De subsidieregeling regionale transfercentra PO

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 07-07-2014.
Geldend van 07-07-2014 t/m heden

De subsidieregeling regionale transfercentra PO

Het bestuur van de Stichting Participatiefonds,

Overwegende dat het beperken van de instroom in een werkloosheidsuitkering dienstig is aan dat doel van de stichting, dat ziet op het bieden van waarborgen voor de kosten van werkloosheidsuitkeringen,

Gelet op maatregel 1 van het Sectorplan PO “1500 banen voor leerkrachten primair onderwijs”, inhoudende de totstandkoming van regionale transfercentra primair onderwijs in krimpgebieden/krimpregio’s in Nederland, welke transfercentra tot doel hebben minimaal 600 fte boventalligen in het primair onderwijs te behouden en instroom in de WW te voorkomen door middel van begeleiding van werk naar werk,

Gelet op de beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 4 april 2014 met kenmerk AGSZW/DH/RCSP/2014/502298, op grond waarvan de Minister aan de Stichting Arbeidsmarktplatform Primair Onderwijs als hoofdaanvrager subsidie heeft verleend ten behoeve van het uitvoeren van het sectorplan PO,

Gelet op de tussen Stichting Arbeidsmarktplatform PO, Stichting Participatiefonds en Stichting Vervangingsfonds en Bedrijfsgezondheidszorg voor het Onderwijs gesloten samenwerkingsovereenkomst betreffende de uitvoering van het sectorplan PO,

Gelet op artikel 184, vierde lid jo. artikel 188, eerste lid jo. artikel 187, zesde lid van de Wet op het primair onderwijs alsmede op de artikelen 170, vierde lid jo. artikel 173, eerste lid jo. artikel 172, zesde lid van de Wet op de expertisecentra,

Gelet op het mandaatbesluit van het bestuur van Stichting Participatiefonds van 5 juni 2014, waarbij aan de leden van de in het sectorplan PO genoemde Stuurgroep (bestaande uit vertegenwoordigers van zowel Stichting Arbeidsmarktplatform als Stichting Participatiefonds en Stichting Vervangingsfonds) mandaat is gegeven om gezamenlijk (als Stuurgroep) aanvragen in het kader van deze subsidieregeling te behandelen, alsmede om gezamenlijk, bij meerderheidsbesluit, subsidie te verlenen en vast te stellen en om subsidie uit te betalen,

Besluit vast te stellen de volgende regeling: Subsidieregeling Regionale Transfercentra PO.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • 1. de subsidieregeling: de subsidieregeling Regionale Transfercentra PO.

  • 2. het bestuur: het bestuur van de Stichting Participatiefonds alsmede, in geval van uitoefening van de bevoegdheid krachtens het voornoemde mandaatbesluit, de stuurgroep.

  • 3. de beschikking: de voornoemde beschikking van de Minister van 4 april 2014 tot subsidieverlening.

  • 4. het bevoegd gezag: een bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs dan wel als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra met een school of scholen in krimpgebieden/krimpregio’s in Nederland.

  • 5. de samenwerkingspartners: de samenwerking overwegende bevoegde gezagen (voor en tijdens de planfase) respectievelijk de samenwerkende bevoegde gezagen (tijdens de startfase, de aanjaagfase en de consolidatiefase).

  • 6. het centrum: een regionaal transfercentrum als bedoeld in het sectorplan PO.

  • 7. de projectgroep: de in het sectorplan PO beschreven projectgroep.

  • 8. de stuurgroep: de in het sectorplan PO beschreven stuurgroep, aan de leden waarvan door het bestuur schriftelijk mandaat is verleend tot het op aanvraag verlenen, vaststellen en betalen van subsidie op basis van de subsidieregeling.

  • 9. het serviceteam: door de projectgroep aan te wijzen groep personen waarop de samenwerkingspartners dan wel het centrum een beroep kunnen dan wel kan doen voor advies, begeleiding en ondersteuning gedurende één of meer van de fases als hieronder sub 12 tot en met 16 bedoeld en uitsluitend gericht op de totstandkoming van een centrum dan wel op de activiteiten dan wel consolidatie van het centrum.

  • 10. de contactpersoon: de persoon die door de samenwerkingspartners als contactpersoon wordt aangewezen tegenover het bestuur, de stuurgroep en de projectgroep. De samenwerkingspartners kunnen slechts één contactpersoon aanwijzen.

  • 11. fte: fulltime-equivalenten, waarbij 1 fte overeenkomt met 1 fulltime dienstbetrekking.

  • 12. het projectplan: plan dat vier jaren bestrijkt gerekend vanaf de aanvang van de startfase (zie hieronder sub 13).Hierin verklaren de samenwerkingspartners een regionaal transfercentrum te willen oprichten en verbinden zij zich aan een aantal in het projectplan opgenomen doelstellingen rond beperking van instroom van mensen in WW, aan de wijze waarop zij die doelstellingen willen bereiken en aan de middelen die zij daarvoor willen inzetten, één en ander volgens een aan deze regeling gehecht format.

  • 13. de planfase: de periode waarin het projectplan wordt opgesteld, dit plan vervolgens door de samenwerkingspartners wordt vastgesteld en aan de stuurgroep ter goedkeuring wordt voorgelegd. De planfase start met de voorlopige toekenning door het bestuur van subsidie, beschikbaar voor deze fase op basis van een startverklaring, ondertekend en bij de stuurgroep ingediend namens de samenwerkingspartners, waarin deze verklaren zich te willen inspannen om te komen tot een projectplan dat is goedgekeurd door de stuurgroep. De planfase eindigt met het besluit van de stuurgroep op het projectplan.

  • 14. de startfase: de periode waarin de samenwerkingspartners het centrum inrichten. De startfase eindigt op de datum van de mededeling van de contactpersoon aan de stuurgroep dat het centrum gereed is om het door de stuurgroep goedgekeurde projectplan uit te voeren, doch uiterlijk drie maanden na de start van de startfase.

  • 15. de aanjaagfase: de periode waarin het centrum het goedgekeurde projectplan uitvoert. De periode start na de ontvangst bij de stuurgroep van de mededeling van de contactpersoon dat het centrum gereed is om het door de stuurgroep goedgekeurde projectplan uit te voeren. De datum van de ontvangstbevestiging van de stuurgroep is daartoe bepalend. De periode eindigt op 1 maart 2016.

  • 16. de consolidatiefase: de periode waarin de samenwerkingspartners het centrum evalueren en deze evaluatie in de vorm van een evaluatierapport aanbieden aan de stuurgroep. De consolidatiefase start op 1 maart 2016 en eindigt met de goedkeuring van het evaluatierapport door de stuurgroep. De datum van de schriftelijke bevestiging van de goedkeuring door de stuurgroep is daartoe bepalend.

  • 17. Subsidie in natura: uren die leden van het serviceteam inzetten bij de samenwerkingspartners dan wel bij het centrum ter ondersteuning van de samenwerkingspartners dan wel van het centrum in het kader van één of meer van de fases onder artikel 1 lid 13, lid 14, lid 15 en/of lid 16 bedoeld.

Artikel 2. Beschikbare subsidie

  • 1 De subsidie wordt onderscheiden in “subsidie in euro’s” en “subsidie in natura”. De subsidie in natura heeft de vorm van toekenning van uren-inzet van het serviceteam.

  • 2 De subsidie in euro’s onderscheidenlijk de subsidie in natura wordt door het bestuur eerst voorlopig toegekend (subsidieverlening in de zin van artikel 4:29 Awb) en daarna definitief toegekend (de subsidievaststelling in de zin van artikel 4:42 Awb). Alle bedragen zijn inclusief BTW.

  • 3 De totale voor deze regeling beschikbare subsidie (zie artikel 3) wordt verdeeld per fase en per centrum en is nader uitgewerkt in de leden 5, 6, 7 en 8 van dit artikel. De definitief toe te kennen subsidie in respectievelijk euro’s en in natura per centrum overstijgt deze bedragen niet.

  • 4 Bij de uitwerking in de leden 5, 6, 7 en 8 van dit artikel is conform de beschikking uitgegaan van in totaal maximaal 10 centra die met subsidie op basis van de subsidieregeling gezamenlijk voorkomen dat maximaal 600 met ontslag bedreigde fte’s (berekend na aftrek van de fte’s die gedurende de looptijd van de regeling met pensioen gaan) hun baan verliezen. Indien minder dan deze 10 centra voor subsidiëring ingevolge deze regeling in aanmerking komen, blijft de uitwerking als in de leden 5, 6, 7 en 8 opgenomen onverkort van kracht.

  • 5 Voor de planfase is per centrum maximaal de volgende subsidie beschikbaar:

    ter dekking van personele kosten:

    € 18.000

    ter dekking van niet-personele kosten wegens communicatie:

    € 20.000

    in natura:

    0,6 fte per week voor maximaal 3 maanden in totaal

    Hierin worden de uren, door de leden van de serviceteams gemaakt ten behoeve van de totstandkoming van de startverklaring, meegenomen.

     
  • 6 Voor de startfase is per centrum maximaal de volgende subsidie beschikbaar:

    ter dekking van personele kosten:

    € 18.000

    ter dekking wegens initiële inrichtingskosten:

    € 10.500

    in natura:

    0,6 fte per week voor maximaal 3 maanden in totaal

  • 7 Voor de aanjaagfase is per centrum maximaal de volgende subsidie beschikbaar:

    ter dekking van personele kosten:

    78.200

    ter dekking van kosten, verbonden aan individuele begeleidingstrajecten van personeelsleden van werk naar werk: maximaal 126 trajecten per centrum tegen maximaal € 1.750 per traject.

     

    in natura: 0,2 fte per centrum gedurende maximaal 8 maanden in totaal en vervolgens 0,1 fte per centrum voor maximaal 5 maanden in totaal

     
  • 8 Voor de consolidatiefase is er geen subsidie in euro’s beschikbaar. De beschikbare subsidie in natura bedraagt maximaal per centrum 0,1 fte voor maximaal één maand in totaal.

  • 9 Indien voor een bepaalde fase toegekende subsidie in euro’s in die fase niet (volledig) is besteed, kan de stuurgroep op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de samenwerkingspartners bepalen dat de niet bestede subsidie in de volgende fase mag worden besteed, mits ter dekking van de kosten waarvoor de subsidie oorspronkelijk was verleend.

Artikel 3. Activiteiten die voor subsidie in natura in aanmerking komen

  • 1 In de planfase komen de samenwerkingspartners in aanmerking voor subsidie in natura door inzet van leden van het serviceteam ten behoeve van activiteiten op het vlak van het opstellen van het projectplan.

  • 2 In de startfase komen de samenwerkingspartners in aanmerking voor subsidie in natura door inzet van leden van het serviceteam ten behoeve van activiteiten op het vlak van het startgereed maken van het regionaal transfercentrum, zoals inrichting van werkplekken, opzetten van infrastructuur ICT, het maken van een website etc.

  • 3 In de aanjaagfase komen de samenwerkingspartners in aanmerking voor subsidie in natura door inzet van leden van het serviceteam ten behoeve van activiteiten op het vlak van de begeleiding van onderwijspersoneel van werk naar werk.

  • 4 In de consolidatiefase komen de samenwerkingspartners in aanmerking voor subsidie in natura door inzet van leden van het serviceteam ten behoeve van het opstellen van een evaluatierapport.

Artikel 4. Kosten die voor subsidie in euro’s in aanmerking komen

  • 1 In de planfase komen voor subsidie in aanmerking de salariskosten van de persoon, die namens dan wel op verzoek van de samenwerkingspartners activiteiten, gericht op de totstandkoming van het projectplan, op het verkrijgen van draagvlak daarvoor en op de ondertekening daarvan door één of meer tot de samenwerkingspartners behorende bevoegde gezagen coördineert en begeleidt. Deze salariskosten komen alleen dan voor subsidie in aanmerking, indien de persoon in kwestie in dienst is van één of meer van de tot de samenwerkingspartners behorende bevoegde gezagen. Voorts worden alleen de feitelijke gemaakte salariskosten gesubsidieerd tot het in artikel 2 lid 5 genoemde maximum voor deze fase. Deze feitelijk gemaakte salariskosten blijken uit de documenten als bedoeld in artikel 7 lid 7.

    Voorts komen voor subsidie in aanmerking de feitelijk gemaakte kosten van communicatie met de tot de betreffende samenwerkingspartners behorende bevoegde gezagen tot het in artikel 2 lid 5 vermelde maximum. Ten bewijze van de gemaakte kosten wordt een afrekening aan het bestuur overgelegd voorzien van facturen/betaalbonnen met (in kopie) betaalbewijzen, getekend voor akkoord bevonden en (bij levering van goederen) van de pakbon(nen) in kwestie.

  • 2 In de startfase komen voor subsidie in aanmerking de salariskosten van de persoon, die namens dan wel op verzoek van de samenwerkingspartners de activiteiten, gericht op de inrichting en opstart van het centrum coördineert, begeleidt en/of (deels) uitvoert. Deze salariskosten komen alleen dan voor subsidie in aanmerking, indien de persoon in kwestie in dienst is van één of meer tot de samenwerkingspartners behorende bevoegde gezagen.

    Voorts worden alleen de feitelijk gemaakte salariskosten gesubsidieerd tot het in artikel 2 lid 5 genoemde maximum voor deze fase. Deze feitelijk gemaakte salariskosten blijken uit de documenten als bedoeld in artikel 7 lid 7.

    Voorts komen voor subsidie in aanmerking de feitelijk gemaakte kosten voor de inrichting van maximaal drie werkplekken per centrum, ICT, databases en dergelijke in de vorm van het vaste bedrag als in artikel 2 lid 6 voor deze fase genoemd. Ten bewijze van de gemaakte kosten wordt een afrekening aan het bestuur overgelegd voorzien van facturen/ betaalbonnen met (in kopie) betaalbewijzen, getekend voor akkoord bevonden en (bij levering van goederen) van de pakbon(nen) in kwestie.

  • 3 In de aanjaagfase komen voor subsidie in aanmerking de salariskosten van de persoon die de werkzaamheden van het centrum aanstuurt dan wel coördineert dan wel (deels) uitvoert, dit namens de samenwerkingspartners. Deze salariskosten komen alleen dan voor subsidie in aanmerking, indien de persoon in kwestie in dienst is van één of meer tot de samenwerkingspartners behorende bevoegde gezagen dan wel in dienst van het centrum.

    Voorts worden alleen de feitelijk gemaakte salariskosten gesubsidieerd tot het in artikel 2 lid 5 genoemde maximum voor deze fase. Deze feitelijk gemaakte salariskosten blijken uit de documenten als bedoeld in artikel 7 lid 7.

    Voorts komen voor subsidie in aanmerking de kosten, verbonden aan uitgevoerde individuele begeleidingstrajecten van werk naar werk van personeelsleden, in dienst van één of meer van de in het centrum samenwerkende bevoegde gezagen tot de maxima als genoemd in artikel 2 lid 7 voor deze fase genoemd.

    De hoogte van de te verstrekken subsidie wordt vastgesteld aan de hand van door het centrum ingezonden, reeds door het bevoegde gezag/de bevoegde gezagen in kwestie betaalde factuur/facturen, voor akkoord getekend en met (in kopie) betaalbewijzen.

  • 4 Voor de subsidies in euro’s wordt door de contactpersoon aan het bestuur het rekeningnummer doorgegeven waarnaar de gelden overgemaakt kunnen worden. Houder van het rekeningnummer is één van de tot de samenwerkingspartners behorende bevoegde gezagen.

Artikel 5. Wijze van aanvraag van subsidieverlening

  • 1 Voor de subsidie planfase wordt bij het bestuur schriftelijk een startverklaring ingediend namens de samenwerkingspartners door de contactpersoon, die namens de samenwerkingspartners ondertekent. Daarin verklaren de samenwerkingspartners zich te willen inspannen om te komen tot een projectplan dat wordt goedgekeurd door de stuurgroep. Bij deze startverklaring wordt een schriftelijk verzoek gevoegd om in aanmerking te komen voor de subsidies als bedoeld in artikel 2 lid 5 van de subsidieregeling onder vermelding van de contactpersoon en van het rekeningnummer waarnaar subsidiegelden kunnen worden overgemaakt.

  • 2 Voor de subsidie startfase wordt door de contactpersoon bij het bestuur schriftelijk een projectplan ingediend. Bij dit projectplan wordt een schriftelijk verzoek namens de samenwerkingspartners gevoegd om het projectplan goed te keuren en om in aanmerking te komen voor de subsidies als bedoeld in artikel 2 lid 6 van de subsidieregeling.

  • 3 Voor de subsidie aanjaagfase wordt bij het bestuur namens de samenwerkingspartners door de contactpersoon een schriftelijk verzoek ingediend om in aanmerking te komen voor de subsidies als bedoeld in artikel 2 lid 7 van de subsidieregeling. In dit verzoek verklaren de samenwerkingspartners dat het centrum gereed is het goedgekeurde projectplan uit te voeren.

  • 4 Voor de subsidie consolidatiefase wordt bij het bestuur door de contactpersoon namens de samenwerkingspartners een schriftelijk verzoek ingediend om in aanmerking te komen voor de subsidie als bedoeld in artikel 2 lid 8 van de subsidieregeling. Dit verzoek dient uiterlijk 29 februari 2016 door het bestuur ontvangen te zijn.

Artikel 6. Subsidieverlening

  • 1 Aanvragen tot subsidieverlening die na 29 februari 2016 door het bestuur ontvangen worden, worden buiten behandeling gelaten.

  • 2 De behandeling van een aanvraag tot subsidieverlening voor een betreffende fase wordt bij voorbaat opgeschort indien voorafgaand aan deze aanvraag tot subsidieverlening reeds door tien andere groepen van samenwerkingspartners subsidie is aangevraagd. Behandeling van aanvragen gaat op volgorde van binnenkomst. Indien de hiervoor bedoelde tien aanvragen leiden tot subsidieverlening, wordt de opgeschorte subsidieaanvraag afgewezen. Indien minstens één van de tien aanvragen niet leidt tot subsidieverlening, dan wordt de opgeschorte aanvraag alsnog in behandeling genomen. De behandeling van de opgeschorte aanvragen gaat ook op volgorde van binnenkomst.

  • 3 De aanvraag tot subsidie voor de planfase wordt niet toegekend indien er geen ondertekende startverklaring wordt overgelegd als bedoeld in artikel 5 lid 1.

  • 4 De subsidie voor de startfase wordt niet toegekend als er geen projectplan als bedoeld in artikel 1 lid 12 wordt overgelegd. De subsidieaanvraag wordt voorts niet verleend als het projectplan niet dan wel onvoldoende voldoet aan één of meer van de in het format vastgelegde eisen, maar niet voordat de samenwerkingspartners in de gelegenheid zijn gebracht het projectplan conform het format in te dienen. De samenwerkingspartners worden schriftelijk in kennis gesteld van de eisen waaraan het ingediende projectplan niet of onvoldoende voldoet.

    Indien niet uiterlijk op 15 december 2015 een projectplan is ingediend dat aan de in het format gestelde eisen voldoet, wordt geen subsidie verleend als bedoeld in artikel 2 sub 6, 7 en 8.

  • 5 De aanvraag tot subsidie voor de aanjaagfase wordt niet toegekend, indien de samenwerkingspartners geen ondertekende verklaring kunnen overleggen inhoudende dat het centrum gereed is om het projectplan uit te voeren.

  • 6 De samenwerkingspartners informeren het bestuur terstond wanneer één of meer van de onderstaande situaties zich voordoen:

    • a) één of meer tot de samenwerkingspartners behorende bevoegde gezagen zich terugtrekt uit de samenwerking dan wel uit het centrum;

    • b) een bevoegd gezag tot de samenwerkingspartners en daarmee tot het centrum toetreedt;

    • c) een omstandigheid zich voordoet waardoor de uitvoering van het projectplan vertraging oploopt en/of op andere wijze gevaar loopt.

  • 7 In geval lid 1 van dit artikel van toepassing is, bepaalt het bestuur in de geest van de subsidieregeling, de beschikking en het sectorplan PO wat de gevolgen zijn voor de subsidietoekenning dan wel aan welke voorwaarden de samenwerkingspartners dan wel het centrum moet voldoen om de toegekende subsidie te behouden.

  • 8 De bevoegdheid tot subsidieverlening op de aanvraag ligt bij het bestuur, maar het bestuur heeft de leden van de stuurgroep (in hun functie, dus zowel zittende leden als hun eventuele opvolgers) bij schriftelijk mandaat de bevoegdheid gegeven om namens het bestuur gezamenlijk, bij meerderheidsbesluit, te beslissen op aanvragen tot verlening, vaststelling en betaling van subsidie op basis van de subsidieregeling.

  • 9 Een aanvraag tot subsidieverlening wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat de Minister van SZW de subsidie vaststelt zoals verleend in de beschikking.

  • 10 De aanvraag tot subsidieverlening wordt geweigerd c.q. verminderd indien naar het oordeel van het bestuur gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a) de kosten van de maatregelen waarvoor subsidie wordt aangevraagd, niet voldoende zijn onderbouwd;

    • b) onvoldoende zekerheid bestaat dat de administratie van de samenwerkingspartners zal voldoen aan de daaraan gestelde eisen;

    • c) de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • d) de samenwerkingspartners niet zullen voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • e) de samenwerkingspartners niet zullen voldoen aan de verplichtingen voortvloeiend uit de beschikking, de regeling en/of de kaderregeling;

    • f) de samenwerkingspartners niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zullen afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • g) in het kader van de aanvraag en/of het verzoek als bedoeld in artikel 5 onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

    • h) de aanvraag en/of het verzoek als bedoeld in artikel 5 voor een betreffende fase te laat wordt ingediend;

    • i) in het geval de aanvraag betrekking heeft op een bestaande voorziening die naar aard en doelstelling gelijk te stellen is aan een transfercentrum;

    • j) indien de aanvraag betrekking heeft op een activiteit die is aan te merken als een activiteit in artikel 2 en/of 3 en welke activiteit ten tijde van de subsidieaanvraag reeds was aangevangen of afgerond.

  • 11 Indien de aanvraag in de betreffende fase compleet en volledig is ingevuld, beslist het bestuur binnen vier weken na ontvangst van het verzoek omtrent de betreffende fase over de verlening en de hoogte van de subsidie.

  • 12 Indien uit de aanvraag van de subsidie volgt dat voor de beslissing op de verlening een langere termijn nodig is dan de in het vorige lid genoemde termijn, dan bericht het bestuur de samenwerkingspartners zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag van de termijnverlenging, die maximaal 4 weken kan bedragen.

Artikel 7. Administratie

  • 1 De samenwerkingspartners dragen volledige zorg voor een correcte, inzichtelijke en controleerbare administratie die voldoet aan alle daartoe gestelde eisen zoals vervat in deze subsidieregeling en de ‘Regeling cofinanciering sectorplannen’ van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

  • 2 De samenwerkingspartners zullen alle wijzigingen in de uitvoering van het projectplan schriftelijk tijdig voorleggen aan het bestuur. Het is ter beoordeling van het bestuur of wijzigingen in de uitvoering van het projectplan kunnen worden gehonoreerd.

  • 3 De beoordeling of kosten worden gesubsidieerd, op basis van de door de samenwerkingspartners aangeleverde declaraties en bewijsstukken is voorbehouden aan het bestuur.

  • 4 De samenwerkingspartners dragen zorg voor juiste en tijdige aanlevering van declaraties en bewijsstukken op aangeven van het bestuur.

  • 5 Voor de financiële verantwoording van externe kosten geldt de volgende bewijsvoering en minimale eisen:

    • a) Een gewaarmerkte kopie factuur van de geleverde producten en of diensten. De factuur is eenduidig te relateren aan activiteiten uit het projectplan. De factuur is op naam gesteld van de samenwerkingspartners of een daartoe behorend bevoegd gezag. De factuur voldoet aan alle fiscale en boekhoudkundige eisen.

    • b) Een gewaarmerkt betaalbewijs van de onder artikel 6.5 sub a genoemde factuur. Het betaalbewijs betreft een bankafschrift of een print screen van een online betaalsysteem op basis waarvan eenduidig kan worden vastgesteld dat de kosten zijn betaald.

    • c) Een bewijs dat de prestatie (product en of dienst) waarvoor betaald is ook daadwerkelijk geleverd is. Dit kan onder meer zijn:

      • Een bewijs van deelname in het geval van een opleiding;

      • Een pakbon in het geval van een geleverd product;

      • Rapporten, notulen, gespreksverslagen, communicatie in he geval van advies- en begeleidingsdiensten;

      • Communicatiemateriaal in het geval van communicatie activiteiten.

    • d) Een ordentelijk doorlopen inkoopprocedure met de daarbij behorende bewijsstukken. Dit kan onder meer zijn:

      • Een gepubliceerde en/ of verstuurde uitvraag naar producten en/ of diensten

      • Een gepubliceerde en/ of verstuurde procedure en beschrijving (bestek)

      • De ontvangen inschrijvingen van leveranciers

      • Een vergelijking van de inschrijvingen en een voorgenomen keuze

      • Een besluit en gunning van de opdracht

  • 6 De samenwerkingspartners dragen zorg voor een correcte waarmerking van de factuur en het betaalbewijs doordat:

    • a) een betrokken en daartoe bevoegde functionaris namens de eigenaar van het document een handtekening en de datum van waarmerking op de kopie van het document plaatst;

    • b) de functionaris noteert zijn/haar naam op de kopie van het document onder de handtekening en datum;

    • c) daarbij wordt aangegeven dat het gaat om een ‘kopie van het origineel’.

  • 7 Voor de financiële verantwoording van interne kosten geldt de volgende bewijsvoering en minimale eisen:

    • a) een gewaarmerkte kopie van de arbeidsovereenkomst van de persoon in kwestie

    • b) een rechtsgeldig namens het bevoegd gezag van het schoolbestuur in kwestie ondertekend addendum op deze arbeidsovereenkomst, waarin het schoolbestuur verklaart dat de persoon in kwestie voor een nader aangegeven percentage van het dienstverband in kwestie wordt ingezet ten behoeve van de samenwerkingspartners en/of het regionaal transfercentrum onder vermelding van de activiteiten die de persoon in kwestie zal verrichten. Dit percentage dient lager te zijn dan 100.

  • 8 Voor de verantwoording van de hierna sub a en b bedoelde deelnemers gelden de volgende minimale eisen:

    • a) Voor alle deelnemers in het projectplan in de vorm van werk tot werk te begeleiden onderwijspersoneel waarvoor subsidie wordt aangevraagd en kosten worden gedeclareerd worden de volgende gegevens vastgelegd en opgenomen in de declaratie, waartoe de deelnemers in kwestie toestemming verlenen, één en ander met inachtneming van de Wet bescherming persoonsgegevens en de Wet op de privacy:

      • Naam

      • Geslacht

      • BSN of sofinummer

      • Geboortedatum

      • (voormalig) Werkgever

      • Nieuwe werkgever (indien van toepassing)

      • Aan welke werk naar werk activiteiten heeft de deelnemer deelgenomen

      • Startdatum van de activiteiten

      • Einddatum van de activiteiten

    • b) Voor alle sub a bedoelde deelnemers in het projectplan waarvoor subsidie wordt aangevraagd en kosten worden gedeclareerd worden de volgende bewijsstukken aangeleverd:

      • Kopie ID bewijs

      • Getekende deelnameverklaring (conform het format van de Stichting Participatiefonds

    • c) Declaraties met betrekking tot van werk naar werk trajecten worden door de samenwerkingspartners gebundeld per kwartaal achteraf bij het bestuur ingediend.

Artikel 8. Controle

  • 1 Het bestuur behoudt zich het recht voor om aanvullend bewijsmateriaal op te vragen bij de samenwerkingspartners als het bestuur denkt dat dit noodzakelijk is om de rechtmatigheid en doelmatigheid van de activiteiten, de kosten en gevraagde subsidie aan te tonen.

  • 2 De samenwerkingspartners zullen volledig meewerken aan alle controles die het bestuur, het Agentschap SZW, door het Agentschap SZW ingehuurde derden en/of de Rekenkamer wensen uit te voeren met betrekking tot het uitgevoerde projectplan.

  • 3 De samenwerkingspartners zullen hiertoe inzage geven in alle administratieve gegevensdragers.

  • 4 Indien de samenwerkingspartners weigeren om dergelijke afspraken te maken, dan zullen de daaruit voortvloeiende financiële consequenties met betrekking tot het eventuele recht op subsidie, volledig voor rekening van de samenwerkingspartners blijven.

  • 5 Indien bij een controle een fout met financieel gevolg wordt vastgesteld en deze wordt geëxtrapoleerd over de ongecontroleerde massa, dan komt de hieruit voortvloeiende correctie voor rekening van de samenwerkingspartners.

Artikel 9. Subsidievaststelling

  • 1 Na afloop van de consolidatiefase, dienen de samenwerkingspartners bij het bestuur een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in. De bevoegdheid tot subsidievaststelling ligt bij het bestuur, maar zal feitelijk worden uitgeoefend door de stuurgroep op basis van het in de considerans en in artikel 6 lid 8 bedoelde mandaat.

  • 2 Bij de aanvraag tot subsidievaststelling tonen de samenwerkingspartners aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de bij de betreffende fase aan de subsidie verbonden verplichtingen. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling leggen de samenwerkingspartners rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 3 Het bestuur stelt de samenwerkingspartners alsnog in de gelegenheid te voldoen aan de verplichting als bedoeld in lid 2, indien en voor zover daaraan niet (volledig) is voldaan op 1 april 2016. Het bestuur stelt de samenwerkingspartners hiervan schriftelijk in kennis onder vermelding van de termijn waarbinnen alsnog aan de verplichting(en) kan worden voldaan. Activiteiten waarvan geen rekening en verantwoording heeft plaatsgevonden, blijven buiten beschouwing bij de vaststelling van de subsidie.

  • 4 Het bestuur stelt de krachtens artikel 6 van de subsidieregeling verleende subsidies vast, rekening houdende met de verdeling als bedoeld in artikel 2.

  • 5 Het bestuur stelt de subsidievaststelling als bedoeld in lid 1 in beginsel binnen 30 dagen na ontvangst van de aanvraag vast, maar in ieder geval niet eerder dan nadat in vervolg op de beschikking de subsidievaststelling door dan wel namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op het sectorplan PO heeft plaatsgevonden.

  • 6 In het geval de Minister de subsidie lager vaststelt dan is verleend in de beschikking, is het bestuur bevoegd bij de vaststelling een beroep te doen op de opschortende voorwaarde als bedoeld in artikel 6 lid 9. Verlaagde vaststelling van de subsidie door de Minister zal bij toepassing van die voorwaarde leiden tot evenredige verlaging van de subsidie van het bestuur.

Artikel 10. Slotbepalingen

  • 1 Subsidies in natura die voorlopig worden toegekend, worden voor 100% in natura geleverd. Dergelijke subsidies kunnen niet op enigerlei wijze door de samenwerkingspartners worden teruggevorderd, dus ook niet bij intrekking, verlaging of andere wijziging van de subsidieverstrekking.

  • 2 Subsidies in euro’s die voorlopig worden toegekend (dus op de voet van artikel 6), worden bij wijze van voorschot voor 50% uitbetaald. De uitbetaling van de resterende 50% is afhankelijk van de definitieve vaststelling als bedoeld in artikel 9. Het op basis van artikel 9 vastgestelde subsidiebedrag wordt uitgekeerd onder verrekening van de betaalde voorschotten. Indien en voor zover bij de definitieve vaststelling van subsidie in euro’s het bedrag lager is dan 50% van de voorlopig toegekende subsidie (dus lager dan de betaalde voorschotten), wordt het verschil (dus het achteraf ten onrechte uitgekeerde gedeelte van de betaalde voorschotten) door het bestuur teruggevorderd.

  • 3 Op besluiten van het bestuur in het kader van deze subsidieregeling staan bezwaar en beroep krachtens de Awb open.

  • 4 Op basis van het in de considerans, in artikel 6 lid 8 en in artikel 9 lid 1 bedoelde mandaat zal de stuurgroep direct na ontvangst daarvan in het bezit worden gesteld van alle in het kader van de subsidieregeling aan het bestuur verstrekte documentatie en informatie, daaronder begrepen de aanvragen. Voorts komen op grond van dat mandaat aan de stuurgroep alle rechten toe, die in de subsidieregeling aan het bestuur worden toegekend.

  • 5 Het bestuur is bevoegd de subsidieregeling te wijzigen.

  • 6 In gevallen waarin de subsidieregeling niet voorziet, beslist het bestuur.

  • 7 Deze regeling treedt in werking op 7 juli 2014.

  • 8 Deze regeling wordt aangehaald als “de subsidieregeling regionale transfercentra PO”.

Format projectplan

Als bedoeld in de Subsidieregeling Regionale Transfercentra PO, artikel 1.12.

PROJECTPLAN

VOORBLAD

  • 1. Statutaire namen en bestuursnummers van de participerende schoolbesturen.

  • 2. Per schoolbestuur lijst van de daaronder vallende brinnummers.

  • 3. Totaal FTE op datum ondertekening projectplan, in dienst van de schoolbesturen onder 1. genoemd. Dit betreft zowel onderwijzend personeel (OP) als onderwijsondersteunend personeel (OOP) als directie. Ook tijdelijke dienstverbanden moeten worden meegenomen. Vervangingsbetrekkingen blijven buiten de berekening tenzij het personen, in dienst van een (al dan niet door het Vervangingsfonds bekostigde) vervangingspool betreft.

  • 4. Naam, functie, adres, emailadres, vast telefoonnummer en mobiel nummer van de contactpersoon als bedoeld in artikel 1.12 van de Regeling. De correspondentie inzake de subsidieregeling verloopt uitsluitend via de contactpersoon.

  • 5. IBAN-nummer waarop de subsidiegelden ten behoeve van de samenwerkingspartners regionaal transfercentrum gestort kunnen worden onder vermelding van de rekeninghouder.

  • 6. Periode die het projectplan beslaat. Let op: dit dient vier jaren (4 x 12 maanden) te zijn vanaf de aanvang van de startfase (artikel 1.14 van de subsidieregeling).

  • 7. Ondergetekenden, die bevoegd zijn in en buiten rechte de schoolbesturen als onder 1. vermeld te vertegenwoordigen, verklaren het volgende:

    • 1. Zij zijn voornemens als samenwerkingspartners gezamenlijk een regionaal transfercentrum op te richten, als bedoeld in het Sectorplan PO en in de Subsidieregeling Regionale Transfercentra PO.

    • 2. Zij verbinden zich aan de in dit projectplan opgenomen doelstellingen rond beperking van instroom in de WW van mensen, in dienst van de schoolbesturen onder 1. genoemd.

    • 3. Zij zetten zich in dit te bereiken op de wijze als in dit projectplan uitgewerkt en met de daarbij vermelde middelen.

    • 4. Zij hebben dit plan afgestemd met de werknemersorganisaties.

    • 5. Zij hebben kennis genomen van de Subsidieregeling Regionale Transfercentra PO en verklaren dat indien en voor zover zij gebruik maken van subsidies ingevolge deze Regeling, zij de daaraan in de subsidieregeling verbonden voorwaarden accepteren.

Ondertekening:

VERVOLGBLAD

  • 1. Korte beschrijving van de regio die het samenwerkingsverband beslaat (dit kan ook door het noemen van de gemeenten in kwestie) en de geprognosticeerde autonome leerlingendaling in deze regio, of van de in het samenwerkingsverband samenwerkende schoolbesturen over de planperiode van vier jaar (langer mag ook, hoeft niet).

  • 2. Omschrijving van de doelstelling rond de beperking van de instroom van personen in de WW.

    Vermeld hierbij in ieder geval: aantal en soort (OP, OOP, directie) FTE, totaal over de vier jaar en per jaar. Let op: mede afhankelijk van de omvang van het samenwerkingsverband dient het aantal FTE dat door de samenwerking in het Regionaal Transfercentrum niet in de WW instroomt over de eerste twee jaar van het plan genomen minimaal 60 te zijn.

    Let op: subsidie-aanvragen die na 29 februari 2016 binnenkomen, worden niet meer in behandeling genomen!

  • 3. Onderbouwing waaruit blijkt op welke wijze de samenwerking in het Regionaal Transfercentrum deze beperking van instroom in de WW mogelijk maakt: welke maatregelen en middelen worden ingezet, welke acties onderneemt men, welke partijen worden daarbij betrokken, enzovoorts. Aangeven op welke wijze afstemming heeft plaatsgevonden met de werknemersorganisaties.

    Onderdeel van deze onderbouwing is de berekening welke instroom in WW als gevolg van leerlingendaling ‘onvermijdelijk’ zou zijn, als geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden die samenwerking in het Regionaal Transfercentrum biedt. Maak hiervoor gebruik van het scenariomodel van het Arbeidsmarktplatform PO.

    Let op: u kunt het natuurlijke verloop als gevolg van pensionering niet meetellen voor het behalen van de doelstelling beperking instroom mensen in de WW. Een uitzondering hierop is als deze pensionering leidt tot vacatureruimte die binnen het samenwerkingsverband ingezet kan worden om tot de beperking instroom mensen in de WW te komen. Voorbeeld: een schoolbestuur heeft drie fte die met pensioen gaan. Het schoolbestuur heeft te maken met leerlingendaling, waardoor na vertrek van de gepensioneerden 2 fte vacatureruimte heeft. Als het bestuur niet samenwerkt in een regionaal transfercentrum, hoeft dat bestuur ter vervulling daarvan geen personeel van andere besturen over te nemen, die door krimp personeel moeten gaan ontslaan. Als dat bestuur wel in een regionaal transfercentrum samenwerkt, neemt dat bestuur met ontslag bedreigd personeel over van andere besturen om zo de vacatureruimte van 2 fte in te vullen.

    Let op: instroom in de WW staat los van de vraag of u al dan niet door het vergoedingsverzoek aan het Participatiefonds komt!

  • 4. Begroting van het (beoogde) Regionaal Transfercentrum per jaar en voor vier jaar, waarin zichtbaar is gemaakt welke middelen de samenwerkende besturen zelf inzetten om de beperking instroom in de WW te bereiken en welke middelen (in geld of in natura) in het kader van de subsidieregeling worden ingezet.

    Maak voor dit laatste zichtbaar welke prestaties met de inzet van de subsidies worden geleverd.

    De begroting moet tevens aannemelijk maken dat het Regionaal Transfercentrum ook na de loopduur van het Sectorplan PO (dus na 1 april 2016) levensvatbaar is en in ieder geval de beoogde planperiode van vier jaar actief blijft om de doelstellingen rond de beperking instroom in de WW te bereiken.