lichaam of kleding worden aangetroffen en waarvan het bezit een strafbaar feit oplevert, dan wel die anderszins niet zijn toegestaan, worden inbeslaggenomen.

  • 5 Bij aankomst of de overdracht van de justitiabele worden, indien mogelijk in aanwezigheid van de justitiabele, de bij het onderzoek aan lichaam of kleding ingenomen artikelen op volledigheid gecontroleerd.

Artikel 8. Onregelmatigheden tijdens het transport

  • 1 Wanneer zich tijdens het transport onregelmatigheden voordoen, die zonder het openen van het voertuig of compartiment niet beheersbaar zijn, dan verzoekt de transportgeleider assistentie aan de politie, rijdt hij naar de dichtstbijzijnde inrichting of, in medische noodgevallen, naar een arts of ziekenhuis.

  • 2 Het voertuig of compartiment wordt niet geopend voordat voldoende assistentie ter plaatse is, tenzij (medische) hulp dringend noodzakelijk is.

  • 3 Zo spoedig mogelijk na constatering van de onregelmatigheden informeert de transportgeleider de transportuitvoerder. De transportuitvoerder informeert vervolgens zo spoedig mogelijk de transportaanvrager.

Hoofdstuk 4. Toezicht tijdens het transport

Artikel 9. Het toezicht houden op de justitiabelen

De transportgeleiders houden tijdens het transport zoveel mogelijk toezicht op de justitiabelen, waarbij zij gebruik maken van de in het voertuig aanwezig zijnde toezichtsmiddelen.

Hoofdstuk 5. Bagagedoos en preciosazak

Artikel 10. Bagage vanuit een inrichting

  • 1 Tijdens het transport vanuit een inrichting wordt uitsluitend bagage meegenomen die door de directeur of het hoofd van de inrichting wordt meegegeven en is verpakt in een gesloten bagagedoos of preciosazak. Per persoon wordt niet meer dan één bagagedoos en/of preciosazak meegenomen.

  • 2 Dieren worden niet meegenomen.

Artikel 11. Bagage van vreemdelingen bij uitzetting

  • 1 De bagage van een vreemdeling bij uitzetting hoeft, indien dit door de grootte of de aard van de bagage niet mogelijk is, niet te zijn verpakt in de voorgeschreven bagagedoos of preciosazak.

  • 2 Gelet op de bijzondere aard van het transport tracht de transportgeleider zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, de bagage mee te nemen.

Artikel 12. Bagage van justitiabelen verblijvende op een politiebureau

De bagage van justitiabelen die verblijven op een politiebureau hoeft niet te zijn verpakt in een bagagedoos of preciosazak.

Artikel 13. Het beheer van bagagedoos of de preciosazak tijdens het transport

  • 1 De bagagedoos of preciosazak blijft gedurende het transport in beheer van de transportgeleider. Een bagagedoos of preciosazak wordt niet geopend.

  • 2 Zonder uitdrukkelijke toestemming van de transportuitvoerder, worden van derden geen goederen aangenomen of meegenomen.

Artikel 14. Het vervoer van bagage via de vrachtdienst

  • 1 De vrachtdienst van de transportuitvoerder verzorgt het vervoer van goederen die niet in één bagagedoos verpakt kunnen worden op aanvraag van de transportaanvrager.

  • 2 De transportaanvrager is verantwoordelijk voor het deugdelijk verpakken van de te vervoeren goederen, bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 6. Voeding en verzorging van de justitiabele

Artikel 15. Verstrekken van medicijnen tijdens het transport

  • 1 De directeur of het hoofd van de inrichting geeft, voor zover voorgeschreven door een arts of verpleegkundige, benodigde medicijnen mee en instrueert de transportgeleider over de verstrekking.

  • 2 Deze medicijnen worden tijdens het transport door de transportgeleider in beheer gehouden en indien nodig op de door de inrichting voorgeschreven wijze verstrekt.

Artikel 16. Het gebruik van lunchpakketten

  • 1 De directeur of het hoofd van de inrichting geeft, indien is te voorzien dat de justitiabele tijdens het transport een maaltijd moet gebruiken, een lunchpakket en drinken mee aan de transportgeleider die de justitiabele op het daartoe geëigende moment van eten en drinken voorziet.

  • 2 Het is niet toegestaan dat het lunchpakket of het drinken is verpakt in glas of blik.

Artikel 17. Stoppen tijdens een transport voor de aankoop van en/of nuttigen van consumpties

  • 1 Het is niet toegestaan tijdens een transport met justitiabelen onderweg te stoppen voor het kopen, verkrijgen of nuttigen van consumpties of versnaperingen ten behoeve van de justitiabele.

  • 2 Voor zover noodzakelijk kan alleen gestopt worden voor het verkrijgen van goederen waarvan het verkrijgen geen uitstel kan dulden.

Artikel 18. Het gebruikmaken van het toilet tijdens het transport

Het is de justitiabele tijdens een transport slechts toegestaan gebruik te maken van een toilet in een inrichting of een andere beveiligde locatie.

Hoofdstuk 7. Bijzondere transporten

Artikel 19. Medisch transport

  • 1 Een medisch onderzoek geschiedt in bijzijn van de transportgeleider. De transportgeleider neemt daarbij discretie in acht.

  • 2 Een justitiabele wordt slechts buiten de tegenwoordigheid van de transportgeleider onderzocht of behandeld, indien de behandelaar uitdrukkelijk de wens daartoe te kennen heeft gegeven en de transportgeleider of de transportaanvrager dit met het oog op de veiligheid van het transport verantwoord acht.

Artikel 20. Begeleiding door verpleegkundige of andere functionaris

Indien het op medische gronden noodzakelijk is en de transportaanvrager daartoe een verzoek indient, kan de transportuitvoerder toestemming geven voor het vervoeren van de justitiabele tijdens het transport onder begeleiding van een verpleegkundige of andere ambtenaar of medewerker.

Artikel 21. Extra voorzieningen tijdens het transport

Indien door de fysieke of psychische toestand van de justitiabele bijzondere maatregelen zijn vereist, treft de transportuitvoerder de nodige voorzieningen.

Artikel 22. Sociaal transport

  • 1 De transportgeleider houdt te allen tijde het toezicht op de justitiabele tijdens een sociaal transport.

  • 2 De transportgeleider kan het sociale transport afbreken indien de justitiabele zich niet houdt aan de voorwaarden die blijkens de transportaanvraag aan het verlof zijn verbonden of indien de veiligheid van het transport niet meer gewaarborgd kan worden.

Hoofdstuk 8. Rapportageverplichtingen

Artikel 23. Rapporteren bijzonderheden aan de inrichting

Wanneer zich tijdens het transport bijzonderheden, aangaande de justitiabele, hebben voorgedaan, dan meldt de transportuitvoerder dit aan de inrichting.

Artikel 24. De transportrapportage

  • 1 De transportgeleider draagt zorg voor een transportrapportage van de uitgevoerde transporten.

  • 2 Rapportage in de transportrapportage wordt in elk geval gedaan naar aanleiding van:

    • a. klachten van justitiabelen of derden;

    • b. problemen met (procedures) in inrichtingen het transport betreffende;

    • c. gedrag van justitiabelen of andere bijzonderheden van invloed op een verhoging van het transportrisico;

    • d. bijzonderheden het voertuig betreffende;

    • e. het onderbreken van het transport en de reden daartoe, waaronder in ieder geval een onderbreking als bedoeld in artikel 17, tweede lid;

    • f. conflict met medische behandelaar over de aanwezigheid van een transportgeleider bij een onderzoek;

    • g. inbeslaggenomen en of aangetroffen goederen;

    • h. defecten aan materiaal geconstateerd tijdens het transport;

    • i. alle overige zaken of bijzonderheden waarvan de transportuitvoerder in kennis gesteld dient te worden.

Artikel 25. Aanvullende rapportageverplichting

  • 1 In het geval de justitiabele gedurende het transport vernielingen aanricht, maakt de transportgeleider een rapport op ten behoeve van de transportuitvoerder en de transportaanvrager.

  • 2 De transportaanvrager draagt zorg voor verdere afhandeling van de rapportages, bedoeld in het eerste lid.

  • 3 De transportuitvoerder wordt door de transportaanvrager zo spoedig mogelijk in kennis gesteld van de wijze van afhandeling van de rapportages.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Veiligheid en Justitie,

F. Teeven